Aaaah, heerlijk zeg, de nabijheid van dat koele, golvende
water. Jammer alleen dat het niet te zuipen is. Een enkele keer vergis ik me
nog wel eens … dan zit ik, tot we weer thuis, zijn met een uitgedroogde bek.
Hoewel, de laatste tijd is Jee zo lief om water voor me mee te nemen. Ik hoop
vandaag ook.
Jammer dat hier geen konijnen zijn. Wel genoeg loopse teefjes
maar daar heb ik helemaal niks aan. Ik zie er prima uit, ben slank, heb een
glanzende vacht, een mooie langharige staart, sierlijk wapperende oren,
vrolijke, guitige ogen en een puik gebit. Ik ben nooit ziek en heb beslist nog
geen viagra-pillen nodig. Allemaal zaken in mijn voordeel. Slim ben ik ook. Eigenlijk
heb ik maar één groot nadeel: ik ben niet sterk. Jammer genoeg slagen die paar grote
sterke bullebakken op het strand er altijd eerder in een loopse teef te versieren.
Jammer zoals gezegd. Maar meer ook niet. Bij mij in de buurt pak ik mijn kansen
wel.
Na ruim twee uur strandplezier zit ik uitgeput bij de blauwe
Renault 4, op de parkeerplaats. Ik heb er nooit moeite mee onze auto terug te
vinden. Die auto is helemaal doordrongen van onze geuren; van de geur van Jee,
Carola en van mij. Dus dat is makkelijk
zat.
Ik sta al een tijdje te wachten als eindelijk Jee en Carola komen
aanlopen. Ze zijn zo blij dat ze me zien. Jee zegt: ‘O,o,o ik heb me zo ongerust gemaakt om je
lieve Sitaatje.’ Carola straalt helemaal: ’Waar ik ook keek , ik zag je nergens
meer, knulletje, ik dacht je kan de auto niet meer terug vinden. Maar toch wel.
Knappe jongen, hoor, Sita…' . Ik krijg het ene klopje na het andere. Voor mij
is het niks bijzonders. Ik ben niet voor niets een hond.
Ik sterf zowat van de dorst maar Jee komt maar niet over de
brug met mijn water. Ik doe net of ik erg moet hoesten. Dat helpt, want dan
herinnert hij zich op slag dat water tegen zo’n hoestbui kan helpen. Ja hoor, hij
duikelt de fles water en het waterbakje op uit de auto. En … daar ben ik helemaal
blij mee, Jee heeft wat eetbaars van huis meegenomen voor mij: een
vlezige kluif. Daar red ik het wel mee tot huis. Ze nemen zelf ook wat:
banaantje, krentenbolletje en een sinaasappelsappie. Allemaal niks voor mij die
troep … behalve die krentenbol misschien maar dan moet ik wel erg veel honger
hebben.
We stappen in de auto … nou ja auto … die niet meer zo erg heet
is van binnen. Jee was zo slim om terwijl wij wat aten en dronken, de ramen en
deuren wijd open te zetten. Op naar Rotterdam. Uurtje rijden. Uurtje pitten.
Heb ik wel nodig. Ben versleten.
(wordt vervolgd)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten