Zijn leven moet in Korea volledig in de war zijn geschopt. Eind 1950 - 1953. Karel is drieëntwintig en dienstplichtig militair als de Korea-oorlog uitbreekt. Hij is een van de 5000 Nederlandse soldaten die naar Korea gestuurd worden. Nederland is bondgenoot van Amerika en Zuid-Korea. Het communistische Noord-Korea, dat hard bezig is Zuid Korea te veroveren, moet worden gestopt en teruggedrongen.
In oktober 1954 keert
Karels détachement terug naar Nederland. Honderddrieëntwintig Nederlandse
militairen dood. Ruim duizend soldaten licht tot zwaar gewond. Karel mankeert
lichamelijks niks … psychisch? Daar kijken ze in die tijd nog niet naar.
Zestien jaar later in 1970, ben ik twintig jaar. Karel is 43. We zijn dan
buren. Karel is mijn benedenbuurman. Een rustige, beetje vreemde, morsige vrijgezel,
heel veel alleen. Hij is 1.85 m en weegt 145 kilo. Veel te zwaar dus. Niet dat
hij zo veel eet … dat valt wel mee … maar drinken … ongelooflijk, wat een mens toch
een dorst kan hebben! Overduidelijk hoopt hij in mij een zuipmaatje als buurman te hebben getroffen. Er gaat geen dag
voorbij of hij nodigt mij uit: ‘Kommie een pilsie drinken?’ Eéns per week zeg
ik: ‘ja, graag Karel’, héél soms zeg ik dat wel eens twéé keer per week maar dan moet ik het wel heel erg slecht naar
mijn zin hebben.
Karel woont één hoog vóór; ik twéé hoog vóór. Wat er met
Karel in die oorlog en de jaren daarna precies is voorgevallen, weet ik niet.
Hij vertelt er ook niks over. Korea is taboe als gespreksonderwerp … zijn hele historie eigenlijk. Hij is dus veel te
zwaar als ik hem leer kennen … en alcoholist. Eenzaam èn alleen staat ie te
hijsen tussen de andere gasten van zijn stamkroeg. Vaak zit ie ook thuis zijn
pilsies te drinken terwijl hij afwezig uit het raam staart.
Hij kijkt me nooit echt aan als hij me wat vraagt of zegt.
Peutert bij elk gesprekje met een nagel tussen zijn tanden; zijn ellenboog
wijst dan schuin omhoog. Zolang ik hem ken heeft hij geen vast werk gehad. Zo
af en toe gaat hij naar het Centraal Station, een verzamelplek voor
werkzoekenden. Daar laat hij zich met een stel anderen door een koppelbaas
oppikken. In een personenbusje wordt hij naar dan de Botlek gebracht om daar te
classificeren. Zwart werk. Het goorste, ongezondste, gevaarlijkste werk dat er
bestaat: het schoonmaken van binnenruimtes
van vrachtschepen. Het betaalt prima. Classificeren is alleen geen vaste
inkomstenbron. Mij is niet duidelijk of hij een uitkering heeft. Ik vermoed
haast van wel: een soort arbeidsongeschiktheidsuitkering.
De laatste vrijdag van de maand gaat hij naar de kapper en
gelijk door naar het badhuisen daarna naar huis. Hij neuriet vrolijk klinkende
melodietjes. Trekt zijn mooie kleren aan: een hagelwit overhemd, een fraaie
stropdas, vaak de rooie, zijn donkerblauwe kostuum en de glimmend gepoetste
zwarte schoenen. Hij opent flesjes en potjes met lekkere luchtjes en verwent
zijn lijf daarmee. Onze trap ruikt naar ‘Karel gaat op stap’ … de bel gaat. Er staat
een taxi voor de deur … nog eens belt de ongeduldige chauffeur … zijn auto houdt
het overige verkeer op in de smalle straat. ‘Ja ja, rustig maar, ik kom er al
aan.’
Bij hoge uitzondering verklapt Karel me, dat hij een aardige
vrouw kent op Zuid … nee, nee, nee, ze is geen hoertje … niet echt dan … en oké,
ze doet het ook weer niet voor nop. Ze neemt gewoon de tijd voor me … niet
vlug-vlug-vlug. Ze luistert, is lief en nog goedkoop ook.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten