Het thema, dat het gezin waarin ik opgroei, het op zijn zachtst gezegd, niet zo breed heeft, is in dit blog al meer dan eens langs gekomen. Een van de gevolgen van die armoede is dat zich regelmatig, al dan niet professionele redders aandienen. Zo is daar de katholieke kerk. Mam stuurt me soms naar de pastorie, het woonhuis van de pastoor en zijn trouwe hulpen, de kapelaans. Met een zorgelijk gezicht zegt ze tegen me:
‘Paultje, ga es even naar kapelaan de Groot en vraag hem
tien gulden. Zeg hem maar dat mamma geen
geld heeft voor het eten. Zeg hem maar dat mamma het geld terug komt brengen
zodra pappa weer terug is uit Canada.’
Een oude mevrouw met een zuinig gezicht, opgestoken haar en
een rode bloemetjesjurk, doet de deur van de pastorie open. Ze luistert naar mijn vraag en zegt dat
ik even moet wachten. Buiten. Dat maakt mij
niet uit, want het is lekker weer. Het duurt niet zo lang of de kapelaan komt zelf aan de deur.
Hij is heel aardig. Ik ken hem. Hij geeft ook les over Jezus
en zijn apostelen bij ons op school. Ook over Maria, de Moeder van God, vertelt hij wel eens. Kapelaan de Groot heeft
een bijzonder vriendelijke uitstraling; een man met een grappig, rond hoofd,
zachtaardige ogen en een rustige sympathieke glimlach. Het enige dat ik
afstotend vind aan hem, zijn z’n kleine, roze, vlezige handjes, met korte dikke
worstvingertjes. Die doen me akelig veel
denken aan de handjes van mijn ene opa, de vader van mijn moeder, die zijn
handjes niet thuis kan houden. Aan menig kleinkind heeft hij zich vergrepen.
Aan mij dus ook. Over kapelaan de Groot heb ik trouwens helemaal niks te
klagen!
Mam is dol op de kapelaan en dat is duidelijk wederzijds. Ze
steken dat ook niet onder stoelen of banken. Als kleuter is hij veel ons thuis. Mam en hij drinken thee, snoepen chocolaatjes en lachen
samen veel. Ik krijg dan ook chocolaatjes, net als mijn zusjes, natuurlijk!
‘Ha Paul,’ zegt de kapelaan en verder niets ... hij
glimlacht. Hij pakt zijn portefeuille,
trekt er zo’n blauw briefje van tien gulden uit (nog gloednieuw, zonder kreuken) en geeft het aan
mij.
‘ Stop het maar goed weg jongen en zeg maar tegen mamma, dat
ze het me niet terug hoef te geven, hoor.’
‘Aardig,‘ denk ik.
Ik weet niet of kapelaan de Groot iets terug verwacht van
mam voor zijn gulheid. De katholieke geestelijken schijnen veel meer behoefte aan seks te hebben dan mag van het celibaat. Als kapelaan de Groot mam
zou proberen te verleiden, zou ze dan toehappen, denk ik wel eens? Ik heb me
zoiets eigenlijk nooit van mam kunnen voorstellen. Tot het moment dat ze me toevertrouwde,
dat een broer en zus van mij, verwekt zijn door andere mannen dan pappa. Welke zus of welke broer wilde ze me niet
zeggen. Zou ze haar drempel, met betrekking tot seks, verlegd hebben, om
daardoor wat ruimere financiële armslag te krijgen??
Hoe het ook zij: kapelaan de Groot is er altijd voor mam.
Door zijn giften redt ze het soms net. Mam noemt kapelaan de Groot niet voor
niets haar 'reddende engel'.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten