Nog geen zes weken geleden haalt mijn zoon Bart zijn rijbewijs. Toevallig precies op mijn verjaardag gaat hij op vakantie. Naar Zuid-Europa. Italië of Spanje, wat het precies zal worden weet hij nog niet … of liever gezegd weten zij nog niet, want hij gaat met twee vrienden … in mijn auto.
‘Waarom ga je niet gewoon naar de Ardennen of Zuid-Limburg’, suggereert
zijn moeder, tamelijk kansloos. Hun
besluit staat immers vast: Zuid-Europa. Drie weken. Met de auto. Mijn auto. ‘Onze
auto’, corrigeert zijn moeder.
‘Je krijgt gewoon de auto niet mee! Je bent een
veel te onervaren rijder voor het drukke verkeer in Frankrijk en zeker in Italië; daar rijden ze als idioten,’
dreigt
zijn moeder, een beetje vals toch wel.
Ze ziet Bart al in min of meer gedeformeerde toestand vroegtijdig
van zijn vakantie terugkeren. Ik vind het eigenlijk ook niet zo’n goed plan.
Maar ongelukken doen zich nu eenmaal overal ter wereld voor; ook in Sittard en Delfzijl.
Zowel met ervaren als onervaren chauffeurs als slachtoffer. Ik besluit niet
dwars te gaan liggen en hem de kans te geven wat rijervaring op te doen.
Bovendien staat onze auto anders toch alleen maar voor de deur.
’Dat merken we dan vanzelf wel,’ zegt Bart. Ze organiseert ook een
beknopte cursus doe-het-zelf voor de beginnende automobilist (o.a. krikgebruik,
oliepeil controleren en bijvullen ruitenwisservloeistof). Bart heeft er
nauwelijks tot geen belangstelling voor. Vlak voor zijn vertrek, legt ze hem nog het bericht op de voorpagina
van de krant onder zijn neus: zwarte zaterdag in Frankrijk: 500 kilometer files.
De weersvoorspelling is ook slecht: zware onweersbuien. Bart, zucht eens diep en leest rustig verder
in zijn Voetbal International.
‘Lekker hoor… een tentje
opzetten in de blubber, dat is toch helemaal niks voor jou jongen,’ maar nee … ook met deze sneeky ontmoedigingspoging,
vangt ze bot.
Automobilisten uit Noord
–West Europa wordt aangeraden om pas zondagavond op pad te gaan. Maar de
plannen van Bart en zijn vrienden worden niet meer gewijzigd.
‘Voor dàt weer had hij niet zo ver weg hoeven te gaan,’zegt ze gelijkhebberig.
Met de files valt het in het zuiden wel mee: niet de verwachte 500
maar ‘slechts’ 250 kilometer. Zijn moeder wordt er echter niet vrolijk van.
Twee dagen is hij nu op pad en nòg geen belletje van hem. Ze heeft
weliswaar zijn mobiele nummer maar dat mag alleen maar in geval van nood gebeld
worden. Anders wordt het te duur. De kosten tot de grens zijn voor haar en
vanaf de grens voor zoonlief.
‘Hij kan toch ook collect-call bellen, dat heb
ik hem nog zo gezegd en dat kost hem niks. Hij weet toch dat ik …’ zegt zijn moeder, met
tranen in haar ogen.
‘Jaaa … als!’ Zegt zijn moeder,
terwijl de tranen over haar wangen biggelen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten