Het is bijna half acht ‘s ochtends. Ik ben aan het hardlopen. Trainen voor de marathon. Mijn aandacht wordt getrokken door zo’n groen Heineken blikje onder een bankje langs de Maas. Vannacht heeft natuurlijk iemand op dat bankje relaxed een biertje zitten drinken. Hij moet zijn handen even vrij hebben … om een sjekkie te draaien of te piesen … ik verzin maar wat … dus zet ie het blikje weg … onder het bankje. Ik moet nog ruim een uur … nu eerst die steile brug hier.
Hij heeft vannacht heel wat biertjes op. De afvalbak naast het
bankje zit vol met blikkies. Opeens ziet hij aan de overkant van de Maas, vaag een
vrouwspersoon wenken en wuiven. Pardoes duikt hij, zonder acht te slaan op de
sterke stroming, de rivier in. Hij moet er daar, met zijn kleren aan, zijn
ingedoken. Alleen dat blikje Heineken staat daar nog onder die bank. Recht naar
de overkant zwemmen kan nooit door die stroming. Hij wordt minstens vijfhonderd
meter richting zee gesleurd, voordat hij op de kant kan klauteren … Het is koud: 5 graden.Celsius. Als hij het redt,
is het de alcohol die het hem doet. De vrouw is nog ver weg … van hem gescheiden door de scheepswerf en
een haven. Onvermoeibaar zwaait ze naar hem.
Zijn energie is op. Het koude water werkt
verlammend op zijn spieren Hij voelt zich dizzy. Veel erger wordt het niet … de
andere oever is bereikt. Hij heeft nu snel hulp nodig. Vlakbij de rivier staan
huizen. Het is al ochtend, tegen acht
uur. Hij belt aan bij het eerste hoekhuis. Een grote hond gaat als een dolle te keer. Boven hem uit het
raam vraagt een slaperig mannenhoofd ‘wat of hij mot’. Maar de man uit het raam
wil helemaal niet weten ‘wat hij mot’. ‘Oprotten en gauw een beetje of ik bel ik de politie’. Bij een volgend huis,
krijgt hij niet eens de kans om aan te bellen: met een bijl in zijn hand staat
de bewoner in de deuropening al klaar om op hem in te hakken.
Bij het zesde huis heeft hij succes. Voor hem
staat ‘de wuivende vrouw’; een jaar of vijfendertig, schat hij. Ze heeft een
licht doorschijnende, roze nachtpon aan. Haar steile blonde haren reiken net
tot op haar schouders. Op haar linkerarm zit een cyperse kat.
“Wat is
er met jou aan de hand?”
“Ik zit
aan de overkant van de rivier, drink een paar biertjes … dan zie ik jou aan de
andere kant van de Maas me wenken en naar me zwaaien. Impulsief duik ik de Maas
in … en hier ben ik dan. ”
‘Jij bent me een mafkees! Nou eh … kom dan maar even binnen … doe die natte kleren gauw uit … dan zal ik een
warm bad voor je maken.’
Ik ben nog aan het trainen; een half uurtje
hooguit.
Dit is nog eens een aangenaam einde van dit ‘bierblikje’
verhaal … althans vanuit het perspectief van die zwemmer. Voor hetzelfde geld
verzuipt die man en ligt hij over paar dagen levenloos op het strand … en niet
in het minst: wat zou hem nog te wachten staan na dat warme bad? Geen idee.
Voor mij zou dit verhaal best eens slecht kunnen
aflopen. Die blonde vrouw is toevallig mijn vrouw … Ik wou dat ik dat bierblikje nooit gezien had.
Dan had onder de training dit rare verhaal tenminste niet in mijn hoofd
gezeten.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten