dinsdag 30 november 2010

Pekel tekort

Glibberig is de weg van huis naar het metrostation. Ik ga naar een cursus.  Er waait een gemeen rottig windje door de bomen.
Wat is de winter vroeg dit jaar, zeg! Daarnet In mijn huis zelfs waaide de wind; ondanks het pas aangebrachte dubbel glas. Sinterklaas en Pieterman zullen er niet bepaald blij mee zijn. Ik vraag me zelfs af of de goede Sint er überhaupt nog wel zin in heeft om hier in Rotterdam te kom. Hij moet zich:
1. al een ongeluk zoeken naar schoorstenen en 
2. nu hij het weer zo lelijk vindt,  is er voor hem helemaal geen lol meer aan.

Goed, ik ben dus op weg naar het metrostation. De eerste kilometer moet ik wel lopen.  Veel te glad om te fietsen. Pekel strooien in de kleine straatjes van Rotterdam is te duur geworden. De uitgaven van deze gemeente moeten omlaag. Dus wordt er  minder gestrooid.  
Bedroefd zit Burgemeester Aboutaleb op een pallet met zakken pekel; hij schudt droevig met zijn hoofd, zijn ambtsketen maakt daardoor wel weer  leuke kleine klingel-klangel-tingel-tangel-geluidjes.
Aboutaleb mompelt dan in zichelf: ‘Hoe kan Sint nu in deze donkere nachten rijden op zijn paardje?  Oh zo snel? In al die kleine gladde rotstraatjes?’
‘Met tachtig zakken pekel kan ik mijn hele stad nooit sneeuwvrij maken. Daar heb ik er zeker driehonderd voor nodig…….en…….wat als het nòg meer gaat sneeuwen, dan heb ik maar liefst  zeshonderd zakken pekel nodig en als…………..’    ach heden……..nu begint Abou toch zo onbedaarlijk te huilen en hij moppert: ’die klote Wilders…..altijd maar weer die klote Wilders.’ Ja, kan je hem ongelijk geven?  Aboutaleb is tenslotte niet voor niks Marokkaan!
Abou vermant zich,  veegt zijn tranen weg, snuit zijn neus en zegt (weer in zichzelf): ‘Het is nu een maal zo; ik kan er lang of kort over jeremiëren, we hebben gewoon te weinig……….en ja, dan kòmt de Sint gewoon niet, toch?’
Opeens krijgt Aboutaleb een idee: ’Okee,  ‘t is nou reteglad,’ zegt hij, ’maar zal de Sint eigenlijk wel weten hoe zeer wij wachten??’ Ik betwijfel of hij werkelijk weet hoe zeer wij hier met zijn allen op hem zitten te wachten, desnoods, tot we een ons wegen.  Want ik ben er van overtuigd, dat, als hij echt zou weten, hoe zeer wij hier in Rotterdam godverdomme (excusez le mot) op hem zitten te wachten: ja, gewis, dàn kwam hij wel. Ik kan het niet genoeg benadrukken: ja, gewìs dan kwam hij wel.’

Wat is nou voor een grote stad belangrijker, dat de auto op de doorgaande weg lekker kan doortuffen of dat de fietser over de kleine straatjes kan doortrappen? Aboutaleb kiest voor  de grote wegen; het doorgaande verkeer moet ook echt kunnen doorgaan: de tram, de bussen, de vrachtauto’s……… tsja en als die grotere wegen gepekeld zijn is de pekel opperdepop.
Jammer, maar helaas. Rotterdam was tot de Tweede Wereldoorlog de stad met de op twee na meeste kleine straatjes, zijstraatjes en steegjes in de wereld. BuenosAires was een; Lissabon twee; Rotterdam pakte destijds fraai de bronzen plak, mooi toch? In die Tweede Wereldoorlog zijn  helaas vele kleine straatjes platgebombardeerd en daardoor is Rotterdam gezakt naar de 376e plaats, een plaats die moet worden gedeeld met het Belgische stadje St. Job in het Goor.
In talloze gladde straatjes, kan nu dus door pekelgebrek niet worden gestrooid, dus ook niet gelopen of  gereden worden noch per auto noch per fiets.  Wee degenen die zich wel op de gladdigheid durven voortbewegen. Dat zijn er nog verrassend veel. De ziekenhuizen hebben het razend druk met botbreuken; de ene botbreuk na de andere wordt het hospitaal binnen gebracht. De gipsindustrie draait over uren. Ook de leverancier van de gipskleurstoffen beleeft gouden tijden. In een semipermanent werkplaatsje  op het ziekenhuisterrein kunnen werknemers van de gipskleurstoffenfabrikant  de vraag naar de meest uiteenlopende kleurtjes nauwelijks bijbenen. Vijf grote volwassen kerels zijn continu in de weer.  Zij roeren met manshoge roerijzers in ketels met een inhoud van driehonderd liter, om gips,  water, en kleurstof met elkaar te mengen. Met de name de veruit favoriete kleuren blauw en roze zijn haast niet aan te slepen voor de mannen.  
Gelukkig ben ik nu die kleine rotstraatjes voorbij en spring gewoon op de fiets richting metrostation. Daar stap ik, zonder een enkele botbreuk, in de metro richting Ommoord voor de vijfde les van de cursus "Kleine surprises, gedichten en grote suikerbeesten maken voor beginners’.
     

maandag 29 november 2010

Moord in het bos

Vanavond is het lachen, gieren brullen op de theaterclub. We spelen een nog altijd niet opgeloste moord in het bos. Lesbiënnes en een potloodventer (die speel ik dus) hebben er wat mee te maken. Elke maandagavond komt een stel mannen en vrouwen bijeen om te werken aan een toneelstuk, dat in mei 2011 opgevoerd zal gaan worden. Het stuk moet gaan over vrijheid, vrijheid van meninguiting, keuzevrijheid, vrijheid in relaties en de angst die er is voor vrijheid.  Ieder groepslid kan elke oefenavond met ideeën komen. Op die ideeën wordt dan in kleine  groepjes geïmproviseerd. Aan het eind van de avond is de hele groep publiek bij de presentaties van de kleine groepjes. Met alle presentaties van alle avonden wordt een avondvullende voorstelling gecomponeerd. Sommige stukjes vallen af anderen worden wat uitvergroot.  

Mijn groepje bedenkt vanavond in het kader van vrijheid en relaties, iets sprookjesachtig:
Het gaat niet best met Laura en haar vriendin. Ze vormen al jaren een stel.  Maar Lidwien gaat de laatste tijd steeds meer vreemd en Laura is dat zat. Ze wil van Lidwien af.  Ze wil haar, in het bos, vergiftigen met een Mars.  Ze stelt Laura voor om een boswandeling te maken en als gewoonlijk gaat mevrouw pas na  lang zeuren, bidden en smeken mee. Sloffend, zeurend, zuchtend en steunend. Ze passeren de boom, die alles ziet en alles weet (gespeeld door Zuhair) en daar moet Laura ook al tegen zeiken maar nu letterlijk en met gebruikmaking van dat kunststof damesplasgootje, dat een tijdje terug ineens zo in de mode was. Laura klaagt zoals gewoonlijk over buikpijn en zere voeten. Lidwien biedt haar de Mars aan: 'eet dit dan krijg je weer wat energie'. Laura pakt de Mars wel aan maar eten wil ze nu nog niet. Woedend, woedend, woedend,  is Lidwien, die er veel te gretig op aandringt dat Laura de Mars eet en wel nu onmiddellijk.

Dan huppelt er een elfachtig wezentje door het bos. Alles is  in haar beleving mooi, leuk, lief, aardig en nog eens om te lachen ook. Ze flirt met de alwetende boom en ze barst in lachen uit als ze de potloodventer (die ik speel)  met zijn blote waterpistooltje ziet.

Ons lesbische koppel verliest elkaar dan wat uit het oog. Laura komt alleen te staan tegenover de plotsklaps opgedoken potloodventer. Die ze maar een zielenpoot vindt. Ze kijkt naar zijn ‘potlood’ en zegt:
‘Nou het is fraai hoor,’ en als of hij een bedelaar is  geeft ze hem de Mars, waarvan zij niet weet dat die vergiftigd is.

Laura en Lidwien hebben elkaar wel weer gevonden maar zijn nog steeds verdwaald in het bos en zij belanden keer op keer, elkaar alsmaar verwijten makend,  bij diezelfde alwetende boom. Lidwien vraagt of ze de Mars al op heeft. Daar reageert ze in eerste instantie niet op. Na herhaald aandringen, zegt ze dat ze de Mars heeft gegeven aan de potloodventer. Lidwien is nu duidelijk in paniek.

De potloodventer neemt een moment voor zichzelf. Hij gaat tegen de alwetende boom zitten en  neemt een hapje van de Mars…….reeds na één hapje kukelt hij omver; zijn leven is ten einde.

Het elfje dat alles leuk en mooi vindt, fladdert langs de boom en kirt:  ‘oh, wat mooi, oh wat leuk’ als ze de dode potloodventer ziet. Een slap stukje van zijn pik hangt nog net buiten zijn gulp.
  
De vriendinnen komen weer kibbelend langs de boom en zien de dode potloodventer met de Marsreep  in zijn hand. Haastig vervolgd Lidwiens haar weg; Laura sloffend achter haar aan.

 ‘Het is maar goed dat ik de kunst van spreken niet machtig ben,’ zegt tot besluit de alwetende boom.

Er zal hier nog wel flink aan gesleuteld moeten worden voordat dit stukje theater aan het publiek getoond kan worden…..en misschien wordt het wel helemaal nooit vertoond….het kan zijn dat  het niet goed genoeg voor de grote voorstelling van mei 2011.
Hoe dan ook: een clubje theateramateurs van piepjong tot stokoud is toch weer lekker een hele maandagavond van de koude besneeuwde straat geweest.
De volgende maandag, 6 december, gaan we met elkaar Sinterklaas vieren, de lootjes zijna al getrokken. Ik ga een kadootje kopen (max. vijf euro) en een gedichtje schrijven voor een grappig groepslid. Ook de Sinterklaasviering  staat in het teken van de vrijheid.

zondag 28 november 2010

Armoede werkt niet

Na de Moerdijk gaat het onverwachts sneeuwen. De weilanden veranderen snel in witte reuzenlakens. Rond elf uur arriveren we daar. Er is een grote opkomst. Er is op 500 mensen gerekend. Ruim 1500 mensen zijn er bij deze manifestatie Armoede werkt niet’
 SP-leider Emiel Roemer, PvdA-leider Job Cohen, FNV-voorzitter Agnes Jongerius en Ad Poppelaars, directeur van de Centrale Gehandicaptenraad spreken strijdbare woorden. Ze worden luid toegejuicht en krijgen vaak applaus van de actievoerders.  

Wat een dappere regering hebben we toch!  Het stoere kabinet Rutte-Verhagen-Widers heeft plannen om 30.000 banen van arbeidsgehandicapten (wsw’ers) te schrappen in de sociale werkvoorziening.
Iedereen heeft wel zo’n wsw’er of in de buurt of misschien in de familie. Een chronische geestelijk of lichamelijk gehandicapte. Blind, spastisch, astmatisch, mongool, asperger, autist, de la Tourette,  enzovoorts. Iemand, die zonder bemoeienis van de overheid nooit aan de slag zou komen. Helaas staan de meeste bedrijven niet te wachten op zo iemand, die misschien wat minder werkt, of misschien wat minder snel werkt of misschien wat meer uitvalt dan een ander. 

Nederland is beroemd in de wereld (in positieve zin) door de wijze waarop ons land met arbeidsgehandicapten omgaat.  Reeds tientallen jaren, tot op de dag van vandaag, is er voor deze mensen in werkplaatsen over het hele land volop werk aan de winkel. Ze krijgen daarvoor een redelijke beloning en kunnen dat werk doen in hun eigen tempo, in een voor hun geschikte werkomgeving.
Bij de overheid en in de dienstverlening werken wel de meeste wsw’ers. Ook in industrie en de  handel gaan steeds meer arbeidsgehandicapten aan de slag. Wat ze zoal doen? Een kleine greep:
  • Het sorteren en vouwen van de schone was voor een ziekenhuis of andere zorginstelling.
  • Het inpakken van snoepgoed of papieren zakdoekjes
  • Gemeentelijke ‘groen’ werkzaamheden, zoals het bijhouden van groen bij speeltuintjes of trapveldjes, perkjes in woonwijken etc.
  • Werken in de houtzagerij
  • Werken in een meubelmakerij
  • Werken in de kantine.
Zonder enige gêne lijkt dit kabinet Rutte, Verhagen, Wilders dus een streep te gaan halen door dit stukje Sociale Trots van Nederland.

Ik heb twee broers die geestelijk gehandicapt zijn; de een kan iets meer dan de ander: de een, Bob, doet rolletjes serpentines in een doosje en vervolgens het dekseltje op dat doosje; de ander, Kok, verwijdert oude houdbaarheidsdata op deksels van potjes levensmiddelen en stempelt er vervolgens een nieuwe houdbaarheidsdatum op.  Voor die  tweeëndertig uren, die Bob en Kok nu werken zullen 'ze' toch wat anders moeten vinden. Niks doen is absoluut geen optie voor Bob en Kok; dan zijn ze een gevaar voor zichzelf èn voor hun omgeving. Vooral voor hun omgeving, vrees ik bijna wel zeker.....en tsja........dat zal gegarandeerd ook weer centjes gaan kosten, vrees ik zeker.  Denk eens aan de extra begeleiding……..of worden Bob en Kok misschien toch gewoon 32 uur per week achter de geraniums gepoot of preventief opgesloten op hun kamertje?  
Het is moeilijk te geloven………..ik heb die knullen zien werken……….een lol dat ze toch hebben… ………..en een tempo dat ze er in leggen……..ongelooflijk.
Gaat dus dat soort leuke en ook voor de samenleving zinvolle momenten, mijn broers dus zomaar even afgenomen worden? Dacht het toch niet, hè!

Mijn broers wonen ‘begeleid’. Het merendeel van de arbeidsgehandicapten (wsw’ers) echter, woont zelfstandig, heeft een huishouden en moet gewoon zien rond te komen van het geld dat ze in de wsw verdienen. In januari, vóór de verkiezingen dus,  vond Wilders het minimumloon nog het heilige huisje van de sociale zekerheid, maar die PVV stemt er nu wel mee in om mensen met een arbeidsbeperking onder het minimumloon te laten verdienen! Van die Wilders moet je het dus als wsw’er beslist niet hebben.
Mensen met een arbeidsbeperking horen niet de rekening van de crisis te betalen. Dom, omdat deze bezuinigingsplannen voor veel mensen armoede en uitsluiting betekent. Er zullen 30.000 banen in de sociale werkvoorziening verdwijnen. Veel van deze mensen komen niet aan de slag bij reguliere werkgevers en zullen dus in armoede belanden.

Deze actie is door de SP georganiseerd. Des te meer waardeer ik de komst van Job Cohen van de PvdA. Het belooft een betere linkse samenwerking. Het geeft me hoop voor de toekomst. Het  is een goed voorteken voor de wsw’er.

Vincent Bijlo, de blinde cabaretier treedt ’s middags in Den Bosch op: hij is grappig en toch leuk:
-          hij koopt een braille kookboek:helaas is het eerste recept een tricolore pasta.
-          hij doneert zijn ogen aan Geert Wilders.
-          hij stelt, (zeer wijs): 'Pas als alle vooroordelen de wereld uit zijn, pas dan kunnen we de sociale werkplaatsen afschaffen.'

Twee uur ‘s middags  eindigt deze manifestatie in Den Bosch. De FNV organiseert op 6 december a.s.   een vervolg op deze  Armoede werkt niet’ dag.

Hoewel nog steeds retekoud, is op de terugweg vanuit Den Bosch te zien dat de sneeuw van deze ochtend weer snel is gesmolten. Om drie uur ’s middags komt de bus aan bij het koude Centraal Station Rotterdam (-4 graden Celsius). Moe maar voldaan stappen de actievoerders uit de bus, nemen hartelijk afscheid van elkaar en gaan dan ieder huns weegs in de gezellig drukke binnenstad. Ik zelf slaag er in om binnen de eerste drie kwartier mijn fiets terug te vinden tussen de duizenden tweewielers, die,  in, op, om en onder dit station achtergelaten zijn. Geheel verkleumd maak ik de keuze  in de rust naar huis te fietsen, zodat ik de tweede helft een beetje comfortabel,  thuis, lekker warm en direct kan zien.


Een kritische noot:
De organisatie heeft bij de Brabanthallen blijkbaar veel te weinig capaciteit ingekocht.
Gerekend is op 500 mensen er komen er 1500 .
Er was heel duidelijk tekort aan koffie, lunchpakketten, personeel, stoeltjes, toiletruimte en zaalruimte.
Er zijn vijfhonderd mensen binnen, die al een kopje koffie gedronken hebben...of misschien zelfs wel wel twee.
Dan moeten er nog eens duizend binnen komen. Daar is niet direct koffie voor .........die moet dan (!) nog gezet worden en dat duurt wel heeeeel erg lang. Voor duizend actievoerders begint de manifestatie 'Armoede werkt niet' zonder koffie.................. en dat in Brabant.
Er zijn slechts vijfhonderd lunchpakketten (in plaats van de dus noodzakelijke 1500 )verpakt in belachelijk grote boterletterdozen (voor twee broodjes en een banaantje). De rij voor die ene uitdeelplek (waarom geen 8?) van die pakketten is schandalig lang (je zou maar gehandicapt zijn en niet lang in de rij kunnen staan!  Er moet bijna gevochten worden om een pakket te bemachtigen.

De rijen voor de toiletten en dit keer niet alleen voor de damestoiletten, zijn gigantisch.
Beetje krenterig georganiseerd, lijkt mij! Volgende keer beter!

Want zowel Armoede als Krenterigheid werkt niet . Tenzij het de bedoeling is om de aanwezigen alvast een voorproefje te geven van de toekomst? Maar dat kan ik niet geloven.

vrijdag 26 november 2010

Kik is een woeste*****Kortrok (5)

Pap ontmoet mam; wordt verliefd op haar;  zij ook op hem. Spoedig maken zij hun eerste kind en  trouwen (in die volgorde ook). Het gezin Kortrok moet worden gesticht.  
Tussen mijn geboorte en die van mijn broer Tet zit twintig jaar. Zoals ik al eerder schreef: ik heb me nooit zo veel met hem bemoeid…………ik heb namelijk totaal geen zin in zijn onnozele gezever. Hij zit nu in een woning van de Martin Ooijer stichting in Broek op Zomerland; voor de lichtere gevallen. Daar zit ie goed, daar  zit ie veilig, daar zit ie okee. Laat hem daar maar lekker. Af en toe ga ik hem daar eens bezoeken……dat komt omdat ik ook zelf nog wel het een en ander aan mijn hoofd heb (daar zal ik het  nog wel eens over hebben). Ik heb dus genoeg aan mezelf. Ik heb niet gevraagd om een Tet, die nauwelijks te verstaan is, een Tet, die kwijlt als een jonge boxer, een Tet, die supporter is van Feyenoord, een Tet, die met zijn beide armen in de lucht, lachend  gaat staan dansen op de muziek van André Hazes en een Tet, die de grootste lol lijkt te hebben als ik een gek gezicht trek of als ik zogenaamd in woede uitbarst om een gebroken krakeling  bij mijn kopje koffie.

De irritatie die bij me opborrelt bij het schrijven van deze regels voelt ook weer tamelijk bizar. Want in feite is Tet gewoon een lief kereltje. Ik sta echt te kijken van mijn dubbele houding ten opzichte van die knul. Ergens in mijn hoofd zegt een stemmetje:
‘Schei toch uit, man, met dat zo lelijk te doen tegen dat ventje, nota bene je bloedeigen broer. Waarom is dat??'
Wist ik het maar. Misschien moet ik er maar eens voor in therapie gaan. Tet maakt me gewoon misselijk. Ja, ik kan er niks aan doen, ik weet niet wat dat is, zodra ik hem zie, staat het kotsen me nader dan het lachen.
Tet staat in de familie Kortrok niet alléén op dat niveau.…..er ios ook nog een broer Kik. Negentien jaar ouder dan Kik. Deze Kik is totalemento ditorbiato dell completemento falicantissimo victoria in excelsis pro deo……….totaal geestelijk gestoord derhalve………eten, drinken gaat bij hem meer dan goed; zijn bewegingsmotoriek is tamelijk matig; horen doet hij goed; zien heel slecht; zwijgen kan hij helemaal niet. Kik  funktioneert op het nivo van een anderhalf jarige.
Het is nù zo gelopen dat Kik Kik is en ik, ik ben….ja maar …..voor het zelfde geld ben ik, Kik  en is Kik mijn persoontje. Nú zeg ik…..was het maar zo geweest! Dan was me een heleboel ellende bespaard gebleven. Werkelijk, dat realiseer ik me nu pas. Voor hem is het elke dag feest.
‘Hallo Kik, lekker geslapen Kik?’
‘Ontbijtje Kik?’
‘Zullen we even samen aankleden Kik? Want we gaan dadelijk naar de dierentuin, zwembad, wandelen in het park, kijken naar een voetbalwedstrijd of paardrijden enz enz….voor Kik is het altijd feest. Kiks leven is keuzeloos genieten
Zijn eten wordt dag in dag uit, uitgekozen, klaargemaakt en voor zijn neus gezet. Hup, lekker eten Tet. Als hij ergens heen gaat wordt hij door een busje voor de deur opgehaald en gebracht waar hij moet wezen. Lezen of schrijven kan hij  niet, dus daar hoeft hij niks mee. Geen kranten geen boeken, alleen een beetje lopen en  kijken. Een luizenleven. Met zijn verjaardag krijgt hij bezoek en zijn standaardkado’s:  kralen om kettingen mee te rijgen, daar krijgt hij, ook na pakweg vijfenvijftig jaar, nog geen genoeg van en hij krijgt tasjes, nieuwe en gebruikte. Hij probeert steevast alle aanwezige tasjes te bemachtigen……..geef je het tasje niet vrijwillig aan hem dan trekt hij het wel uit je handen………………………….en als je het tasje niet loslaat dan bijt hij even venijnig in je schouder; (Kik zit sinds kort in verband met dit bijten in het Luis Suarez paviljoen).
Kik is een woesteling. Mam vertelt me dat hij het presteert, om mij (nota bene één jaar ouder) een zwieper te geven tegen onze kokendhete  potkachel aan.  Nog altijd is op mijn scheenbeen het litteken van de derdegraads brandwond te zien; een souvenir uit een periode waarvan ik me he-le-maal niets meer herinner.

donderdag 25 november 2010

Kampsyndroom*****Kortrok (4)


Niet zonder een flinke dosis gêne, durf ik  te erkennen, dat ik me heel erg sporadisch heb bezig gehouden met mijn broer Tet, de mongool, eh...... sorry, die broer met het syndroom van Down dus, want ‘mongool’, dat mag niet meer. Ik heb die knul trouwens nog geen moment in zijn leven down gezien. Daarom noem ik die stoornis van mijn broer gewoon het syndroom van Tet.  Mam, mijn zussen en andere broers zijn altijd veel meer bij Tet betrokken geweest, dan ik, zelfs pap heeft zich meer met hem bemoeit.
Het heeft er denk ik ook mee te maken dat ik bevriend raak met Carola, vlak voordat Tet ter wereld komt. Tijdenlang kan ik aan niemand anders denken dan aan haar, mijn grote liefde….alles draait voor mij alleen nog maar om haar.
Drie weken na Tets geboorte ga ik ‘op mezelf wonen’. Van het knetterdrukke, naar zeik stinkende kindertehuis thuis,  naar de soms eenzame rust van de kleine, veel te dure zolderkamer in Utrecht.  Voor journalist ga ik daar leren.
Nieuw in huize Kortrok is de aanwezigheid pap. Pap vaart niet meer! Pap doet nog precies hetzelfde werk (afwassen)  maar de achtergond is nu geen cruiseschip op de wereldzeeën maar de gaarkeuken van een stijf-christelijk bejaardentehuis in Barendrecht.
Het is natuurlijk niet voor niks, dat die man ruim twintig jaar op zee gezeten heeft. Hij is liever weg of onderweg, dan thuis bij vrouw en kinders. Ook nu hij vrij dichtbij huis werkt, is hij niet veel thuis. Of hij werkt wat vooruit of hij klaverjast, biljart of bingoot met de ouwetjes in het ouden-van-dagen-huis. Met de jongelui thuis weet hij nooit zo veel raad. Thuis is hij de boebaas, op zijn werk de toffe peer. 
Pap heeft er zelf nooit zo veel over verteld, maar hij moet het zwaar hebben gehad in zijn jeugd. Hij woont in Nederlands Indië als de Tweede Wereldoorlog uitbreekt. Op negenjarige leeftijd wordt hij gedetineerd in een Jappenkamp. Samen met  zijn moeder en twee oudere zussen. In Tjimahi zit hij met zijn moeder en zussen en nog een stel Duitse vrouwen in een barak van het kamp: een voormalige kazerne van de KNIL (het Koninklijk Nederlandsch Indisch Leger). Twee oudere broers en paps vader zijn dan in zijn beleving van de ene op de andere dag  zomaar ineens van de aardbodem verdwenen. Die drie hebben aan die beruchte Birma-spoorlijn moeten werken. De spoorlijn die zo bekend geworden door de vele verhalen van onder andere de cabaretier Wim Kan. Eten en drinken krijgen de Hollandse slaven niet. In de tropische hitte moeten ze heel, heel hard werken en gewoon hun eigen reserves opgebruiken…..tot ze er totaal uitgemergeld, dood bij neervallen. Het was erg en het kostte vele levens……. maar niet die van mijn opa, mijn oom Leo en mijn oom Daan…………. ook onze geliefde cabarettier Wim Kan, die ook aan die spoorlijn werkte,  bracht het er levend van af.  Gelukkig maar, want hoe waren we dan die schokkende verhalen te weten gekomen?!
Als pap in het krijgsgevangenenkamp van de Jappen vastgezet wordt, (dat woord ‘Jappen’ voelt en  klinkt,  zelfs al schrijf ik het alleen maar op,  voor mij als een goor scheldwoord) is hij negen jaar jong en zit hij in de derde klas van de lagere school. Daarna zal pap nooit meer in welk schoolklasje dan ook zitten.
Soekarno, de president van Indonesië, schopt rond 1949 alle Hollanders zo’n beetje zijn land uit. In 1949 komt pap met de Willem Ruys aan in Rotterdam, dat dan vier jaar na de Duitse bezetting, nog opgescheept zit met de puinhopen van de Nazi-terreur.
Hij laat zich daar niet door van zijn stuk brengen. Hij ontmoet mam en wordt verliefd op haar;  zij ook op hem. Spoedig maken zij hun eerste kind en gaan dan trouwen (in die volgorde). Het gezin Kortrok moet gesticht.  

woensdag 24 november 2010

Tet is lief*****Kortrok (3)

Belachelijk! Met zo’n hongerloontje als dat van pap moet je niet meer dan twee kinderen nemen en zelfs dan zal het nog niet meevallen om rond te komen. Jaar in jaar uit liggen we aan de geeuwhonger maar dood gaan we er niet van, dat dan ook weer niet.

Jezus Christus nog an toe!  Wat is dit nu weer?! Gaat die klote buurman Diederik, van hier beneden op een verwarmingselement zitten beuken, terwijl ik hier rustig in mijn geheugen zit te graven over mijn in en in zielige leven in de vorige eeuw. Die tering-alcoholist. Tachtig keer is hij al opgenomen in de Hannah-kliniek, de plaatselijke  afkickkliniek voor verslavingszorg. Meneer loopt daar doodleuk weg en is vervolgens zijn buren weer wekenlang tot hemeltergende overlast. Reken er maar niet op dat die lamzakken van de Hannah hem weer als de donder komen oppakken. Het lijkt haast wel of ze daar blij zijn dat ie is opgerot. 
Zondagochtend om half elf staat Diederik, weer eens  volkomen lam, met zijn gore onderbroek op zijn knieën, voor mijn deur.
’Ik heb toch een dorst, Onno, heb je misschien wat voor me?’ De klootzak. Hij bedoelt natuurlijk te zeggen dat ie smacht naar de alcohol. Wat hij van mij kan krijgen en dat moet hij nu toch onder hand wel weten,  is een emmer koud water in zijn smoel en als hij met dit soort ‘grappen’ bij me blijft aan komen, dan krijgt hij een emmer kokend heet water over zijn kop. Dan kan hij op het brandwondencentrum een paar weken afkicken; weglopen is dan onmogelijk zolang de brandblaren voor zijn ogen zitten.

Bijna zou ik mijn eigen diepe ellende, als kind in de tweede helft van de vorige eeuw, hierdoor vergeten…………………….een van mijn geliefde jankonderwerpen: het grote gezin. Ja, je spoort in feite toch niet als ouderpaar als je dertien kinderen neemt wanneer je er hooguit één misschien twee kan onderhouden. Nou heb ik nog niet eens verteld, dat van die dertien kinderen er maar liefst 2 krankjorem zijn. De een nog erger dan de ander.
De jongste is een mongool. Nota bene geboren in een periode dat alle bladen, van Margriet tot de Donald Duck met schreeuwende koppen publiceerden: vrouwen van Nederland: opgelet; als je boven de 38 jaar zwanger wordt,  is de kans wel héééééééeéél ontzettend erg groot, dat je een mongool baart!!!! Maar mijn ouders lezen dat niet of ze willen het gewoon niet weten of het kan ze geen ene moer schelen. Mam maakt het helemaal niks uit: ze is 43, houdt van veel zwanger zijn en van alle mogelijke kleine baby’tjes. Terwijl ik net in het tijdschrift ‘Ouders van Nu’ een ongeloofwaardig  artikel lees over pril ouder geluk in combinatie met een meervoudig gehandicapte kind , baart mam, haar laatste kind. Mijn jongste broer: Tet (met een t). Iedereen zegt: ‘wat een leuk ventje’.....ja, ja, zeg dat wel....maar ik zie het gelijk. Tet, dat leuke ventje, is een mongool. Dat zie ik zo. Mij hoeven ze niks wijs te maken. Ik ben niet achterlijk. Een mongool uit het boekje: oogplooitjes; breed neusje, huidplooitje op de handpalm en ga zo maar door. Ik heb het net allemaal zitten lezen in Ouders van Nu.
‘Dat heb je d'r nou van, mam' zeg ik, 'daar zit je tot je dood aan vast.' Als een soort troost vertel ik haar, dat mongolen nooit zo erg oud worden veertig hooguit vijftig jaar. Mam reageert nauwelijks verheugd. Ze lijkt wel geïrriteerd door wat ik zeg…….’zo lang ik kan, zorg ik voor Tet,’ zegt ze berustend,  ‘al word ik over de honderd’ en..........wie dan leeft, wie dan zorgt. 
In 1970 zijn er nog geen testen die kunnen aantonen dat er een mongooltje groeit in de zwangere vrouw. Als die er wel waren had ie tenminste al in een vroeg stadium geaborteerd kunnen worden. Dan hadden we geen Tet gehad. Had ik aanstaande zaterdag ook geen feestje gehad voor Tet's veertigste verjaardag. 
Ik vraag me af of mijn moeder had besloten om Tet te laten afdrijven............nee, ik vraag het me niet af ook............….ik weet heel erg zeker dat ze dat  noooooooit, nooit van haar leven gedaan zou hebben  en………………… eerlijk is eerlijk:  Tet is ook een heel lieve jongen. Totaal geen last van die vent.  Hij is heel gevoelig, lief , vriendelijk, aardig. Kortom: een schat.

