Vriendschap? Een illusie (2): Koos & Greetje; Arthur en Cees.
‘Vrienden? Die heb ik helemaal niet.’ Ik flap het er uit
voordat ik er erg in heb. Wel voeg ik er nog aan toe, dat ik ooit wel eens
vrienden heb gehad maar dat ze inmiddels allemaal uit beeld zijn. Uit het oog
verloren, verhuisd, innig getrouwd, verontwaardigd of dood. Geen vrienden meer ... en dat op
mijn tweeënzeventigste al!
'En Koos en Greetje dan? Of Ahmed, Hans, Peter en Elsen
Arthur en Cees niet te vergeten? Koos
stelt mij aan al zijn kennissen voor als ‘mijn
vriend Zef’ ….. en het gekke is dat ik me helemaal geen vriend van hem
voel…. Oké, ik ga wel eens met hem naar
een voetbalwedstrijd kijken ……. maar daarmee is hij nog niet direct een vriend van me.
Vanaf 1980 is Koos samen met Greetje, een schoolvriendin van
mijn vrouw, Carola. Zij zitten bij elkaar in de klas op de kunstacademie. De dames kennen elkaar al heel lang. Na het stuk lopen van Greetjes huwelijk heeft
mijn vrouw geen contact meer met Koos. Ik nog wel. Dat beschouwt Greetje als
een vorm van verraad. Ze wil alleen met me blijven omgaan als ik breek met
Koos. Ze bekijkt het maar. Mijn vrouw blijft dus wel gewoon met Greetje omgaan.
Kort na de dood van Koos ben ik óók weer
welkom ben bij haar ... na 12 jaar … ik
sta niet echt te juichen. Tsja, ook bij ons komt ze dan ook gewoon weer over de
vloer. Ik blijf het lastig vinden. Greetje noemt me dan geregeld ‘mijn vriendje’ … oké
we gaan incidenteel wel eens naar de bios … meer niet
maar om haar nou gelijk een vriendin van me te noemen … dat gaat me wat te
ver. Ik vind het ook niet zo makkelijk om tegen haar te zeggen: ’Ik wil je
vriendje helemaal niet zijn.’
Misschien verwacht ik wel te veel van een vriend of vriendin
en wel zó veel dat bijna niemand ooit goed genoeg is om mijn vriend of vriendin
te worden? En ikzelf dan? Vind ik mezelf ooit wel goed genoeg om iemands vriend
of vriendin te kunnen zijn? Ik denk het niet …. Naar Carola ben ik bijvoorbeeld
best scheutig met knuffels, complimentjes of een glimlach. Naar andere vrouwen doe
ik dat niet zo, uit angst flirterig over te komen. Naar mannen laat ik dat
sowieso achterwege … dalijk denken ze nog
dat ik een flikker ben.
Als kind gaat het vrienden maken makkelijk. Je ziet elkaar
elke dag. Doet verschillende dingen met elkaar. Op de lagere school heb ik twee
heel goeie vrienden. Arthur en Ceesie
met een ‘C’ dus. Ik heb veel plezier met ze gehad. Arthur is een
getalenteerde voetballer. Op het grasveld voor zijn deur doen we altijd
'metsies'. Als Arthur bij jouw team zit, win je gegarandeerd. Bij Cees thuis doen we spelletjes (domino,
eenendertigen, pesten), spelen met lego of de mecanodoos en bij mij voor de
deur honkballen we, met die walgelijke John de Haas. Over wie later meer.
Arthur is in alle sporten goed. Zelfs in turnen, wat Cees en
ik een meisjessport vinden. Arthur trekt zich daar niks van aan en doet ook
onder gym zijn stinkende best voor het allerhoogste cijfer. Cees en ik niet, wij houden ook niet van
ringen en springen over bok of paard of oefeningen op de ladder. Nee, Cees en
ik zijn meer in voor ’apenkooien’ of blokkiesvoetbal.
Ja, Arthur, Cees en ik blijven op de lagere school goeie
vrienden.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten