“Curieplein” wordt omgeroepen. Hier moet ik
er uit. Als het geluid van de metro is
verstomd klinken alleen nog mijn voetstappen op het kille perron. Via de
roltrap kom ik in de hal waar langs de glazen wanden enkele sjofel geklede
Afrikanen dicht bij elkaar staan. Ze kijken even mijn kant op maar vervolgen al
weer snel hun gesprek Het Curieplein is een wirwar van busbanen, tramrails en
-leidingen, fietspaden, autowegen en een
enkel zebrapad. De vele stoplichten knipperen op oranje. Alleen de stank van
uitlaatgassen herinnert nog aan de avondspits.
Ik doe het bovenste knoopje van mijn jack
dicht en trek mijn muts wat steviger over mijn oren. Aan de overkant, bij die
drie kantoortorens begint de Havenstraat.
“Helemaal uitlopen en dan naar rechts,”
heeft Hasim gezegd.
Als ik langs de kolossale betonnen
bedrijfspanden loop, die de donkere, uitzonderlijk brede Havenstraat markeren,
hoor ik het angstaanjagend, aanzwellend geluid van sirenes. Met hoge snelheid
passeren twee ambulances, een brandweerwagen en een ladderwagen.
“Ga je mee, schat,” vraagt een ondervoed en veel te schaars gekleed
heroïnehoertje me op de hoek met de Keileweg.
Ze duikt opeens op achter de oplegger van een geparkeerde vrachtwagen.
Verschrikt glimlach ik en schud mijn hoofd.
Verderop in een donker, beschut hoekje van
het bouwvallige bedrijfspand van de ‘Coöperatie’,
ligt iemand, in elkaar gedoken, onder een paar kartonnen dozen, luidkeels te
snurken.
Achter de ‘Coöperatie’ verrijst de grauwe
flat waar Hasim moet wonen. Daar staan de ambulance en brandweerwagens van zoëven.
Op een balkon, vier hoog, schuift een brandweerman, een brancard op de
uitgeschoven ladder. Traag beweegt die in de richting van de ziekenwagen. Ik
blijf even staan en kijk ernaar. Op de brancard, aan de zuurstof, ligt, met gesloten ogen, mijn collega Hasim.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten