‘Ik weet zeker dat jullie veel plezier aan Sita zullen
beleven,’ zegt Ton. ‘Ja, dat denk ik ook,’ zegt Ans. De schijnheilen. Ze gaan weg, aaien me nog even … voor mij
hoeft dat helemaal niet … ben blij dat ik van dat stel af ben, dat wil je niet
weten. Ik ga echt geen uitgebreid afscheid van ze nemen … een knuffel voor de
baby? … ach, ze verstaan me toch
niet.
Dalijk lekker effe naar buiten, met Jee of Carola, maakt mij
niet uit. ‘k sta wel op klappen.
Vier keer per dag word ik hier uitgelaten, wow. Leuke buurt
ook. Wel oud. Veel smalle straatjes. Nauwelijks groen. Er staan een paar bomen
op een smal strookje gras langs het water. Lekker voor een frisse duik. Te
weinig bomen hier. Aan elke boom ruik ik wel honderd verschillende reuen. Ik
kan niet alles ruiken. Kan niet overal bij. Sommige plasjes zitten veel te hoog
voor mij.
Jee doet zijn best om me het naar de zin te maken. Hij roept
‘Sita’ en staat met een tak in zijn hand … oké dan, laat ik hem zijn zin maar geven.
Ik ren naar hem toe en spring hoog op (daar ben ik goed in) om die tak te
pakken. Dat lukt me nu niet omdat Jee die tak stiekem ineens een stuk hoger
houdt. Dan zwiept hij die tak een eind weg … ’zoek’ roept hij dan. Ik ga de tak
halen … leg hem voor Jee zijn schoenen. ‘Braaf zo Sita’ zegt hij dan en aait me.
Gooit ie de tak wèèr weg … breng ik hem wèèr terug … enz … enz … ja, daaaag, na
vijf keer heb ik het wel gezien. Ik ga nu in ieder geval even wat anders doen …
beetje rondsnuffelen. Hopen liggen er genoeg. In alle soorten en maten. Even
een kleine inspectie houden. Jammer. Er liggen alleen maar goed verteerde hopen
… de niet goed verteerde zijn het
lekkerst, daar zitten nog smakelijke resthapjes in.
Hallo hé, wat krijgen we nou? Daar komtklein baasje aan met
een grote hond. ‘Kom Sita, kom.’ hoor ik Jee roepen, 'kom.' Nou, ik ben echt
niet bang, hoor.
Die hond, een bouvier, wordt losgelaten … hij heeft een muilkorf op …
die sukkel. ’t Lijkt of hij dat hoort … hij komt op me af gerend … ik wacht tot
hij vlak bij mij is en dan spurt ik vlak langs hem in de richting van zijn
kleine baasje, dat nu nog vriendelijk
staat te lachen en mij zelfs over aait. Wat zou die reus gaan doen….ben
benieuwd. Oké, daar komt hij weer aan … ik ga rondjes lopen, net iets harder
dan hij … de bochten maak ik steeds iets
scherper … o, o,o, wat is dat toch moeilijk voor die grote jongen …..en
vooruit: nóg een ietsiepietsie harder…..en het bochtje nóg iets scherper en ja
hoor, daar gaat ie op zijn gemuilkorfde
bek. Geweldig! Uitgeteld.
‘Sita, kom!’ roept mijn baas dwingend. Nagenietend trippel
ik triomfantelijk naar hem toe. Hij geeft me een paar bemoedigende klopjes. Ja,
Jee is heel trots op mij. Ben wel buiten adem. Zweet me rot. Laat m’n tong zo
ver mogelijk uit mijn bek hangen.
Ondertussen heb Ik wel trek gekregen, dus ik ren als een
speer naar boven. Hoe snel ik ook boven ben, ik zal toch op Jee moeten wachten.
Als hij de deur heeft geopend, glip ik gauw vòòr hem naar binnen. Honger.
Dorst. Als ik binnenkom, zie ik tot mijn
afgrijzen die geniepige rooie kat uit mijn bak zitten eten … is ze helemaal
belatafeld … daar kan ik zo kwaad om worden…
ik jank, blaf en spurt naar mijn etensbak … de kat springt verschrikt met een
boogje over me heen en schiet langs Jee de trap op. Er is nog maar een klein pestbeetje
over in mijn bak. Dat schrok ik achter mekaar naar binnen. Ik proef niet eens
wat ik eet. Rotkat!
(wordt vervolgd)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten