Zingen doe ik de laatste tijd niet zo veel meer. ‘Satisfaction’ van de Stones, is de laatste song die ik meebrul … ik ben dan nog zo stom om keihard zingend, swingend en springend ‘uit mijn dak te gaan’. Sindsdien loop ik met kapotte knieën in de wereld rond. Uit mijn dak zal ik niet meer zo gauw gaan.
Het buurtkoor waar ik in 2015 op ga doet voornamelijk square
liedjes. Samen met mijn helaas kortgeleden overleden koormaat Frans zing ik wekelijks
het prachtige zeemanslied:’Jungen komm bald wieder.’ Ik heb het ook op
Spottify. Als het lied langskomt krijg ik het te kwaad .. denkend aan Frans,
niet zo maar een klein beetje tranen in mijn ogen, nee zij meanderen over mijn wangen. ‘Jungen komm bald wieder.’
Huilen en zingen dat is een dingetje bij mij. Wanneer ik auto
rijd en ik hoor op de radio ‘die Schöne blaue Donau' van meneer Strauss, oooh, ik barst spontaan in
huilen uit. Mijn auto moet aan de kant. Met mijn hoofd op het stuur blijven de
tranen stromen. Als ik die schöne blaueDonau luid en duidelijk hoor stromen en meezing
dan voel ik me weer die kleine jongen in mijn moeders armen. Mijn moeder die van
geluk met mij door de woonkamer zwiert op die zalige muziek. Háár liefde
stroomt ook nu weer door me heen. Dat maakt me zo euforisch. Tranen van geluk …
die prachtige blauwe Donau doet me herinneren.
Met mijn treurige meest recente latrelatie zing ik. Vrolijke
liederen van Cliff Richard, Boudewijn de Groot, Doe Maar, Abba, the Carpenters
en nog meer middle of the road-spul . ‘Jij hebt de muziek weer in mijn leven
gebracht.’ zegt zij. We zingen een avond
per week, tien liedjes per keer. Als die relatie na vijf jaar verschrompelt, zegt
die vriendin met haar chagrijnige kop: ‘We
zingen nooit meer.’ Ik zeg: ‘Oké, dan gaan we nú gelijk zingen.’ Ik kies: ‘It’s all over now.’ van de Stones.
Zij kiest, ook van de Stones, voor: ’The last time.’ Nou veel duidelijker hoeft
het toch niet worden. Een slappe zwanenzang. Binnen een week is de latrelatie finito.
Wat hier niet mag ontbreken is het prille begin van mijn variétécarrière.
Samen met neef Kabel vorm ik in de zestiger jaren een lollig-sentimenteel zangduo: ‘de HaJo’s.’ Kabel en ik zijn dan 15
jaar. De HaJo’s: ‘voor àl uw lach en
traan’ is ons motto. Op de gezichten van de bijna uit het leven verdwenen mannen
en vrouwen (vooral vrouwen) verzorgen de HaJo’s de noodzakelijke lach en traan.
Vrijwel alle verpleeghuisdirecties gaan graag met ons in zee. We doen het (dan nog) voor niks. Gert Timmermans-liederen
zingen we zoals: ‘een moederhart een gouden hart’, ‘ik heb eerbied voor jouw
grijze haren’, ‘moeder huil toch niet meer’ en
‘altijd blijf ik aan je denken’.
Maar hèt grote succesnummer van de HaJo’s is: ‘Van der Steen met zijn
derde been.’ Die act gaat, de titel verklapt het eigenlijk al, over een man,
met drie benen, waarmee hij kan dansen en turnen op de brug met ongelijke leggers.
Sommige patiënten komen letterlijk niet
meer bij van het lachen. Bij de directie geeft dat ook weer blije gezichten,
omdat er op deze manier zo wat ruimte op de wachtlijst is ontstaan.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten