Karel
Karel is niet bepaald een vriend. Integendeel. Hij zit bij
mij in de C2 van de voetbalclub Aeolus. Een grote, sterke vent is hij. Een gore
schopper en tevens een vervelende
opschepper, die nog niet eens deuk in een pakje boter kan schieten. Ik
vertelde dat ik pijn aan mijn grote teen kreeg van schieten met mijn nieuwe
kicks (jargon voor voetbalschoenen). Het leer van mijn schoenen is zo zacht. Karel heeft schoenen met harde neuzen
daar krijg je nooit pijn aan je tenen van, zei die. Ik mocht zijn schoenen wel
een keertje proberen. En het klopt wel wat hij zei maar ze waren iets te groot
voor mij en … heel erg oud en afgetrapt.
‘Ruilen?’ vraagt hij met een dwingende, dreigende, intimiderende
blik in zijn ogen. Ik ben bang voor hem. Ik doe het … ja, echt ik doe het nog ook…… ik
ruil mijn moderne splinternieuwe Puma voetbalschoenen voor Karels afgetrapte, iets te grote, ouwe sloffen van
voor de oorlog. Ik weet dat ik iets doms
doe en toch doe ik het … Karel lacht minachtend
naar me en stopt mijn mooie moderne zachtleren kicks vlug in zijn ouwe
voetbaltas.
Oom Joost
Van mijn oom Joost, mijn leukste oom, krijg ik ze voor mijn
verjaardag, die zachte voetbalschoentjes. Ik dacht hij gek werd, zo razend
reageert hij op mijn voetbalschoenenruil. ‘Welke klootzak ruilt er nou zulke mooie
nieuwe Puma’s voor van die ouderwetse merkloze klotekisten?’ vroeg oom Joost
zich af, wild om zich heen gebarend. In zijn boosheid slaat hij zijn glas bier van tafel. Het dunne
bierglas ligt in scherven in de plas
bier op het zeil …… jammer voor Oom Joost is, dat mijn moeder geen biertjes
meer in voorraad heeft. Er is altijd maar één biertje in huis: voor ome
Joost.
Voor het eerst en voor het laatst zie ik hem dan boos. Hij
zei ook gelijk dat hij mij nooit meer een kado zou geven … en daar heeft hij
zich keurig aangehouden. Ik heb oom Joost trouwens ook niet zo veel meer gezien
… nou ja, een keer nog … als hij in kist ligt … dan zie ik hem voor het laatst.
Hem heb ik al die tijd wel gemist. Voor zijn woede over die voetbalschoenen
voelde hij als een vader voor mij.
Cees, Brian, en de vader van Brian.
Arthur is een geweldige voetballer. Cees is anders, want die
is, net als ik trouwens, nergens echt héél goed in. Cees zijn buurjongen (en
vriend) Brian de Haas, weer wel. De Haas
is niet zijn echte naam; hij wordt de Haas genoemd om zijn hazenlip. Brian is, net
als zijn vader, moeder , broer en zus, Amerikaans en heel goed in baseball (in
goed Nederlands: honkbal). Zijn vader werkt bij de Shell en is honkbalcoach van
de toenmalige landskampioen Sparta..
De Haas is destijds de enige jongen in heel Nederland, die op
zevenjarige leeftijd al met een complete honkbal-outfit naar school ging. We
honkballen vaak met Brian. Arthur en Cees worden vrienden met hem. Ik niet … een opscheppertje is het met
zijn poenerige honkbalspullen. Ik heb er de pest over in dat Arthur en Cees
vrienden met die gast worden. Maar ik heb het nooit met hun over gehad.
Van alle mensen met een hazenlip in Nederland is Brian de
aller, allerbeste en bekendste honkballer geworden. Hij heeft ook een gladde
babbel, die jongen. Erg naar, dat als hij praat, die irritant-nasale 'hazenlip-klank’
mee resoneert. Maar daar kan Brian verder
ook niks aan doen. Ieder vogeltje zingt zoals het gebekt is.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten