Op weg naar huis fiets ik door een straatje waar ik ooit woonde. Op honderd meter afstand zie ik hem al staan Zuhair el Fridissi. Woont al jaren lang in Nederland. Ruim twintig jaar is hij mijn naaste buurman. In zijn grijze overall leunt hij op de rand van de motorkap van zijn auto. Het zal me niet verbazen als de motor heel zachtjes draait. Hij kijkt onder de motorkap zoals ik zou kijken naar een schilderij van Andy Warhol ... hij luistert naar het geluid van de motor zoals ik zou luisteren naar een lieflijke cellosonate. Knutselen aan zijn auto is zijn op één na grootste liefhebberij.
Als ik hem op zo’n tien meter genaderd ben, stap ik van mijn
fiets en loop rustig naar hem toe. Zuhair gaat me absoluut niet herkennen. Ik
heb tegenwoordig nog een paar grijze haren, een grijze baard en ik heb vandaag
een zonnebril op. De laatste paar keer dat hij me ziet, ben ik he-le-maal kaal.
Zijn allergrootste hobby is voetbal. Net als Zuhair kijk ik
ook heel veel naar voetbal op de tv. Bij wedstrijden van Feyenoord, Barcelona,
het Spaanse voetbalelftal en Oranje, kan ik
gerust het geluid uitzetten. Niet alleen ik overigens. Zuhair weet door
een mix van tv-geluid en zijn eigen aanmoedigingen een unieke stadionsfeer op
ons binnenterrein te creëren.
‘Mag ik u wat vragen meneer?’, vraag ik, enigszins hangend over mijn fietsstuur, zodat hij me
niet meteen aan mijn gestalte kan
herkennen.
Zonder op te kijken, zegt Zuhair, vriendelijk als altijd: ‘Natuurlijk,
mag u wat vragen. Wat wilt u weten?’
‘Kunt u mij misschien zeggen waar de Nieuwe Wolstraat is,
meneer?’
‘O, dan hoeft u niet meer zo ver te zoeken, want de Nieuwe
Wolstraat is hier. Op welk nummer moet u zijn,’ hij spreekt prima Nederlands!
‘Even kijken, op nummer 97, moet ik zijn ...’
Ik kom met mijn gezin naast Zuhair wonen. Hij woont daar al
een paar jaar. Zijn vrouw Fatma is nog maar een paar maanden over uit Marokko.
Zuhair toont zich een radicale inburgeraar. Fatma, die tot voor kort nog in een
wereldvreemd Marokkaans dorpje woont, mag van Zuhair beslist geen hoofddoekje dragen.
Ook mag ze zich niet hullen in lange gewaden. Met korte rok of jurk moet ze in
de buurt en op de markt de boodschappen doen. Als het lekker weer is stuurt
Zuhair haar in bikini de tuin in. Daar staat een speciaal zonnemeubel voor haar
klaar. Logisch, dat ze zich lang als een kat in een vreemd pakhuis gedraagt.
Helemáál went ze er nooit aan. Hoewel ik haar nooit met een hoofddoekje heb
gezien. Haar jurken worden wel steeds iets langer. In die 19 jaar daarna heb ik
Fatma nooit meer verplicht in bikini in de tuin zien liggen.
‘Moet u zijn op nummer 97?’ vraagt Zuhair ‘Daar woon ik! ...Hééé maar jij bent toch Jee
…?'
Dan kan ik mijn lachen niet meer houden, doe mijn zonnebril
af: ‘ja Zuhair, je hebt gelijk. Ik ben Jee.’
Zuhair gooit de motorkap dicht: ‘Jee, kom mee naar binnen,
dan drinken we een kopje thee. Fatma zal het leuk vinden je weer eens te zien.'
Geen opmerkingen:
Een reactie posten