Haar. Veel haar. Vooral oudere mannen, zoals ik, hebben er veel te veel van. Behalve dan op hun hoofd, omdat op hersens geen haar groeit. Mijn oorhaar groeit bijvoorbeeld zo snel als bamboe mijn oren uit. Dagelijks moet ik er met een oortrimmer doorheen rauzen om te voorkomen, dat de oorwurm toeslaat. De oorwurm, die zo goed blijkt te gedijen in een ruimbehaarde warme gehoorgang.
Het is nog niet eens zo simpel, dit ontharen. Ik zie niet
goed wat ik aan het doen ben en het gevaar dreigt dat ik te veel haartjes
wegtrim. Dat kan oorsuizingen, evenwichtsstoornissen en op den duur algehele doofheid tot gevolg hebben.
Ik heb nooit echt het gevoel dat ik helemaal goed heb gedaan
en daarbij komt dat ik het geen karweitje voor mijn vriendin vind om het door haar
te laten controleren. Misschien zou ze het wel voor me willen doen, die lieve
schat, als tegenprestatie voor het wekelijks terugkerende ritueel van het afknippen
van haar kleine zwarte baardhaartjes. Maar eigenlijk wil ik haar gewoon niet
met dat gekoekeloer in mijn oren belasten. Zij heeft vast wel wat beters te
doen, zeg!
Eén paar keer heb ik mijn oorharen laten verwijderen door
een Turkse kapper. Die brandt met de grote vlam van zijn aansteker alle
haartjes rigoureus uit mijn oren. Toen reageerde mijn vrouw razend enthousiast:
‘Geweldig! Eindelijk heb je de slag van het trimmen te pakken, jongen!’. In de
buurt waar ik nu woon hebben ze helaas geen kapper die met vuur werkt.
Mijn neus is bijna het zelfde verhaal. Alleen groeit dat
haar daar niet zo vreselijk snel. Een keer per week moet ik mijn neus een beurt
geven met de neustrimmer. De neustrimmer is exact het zelfde apparaat als de eerder genoemde
oortrimmer maar omdat ik nu die oortrimmer voor de neus gebruik noem ik hem nu voor
het gemak: de neustrimmer. Simpel toch? Ik zelf houd die neushaargroei al
jarenlang netjes bij. Maar er zijn mannen zat, die er een zooitje van maken en
het zijn vooral de dames, die daarover vernietigend kunnen uithalen. Helaas
vooral in de achterklap. Als de dames het over ‘s mans lange neusharen hebben,
zie ik ze niet alleen een vies gezicht trekken
maar ook hoor ik nogal eens de woorden ‘onsmakelijk’ en
‘misselijkmakend’ vallen. En eerlijk is eerlijk: het is toch ook te smerig om
aan te zien. Het is net alsof er tientallen
angstige, hulpeloze, vliegenpootjes uit de mannenneusgaten bungelen.
Ook bij het trimmen van de neus mag niet te rigoureus te
werk worden gegaan. Maar de neus zit godzijdank op een heel andere plek dan de
oren, dus kan je ook veel beter zien, wat je aan het doen bent.
In de jaren zestig van de vorige eeuw schreef Leo de Vos,
een dichter en ongetwijfeld een fervent neustrimmer al eens lovend over de plek
van de neus:
Ik ben zo blij, zo blij,
dat mijn neus van voren zit
en niet opzij.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten