zaterdag 25 december 2010

Stil

Het is een paar dagen stil hier 
 
Alle lezers
Prettige Kerstdagen
en een
Goed, Gezond en Grappig  2011


Jeejeepee

tot 4 januari 2011

vrijdag 24 december 2010

Halal Kerstkalkoen

Dezer dagen vliegt het geld de portemonnee uit. Althans dat roept mijn vrouw Cora bijna elke dag minstens drie keer. Eerste Kerstdag krijgen we bezoek; we maken we een kerstdiner dat er mag zijn. Vorig jaar Kerst was ik de kok; maakte toen samen met mijn broer Frits een Indische rijsttafel voor familie en vrienden. Van collega Sonja kreeg ik destijds enkele recepten voor heerlijke Indische gerechten.
Dit jaar moet Cora aan de bak. Eerste Kerstdag krijgen we een Turks echtpaar, Adem en Meiden op bezoek. Dit is een tegenbezoek, want  op 2 september jl. hebben Cora,  ik en onze vriendin Frieda,  bij hen de Iftar, de afsluiting van de Ramadan, gevierd.  We zijn die avond door Adem, de Turkse man en zijn vrouw, Meiden, verwend met heerlijk eten en drinken.
Via de organisatie 'Doe Het Samen In Rotterdam' zijn wij met deze mensen in contact gekomen. Het doel van die organisatie is het bevorderen en verbeteren van contacten tussen allochtone en autochtone Rotterdammers. De afspraak is dat Adem en zijn vrouw bij  ons Kerst komen vieren.

 Het maken van de Iftar afspraak met de Turkse man was echt genant van mijn kant. Ik belde Adem. Van te voren dacht ik: ‘Ik moet langzaam praten tegen die man en een beetje makkelijke zinnetjes gebruiken, anders begrijpt hij me niet. Dus zeg ik tegen Adem:
‘Hallo, ikke Jeejeepee…….., ikke horen van 'Samen In Rotterdam'.........…ja…….wij bij jou Iftar komen ……ja………jij eten bij mij Kerstmis….. goed……ja?’
En dan…….in vloeiend, accentloos Algemeen Beschaaf Nederlands antwoordt Adem mij:
‘Hallo, Jeejeepee, ik heet Adem.  Ik en mijn vrouw vinden het een erg leuk idee om samen met jou en je vrouw ……..enz.’
Ik schaamde dood. Adem, 32 jaar,  blijkt een hoog opgeleide man te zijn, die in Nederland geboren is. Wist ik veel. Hij is directeur van een organisatie die ooglaseroperaties uitvoert.  Zij vrouw, Maiden. 29 jaar,  is jeugdpsychiater.  Bij hen kom ik dus aan met mijn kromme taaltje. Shame shame.

Cora heeft samen met Frieda het menu voor die eerste Kerstdag bedacht. Van mij wordt verwacht dat ik allerlei hand- en spandiensten verricht. De stoofperen maak ik klaar, vind ik leuk om te doen; kan ik ook goed; mijn stoofperen zijn wereldberoemd in de Rijnmond. Ik rasp de knolselderij; geen geringe klus met alleen een ouderwetse groenterasp voorhanden. Cora en Frieda kopen de nodige ingrediënten. Alle zware boodschappen mag ik doen, zoals de drank, vooral de zwaar alcoholische.

Cora en Frieda hebben hun handen vol aan de halal  (jazeker) kalkoen van zes kilo! Als die kalkoen nog geleefd zou hebben, had hij zich dood gelachen bij het zien van het zielige wokje, waarin hij aangebraden moet worden.  Met twee vorken houdt Frieda de kalkoen, gevuld  met kastanjepuree, abrikozen en fijngehakte walnoten, in evenwicht in het wokje. Het beest staat op zijn kop, althans waar die kop eens zat,  op de bodem van het wokje. Bijna dreigt  de kalkoen los te komen van Frieda’s vorken  en op de keukenvloer te stuiteren maar net op tijd kan Cora het beest grijpen met haar geribbelde rubberen ovenwanten. Wij vragen ons af of een op de vloer geflikkerde kalkoen nog wel halal genoemd mag worden. Met de bereiding van de kalkoen gaat het voorspoedig; na het aanbraden ging hij de oven in en inmiddels staat hij lekker af te koelen op het balkonnetje. Het hoofdgerecht is klaar.  In de loop van deze avond en morgen doen we de rest.  
Adem heeft ons gevraagd iets vertellen over de achtergrond van het christelijke Kerstfeest. Dat gaan we ook doen maar vooral ……………….lekker eten in vrede.

Wat eten wij deze Eerste Kerstdag met onze Turkse vrienden?
Gevulde kalkoen
Wortelsalade met gember en pistachenoten
Broccoli met champignons
Knolselderij gehakttaart
Vegetarische zuurkooltaart
Cranberry cheesecake


Alle lezers
Prettige Kerstdagen
en een
Goed, Gezond en Grappig  2011


Jeejeepee

tot 4 januari 2011

donderdag 23 december 2010

Meer sneeuwen

Het aanschouwen van een bloederige vechtpartij tussen een paar geile dronken meiden of een opwindende wilde orgie in een homotent is natuurlijk vele malen interessanter dan het eenzame gevecht met gladheid en sneeuw van een nauwelijks meer kras te noemen zestiger.  Dat geef ik volmondig toe.
Het zijn niet alleen de barre weersomstandigheden die hem parten spelen. Was daar eerst het bureaucratische gedrag van een ambtenaar belast met de uitgifte van stoepenzout. Nu waait de wind uit een andere hoek. De voorbijganger met commentaar op de noest arbeidende pensionado. Negatief en zo nu en dan ook wel eens positief:
-     Het is onbegonnen werk meneer, er komt een sneeuwbui aan. (zegt een      heer,    met pretoogjes; laat zijn hondje uit. Zo waren er nog drie: één met en twee zonder hondje.)
-    Die zwoeger weet heus wel dat het zo weer gaat sneeuwen, maar hij verveelt zich rot thuis, daarom staat hij hier sneeuw te scheppen. (een passerend jongetje van 12 zegt dit tegen zijn vermoedelijk even oude maatje. Geschat heb ik zes keer een dergelijke opmerking gehoord van dat soort tuig.) 
-     Vindt u het niet zonde van uw tijd meneer, want vanavond valt er nieuwe sneeuw en dan kunt u morgen weer overnieuw beginnen. (een veel te dik walgelijk Turks jongetje 12 jaar (?) dat op drie hoog uit het raam hangt.  Een walgelijk en ook heel dik Turks meisje dat twee ramen verder zoiets roept, in het Turks nog wel. Dus dat versta ik niet.)
-     Denkt u nou maar niet dat ik blij ben met wat u doet, ik loop liever over een dik pak sneeuw, daar glijd ik minder gauw over uit dan  over die opgeruimde stukken. (Een negerin op naaldhakken; ze kijkt me vuil aan.)
-    Denk aan je hart man; dit soort dingen moet je niet doen. (Buurman, die denkt dat ik hartpatiënt ben.)
-     Meneer, in Gorkum, waar ik woon, doe ik ook mij stoepje en dat van mijn oude buurvrouw. Meer niet. Want aan de andere kant naast mij woont een jong stel en naast dat omaatje woont een gezin met opgeschoten kinderen, die kunnen ook best  zelf de handen uit de mouwen steken. (Een bouwvakker, aan het werk in ons wooncomplex)
-     Is het nu al ingegaan, meneer,  dat je moet sneeuwscheppen voor een bijstandsuitkering? (een bezorgd kijkend bijstandsmoedertje)
-     Vroeger was het verplicht. Wie zijn eigen stoep niet sneeuwvrij maakt krijgt een bekeuring. Dat moet of al lange tijd geleden zijn afgeschaft of het is geen speerpunt meer van onze ordehandhavers, want niemand, behalve de een of andere dwaas,  maakt zijn stoep schoon..
-     Dat  hoeven we in Suriname nou helemaal nooit te doen, hè! Regen, regen, eindeloze regen vijf à zes weken achter elkaar. Zakt allemaal zo de grond in. Maar zo’ pak sneeuw opruimen, nee blij toe van niet, zeg. (Een jolige Surinamer met een handdoek om zijn nek; gaat naar of komt van de sportschool.)
-     Een prachtig Marokkaans meisje op krukken, vindt het geweldig, dat ik dit doe maar  ze zegt erbij, in plat Rotterdams,  dat het geen garantie is dat ze niet op haar bek gaat. Want daar is maar een ‘heejl klaain glad stukkie sneejl’ voor nodig.
-     Een buurvrouw vraagt lachend of ik nu nog niet klaar ben; ik heb pas tien van de honderdvijftig vierkante meter gedaan. (de buurvrouw, die van een grapje houdt).
-     Als je schuin met je sneeuwschuiver over de stoeptegels heen gaat  heb je veel minder last van de voegen van tegels. Fijn te horen als ik bijna klaar ben. (een deskundige Oude Noorderling).
Als een zaaier die uitgaat om te zaaien strooi ik het stoepenzout over de door mij schoongemaakte voetpaden. Als ik de volgende dag het droge schone trottoir aanschouw voel ik iets van voldoening. Het is gelukkig niet allemaal voor niets geweest. Wel jammer van die verrekte pijn in mijn arm.


woensdag 22 december 2010

Sneeuw ruimen


Een stekende spierpijn in mijn rechterarm, ter hoogte van mijn elleboog, een blaar op mijn rechterhand , een stijve nek en  schouder. Mijn heup zit zo vast, dat ik loop als een niet meer zo krasse tachtiger. Dat is  het gevolg van bij elkaar vier uren fanatiek sneeuwruimen bij mij voor de deur.Ik begon er aan omdat ik een paar keer mensen flink op hun bek heb zien gaan op het voetpad, dat loopt langs onze flat: van het centrum,  langs de Rotte, naar onze wijk  ‘het oude Noorden.’
 

De laatste keer dat ik sneeuw ruimde….ik kan het me niet meer heugen. Ik was een tiener. Een buurman, had zelf een sneeuwschuiver gefabriceerd van een paar latten en een plaat hardboard. Het werkte goed, voor zover ik me kan herinneren. Eigenlijk zou ik ook zoiets in elkaar willen flansen maar dat gaat nooit lukken, want het begint er al mee dat ik geen idee heb waar ik mijn hamer en spijkers gelaten heb……………… dus, laat ik dat maar zitten. Er is trouwens ook geen hout genoeg. 

Afgelopen vrijdag ging ik voor het eerst ruimen.  Er lag zeker vijftien centimeter sneeuw, bij veertien zou ik er beslist niet aan begonnen zijn, daar ben ik hard in!  Bij gebrek aan een sneeuwschuiver, besluit ik  een overbodig stuk laminaat te gebruiken. Heel stevig, hard materiaal, dat zeer zeker maar na een klein stukje stoep, zittend op mijn hurken schoongemaakt te hebben, bekroop me al het gevoel, dat het me niet zou lukken hiermee 150 vierkante meter wegdek sneeuwvrij te maken.
‘Oehoe,’ roep buurvrouw Imelda van drie hoog, ‘dat moet je toch niet zo doen Jee, ik heb van de week bij de reinigingsdienst een sneeuwschuiver gehaald, iedereen kan zo’n ding  daar ophalen, dus jij ook, jongen; stoepenzout kan je daar ook  meekrijgen, één zakje per persoon.’
‘Bedankt voor de tip, wijfie. Dan ga ik daar gelijk even langs.’

De reiningsdienst zit op vijf minuten loopafstand van mijn huis. Half twaalf ’s ochtends, toch een tijdstip dat vrijwel alles en iedereen in werkend Nederland druk in de weer is, zijn in de ruimte van de Reinigingsdienst, ongeveer negentien mannen en drie vrouwen in fel oranje, regenbestendige overalls, inderdaad druk bezig met van alles en nog wat, behalve met werk: telefoneren, lachen, hard praten, een baby de borst geven, Vrij Nederland lezen, sjouwen, krulspelden inzetten, kaarten, een fietsbandje plakken, een balletje hoog houden, Donald Duck lezen, sparren, drinken, eten.
‘Hier melden’’, staat er op een bordje. Duidelijk. Ik blijf bij ’Hier’ staan. Een in oranje gehuld persoon kijkt me aan als hij voor me langs loopt. Hij heeft een stuk brood in zijn hand; op de rest van dat stuk loopt hij nu zichtbaar, ruikbaar en hoorbaar te kauwen. Als hij me aankijkt gooit hij zijn hoofd achterover, zoals je dat doet als je aan iemand wil vragen: ’Wat moet je?’
‘Zo'n sneeuwschuiver,’ zeg ik en ik wijs tegelijk naar de plek, waar ze staan: een stuk of achtentwintig tegen een muurtje vlak bij de ingang.
‘ Die worden niet meer uitgedeeld; zijn voor eigen gebruik.’ zegt die kerel terwijl hij het veel te grote stuk brood in een keer doorslikt…..de tranen schieten hem in de ogen.’
‘Allemaal?’ vraag ik. Ik geloof er geen reet van.
‘ Ja, allemaal voor eigen gebruik.’
‘Voor jou en je familie zeker?’ vraag ik.
‘Nee, voor ons werk hier in de buurt.’ zegt hij
‘Ach kom nou man, ik heb nog nooit een medewerker van de Reinigingsdienst met zo’n sneeuwschuiver in zijn hand gezien maar goed, laat maar zitten, die scheppen hebben jullie blijkbaar al onder elkaar  verdeeld……….nu heel wat anders: doe mij dan maar vier zakken stoepenzout.’ zeg ik.
‘Nee meneer, één zak kunt u krijgen, één zak per persoon.’
‘Dit is echt te gek voor woorden, man, ik veeg niet alleen mijn eigen stoepje schoon,’ zeg ik, ‘ik ruim sneeuw voor het halve Oude Noorden.  Dan heb ik toch geen ene klote aan zo'n klein rotzakkie stoepenzout.’ Ik raak zowaar nog enigszins geïrriteerd ook.
‘Meneer, het spijt me zeer maar ik mag niet meer dan één zakje per persoon geven.’
‘Luister nou toch eens, meneer, als ik alleen míjn stoepje zou doen, zou ik net genoeg  hebben aan één zakje maar ik doe de ook de stoep van mijn zwaar invalide buurvrouw. Zij komt normaal al haast nooit buiten, laat staan onder deze voor haar barre omstandigheden. U begrijpt toch hoop ik wel dat zij nooit van ze lang zal ze leven, hier een zakje stoepenzout kan komen ophalen. Geef dat zakje voor haar nou maar gewoon aan mij mee, daar zal je echt geen billenkoek voor krijgen.......wie weet krijg je d’r nog wel een lintje voor met koninginnedag’
Bij hoge uitzondering krijg ik er twee mee. Hij geeft ze me alsof ik hem dwing zijn laatste spaarcentjes aan mij af te geven.
 


dinsdag 21 december 2010

Nummer 9******Boerderij-serie(4)

De ratten en muizen hebben dezer dagen vrij spel in de boerderij. Poes Mies is niet tot jagen in staat. Ze ligt in een hoek van de deel; ultra dik. Normaal is ze al te dik maar nu helemaal want ze krijgt jonkies. Volgens oom Frans zitten er zes, misschien wel zeven jonge poesjes in haar buik.
‘Ze heeft er wel eens een keer tien had,’ zegt hij. Frans denkt, dat ze heel gauw geboren gaan worden. Hij denkt deze nacht zelfs al.
‘Moederpoes’n hebb’n geen help nodig bie de bevalling,’ zegt ome Frans, ’ze biet’n de naelstring ewoon zelf door en as de hiele bevalling achte de rug is, vreet’n ze de moederkoek op.’
Oom Frans, vertelt verder nog dat de moeder feilloos weet of een katje 100% in orde is of niet. Is zo’n jonkie maar een klein beetje gek of mankeert er lichamelijk ook maar iets aan dan bijt mams het kleintje meedogenloos de strot af. Ze houdt er meestal toch genoeg over om de soort in stand te houden.
Ik ben behoorlijk onder de indruk van wat oom Frans me zo maar even onder het werk vertelt. Ja, want ik ben met hem de haver aan het binden.
‘Kom eens kijken, ome Frans, hier onder de haverplanten, een stel kleine grijze veldmuisjes, zeker wel een stuk of tien.’
‘Woar?’’, vraagt hij.
‘Kijk, hiero.’ zeg ik.
Dan tilt Frans zijn been op en vervolgens stampt hij met zijn grote klomp die kleine veldmuisjes tot moes. Nee, toch niet allemaal, ik zie er nog een paar bewegen…….en hij stampt gewoon nòg een keer en nòg eens.
‘Noe  zien ze d’r allemoal wel ewees,’ zegt hij, ‘noe onze Mies nie ken joag’n, mot ik het wel doen, waor? Kom, dan goan wie weer weiter met de haver, wie hebb’n nog zo viel te doen, jong,’ zegt hij terwijl hij met zijn grote hand mijn haar in de war gooit.
Ik ben er helemaal beduusd van. Frans zo’n vriendelijke, vrolijke man…..…..en dan trapt hij zo maar ineens ……….die weerloze veldmuisjes morsdood. Zó gek vind ik dat………………dat maakt me een beetje bang voor hem………..….….hij zal mij toch ook niet eens met z’n grote klomp………………neen, dat kan ik me haast niet voorstellen. 

Het is hard werken op het haverveld. Tante Betsie komt rond etenstijd met een pan kruutmoes en mand appelen en peren.
‘Jullie zull’n wel trek hebb’n,’ zegt ze.
‘Heerlijk tante Betsie,’zeg ik, ’geef mij maar een appel en een peer.’
‘Oh nee’ zegt Bets, ‘je eet eerst een bord kruutmoes! Je bent net een beetje aan‘ekom’n, noe mot je niet ineens raor gaon doen met eet’n. Appels en per’n voed’n niet. Kruutmoes wel, daar zit zo viel ezondheid in, mien jong, das het beste wa er is.’
Ome Frans en ik maken het karwei af. Het gaat al  bijna schemeren als we klaar zijn.  Ik ben kapot als we aankomen bij de boerderij.

Even wat opfrissen. Op mijn kamer is geen wasbak. In plaats daarvan staat er een lampetstel. Betsie zorgt dat er steeds schoon water is in de lampetkan. Dat water giet ik dan in de bijbehorende lampetschaal. Met een washandje en wat zeep poedel ik me dan daar op mijn kamertje.
Frans en Betsie gaan altijd vroeg naar bed. Ze moeten ook zo onwijs vroeg op: vijf uur ofzo. We gaan altijd allemaal tegelijk slapen. Voor we naar bed gaan eten we nog een hard gekookt eitje en drinken we een kop warme (!) chocolademelk. Een  verplichting die me beter bevalt dan de kruutmoesdwang.

’t Is al weer eind augustus. Nog één nachtje slapen dan is het uit met de pret en de vetmesterij hier. Volgende week weer naar school. Morgen naar het station Deventer. Weer in het zijspan. Betsie gaat ook mee uitzwaaien. Zij gaat achterop de BMW.

Op de ochtend van mijn vertrek hoor ik Betsie tegen Frans zeggen dat er negen kittens geboren zijn. Negen!
‘Ik kom zo.’ zegt Frans.
Ik ben klaar om te gaan. Met mijn minikoffer in mijn hand loop ik de deel in en zie Frans zich bukken over poes Mies. Hij pakt de kleine poesjes weg bij haar. Mies reageert niet op die actie. Frans loopt met zijn hand vol poesjes naar buiten en op anderhalve meter afstand van de buitenmuur van de boerderij,  gooit hij krachtig een kitten dood tegen de muur…..en zo doet hij met nummer twee……….met nummer drie…….nummer vier………..nummer vijf …….zes……….zeven….en dan zegt Frans tegen mij:
‘Hier jong, pak aan, doe  jij de laatste, ’t is helemaal niet moeilijk, gewoon je arm naar achteren zwaaien en dan krachtig naar voren bewegen ….en het beestje op het juiste moment loslaten, je kan het jong, je kan het!’
Ja, natuurlijk kan ik het ………en ik ben nog zo gek, dat ik het doe ook! Zo’n lieve onschuldige kattenbaby.
Waarom laat ik me dat nou opdringen?  Slap, slap, slap.
Het beestje is gelijk dood.  
Alleen nummer negen zal ooit eens muizen vangen.

In de trein naar Rotterdam heb ik nog wel heel even zitten huilen, eigenlijk vooral om die  ene kitten, die ik doodde. Een meisje tegenover me in de coupé ziet mijn tranen……..zoekt wat in haar tasje…….vindt wat……..kijkt vragend naar haar moeder naast haar……..en als moeder knikt, geeft ze mij een Donald Duck en  een zuurstok. Nooit, nooit heb ik nog aan die kittens gedacht……tot vandaag…..tot ik deze blog schrijf. Die zuurstok was heerlijk trouwens, een kaneelzuurstok, zo’n ouderwetse, die je vroeger alleen op de kermis kon kopen.

maandag 20 december 2010

Gierkelder*******boerderij-serie (3)

Ik schrik van Frans, die me vanuit de deel roept:
’Kom  m'n jong, wie goan hoaver oogst’n. Ik ken je hulp vanmiddag goed bruuk’n, vooral biet bind’n van de schov’n.’
‘Okee, ik kom d’r an’
Ik werp nog een blik op de roodwangvlieg….hij is niet meer stervende….hij is dood.
Ik spring van de stoel en huppel naar de deel. Oom Frans loopt alvast richting het haverveld.
‘Wacht even ome Frans, roep ik, ik moet nog even naar de wc.’

Nou ja, wc……wat in die contreien toentertijd voor wc doorging…….on-ge-loof-lijk. In de wc bij mij thuis komt er gewoon een fris geurtje als ik de wc doorspoel. Dat komt door een geurblokje met lavendel-, wilde rozen-, bosviooltjes- of hyacintengeur. In een mum van tijd is de ongewenste geur dan meestal wel weg.
De geur verdrijven op de toilet van Frans en Bets is water naar de zee dragen.  De stank die daar heerst domineert de boerderij.  Bijzonder hinderlijk is verder de aanwezigheid van honderden bromvliegen (strondvliegen) en tot slot is er niet eens een lichtje. Talloze vliegen knallen constant tegen je aan. Kunnen die vliegen ook weer niks aan doen want die zien natuurlijk ook niets.  
Goed eerst even die toilet wat gedetailleerder.  Die toilet  is een houten kist. Een kist die ooit eens mooi geverfd moet zijn geweest maar nu behoorlijk is afgebladderd. Ik ben nog niet groot genoeg om gewoon op die kist te gaan zitten…..ik moet er eerst op springen.
Bovenop die kist, precies in het midden, zit een ronde deksel op een eveneens rond gat (da’s handig!!).  Voor gebruik eerst de deksel eraf. Uit het geopende gat van de kist komt meteen al een misselijk makende walm, die de ruimte in een straal van 15 meter rondom de boerderij domineert. Het is een zure poepgeur met een vleug verstikkende ammoniak.  Door op het gat te gaan zitten stopt de toevoer van de walm maar  comfortabel wordt het nooit. Terwijl ik zit te poepen, lijken honderden vliegen er lol in te hebben tegen mijn kont aan te knallen.
Als spannend ervaar ik dan weer de relatief lange tijd tussen het loslaten van mijn drol en hem vervolgens te horen plonzen in de kelder onder de poepdoos. Het afvegen van mijn kont met krantenpapier valt me erg tegen. Da's nogal glad!  
Niet overal is die stank even sterk. In het varkenshok en op de toilet, daar is het  het slechtst uit te houden. Alle menselijke en dierlijke uitwerpselen komen terecht in één groot reservoir onder de boerderij, vanuit de gierkelder, het  varkenshok, de poepdoos voor de mensen en vanuit de koeienstallen.  De koeien doen nú alleen niet mee; ze zijn 's zomers altijd buiten. Als die gierkelder te vol wordt bestelt Frans een dagloner. Die  komt met een grote lege tankwagen en pompt de kelder leeg. Als alle gier in de tank zit rijdt de dagloner deze mest over de akkers van Frans uit en wanneer er in deze buurt gegierd wordt, is dat echt niet van het lachen. In de wijde omgeving  kunnen mensen aangename bezigheden als sporten, spelen, zingen en dansen wel even vergeten of ze enkele honderden meters verderop gaan doen. Qua lucht dan.



‘Woar blieb oe noe jong?’
‘Ja, ik kom er al aan, ik moest ineens zó poepen.’
Oom Frans wijst naar de hoek van de deel, daar ligt Mies de poes.
‘Die kriegt gauw jong’n, jong, let maar’sop.’


zondag 19 december 2010

Vlieg***********************boerderij-serie (2)

Verveling? Heb ik hier op de boerderij nauwelijks last van. Maar als  Frans en Betsie hun middagdutje doen, ja, want ze staan elke ochtend klokslag vijf uur op…….....goed, als Frans en Betsie dus hun middagdutje doen moet ik in of bij het huis blijven. Ja,  dan dan kan ik me wel eens te pletter vervelen en in dat geval,  ga ik vliegen kijken en tellen. Dooie en iets minder dooie vliegen. Want als je als willekeurige vlieg eenmaal bent geland op een kleefstrip, dan kun je het eigenlijk verder wel schudden. Wat zo’n insect allemaal door moet maken is nauwelijks voorstelbaar. Vanaf het moment van zijn landing zitten zeker alle vier zijn dunne breekbare pootjes vast en als het een beetje tegenzit ook nog een of beide vleugeltjes. Is dat nu wreed of niet? Met een beetje geluk heeft vliegemans zijn vleugeltjes en zijn voelsprietjes nog verre  van de kleefband kunnen houden.

Om van nabij getuige te kunnen zijn van de laatste momenten van zo’n insekt, pak ik een stoel van de eettafel en sleep die naar de kleefstrip. Heel aandoenlijk zo’n beestje te zien vechten voor zijn leventje……..en zo reuze jammer, dat ik, vanaf de stoel, slecht machteloos ben en machteloosheid kan aanschouwen.
De vlieg, die ik nu bekijk is een roodwangbromvlieg en ik moet zeggen, de rode wangtjes van deze vlieg zijn wel heel koket.…....maar of ze nou wel of niet koket zijn, die wangetjes d'r helpt geen moedertje lief aan.
Hij gaat steeds wat bozer brommer op zijn kleefband. Ik kan nu wel zeggen ‘rustig maar, rustig maar’. Met dergelijke uitingen bereik je een gemiddelde roodwangvlig doorgaans niet. Toch probeer ik hem bij te staan. Ik zou mezelf een dierenbeul vinden als ik daar alleen maar zou gaan afwachten tot hij zijn laatste brom uitbromt.  Nee, zo zit ik niet in elkaar!

Gisteren zat er een strontvlieg op de kleefstrip bij het andere raam, hij leek precies op de strontvlieg, die ik  eens met mijn biologieschriftje heb dood moeten slaan. Op mijn slaapkamerraam. Zo, die vlieg veranderde door die mep van mij in een kwak smurrie op mijn raam….en op mijn schrift. Dat was ook wel een beetje eigen schuld, dikke bult voor die vlieg. Hij was zó strontvervelend; ik zat te leren……hij was wel zes keer op mijn boterham met aardbeienjam gaan zitten en drie keer op nek…….ja, eens moet het afgelopen zijn, hoor?!

Deze strontvlieg hierin Nieuw Heeten, was gewoon zielig. Daarom wil ik helpen.  Dus pak ik hem  tussen duim en wijsvinger………….stom stom stom…..had ik niet moeten doen: vleugeltjes geknakt en alle vier zijn pootjes stonden nog op de kleefstrip…..biibberend en wel……ook zonder vlieg kunnen vliegenpootjes trillen. Wat knap! Toen heb ik hem maar helemaal doodgeknepen tussen mijn duim en wijsvinger. Ja, wat had strontvliegje überhaupt nog voor leven gehad? Zonder pootjes. Met gebroken vleugeltjes.  Mijn vingers heb ik maar snel afgeveegd aan het overgordijn dat naast me hing. Vliegen zijn toch vieze beesten. Dus ik wou zo snel mogelijk van die smurrie af.

Ach, kijk nu toch dat vliegje met de rode wangetjes toch eens dapper en heftig strijden. In zijn verwoede pogingen zijn pootjes van de band te krijgen, is helaas zijn linkervleugeltje vastgekleefd. Dat maakt nog hem nòg bozer. Wat een kracht heeft het insectje nog in dat dondertje van hem. Geloof me of niet maar hij brengt met zijn kleine zwarte lijfje, die hele kleefstrip van 1.75m aan het slingeren. Helemaal in z'n uppie.......maar.......jammer, jammer, jammer,  hij schiet er geen moer mee op. Integendeel zelfs: door het slingeren van de kleefband komen zijn voelsprietjes en zijn rechtervleugeltje vastgekleefd te zitten!
Een moeilijk moment vond ik dat.  Ja, heus. Wat kan zo’n beestje nou helemaal. Okee, nog mooiere rooie wangetjes krijgen, wat overigens ook werkelijk gebeurt…….. maar verder toch zeker niks? Hij kan brommen tot de dood er op volgt. Ik vind het echt vreselijk…kapot ben ik er haast van. Ik kan hem natuurlijk uit mijn lijden verlossen, door hem net zo op te pakken als die strontvlieg van gisteren. Vandaag kies ik ervoor om samen met deze roodwangvlieg de gifbeker helemaal leeg te drinken.

Ik schrik van Frans, die me vanuit de deel roept:
’Kom op, jong, dan gaan we met de tractor het land omploegen. Ik kan ik je hulp vanmiddag goed gebruiken.’
‘Okee, ik kom.’
Ik werp nog een blik op de roodwang….hij is niet meer stervende….de vlieg is dood

wordt vervolgd

zaterdag 18 december 2010

Kruutmoes*********boerderij-serie (1)

Rond mijn tiende jaar vermager ik ernstig. Ik krijg zo’n bleek bekkie dat ik door het katholiek maatschappelijk werk (natuurlijk wel met instemming van mam) naar katholieke boeren in  Nieuw-Heeten (Overijssel)  wordt gestuurd om aan te sterken. De boer heet Frans. Hij heeft een motor met zijspan, een BMW. Daarmee haalt hij me op van het station in Deventer. Het is dan nog bijna een uur rijden (in die zijspan!) naar de boerderij. De boerin heet Betsie.   Frans en Betsie zijn reuzen. Althans zo zie ik ze. Zo groot en zo dik zijn ze.  Kinderen hebben ze niet.
Misschien komt het wel daardoor dat ze zo vaak lachen om mij omdat ze  geen kinderen gewend zijn.  Ik snap eigenlijk niet wat er om mij te lachen valt. Want volgens mij  ben ik helemaal niet leuk. In Rotterdam lacht er echt nóóit iemand om mij.  Ik wordt op school wèl uitgelachen, bijvoorbeeld omdat de andere jongens op school vinden dat mijn achterhoofd zo’n rare vorm heeft….. maar dat is toch eigenlijk iets heel anders.
Deze boer en boerin lachen me zeer zeker niet uit. Ik denk dat ze lachen omdat ik heel anders praat als zij. Zij praten Sallands. Ik Rotterdams.  Elke ‘ij’ klinkt bij hun als een ‘ie’.  Elke ‘ui’ klinkt als een ‘uu’. de ‘korte a’ wordt een soort ‘korte o’ en de woorden die in Rotterdam gewoon  eindigen op ‘en’ eindigen in Salland alleen op een ‘n’. Dat hoef ik toch zeker niet verder uit te leggen.  Probeer voor de grap maar eens paar zinnen op z'n Sallands. Lachen!
Ik zelf vind het maar niks dat taaltje. Ik kan er niet om lachen in ieder geval.
Ze eten daar ‘kruutmoes’ wij zouden zeggen ‘kruidmoes’…niet te vreten dat spul…....….echnie…........karnemelksepap met bruine bonen……..  een stuk klapstuk erbij en nog wat onduidelijke ingrediënten.
Mam roept altijd tegen iedereen: ‘Jos is zo’n  makkelijke eter, die eet alles.’  ……..en dat is nog waar ook……………………maar hiervan zit ik echt even een flink stuk te kokhalzen.
Wat ik hier erg vreemd vind is dat huisdieren als kat en hond uit het  woonhuis geweerd worden. De kat moet buitenshuis op muizen jagen en de taak van de hond is buitenshuis ongewenste bezoekers op afstand houden.  Binnen zit wel een parkiet in een kooitje. Betsie gaat een keer per dag met haar neus tegen de tralies van het kooitje staan, trommelt met haar vingers tegen het hekwerkje en zegt dan op hoge toon: ‘pietepietepietepietepiet,’ en vervolgens gaat ze weer verder met haar werk. De parkiet, die Rosa heet,  haalt dan enigszins ontdaan haar schouders op, pikt wat zaadjes uit haar etensbakje en gaat verder met haar wasbeurt.
Voor alle vier de grote ramen in de woonkamer hebben Frans en Betsie een rol bruin extra klevend plakband uitgerold.  Helemaal van de boven naar de onderkant van het raam. Met een punaise is de bovenkant van het plakband in het houten raamwerk gepind. Bij één raam is het plakband nog helemaal schoon. Bij de andere ramen zitten vele insecten op het plakband geplakt. Muggen, bijen, wespen, vlinders, nachtuiltjes en vliegen in alle soorten en maten zoals: de roodwangbromvlieg, de dambordvlieg, de groene vleesvlieg en de ook in de stad veel voorkomende strondvlieg. Als ik eens een middagje wat minder te doen heb dan gewoonlijk tel ik maar liefst dertien roodwangbromvliegen op een strip.
‘Elke donderdag’, zegt Frans, ‘halen we de strippen met de meeste vliegen voor de ramen weg.’ Dan hangen we er een schone neer. Die blijft daar dan een kleine maand hangen dan is die ook weer vol.
‘Wat doen jullie dan met die oude?’ vraag ik nieuwsgierig.
‘Die wordt door Betsie uut'etrokk'n in de kruutmoes. Dà’s noe pas lekker eet’n jong.'



wordt vervolgd

vrijdag 17 december 2010

Reddende engel

Het thema, dat het gezin waarin ik opgroei, het op zijn zachtst gezegd, niet zo breed heeft, is in dit blog al meer dan eens langs gekomen. Een van de gevolgen van die armoede is dat zich regelmatig, al dan niet professionele redders aandienen. Zo is daar de katholieke kerk. Mam stuurt me soms naar de pastorie, het woonhuis van de pastoor en zijn trouwe hulpen, de kapelaans. Met een heel zorgelijk gezicht  zegt ze tegen me:
‘Ga even naar kapelaan de Groot en vraag hem tien gulden. Zeg hem  maar dat mamma geen geld heeft voor het eten. Zeg hem maar dat mamma het geld terug komt brengen zodra pappa weer terug is uit Amerika.’

Een oude mevrouw met een zuinig gezicht, opgestoken haar en een rode bloemetjesjurk doet de deur van de pastorie  open. Ze luistert naar mijn vraag en zegt dat ik even moet wachten. Buiten.  Geeft niet want het is lekker weer. Het duurt niet  zo lang of de kapelaan komt aan de deur.

Hij is heel aardig. Ik ken hem. Hij geeft ook les over Jezus en zijn apostelen bij ons op school. Hij heeft een bijzonder vriendelijke uitstraling. Het is een man met een grappig, rond hoofd, zachtaardige ogen en een rustige sympathieke glimlach. Het enige dat ik afstotend vind aan kapelaan de Groot zijn z’n kleine, roze, vlesige handen met  de korte dikke worstvingertjes.  Die doen me huiveringwekkend veel denken aan de handjes van mijn opa, de vader van mijn moeder, die zijn handjes niet thuis kon houden. Aan menig kleinkind heeft hij zich vergrepen. Aan mij ook. (*)  Over kapelaan de Groot heb ik trouwens helemaal niks te klagen!
Mam moeder is dol op kapelaan de Groot en dat is duidelijk wederzijds. Als kleuter heb ik de kapelaan veel gezien bij ons thuis. Mam en hij  drinken thee, snoepen chocolaatjes en lachen samen veel. Ik krijg dan ook chocolaatjes net als mijn zussies!

‘Ha Jos.’ zegt de kapelaan en verder niets....hij glimlacht.  Hij pakt zijn portefeuille, trekt er zo’n blauw briefje van tien gulden uit (nog  gloednieuw, zonder kreuken) en geeft het aan mij.
‘ Stop het maar goed weg jongen en zeg maar tegen mamma, dat ze me het niet terug hoef te geven, hoor.’
‘Aardig van hem,‘ denk ik.

Ik weet niet of kapelaan de Groot iets terug verwacht van mam voor zijn gulheid. De katholieke geestelijkheid schijnt bijvoorbeeld pittig wat meer behoefte aan sex te hebben gehad dan de celibaatbelofte toestaat. Als hij het haar gevraagd zou hebben, zou ze zijn vraag dan hebben beantwoord?
Ik heb me zoiets nooit van mam kunnen voorstellen, tot het moment dat ze me eens vertelde, dat een broer en zus van mij, verwekt zijn door andere mannen dan mijn vader.  Zou ze haar drempel, met betrekking tot sex bijvoorbeeld, verlegd hebben, om daardoor wat ruimere financiële armslag te verkrijgen?? Hoe het ook zij: kapelaan de Groot is er altijd voor mam. Door zijn giften redt ze het soms net. Mam noemt Kapelaan de Groot steevast: 'mijn reddende engel'.

(*) zie ook het Blog 'Vader' dd. 17-8-2009

donderdag 16 december 2010

Bittere spekjes

Uit verveling ga ik vanzelf meer eten, drinken, televisie kijken ook. Ik heb dat met eenzaamheid en neerslachtigheid ook,  maar minder. Als ik eenzaam of neerslachtig ben ga ik schrijven en meestal verdwijnen die gevoelens dan. Door het van me af te schrijven geef ik mijn treurnis weinig speelruimte.
Een hele dag thuis zijn: heerlijk! Geen stress ook dan! Niemand die aan mijn hoofd zeurt dat ik iets moet doen of laten. Heerlijk! Telefoon lekker laten gaan. Het is wel mijn beurt om te koken vandaag…….maar dat geeft doorgaans geen stress.Vanavond eten we boerenkool met spekjes e rookworst van de Hema. Een vrij gemakkelijke maaltijd. Daar kan iemand, die met aandacht kookt, zich geen buil aan vallen.

Het wordt uiteindelijk een klein pest beetje, het eten dat ik voor mijn vrouw en mijzelf klaarmaak. Ik kook vier ons boerenkool en een pondje aardappelen en stamp dat tot een ‘pot’  De porties boerenkoolstamppot liggen er enigszins verloren bij op de grote borden. Okee, de heerlijk riekende sappige, iets te zoute, halve rookworst komt er nog lekker naast liggen. Ook de spekjes moeten er nog bij maar die stellen wat teleur. Die hebben zich iets te zwart laten bakken ….maar ach, er is verder niet zo veel te eten in huis en we hebben honger, dus zijn we niet zo kritisch.
Ik prak de te zwarte spekjes door onze boerenkoolstamppot, waardoor ik die bittere spekjessmaak niet zo héél erg proef. Als we de prak op hebben zegt mijn vrouw dat we wel eens een lekkerdere boerenkoolstamppot gegeten hebben maar,  zegt ze, het geheel is uiteindelijk toch wel vullend genoeg.
‘Zie je wel,’ zeg ik in mezelf, ‘dan valt allemaal best mee!’ Bovendien hebben we nog het toetje.
Aan het toetje heb ik godzijdank nauwelijks werk. Ik heb afgelopen zaterdag al vier grapefruits gekocht bij Bas van der Heiden. Jammer genoeg is één van de grapefruits keihard, zuur en wat droog. Ik heb hem als een citroen uitgeperst. Ik krijg er met moeite een jeneverglaasje sap uitgeperst en bluhgh, bluhgh, bluhgh wat vreselijk zuur. Mijn vrouw heeft de pech deze grapefruit op haar bordje te krijgen. Ik ben zo vriendelijk om de helft van mijn verrukkelijke vrucht, sappig, niet te zoet, niet te zuur, aan haar af te staan. Daarna slacht ik meteen nog een derde grapefruit. Ik snijd een grapefruit altijd dwars doormidden met een zeer scherp gekarteld mes. Met datzelfde mes snijd ik van de ene helft, het vruchtvlees los van de schil en vervolgens de grapefruitstukjes los van elkaar. Dan wip met een vork de partjes uit de halve grapefruit en tenslotte schep ik met een lepel alle resterende sap  uit de halve  grapefruit. Na een korte pauze begin ik dan aan de tweede helft.
We zijn dan klaar met eten. Mijn vrouw draait een shagje, steekt die op en gaat druk praten. Allerlei zaken passeren de revue: haar werk, onze jongste zoon, de buurt, onze kater en zijn kattebak, het slecht weer. Over ieder item wordt tamelijk lang gasproken. Elk onderwerp ìs in den regel al meerdere malen besproken. Ik krijg het er enigszins benauwd van. Ze kan soms druk gaan praten en doen……ze gaat dan  harder praten………met haar armen zwaaien…………mij zetjes tegen mijn bovenarm geven.  Dat  is vermoeiend. Ik vind het knap van mezelf dat ik haar blijf aanhoren. Soms doe ik alsof ik luister. Uit zelfbescherming. Van wél luisteren zou ik zware hoofdpijn krijgen.
Wanneer zij, tot slot van zo’n langdurige tirade naar haar pakje shag gaat zoeken om een nieuwe peuk te rollen,  is voor mij het moment gekomen om van tafel te gaan; ik ga de eettafel afruimen, afwassen, koffie drinken met een stroopwafel, eten en televisie kijken.

dinsdag 14 december 2010

Spiekmann

 
Het is erg rustig langs de Maas in Rotterdam bij de Veerhaven. Vrijwel geen wind, volop meeuwen, veel verkeer op de Waterweg. ’t Is alleen een beetje fris. Ik kijk de Waterferry na, die zojuist richting Dordt is vertrokken. Onwillekeurig masseer ik mijn altijd pijnlijke linkerknie en tegelijkertijd dwalen mijn gedachten af naar mijn jeugd in Rotterdam-West in de vijftiger jaren van de vorige eeuw. 


Ik ben zeven jaar en loop via het Spiekmann plantsoen van school naar huis. In de Spiegelstraat in Spangen woon ik. Ik schrik me rot van een jonge boxer die blaffend op me af komt rennen en neem gelijk de benen. Nú weet ik, dat zo’n beestje alleen maar wil spelen maar toen dacht ik echt dat die hond me zou gaan opvreten. In mijn vlucht knal ik met mijn knie bovenop zo’n scherp, groen metalen hekje, waarmee alle gazonnetjes bij Spiekmann zijn afgeperkt. Ik schreeuw het uit niet alleen van de pijn maar ook uit angst voor die boxer maar dat beest is eigenlijk alleen maar lief voor me: hij duwt zijn snoet tegen mijn gezicht en likt mijn tranen. Vijf hechtingen zijn nodig om de gapende wond op mijn linkerknie te dichten.

Kinderen, groot en klein, spreken in die tijd ‘Bij Spiekmann’ af voor van alles en nog wat: sporten, knikkeren, rolschaatsen, steppen, sleeën, bloemen en rozebottels plukken, kapoentjes zoeken. Spiekmann is dè ideale ‘hangplek’ voor moeders met jonge kinderen en voor de opgroeiende jeugd van Spangen. Een perfecte accommodatie voor het aanleren van vaardigheden op allerlei gebied: klimmen, klauteren, schelden, roddelen, vechten, voetballen, determineren, flaneren. Ook voor honden is het daar trouwens prima toeven; ze kunnen er ongestoord rondrennen en schijten.

De ‘bossies’ rond het monument Spiekmann zijn voor jonggeliefden hèt oefenterrein bij uitstek. Wat zich daar allemaal afspeelt, zou tegenwoordig geschoven worden onder de noemer: ‘dat wil je niet weten’.

De naamgever van het monumentale plantsoen, Hendrik Spiekmann leeft van 1874 tot 1917. Slechts 43 jaar oud overlijdt hij aan leukemie. Hij is één van de oprichters van de SDAP (de huidige PvdA) en het eerste socialistische gemeenteraadslid van Rotterdam. Dit monument wordt omstreeks 1920 gebouwd door vrijwilligers (socialisten natuurlijk) en bouwvakkers. Het markante kunstwerk Spiekmann, een ontwerp van architect Berlage, staat midden in een plantsoentje. Het heeft de vorm van een façade, een grote muur van cement en kiezelsteen: één meter dik en vijftig meter lang. Het object heeft een ‘Oostblok-achtige uitstraling’.

Tot 1965 wordt bij Spiekmann op de vroege ochtend van elke 1e mei de dag van de arbeid gevierd. Muziekkorpsen en koren brengen socialistische strijdliederen ten gehore. Er zijn'rooie' sprekers en er worden 'rooie' bloemen bij het monument gelegd. Socialisten uit het hele regio komen luisteren en applaudisseren. Tot slot van de bijeenkomst zingt de verzamelde menigte zoals de traditie vereist:de ‘Internationale’: ‘Ontwaakt verworpenen der aarde…….enz’. Elk jaar komen daar minder mensen bijeen. Dat zie ik dan als kind al.

Spiekmann is het rood-groene hart van Spangen. Het socialistische monument (zie foto hiernaast) ligt ingeklemd tussen het Kasteel, de thuishaven van de aristocratische voetbalclub Sparta (de rijke pikkenclub van Rotterdam) en het Rooms Katholieke bolwerk, met op enkele hectaren bijeen: de kerk, het nonnenklooster, de kleuterschool en de lagere school.

Roomse bewoners van Spangen kunnen niet anders dan via het park van die ‘rooie’ Spiekmann naar school of naar de kerk gaan. Voor veel katholieken is dat een gruwel. Zij lopen liever een paar honderd meter om.

Spiekmann wordt in 1965 gesloopt. Spangen moet zonodig een centrale toegangsweg krijgen. Drie meter onder de huidige trambanen op die nieuwe entree van Spangen liggen nog de resten van het oude monument. Met grote tegenzin gaat de PvdA in de Gemeenteraad akkoord met de sloop, onder voorwaarde dat er een nieuwe Spiekman komt. Dat belooft het Stadsbestuur.

Op mijn Ipod klik ik nu afwisselend een foto van het oude en het nieuwe monument te voorschijn. Het nieuwe Spiekman (op de Mathenesserdijk schuin links tegenover de LIDL)is een treurig stemmend 'pisbak-achtig'' muurtje geworden (zie fotootje hiernaast) ingeklemd tussen agressief groen. Zonder enige allure. Het is wel te begrijpen, in de zeventiger jaren van de vorige eeuw past zo’n grotesk monument gewoon niet maar ietsje meer aandacht en ruimte voor groen en recreatie had geen kwaad gekund.

Vanaf het bankje waarop ik zit, langs aan de Maas, zie ik een gigaschip aanmeren bij de cruiseterminal. De s.s. Happy World. Een taxibootje scheert met hoge snelheid over de Waterweg richting Schiedam en de meeuwen maken een vreselijke rotherrie! Zojuist heeft iemand een vuilnisbakzak vol stukken brood in het water leeggeschud. Het geschreeuw van die vogels breekt door mijn geluidsbarriere. Hoogste tijd om een ander plekje op te zoeken.


 

 


 

 

maandag 13 december 2010

Een beetje traag


Herlaas moet ik toegeven dat ik, anno 1960, familie heb op Zuid (Rotterdam). Op de Dalweg vlakbij de Kuip: Tante Maud, ome Wout, nicht Trees (13)  en Neef Cees (11). Honderd procent in orde kan mijn neef niet zijn. Hij  is al twee keer blijven zitten: in de eerste en in de derde klas. Hij is een beetje traag en ik heb geen idee hoe het komt. Bij zijn geboorte is alles goed gegaan voor zo ver ik weet. Hij is niet erg ziek geweest. Geen ongeluk gehad: onder een auto gekomen of hard tegen een muur aangelopen, neen niets van dat al. Zijn ouders zijn ook schatten van mensen.  Van zijn moeder, tante Maud, een zus van mijn vader, ja, van haar kan ik me nog wel voorstellen, dat ze af een toe een mep uitdeelt. Maar ook weer niet zo heel erg hard. Ik heb wel eens gelogeerd bij hen. Ze is heel aardig. Ome Wout ook.
Leuk eigenlijk wel, hè?: Tante Maud en Ome Wout. Dat verzin je niet. Togh? Altijd leuk als ooms en tantes rijmen.

Nu ik er nog eens goed over nadenk……oom Wout is óók een beetje traag is. Heel groot is hij…..bijna twee meter, schat ik……en mijn moeder zegt dat de woorden uit zijn tenen moeten komen……dat dacht ik al want hij praat zo langzaam…… die woorden moesten ook zo’n lange weg afleggen.  Eigenlijk doet hij alles op zijn dooie akkertje. In de tijd Oom Wout een shagje draait heb ik er al drie opgerookt, snap je. Een ontspannen mens, is het. Ik heb die man ook nooit boos gezien.

Hij, tante Maud, Cees en Trees, hebben de gewoonte om zondags fietstochtjes te maken. Nu eens naar opa en oma, dan eens naar tante Riek of oom Koos, dan weer naar Spangen, naar mijn ouders. Of liever gezegd , mijn moeder,want mijn vader is toch nooit thuis.
Omdat we arm zijn, hebben we  zelf al zowat niks te drinken (ja……water!) of te eten. Laat staan voor visite. Natuurlijk komen ze maar met een doel bij ons : eten, drinken en dan weer terug fietsen naar hun eigen huis op Zuid. Daar hebben ze nog volop te drinken en te eten, want Oom Wout verdient goed in de haven.

Als we de deur voor ze open doen, dan horen we,  Cees voorop:
‘Hallo tante Da,  ik heb zo’n honger tante Da.’
‘Hallo tante Da,  ik heb zo’n dorst, zegt nathals nicht Trees.  
‘Ja, ik ook, ik heb ook dorst tante Da,’ zegt Cees er vlug achter aan.
Oom Wout en tante Maud, zeggen helemaal niks maar ik kan aan hun ogen goed zien dat ze geen nee zullen zeggen tegen iets drinken of eten. Dan gaan ze weg en is al ons eten en drinken op.
En dan zegt Cees ook nog:
‘’Tanta Da…….ik heb nog steeds een beetje honger…’
Ik heb het er later nog wel eens met mijn moeder over gehad. Ze vertelde me dat ze op zo’n moment heel veel zin had om Cees de trap af te schoppen, maar zoiets zal ze nooit doen.

We hebben nooit meer voor 'Zuid' open hoeven doen. Toevallig ontdekken we dat de etalageruit van de kapper bij ons aan de overkant onze voordeur weerspiegelt. Zo kunnen we precies zien wie er bij ons voor de deur staat. Vervolgens bslissen we of wel of niet open doen. 

We zijn al weer stuk verder in de tijd: 2005. Tante Maud is al zeker vijftien jaar geleden overleden. Ome Wout daarentegen  is een oude taaie, altijd rustig, relaxed geweest.  Als ik hem mis op de begrafenis van een broer van mijn vader, vraag ik aan nicht Trees waarom haar vader, ome Wout,  er niet bij is.
Met een verontwaardigd gezicht zegt ze:
‘Hij is al ruim twee jaar dood, man! Ik heb je speciaal nog gebeld! Jij zou je familie informeren. Dat heb je blijkbaar niet gedaan. Ik heb niemand van jullie op de begrafenis van mijn vader gezien.'
Genaaaant! Inderdaad, op het moment dat ze dat zegt, herinner ik me dat telefoongesprek weer en……. dat ik dat gesprek blijkbaar op hetzelfde moment ook weer vergeten ben. 
Het is wel een beetje traag maar ik heb meteen, weliswaar twee  jaar na dato, mijn familie over oom Wout geïnformeerd.
  

zondag 12 december 2010

Jeetje Mina

Hallo lieve ex-collega,
Jeetje Mina nou! Het is zeker lang geleden dat we mailden of dat ik bij je was. In het voorjaar dan kom ik denk ik weer eens die kant op. Maar mailen kunnen we natuurlijk ook altijd.  Je ziet me wel niet vaak en je hoort me niet vaak maar ik denk wel vaak aan je, heus.
Uit je mail straalt opgewektheid en energie. Dus kan het haast niet anders of het je gaat goed. Klopt dat ook?

Ik zie nu voor me je werkplek………en opeens gaat daar de telefoon…….
je neemt hem zo aan:
‘Goedemorgen, met Stomerij Teuntje, u spreekt met……...’
’ooooooooooooh halloooooooooooo,  Jeetje……….Jeetje, wat is dat lang geleden …hoe ist er mee jongen?'
Nou, goed dus en ik zal niet opsommen waar ik allemaal mee bezig ben, want dat is zowel voor mij als voor jou vermoeiend. Het belangrijkste is dat ik gezond ben en dat de sloffen die ik via Sinterklaas kreeg van mijn lieve vrouwtje (de groeten overigens terug), goed passen en ook warm zijn. Hinderlijk van die sloffen, vind ik de veel te lange oren, die er aan zitten, daar struikel ik nogal eens over. Ik snap het wel: die sloffen stellen een konijnenechtpaar voor en kleine piepoortjes staan gewoon stom op zulke flinke konijnen (maat 46).

Momenteel wordt het huis in stelling gebracht voor het volgende evenement: kerst. Er is een gloednieuwe kunstkerstboom aangeschaft. Die kerstboom moet het overigens wel doen met oud engelenhaar (dit jaar door mij ook nog een tijdje gebruikt als toupet) en met stokoude ballen. Dolgelukkig is deze boom met zijn piek en dat is me er ook een: groen, groot, glanzend en wel 30 centimeter lang. Had je die oude kunstkerstboom van ons eens moeten zien……………kan ik me wel voorstellen, want zijn piek was slecht 25 centimeter. Ik heb die oude boom maar gelijk bij het grof vuil gezet, want  ik heb geen zin in een kerstboomoorlog in mijn huis.

Tsja, nog steeds heerst het kouwebillenprobleem en met name bij jou…….vorig jaar kon ik je nog aan hotpacks helpen voor in je grotere slips…..maar die tijd is voorbij. Ik heb hier nog wel vijf stuks gebreide onderbroeken liggen van mijn schoonmoeder zaliger,  een betere bescherming tegen de kou dan die gebreide onderbroeken kan je niet wensen me dunkt. Misschien dat de courier hier eens langs kan rijden om ze op te halen, ik woon vlakbij Stoppe Hein een van de filialen van Teuntje.

Even alle gekheid op een stokje: Black Beauty………heeft die er werkelijk een kindje bij of moet het nog komen? Ik heb niet gemerkt in juni dat ze zwanger was. Ze moet toen al vier maanden geweest zijn, togh?  Wil je haar gelukwensen met haar zoon/dochter?

Nog iemand die echt blij mag zijn is Miep, weet je wel, van dat andere kantoor. Het is zo mooi dat haar man weer een baan heeft. Werkeloosheid  is het allerergste……….nee, niet het allerergste maar het is afschuwelijk om werkloos te worden. Het is echt ellendig voor jezelf en de mensen om je heen; die W.W.  stelt tegenwoordig geen klote meer voor!

Fijn dat het goed gaat met je vriend, zoals je schrijft in je mail. Hij zal zijn persoonlijke subsidie  toch wel mogen houden, neem ik aan? Ondanks de forse bezuinigingen. Heeft ie al weer een nieuwe stationcar?

Zolang ‘your lovely doughter’, de krantenknipsels op prijs stelt zal ik ze blijven toesturen. Ze zegt wel  ’ho’ als ze het zat is. Ik heb trouwens geen mailtje van haar gehad, hoor.  Leuk dat ze weer naar Oeganda gaat trouwens. Ik zou ook best met haar mee willen…….ik zal het er eerst even met geliefde echtgenote over moeten hebben.

Mijn zoon Larry, tsja……, hij heeft sedert een maand  of twee (??) een vriendin, ik weet niet eens  hoe ze heet, hij heeft het me wel gezegd maar ik ben het weer vergeten. Schande! Ik heb haar ook nog niet gezien maar, en nu komt het dus, ze woont daar bij jullie in dat dorp!!!!!! (dus dat kan absoluut niks zijn!) (grapje).
Mijn zoon Koen heeft besloten onze woonplaats te verlaten; hij gaat een woning zoeken in de stad van zijn vriendin; je raadt het nooit: Utrecht!! (Dat kan weer wel wat worden want ik heb daar leuke huisjes gezien). Binnen een jaar is hij weer terug, denk ik, toch.
Tsja, wat dan nu nog verder in deze vermeld……twee foto’s  (van vrijdag jl.) zet ik er op: hierboven een van Jee op de sportschool, op die foto train ik mijn triceps (het lijkt er eigenlijk meer op alsof ik mijn sluitspieren zit te trainen); op de foto hiernaast maak ik het SP-maandblad  ‘Tribune’ klaar voor verzending.
Nu stop ik, want ik ga nog even mijn bridgelesje bestuderen…..ooooh….dat weet je natuurlijk nog niet: ik doe een cursus bridgen….leuk kaartspel……beetje erg moeilijk……maar toch leuk.  Ik heb nu 6 van de 12 lessen gehad (hé, wat leuk, ben ik nu precies op de helft!).  Ken jij dat? Bridgen? Het vervelende van die cursus is dat ik veruit de jongste cursist ben. De meeste andere cursisten zijn 75 jaar of ouder. Die zijn er preventief door een maatschappelijk werker naar toe gestuurd om niet te dementeren of te vereenzamen. Ik ben daar natuurlijk op eigen initiatief naar toe gegaan maar dat zal je wel begrijpen.
Ik ga er nu echt een eind aan maken. Wil je de hartelijke groeten doen aan al mijn lieve exen aldaar. Doe ook maar voor één keer aan die niet zo lieve.

Heel Veel Liefs,
Jee(tje)


Alle namen in deze blog zijn om redenen van discretie t.o.v  betrokken gefingeerd.
Alleen Jee(tje) is in werkelijkheid Jeejeepee