Het kleine mannetje met de baard laat zijn handen droogblazen in dat lawaaierige apparaat dat tegenwoordig bijna in elke toilet te vinden is. Ik heb mijn gulp inmiddels dichtgeritst. Met opzet heb ik mijn piemel zo lang mogelijk laten uitdruppelen om dat baardmannetje vòòr mij naar buiten te laten gaan. Persoonlijk gebruik ik het luidruchtige handendroogapparaat nooit … ik ben als de dood dat dat ding mij de handen afrukt.
Maar goed, mijn plannetje slaagt. Het baardje heeft niks in
de gaten. Hij loopt linea recta naar buiten, het terras op. Terwijl ik mijn
hand er voor in het vuur durf te steken, dat hij nog moet afrekenen. Hoe dan ook, ik schuifel voorzichtig achter
hem aan. In het voorbijgaan zie ik in het restaurant de drie dames waarmee hij
hier is, nog zitten lachen, drinken en
babbelen.
Vanuit mijn positie in het restaurant zie ik probleemloos
wat zich aan het tafeltje van de kleine baardmans afspeelt.
Het kleine mannetjes-vraagstuk is aan die tafel hoogst urgent. Dit soort
man moet zijn geringe afmeting
compenseren met lengte, in allerlei opzichten.
Alle drie de vrouwen zijn stuk voor stuk groot, groter dan hij. Degene aan tafel, die het langst aan het
woord is, is de kleine man. Wie confisceert
het grootste stuk stokbrood? Jawel: hij. De dames maken er geen punt van. Ze
kennen hem al langer als vandaag. Periodiek, ja, eens per maand, heeft hij de dames nodig. Het lijkt haast wel
een soort van ongesteldheidscyclus.
Hij gaat er niet zonder te betalen van door. Neemt plaats op
het terras met de nog natte tafels en stoelen van de zomerse regenbui van
zojuist. Het blijkt toch precies zo te zijn als ik dacht: die baard is nep. Hij
kijkt schichtig in het rond, waant zich onbespied en trekt dan de baard van
zijn kin. Hij smeert iets van een zalfje over zijn kin en kaken.
Dan zie ik opeen dat het een bekende Nederlander is … het is … het is
Jort Kelder!
Plotseling gaat hij op zijn terrasstoel staan, steekt zijn
armen in de lucht en slaakt een luide, langdurige
kreet, zeg maar gerust een oerkreet. In de natuur, die om deze tijd al in diepe
rust is, wordt op deze wijze de rust wreed
verstoord. Van uit alle richtingen klinkt verschrikt hondengeblaf. Vogels zijn meteen
op hun hoede, alarmeren elkaar en vliegen kortstondig op. Enkele konijntjes spurten
onzichtbaar uit hun holen en zoeken een nieuw veilig heenkomen voor de nacht.
‘De kleine baard’ is nu natuurlijk niet meer ‘de kleine
baard’ maar gewoon ‘de kleine’. Hij staat nog steeds op zijn terrasstoel en
trekt zijn portefeuille. ‘Meisjes!’ roept hij dwingend ,’meisjes, kom!’ Kom
snel hier! En met gespeelde onderdanigheid lopen de drie grote meiden naar die
kleine toe.
‘Ik geef jullie driehonderd euro mee om af te rekenen, meisjes. Het geld dat
over is, is voor jullie. Het is niet veel maar onthoud: wie het kleine niet
eert is het grote niet weerd. Tot de
volgende maand maar weer.’
‘Oké, wij rekenen af. Tot de volgende maand meneer Kelder,’
zeggen zij in koor.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten