Poes gaat er als een speer vandoor met een plakje cervelaat. Van mij mag ze; ik heb zelf meer dan genoeg gehad. Het is zuur voor Jee, Carola en de visite. Ik hoop dat ze ook van blote augurken kunnen genieten.
Als Carola die ‘snuggere’ kat met dat plakje cervelaat de woonkamer
in ziet rennen, ja, dan gaan natuurlijk alle alarmbellen rinkelen. Ik duik zelf
zo ver mogelijk onder de keukentafel … dicht bij enkele gevallen augurken … zodat
dat ze me niet zullen vinden … ijdele hoop, want binnen de kortst mogelijke
tijd ben ik zuur. Jee pakt me nogal fors bij mijn nekvel en zegt (onnodig
hard):’Krijg je hier niet genoeg te eten Sita? Foei!’
Hij duwt me voor straf ‘een poosje’ de badkamer in … de
badkamer … met die misselijk makende zeepgeurtjes … mensen zijn er dol op … niks
voor mij. Een poosje noemt hij dat … pas als alle bezoek weg is, mag ik er uit.
‘Zho ondeuchend hontje, komw dl nou maal uijt … je zawl
ownderhawnd wewl moewten piesen, hè, Sita…’.
Jee is straalbezopen … hij staat op z’n benen te tollen … en
die moet dan met mij naar buiten … ik ben geen ‘dronkendroppies geleidehond!’. Zo
lazarus als hij is, vergeet hij me mijn riem om te doen. Ik ren naar beneden.
Jee waggelt achter me aan. Ik race naar mijn poepveldje langs de Rotte, heb hoge nood. Terwijl ik daar zit te poepen dwarrelt
een lekker luchie mijn neus in. Vanmiddag rook ik hier ook al zoiets. Kon het niet
direct thuisbrengen. De geur wordt steeds iets sterker, ik weet geloof ik wat
het is … het is: het rottend kadaver van een grote rat. O, wat ruikt dat zalig.
Op die open gereten rat krioelt het van de maaien. Ik kan het niet laten om
mijn neus in die krioelende maaienmassa te steken en al dat heerlijks op te snuiven. Mijn kop en mijn oren wrijf ik
er doorheen en ik ga er met mijn rug boven op liggen kronkelen … van voor naar
achter … van links naar rechts … ook mijn flanken geef ik een beurt … genieten is dat … ik voel die
kleine maaitjes over mijn rug kriebelen. Nu ruik ik naar rottend vlees … naar
‘wild’, geen enkel wild beestje herkent mij nog als gevaarlijke jachthond … en
dat is makkelijker jagen.
Jee trekt mij mee naar huis; hij is zo in de lorum, kan
nauwelijks op zijn benen staan … hij loopt maar te snuiven ...heeft geen idee dat
die stank van mij komt.
’Getver, Carola, ruik
jij dat ook? Ik word er zowat onpasselijk van.'
Carola weet gelijk die stank van mij komt. Ze zegt verder
niks tegen Jee (die toch al uitgeteld op de bank ligt). Ze zet me in bad …
‘zit!’ zegt ze nog. Ze stikt bijna in mijn lucht. Het water dat ze over me
sproeit is lauw. Nee hè, wat doet ze
nou? Gaat ze me insoppen met ei-shampoo … dat kan echt niet … dan hoef ik me
voorlopig niet te vertonen aan de jongens van de buurt, want bij ons hoort een ei
er juist níét bij.
‘Bah, viespeukíe’ …moppert Carola nog tegen me, terwijl ze
me met een grote handdoek stevig staat droog te wrijven … best wel lekker
trouwens.
(wordt vervolgd)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten