We zitten in de dierentuin, mijn vriendin, Rina en ik. Het is warm, zeg maar gerust heet en het is hier druk. Baby’s zitten huilend in de maxi cosy of op schoot bij hun paps of mams. Vooral veel vaders slenteren tegen hun zin achter de kinderwagen.
Er zitten nu kleine apen in de vroegere leeuwenkuil. Eigenlijk
geen ene reet aan hier. Het is dat ik er met mijn Rotterdampas voor vijf euro in mocht. 26 euro ga ik echt niet
betalen voor deze saaie boel. Alleen de olifanten zijn leuk, die brengen wat leven
in de brouwerij. Ze drummen loeihard met de stokken in hun slurf op grote
metalen vaten … ze tetteren ook oorverdovend, vooral die jonge olifanten.
De vissen heb ik onderhand ook wel gezien. Hoeft voor mij
niet maar Rina wil persé even griezelen van die gemene haaien die daar over
haar heen zwemmen. Voor mij is het
nieuwe van dat superaquarium er onderhand wel van af. Ik loop gedwee met haar
mee.
Zo voor een dagje uit is het wel uit te houden met haar. Ik
moet er niet aan denken om Rina constant om me heen te hebben. We drinken nog wat. Zij neemt een apart soort
koffie met havermelk of zoiets, alleen van die bestellen geniet ze al. Ik neem
een Westmalle Triple, een lekker Belgisch biertje met een iets te hoog
alcoholpercentage (12%). Dat heb ik wel nodig na zo’n sullig uurtje Blijdorp. Zij houdt er helemaal niet van dat ik zo
vroeg op de dag, ’t is half twee, al
bier ga zitten drinken. ‘Ze hebben hier ook tonic, hoor schat,’ zegt ze met een
licht understatement. Daar ga ik gewoon niet op in. Die Blijdorp-terrasjes hebben
stuk voor stuk zo’n armoedige, vunzige uitstraling. Bovendien moet je daar ook
nog oppassen, dat als je er wat te eten neemt, dat niet uit je handen wordt
geroofd door vraatzuchtige kutmeeuwen.
Ondanks de hitte wil Rina nog even naar het Vroesenpark. Ik was net zo lief naar huis
gegaan. Het is tegenwoordig bij mij thuis heerlijk koel met de airco. Lekker
boekie lezen …. ik ben bezig in het boek ‘Liefde’ van de Noor Karl Ove
Knausgard. Grandioos. Maar goed, eerst eventjes naar dat weergaloze
barbecue-park.
Ze heeft een oom wonen, hier
langs het park. Frits Springer,
leuke vent. Een actieve buurtbewoner. Ze
stelt voor even bij hem langs te gaan. Maakt mij niet uit … hij zal best wel
bier in huis hebben.
Op het grote grasveld van het park staat een man te vliegeren.
Even verderop komt een grasmaaier aangereden.
Precies in de lijn van de vliegeraar. Die blijft gewoon staan. De maaier wil
blijkbaar niks forceren. Hij komt rustig zijn grasmaaier uit. Hij lijkt de
vliegeraar te vragen om een stapje opzij te doen, want hij moet daar maaien.
‘Kijk, Johan, daar ongeveer halverwege de straat … achter dat raam op twee hoog … dat staat oom Frits.’
Toevallig kijkt hij uit het raam en slaat het maaier-vliegeraar tafereel gade.
Hij belt de politie om assistentie maar de dienstdoende politieagente zegt
dat hij het zelf maar moet oplossen: ‘Als ik U was,’ zegt ze, ‘zou ik
maar opzij gaan met die vlieger en die grasmaaier gewoon zijn werk laten doen’.
‘Maar ik stà helemaal niet te vliegeren mevrouw,’ zegt
Springer, ‘daar verderop op het grasveld in het park staat iemand te vliegeren’.
Als dan de deurbel gaat onderbreekt Springer het gesprek.
Hij beantwoordt de bel: ‘Hallo, wie is daar?’
‘Hallo Oom Frits. Johan en Rina hier.’
Geen opmerkingen:
Een reactie posten