Maaszicht 1
Zij heeft haast vanochtend. Ze hoort de wekker wel maar
draait zich nog even om. Kwart over acht schiet ze wakker. Over een kwartietje
moet ze op school zijn. Vader, moeder, broertje en zusje waren al de deur uit.
Geen tijd meer om te douchen. Haar kammen, eten, vlug aankleden en wegwezen,
dan kan ze het nog net halen. De broek van gisteren kan ze niet meer aan. Daar
zit een chocolademelkvlek op. Bij het bloesje van gisteren heeft ze geen
passende broek. Dan ook maar een ander bloesje. Snel drinkt ze een paar slokken
van het drinkontbijt en pakt een mandarijn van de fruitschaal. Schoolspulletjes
in de tas gooien, jas aan en wegwezen.
In de lift van de 11e naar de begane grond eet ze
haar banaan en mandarijn schrokkerig weg. De schillen gooit ze in de hoek van
de lift. Ze rent de het flatgebouw uit om 3 minuten voor half negen. Ze zou het
net redden, die ochtend.
Hij heeft geen zin om op te staan als zijn vrouw die ochtend
om 9 uur de deur uitgaat. Hij is al een tijdje in de ziektewet en is langzaam
de structuur van zijn dag kwijtgeraakt.
Hij hoort nog wel de deur dichtslaan dan draait hij zich om: nog even
wegdommelen. Als hij enige tijd later zijn bed uit strompelt ziet hij dat het
half elf is. Weer veel te lang geslapen. Even piesen, een boterhammetje snijden
en beleggen; kopje thee in magnetron en z’n krantje halen.
Hij stapt op de 13e in de lift en ziet de bananen-
en mandarijnenschillen in de hoek van lift liggen. ‘Weer zo’n aso’ denkt hij.
Hoe kom je er toch in godsnaam bij om de lift als vuilnisbak te gebruiken? De
supertrage lift bereikt na een minuut of 3 de begane grond. Hij loopt, zo goed
en zo kwaad als hij kan lopen, naar de brievenbus om er zijn krant uit te halen
…en een zooi reclameblaadjes. Hij kan de krantenkoppen nog niet lezen want hij
heeft zijn bril nog niet op. Gelukkig heeft nog niemand anders de lift nodig
gehad, dus kan hij weer met dezelfde lift terug. De schillen liggen er natuurlijk
ook nog. Hij pakt met een stel reclameblaadjes de schillen op en verwerkt het
geheel tot een prop. “Ongelooflijk” mompelt hij nog. Weer in zijn flat
aangekomen loopt hij gelijk door naar de vuilnisbak en gooit de prop daar in.
Hij zet zijn bril op, pakt zijn boterham en kopje thee en nestelt zich in zijn
onbijtstoel. Burgers moeten elkaar aanspreken op ongewenst gedrag.
Stadsetikette in Rotterdam leest hij. Wie moet ik in deze flat in godsnaam
aanspreken?
Geen opmerkingen:
Een reactie posten