Zelden zo’n energieke vrouw gekend als Tanja. Ze is al tegen de zestig; drie kinderen heeft ze. Haar eerste en enige huwelijk loopt binnen twee jaar op de klippen. Er zijn dan al twee kinderen. De derde, Theo, het nakomertje, is nu 15 … en na die 15 jaren weet nog niemand in de buurt wie zijn vader is. Tanja staat graag, met Jan en Alleman, over van alles en nog wat te babbelen. Maar over het hoe, waar en waarom van Theo, rept ze met geen woord. Met niemand niet. Maakt mij niet uit. Ik ga het toch niet doorvertellen. Voor iedereen is het zo klaar als een klontje, dat de vader iemand moet zijn met van die schuine spleetoogjes, Chinees, Japans, Vietnamees of Koreaans. Theo heeft namelijk ook van die schattige oogjes en de bouw van een Sumo worstelaar.
Een van mijn medeburen vertelt me, dat er rond geboorte van
Theo een Chinees restaurant in de buurt
is, waar Tanja zo af en toe wat bijklust. De eigenaar is een knappe,
charmante man. Er wordt bij die Chinees
veel meer afgehaald dan normaal. Maar dat komt niet alleen omdat die
eigenaar zo’n leuke vent is. Zijn éten is óók hemels. Met name de gado-gado.
Verrukkelijk zelfs. Maar of Tanja, die Chinees en Theo iets met elkaar te maken
hebben, vertelt dat verhaal niet ....en is dat dan erg? Welnee!
Tanja’s oudste kinderen zijn al weer jaren de deur uit. Het zijn dertigers. Getrouwd. Hebben allebei
een kind. Tanja is de oppas-oma; haalt haar kleinkinderen uit school en moet ze
bezighouden tot paps en mams ze op komen halen. Soms eten de kleinkinderen ook bij oma Tanja
mee.
Een keukenprinses is ze niet en zal ze ook nooit worden. Ze
kookt op laag blo-niveau: ‘spruitjes, aardappeltjes, balletje gehakt, een bakje
yoghurt met roosvicee toe. Daar ben ik goed in, ook in variaties daarop maar
dat kan iedere boerentrien toch?! Van
mijn 19e af doe ik het al zo. Ziek ben ik zelden of nooit. Energie heb ik meestal
genoeg.'
Voor haar hoeven dingen nooit zo precies op tijd te gaan.
Zoals eten bijvoorbeeld. Ikzelf moet
altijd zo rond acht uur ’s morgens, twaalf uur ’s middags en zes uur ’s avonds
wat eten. Zielig eigenlijk wel maar zo
is het nu eenmaal. Tanja eet alleen wanneer ze honger heeft. Haar kleinkinderen
weten inmiddels wel, dat ze, als ze trek hebben, wat uit de kast kunnen pakken.
‘Wacht maar niet op mij hoor, jongens!’ roept Tanja dan, ‘er
liggen nog tuccies en een paar bounty’s in de voorraadkast. Of neem wat van de fruitschaal.’ Lachend voegt ze er
aan toe, dat ze zich die laatste opmerking net zo goed kan besparen. 'De jeugd
heeft tegenwoordig een ooftfobie’, geloof ik. Die zoete snoeptroep, die gaat er
in als koek. Tanja snoept zelf ook wel
eens; gedroogd fruit: pruimen abrikozen, rozijnen. Als ze eens een dipje heeft
trakteert ze zichzelf op een magnum, je weet wel, dat populaire ijskoude pakje
boter met een dikke laag chocola en een houtje d’r in. Ze
zal er geen grammetje van aan komen. Daar is ze veel te energiek voor, Tanja,,
een jonge meid van bijna zestig.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten