Normaal loop ik met m’n baasje naar het bos. Hij laat me
daar los en daar ga ik dan een half uurtje als een dolle rondrennen. Heerlijk,
daar niet van maar één keer in de veertien dagen is wel een beetje weinig. Ik
heb gewoon wat meer nodig.…logisch toch….als een beetje hond moet je hier elke
dag willen zijn … zeker een jachthond als ik.
Als ik een week of tien in Rotterdam woon, ga ik mezelf proberen
uit te laten. Eerst thuis aan de deurknop hangen. Zo krijg ik de voordeur open
.. en later glip ik met een andere bewoner van ons pand naar buiten.
Aanvankelijk blijf ik in de buurt … in de rustige smalle straatjes……ik word dan
nog wel eens teruggebracht door een goedbedoelende buur, die vindt dat een hond
als ik niet alléén op straat hoort te lopen:
‘o, o , o, o , stoute Sita,‘ hoor ik dan, ‘jij ken toch niet
alléén buiten spelen, dat is toch veelste gevaarlijk knulletje.’
Ik laat nu alweer een tijdje mezelf uit en het gaat altijd goed.
Mijn baasjes kunnen dit niet meer terug draaien. Ik merk dat ik mijn mannetje
wel sta in het verkeer. Ik steek heus niet over bij een rood stoplicht en ook
als er geen stoplicht is, stoppen ze toch
wel voor mij. Jee heeft er nu ook vertrouwen in dat ik goed op mezelf pas. Hij
doet tegenwoordig zelf de deur voor me open. Zijn manier om mij uit te laten. Ze hebben een chip
in mijn lijf laten zetten. Als ik eens mocht verdwalen, weten ze bij de politie
precies wie ik ben, waar ik woon etc. Kunnen ze me scannen. Zodoende ben ik nu
bijna elke dag aan de Kralingse Plas te vinden. Soms komt er ineens een mens
naar me toe, dat me begint te aaien. Meestal een of andere kennis van Jee en
Carola. `Wat doe jij hier zo alleen, Sitaatje? Is je baasje hier ook?’ Op die
vragen weet ik geen antwoord. Mensen verstaan toch geen hondentaal. Dus doe ik
geen moeite. Bovendien heb ik het hier veel te druk met andere leuke dingen ...
konijnen, duiven, zwemmen.
Oei, dit is even pech hebben. Ik let even niet goed op. Een vent
in een blauwe broek, een wit overhemd en
een blauwe pet op zijn kop, maakt mij vast aan een riem. Hij sleurt me mee naar
een auto, waar een vrouw bij staat. Die vrouw is net zo gekleed als die kerel.
Ze hebben me gevangen genomen en brengen me naar een benauwd gebouwtje van de
dierenbescherming. Er zijn kooien, waar ook katten en andere honden vastzitten.
Constant gejank, geblaf en gemiauw. Niet goed word ik er van. Ik val in de kooi
waar ze me induwen, meteen in slaap.
Hoe lang het allemaal geduurd heeft weet ik niet. Een soort
bewaker maakt mijn kooi open, doet me aan de riem en trekt me naar buiten. Hé, daar
zie ik Jee staan! Door die chip van mij hebben ze hem snel kunnen vinden. Ik
ben dolgelukkig hem te zien, spring vrolijk tegen hem op en lik hem van vreugde
in zijn gezicht. Jee aait me wel en geeft zachte klopjes op mijn rug maar hij
lijkt me toch niet echt blij.
‘Honderd euro krijg ik van u, meneer Jee, voor de kooikosten
en de prik.’ zegt de man van de dierenbescherming. PriK?! O, dat is het. Ik dacht al wat voel ik
toch in me poot. Een prik tegen hondsdolheid, die geven ze hier aan alle
loslopende honden, die ze op pikken.
Ze worden hartelijk bedankt!
(wordt vervolgd)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten