Ik schrik van Frans, die me vanuit de deel roept:
’Kom m'n jong, wie goan hoaver oogst’n. Ik ken je hulp vanmiddag goed bruuk’n, vooral biet bind’n van de schov’n.’
‘Okee, ik kom d’r an’
Ik werp nog een blik op de roodwangvlieg….hij is niet meer stervende….hij is dood.
Ik spring van de stoel en huppel naar de deel. Oom Frans loopt alvast richting het haverveld.
‘Wacht even ome Frans, roep ik, ik moet nog even naar de wc.’
Nou ja, wc……wat in die contreien toentertijd voor wc doorging…….on-ge-loof-lijk. In de wc bij mij thuis komt er gewoon een fris geurtje als ik de wc doorspoel. Dat komt door een geurblokje met lavendel-, wilde rozen-, bosviooltjes- of hyacintengeur. In een mum van tijd is de ongewenste geur dan meestal wel weg.
De geur verdrijven op de toilet van Frans en Bets is water naar de zee dragen. De stank die daar heerst domineert de boerderij. Bijzonder hinderlijk is verder de aanwezigheid van honderden bromvliegen (strondvliegen) en tot slot is er niet eens een lichtje. Talloze vliegen knallen constant tegen je aan. Kunnen die vliegen ook weer niks aan doen want die zien natuurlijk ook niets.
Goed eerst even die toilet wat gedetailleerder. Die toilet is een houten kist. Een kist die ooit eens mooi geverfd moet zijn geweest maar nu behoorlijk is afgebladderd. Ik ben nog niet groot genoeg om gewoon op die kist te gaan zitten…..ik moet er eerst op springen.
Bovenop die kist, precies in het midden, zit een ronde deksel op een eveneens rond gat (da’s handig!!). Voor gebruik eerst de deksel eraf. Uit het geopende gat van de kist komt meteen al een misselijk makende walm, die de ruimte in een straal van 15 meter rondom de boerderij domineert. Het is een zure poepgeur met een vleug verstikkende ammoniak. Door op het gat te gaan zitten stopt de toevoer van de walm maar comfortabel wordt het nooit. Terwijl ik zit te poepen, lijken honderden vliegen er lol in te hebben tegen mijn kont aan te knallen.
Als spannend ervaar ik dan weer de relatief lange tijd tussen het loslaten van mijn drol en hem vervolgens te horen plonzen in de kelder onder de poepdoos. Het afvegen van mijn kont met krantenpapier valt me erg tegen. Da's nogal glad!
Niet overal is die stank even sterk. In het varkenshok en op de toilet, daar is het het slechtst uit te houden. Alle menselijke en dierlijke uitwerpselen komen terecht in één groot reservoir onder de boerderij, vanuit de gierkelder, het varkenshok, de poepdoos voor de mensen en vanuit de koeienstallen. De koeien doen nú alleen niet mee; ze zijn 's zomers altijd buiten. Als die gierkelder te vol wordt bestelt Frans een dagloner. Die komt met een grote lege tankwagen en pompt de kelder leeg. Als alle gier in de tank zit rijdt de dagloner deze mest over de akkers van Frans uit en wanneer er in deze buurt gegierd wordt, is dat echt niet van het lachen. In de wijde omgeving kunnen mensen aangename bezigheden als sporten, spelen, zingen en dansen wel even vergeten of ze enkele honderden meters verderop gaan doen. Qua lucht dan.
‘Woar blieb oe noe jong?’
‘Ja, ik kom er al aan, ik moest ineens zó poepen.’
Oom Frans wijst naar de hoek van de deel, daar ligt Mies de poes.
‘Die kriegt gauw jong’n, jong, let maar’sop.’
Geen opmerkingen:
Een reactie posten