dinsdag 23 november 2010

Moeders wil is wet*****Kortrok (2)

Eén hele auto staat te glimmen in onze straat. Voor de deur van de winkel.  Daar staat de witte Peugeot (net een racecar) van de krenterige christelijke kruimel crimineel, tevens kruidenier  Henk de Porte. Potlood achter zijn oor; vetknobbel op zijn kin, vlakbij zijn oor. De vrouw van onze kruidenier is een wandelende vetknobbel, net als dochter Tanja.    
Geen wonder, want moeder en Tanja stoppen met veel te grote regelmaat, etenswaren uit hun eigen winkel in het gapende gat onder hun neusje. ’Mááááááá, mag ik wat pakken?’ zingt Tanja. Bij  menig klant van de Porte staat die vraag in het geheugen gegrift, met name de lijzige, lamlendige en tegelijk dwingende wijze waarop Tanja de vraag stelt.
Tanja, is de vriendin van mijn  magere sprietzus Anna. Mam wil niet hebben dat ik Anna ‘magere spriet’’ noem. Ze wil ook niet dat ik Anna ‘pissebed’ noem, hoewel ze toch wel mooi elke nacht haar bed nat zeikt.  Maar  het is niet alleen mijn magere spriet-pissebedzus Anna; ook mijn stoere zussie Ada............ zo................ die kan me ook flink in d'r nest zeiken, hoor,  on-ge-lo-fe-lijk. Als ze daarmee wat had kunnen winnen, was ze nou binnen.  En gotte gotte God, wat stinkt het in ons huis. Met dank aan de zeikende zusters Kortrok, die zich overigens, geloof het of niet, hebben ontwikkeld tot de mooiste meiden van de straat! Tsja......het kan raar lopen.  

Ik moet nog wel even uitleggen wie wij zijn. Wij zijn het gezin Kortrok. In 1957 bestaat die uit mam, pap, twee jongens (Onno en Bob) en drie meisjes (Anna, Ada en Beb). In 1970 is de familie bijna uitgegroeid tot  een klein kindertehuis. Dan bestaan wij  uit pap,  mam, vijf meisjes en acht jongens.
Het onmogelijke van dit grote gezin is dat er nauwelijks centjes worden ingebracht door pap, de kostwinner………….niet omdat pap dat niet wil……of omdat pap het geld verbrast maar ………..omdat pap domweg te weinig kennis, te weinig diploma’s en te weinig flair in huis heeft om een goed betaalde baan te krijgen.  Desondanks is hij, op zijn zachtst gezegd, zo onnadenkend om mijn moeder onophoudelijk vol met jong te stoppen. Als verzachtende omstandigheid geldt voor hem, dat mam in dergelijke zaken wel heel erg dominant is……..……als mam kinderen wil dan gebeurt dat gewoon …….......pap kan dan op zijn kop gaan staan...............maar dan gaat het gezegde op: ’moeders wil is wet’………….……mam heeft me wel eens verklapt, dat ze ontzettend blij is, met zwangerschap als excuus om pap negen maanden bij haar uit de buurt te houden…………...…. (nou ja, zoiets zeg je toch niet tegen je zoon,  een jongen van dertien?!). Mam is overigens altijd positief. Ze ziet er niet tegenop een mondje meer te moeten vullen: ‘komt tijd, komt raad’,  zegt mam altijd................raad die overigens verdomd weinig voedzaam is. 
Ik vind het belachelijk, hoor. Met zo'n hongerloontje als dat van pap moet je niet meer dan twee kinderen nemen. Zelfs dan zal het nog niet meevallen om rond te komen. Jaar in jaar uit liggen we aan de geeuwhonger maar eerlijk is eerlijk dood gaan we er ook weer niet van. Dat dan weer niet.

maandag 22 november 2010

Een foto uit 1958*****Kortrok (1)

