Het komt bijna maandelijks voor dat mijn buurman Karel blut is, wat
betekent dat hij geen bier meer kan kopen. Een regelrechte ramp voor hem. Hijgend als een
paard loopt hij de trap op, klopt bij me aan, draait zijn ogen zo ver mogelijk
achter zijn oogleden en vraagt met z’n bromstem: ‘Hebbie een tientje voor me te
leen? Krijgie zaterdag weer vamme terug.’ Ik geef hem het geld; hij betaalt me
altijd keurig netjes terug van zijn eerstvolgende bijstandsuitkering. Voor een tien euro heeft hij twee kratjes bier. Hij zet zijn
kratjes op het overloopje voor zijn voordeur. Zo is voor ons als buren, zijn
zuipgedrag goed te volgen. Karel giet de pils in hoog tempo achter in zijn keel
… elke dag ligt het tempo weer wat hoger. Zes, acht, tien halve liters op één dag. Ik zou niet meer op mijn poten
kunnen staan. Aan Karel merk je niks … komt waarschijnlijk omdat hij vaak voor
de tv zit en nooit zo veel zijn mond open doet … zwalken heb ik hem nooit zien
doen en … op dronkenmanspraat heb ik hem ook nooit kunnen betrappen. Hij heeft
PTSS (post traumatisch stress syndroom), overgehouden aan zijn ‘werkzaamheden’
in de Korea-oorlog. In een roes kan hij zich staande houden …. die roes heet
dronkenschap….zo kan hij het leven aan … anders meestal niet.
Op de knalgele trap van ons huis, zie ik met enige regelmaat
kloddertjes verschijnen, slijmerige spuugjes. Zeker weet ik het niet. Ik ruim
het een keer op, met de mop en een emmer sop. Maar elke dag komen er toch weer
van die nieuwe klodders bij. Ik ga er van uit dat vrouwen zoiets als dit niet
doen. Van mezelf weet ik dat ik zoiets nóóit zal doen. Dus vraag ik het mijn
huisgenoten Jan en Rob. Zij voelen zich alleen al zwaar beledigd omdat ik het ze
vraag! Karel reageert niet zo heftig. Hij kijkt me een beetje lodderig aan en
zegt: ‘Ik zou het echt niet weten. ‘t Zou kunnen.
’ s Avonds tegen twaalf uur, ik lig al op bed, komt Karel
naar boven hijgen. Zijn slaapkamer is ook op de derde verdieping naast de mijne.
Onze bedden staan in feite pal naast elkaar, alleen van elkaar gescheiden door
een flinterdun hardboardwandje. Karels scheten zijn duidelijk hoorbaar en soms
zelfs ruikbaar op mijn slaapkamer … maar dit even terzijde. Halverwege de trap
krijgt Karel een hoestbui, hij blijft er zowat in. Hij hoest slijm op en
flatsjt het eruit op de trap en splasjt er nog wat na. Ik ga mijn bed uit en ik
zeg: ‘Karel, je loopt te spugen, dat moet je niet doen, man, dat is zo godvergeten
goor … neem dan verdomme een zakdoek mee en spuug je fluim daar in.’ Geen
reactie … alleen wat binnensmonds
gemompel. Karel kijkt wazig en loopt de trap verder op, naar zijn slaapkamer. ‘t Lijkt
wel oftie stoned is. Hij mòèt zijn slijm misschien gewoon gelijk kwijt … bedenk
ik … ik weet het niet … misschien spuugt
hij het onbewust uit. Het blijft natuurlijk
supergoor.
Pas als ik Karel zeg dat ik ermee stop hem geld te lenen, zolang
hij blijft spugen op de trap, valt bij hem het kwartje.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten