Het alleen zijn zat, besluit Karel op zoek te gaan naar een vrouw. Hij weet ook al wat voor soort vrouw hij wil: een Indonesische. Hij heeft gehoord dat zij lief zijn en gehoorzaam. Via, via kent hij iemand met contacten in Indonesië. Voor vijfduizend euro kan Karel binnen drie maanden een gewillig bruidje thuisbezorgd krijgen. Bij bestelling de helft aanbetalen en bij aflevering de rest. Het valt hem vies tegen dat hij na de bestelling nog drie maanden moet wachten op zijn bruid. Ik probeer bij Karel wat te weten te komen over zijn aanstaande.... hoe ze heet, hoe oud ze is, waar ze nu woont, of ze zelf al kinderen heeft en of hij een foto van haar heeft,....maar hij laat niets los. Voor het eerst sinds ik Karel ken bespeur ik iets van lol bij hem … lol om mijn nieuwsgierigheid naar haar. Hij weet zijn ‘geleerde’ zuster zo gek te krijgen dat ze hem het benodigde geld leent. Ik heb die zus haar wel eens ontmoet op een verjaardag van Karel. Een slimme, keurige dame, altijd in mantelpak, haren in een permanentje. Ze is directeur van een verzorgingshuis. Over de alcoholconsumptie van haar broer is ze bijzonder somber, eigenlijk gelooft ze niet dat hij daar ooit vanaf zal komen.
Onherkenbaar is hij sinds hij vocht in Korea, vertelt ze me:
‘Een slanke, sportieve, vrolijke vent is hij vóór die tijd. Met een vast vriendengroepje
gaat hij naar dansles, hij is aanvoerder van zijn voetbalteam bij de club Ursus.
Hij speelt in het hoogste team. Een sociaal figuur is hij, die door mensen in
zijn omgeving over allerlei zaken om advies wordt gevraagd. Nu zit hij hier dag
in dag uit in zijn eentje voor het raam te verpieteren. Op een dag rijden Karel
en zijn maat in een legerjeep een Koreaans
dorpje binnen. Er klinkt een mitrailleurschot, vanuit een dicht begroeid
moerassig gebied. Zijn maat, die de jeep bestuurt, is op slag dood. Stuurloos
rijdt de jeep een schoolpleintje met spelende kinderen op … drie kleuters
worden platgereden, morsdood. Karel
mankeert lichamelijk niks.’
Karel zijn zus ziet dat Indonesische vrouwtje zo’n beetje
als het allerlaatste redmiddel. Misschien dat hij minder gaat drinken met een
vrouw in de buurt. Misschien dat we de sociale, gezellige Karel dan ook weer eens
te zien krijgen. Daarom helpt ze hem hier financieel mee.’
Sinds kort heb ik er een kat bij. Een kater en wat voor een.
Kennissen van mij kunnen hem niet aan. Hij is te dominant. Daarom zit hij nu
bij mij. Joep heet hij. Nog niet eerder heb ik zo’n grote, zware kater gehad.
Hij weegt bijna twaalf kilo en is zo groot als een volwassen pitbull. Ik moet
toegeven dat dit nieuwe huisdier me fors tegenvalt. Mijn andere kat, Hanny, een
normaal formaat lapjeskat, moet niets van die grote bullebak hebben. Zij blaast
uit alle macht naar Joep als hij in haar buurt komt maar het maakt op hem geen
enkele indruk … als Hanny niet oppast krijgt ze nog een flinke optater met die
tijgerklauw van hem. Uit angst voor zware mishandeling durft mijn kleine Hanny ook
niet meer op de kattenbak, die nu immers ook de kattenbak van Joep is geworden.
Tsja, ik kan het Hanny dan ook niet kwalijk nemen dat ze nu elders in huis haar
behoeften doet.
Karel hoort mij tegen mijn andere huisgenoten mopperen over
Joep. Hij vindt Joep een leuk beest, heeft hem al een paar keer over de trap
zien lopen en hem over zijn grote kop geaaid: ‘Als je hem niet meer wil, dan
wil ik hem wel,’ bromt Karel.
Dit fantastische aanbod kan ik niet afslaan: ‘Oké, Karel,
Joep is van jou!’
Geen opmerkingen:
Een reactie posten