Normaal gesproken moet ik op mijn 18e in militaire dienst. Ik krijg uitstel omdat ik eerst nog een jaar de clownsopleiding in Zwolle volg en daarna nog een tijdje in Rotterdam een goochelcursus doe. De man van wie ik het goochelen moet leren, noemt zichzelf nu wel illusionist maar hij heeft er niet veel kaas van gegeten. Op zijn kast met goochelhoeden zitten twee witte duiven vredig naast elkaar … te wachten tot ze op moeten voor de fatale truc met de hoed. Op de vloer van de oefenruimte liggen dode duiven in steeds verdergaande staat van ontbinding. In de ruimte hangt een verstikkende stank, die niet zo 1,2,3, weg te goochelen is. Ik ben gestopt bij die charlatan.
Ik krijg twee jaar uitstel van militaire dienst. Twintig ben
ik als ik voor het eerst opgeroepen word. Bij de marechaussee ben ik ingedeeld.
Ik moet me melden in de Koning Barend III kazerne in Apeldoorn. Het Ministerie
van Defensie stuurt me een enkeltje voor de trein. Op dat moment zijn er nog
twee andere zaken die me bezig houden.
1. ik wil met
het oog op mijn toekomst boekhouden en gitaar gaan studeren.
2. ik wil ook
met het oog op mijn toekomst eindelijk wel eens verkering.
Dat kan natuurlijk niet samen met werken voor de Marechaussee.
Ik zie me daar in Apeldoorn al in boekhouding staan met een gitaar en een
lekkere meid. Het moet wel een móóie vrouw zijn: zo’n type als Brigitte Bardot
wil ik. Voor minder doe ik het niet. Om die cursussen maak ik me geen zorgen,
dat is een fluitje van een cent. Maar het scoren van zo’n ‘stoot’ is nog geen
makkie, te meer daar ik zelf niet bepaald moeders mooiste ben, … daar ben ik eerlijk in.
Op een bankje in het park zit een mollige, geheel in het
zwart gekleed meissie met gemillimeterde rode haren. Ik ben gek op rode haren. Heeft
mijn moeder ook. Ik houd veel van mijn moeder, dus dat is voor deze vrouw al
een goed begin. (Mijn moeder was overigens niet mollig.) Die knalrode vrouw wordt
geportretteerd door een kleine, sympathiek ogende Chinees: een vriendelijke
lach, een vlassige snorretje en dito sik.
Ik ga ik naast haar op het bankje zitten en zeg met een gek knerpstemmetje: ‘Zo, hé, wat een knalrode
haren zeg. Wel een contrast met dat bleke-koppie van je.. .heb je misschien ook
een beetje van dat rood voor mij?’
‘Wil jij soms grappig zijn, sproetenkop, met je spleetogies,’
zegt zij tegen mij. Het klopt wel wat ze zegt. Ik heb sproeten en kleine oogjes
maar nog niet van die superspleetjes als de Chinees. Wat kan die man tekenen
zeg! Magistraal. Met houtskool. ‘Twee
druppels water jij.’ Als ik dat zeg, is het ijs tussen ons gebroken. Ze grabbelt in haar tas. Geeft me wat van haar rode
haarverf: ‘Hiero, zal leuk staan bij je sproeten, schatje.’
Om haar aan het lachen te maken wrijf ik het spul direct in
mijn haar. Ze moet er inderdaad hard om lachen. Ze vindt het grappig maar ook stom.
Een kliederboel. De Chinees houdt het nu voor gezien: ‘Morgen verder,’ zegt
hij.
‘Ga mee een kopje thee drinken bij mij, sproetenkop!’ zegt
ze. Dat zie ik wel zitten. Ook al is ze geen BB. Het wordt toch wel wat tussen
ons.
Jammer, maar nu ik haar heb en ook nog die cursussen, kan ik
die militaire dienst er echt niet meer bij hebben. Dat schrijf ik ook aan de Minister
van Defensie. ‘Doe dan maar een beroep op de Wet Gewetensbezwaren,’ schrijft
hij terug. Oké, dat ga ik doen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten