Gevoelens van pijn, schaamte en
boosheid zijn onlosmakelijk verbonden met het litteken. Het ontsiert mijn
bovenbeen sinds 1958, het jaar waarin Sparta mij, bij wijze van troost, het voetbalkampioenschap van Nederland schenkt,
Acht jaar ben ik als ik de waarde van lege bier- en colaflesjes ontdek.
De maandag na elke thuiswedstrijd van Sparta, gaan mijn vriendje Anton en ik
naar het voetbalstadion. We klimmen over het hek van het stadion en verzamelen de
lege flesjes, die door de toeschouwers onder de tribune zijn neergegooid.
Anton pikt geld van zijn ouders en spijbelt. Hij mag van zijn ouders zo
laat thuiskomen als hij zelf wil. Veel te wijde, korte broeken draagt hij. Broeken,
die zijn witte spillebeentjes accentueren. Anton is twee jaar ouder en twee
koppen kleiner dan ik. Ik ben zijn enige
vriendje. Hij durft spannende dingen te doen. Meer dan mijn gewone vrienden, daar
voetbal ik vooral mee en we pesten ‘de kippenpoot’. Anton en ik gaan appeltjes
gappen, trammetje piepen, of ruitjes inkinkelen. Dat hij naar pies stinkt, neem
ik op de koop toe.
Voor die maandag heb ik een stel grote boodschappentassen nodig om de
flesjes in te stoppen. Die haal ik uit mijn moeders voorraad.
Echt op mijn gemak voel ik me niet tijdens het flesjes rapen. Het is
toch een soort van jatten van Sparta. Onder het hoge, houten, schuin oplopende
dak, dat de tribune boven ons vormt is het akelig donker. Elke keer als Anton
een flesje in de tas laat vallen, krimp ik in elkaar van angst..
“Oh, wat ben je toch een vreselijke schijterd,’ lacht Anton, als ik fluister,
dat hij niet zo’n lawaai moet maken met die flessies. Hij heeft gelijk: de
spanning op mijn sluitspieren neemt dusdanig toe dat ik moet poepen. Anton werkt
intussen luid en vrolijk fluitend door. Mijn boodschappentassen heeft hij ook
al gevuld. Met die drol is gelijk wel een hoop angst uit mijn lijf verdwenen.
We vinden een plek waar we met onze
volle tassen ongezien over het hek kunnen. Het is wel uitkijken geblazen voor
het prikkeldraad en die gemene ijzeren punten aan het hek. Anton klimt er als
eerste overheen. Mij laat hij met die twee tassen staan.
“Geef mij nou eerst één voor één je tassen aan en klim dan zelf over het
hek. Ik vang je wel op.”.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten