Zondagmiddag, één uur………z’n mobiel trilt. Ton heeft weekenddienst dus het zal wel een klant zijn. Hij moet inderdaad op pad. Een verstopte plee, aan de andere kant van de stad. Hij mag dit probleem oplossen. Dertien uur gemiddeld per dag werkt hij. Als het enigszins mogelijk is pakt hij de best betaalde diensten: weekenddienst, avonddienst en nachtdienst. Hij is altijd stand-by. Kan hij makkelijk doen als vrijgezel. Misschien komt hij dan ooit nog eens uit de schulden.
Ton heeft altijd prima baantjes . Hij verdient ook goed; al
is het alleen maar omdat hij vrijwel altijd en overal bereid is tot zwaar,
goor, over-, avond-, nacht- en weekendwerk. Hij houdt het jammergenoeg meestal
niet zo lang uit bij een baas. Of hij vindt het baantje te saai, of zijn baas
gooit hem er uit. Nu is dat laatste niet zo erg vreemd want Ton is gek op geld,
of dat nu van hemzelf is of van zijn baas. Als postbode steekt hij de ontvangen
gelden van de rembourspoststukken in zijn eigen zak. Ook als ijsboer houdt hij
meer van de omzet achter dan hem toekomt.
Een bijzonder vrolijk mens, die Ton. Altijd kwinkslagen en
woordgrappen. Je kan echt met hem lachen.
Hulpvaardiger dan hij, is er geen een. Nooit het hoogste
woord in grote gezelschappen. Eerder een beetje teruggetrokken dan. Ben je sámen met hem, dan kan je lekker met hem
kletsen en lol maken. Ton stottert gewoonlijk nog, net zo erg als hij van jongs af aan al deed. Maar
in zo’n onderonsje, praat hij zonder haperingen.
In de twintig jaar dat hij nu werkt is Ton nog geen dag
werkloos geweest. Ontslagen of ontslag genomen: de andere dag heeft hij alweer
wat anders. Dat moet ook wel want stilzitten is niks voor hem. Familie en
vrienden maken daarvan ook steevast misbruik: er valt altijd wel wat te klussen
voor hem. Dat doet hij overigens met veel plezier.
Ton is erg mager. Altijd al geweest. Maar de laatste weken
vermagert hij wel heel erg. Zijn gezicht gaat met de dag meer gelijkenis
vertonen met het benige masker van een heroïnejunk, terwijl ik er van overtuigd
ben, dat gokken, roken en werken zijn
enige verslavingen zijn. Hij wèrkt gewoon te hard bij dat rioleringsbedrijf. Ton
verzorgt zich niet goed en eet niet voldoende. Voor het bereiden van een goede
maaltijd gunt hij zich gewoon geen tijd.
Ton zit veel te veel in dat Casino. Dáár eet hij ook. Hij
moet er niet aan denken een fractie te laat te komen aan de roulettetafel. Dat
de ‘dertien’, die hij altijd speelt, net voordat hij kan inzetten valt. Hij hap-slikt
de kroketten weg en gaat jachtig richting goktafel. Géén oog voor zijn
omgeving. Het zit tegen. De ‘dertien’ valt geen énkele maal. In nauwelijks een
uur tijd is zijn dagloon verdampt. Blut. Ná de nieuwe klus straks kan hij weer
fiches kopen. Weliswaar met het geld van
de baas. Dat wel. Maar hij gaat tòch winnen. Zeker wéten. Dan krijgt de baas
zijn geld gewoon terug.
Dadelijk, na middernacht,
is hij weer stand-by. Dat duurt nog wel heel even. Onrustig doorzoekt Ton
zijn zakken. Misschien zit er ergens nog wat geld. Helaas niet. Gelukkig vindt
hij nog wel een plukkie shag, dat is genoeg tot straks.
Eerder gepubliceerd op 6 juni 2009
Geen opmerkingen:
Een reactie posten