Ik kijk naar een foto uit 1958: het is Hemelvaartsdag. Dubbel feest vandaag bij de Kortrokjes: Jezus is opgestegen ten hemel en de eerste heilige communie van mijn lieve, oudste zusje Anna.  
Ze heeft net  een knikker gepiekt in de richting van de pot. Het weer is zacht, hoogstwaarschijnlijk warm; ik sta in mijn korte broekie en wit overhemmetje gebogen over de pot om te zien of de knikker ‘in’ is.  Hij is inderdaad ‘in’; zij wint het potje. Ik speel even buiten met Anna.  Het is dus feest vandaag. Anna is gekleed in het wit….een soort witte fee….een wit engeltje. Zij heeft vandaag haar eerste communie gedaan. De eerste communie, een belangrijk moment voor katholieke kinderen. De pastoor legt een hostie, een stukje ouwel, op de tong van het communicantje. Het stukje ouwel is door toverspreuken van de pastoor veranderd in een stukje lichaam van Christus. Het is op zes- a zevenjarige leeftijd, dat katholiek gedoopte kinderen voor het eerst in hun leven zo’n stukje lichaam van Christus mogen ontvangen. Een chique moment en daar horen chique kleren bij. Dresscode voor jongens: donker kostuum (korte broek mag); wit overhemd, vlinderstrik of stropdas. Dresscode meisjes: geheel in het wit.
Jongens hebben zonder uitzondering een stemmig (blauw/grijs) kostuumpje aan (met een korte broek; het is immers lente); verder een wit overhemd en een flikkerstrikje.
De jurkjes mogen kort of lang; als ze maar wit zijn. Anna ziet er prachtig uit! Ze draagt een schitterend wit jurkje, tot op de knie. Een petticoat eronder, waardoor de jurk een beetje wijduit staat. Grappig. Bijzonder zijn de grote witte tule strik in haar haar en handschoenen die tot haar ellebogen reiken.


Tegen de pui staan enkele fietsen, van onze visite. De voordeur staat open. De visite hoeft dan niet aan de bel te trekken, kan zo doorlopen naar boven. Veel visite op een dag als deze. Bijna alle katholieken familieleden  komen feliciteren, gebak vreten, zuipen. Alle zussen en zwagers van ma en hun kinderen. Ma heeft ook wel een broer, Guus, maar die had zich al van kant gemaakt voor ik geboren werd.  Ik geloof dat het er mee te maken had dat hij homo was en opa had een stronthekel aan homo’s dus treiterde hij Guus  daar altijd mee.  Vreselijk…..als het allemaal waar is……het fijne weet ik er ook niet van.  Opa en oma van mamma komen niet. Nooit! Oma kan haast niet lopen met die grote wonden (gaten zegt ma altijd) in haar benen en opa komt niet, die vindt dat mijn vader een grote klootzak is, onder andere omdat hij zijn lagere school niet wil afmaken. Dus die màg van mijn moeder niet eens komen, want ze houdt niet van ruzie. Vandaag had opa trouwens best kunnen komen want pa is er toch niet, die zit nu voor zijn werk in Marseille; hij werkt op een cruiseboot.
De ooms en tantes en opa en oma van mijn vaders kant (de Kortrok-kant) zijn niet gelovig; ze snappen niet wat er zo feestelijk is aan het communiefeest. Dus dat spaart weer drank en gebak.  


Eén hele auto staat er in de straat te glimmen. Voor de deur van de winkel.  Daar staat de witte Peugeot  (het lijkt wel een racecar)van de krenterige kruimel crimineel tevens kruidenier  Henk de Porte. Potlood achter zijn oor; vetknobbel op zijn kin, vlakbij zijn oor. Wij moeten poffen bij de Porte. Poffen? Ja, poffen: nu kopen, (veel) later betalen.
Ik sta in die winkel. De Porte tilt zijn hoofd met een korte knik iets omhoog….kijkt me vuil aan, zegt niets……wat hij zonder woorden vraagt  is:
‘Wat mot je, jong, je zal wel weer geen geld bij je hebben? ’
‘Mijn moeder vraagt of u mij een kilo suiker en een pak koffie wilt meegeven …..en.....eh..... wilt u het in het boekje opschrijven, 't is voor Kortrok, meneer?’ zeg ik.
'Kortrok.' Draait zich om. Zegt verder niks. Weegt de suiker af en pakt de koffie.
 ‘Zeg maar tegen je moeder, dat ik deze zaterdag een betaling van haar verwacht.’
Ik krimp ineen en zeg:
‘Ja, meneer, ik zal het tegen me moeder zeggen’.
Bij het afrekenen, drie maanden later overigens pas, blijkt de kilo suiker in het boekje van meneer de Porte anderhalve kilo te zijn geworden. Dat ene, destijds meegenomen pak koffie zijn er zomaar twee geworden. De fijn-katholieke meneer de Porte, lid van het kerkbestuur, heeft in de kerk blijkbaar ook een beetje leren toveren.....tsja.....ga drie maanden nadien nog maar eens twisten over een beetje suiker en wat koffie...........bovendien kunnen we verder poffen bij hem dan wel schudden.  Zo  is die de Porte dan ook wel weer.
Wie maakt die foto ook al weer? Waarschijnlijk neef Karel……..de enige in de familie die overweg kan met een fototoestel.

(wordt vervolgd)

donderdag 18 november 2010

Makkelijk eten.

Vandaag doe ik eens makkelijk: gebruik alleen maar ingrediënten, die al in huis zijn. In de groentebak liggen drie stronken witlof, die bijna verpieteren maar nog wel goedzijn De witlof ruikt neutraal; zo hoort het ook. Wordt de witlof ruikbaar, dan is het de hoogste tijd om de stronk in de compostbak te mieteren.  

Vorige week donderdag kocht ik zes slavinken; een aanbieding (1,99 euro) bij Bas (en dus niet bij DE Bas).  Awel, ik had er vorige week maar twee nodig. Ik had er natuurlijk  vier, vijf  of misschien ook wel zes kunnen bakken maar dat deed ik dus niet. Het is niet eens in me opgekomen. Trouwens als ik wèl al die slavinken had opgegeten, dan had ik het voordeel van de gunstige aanbieding van Bas gelijk weer teniet gedaan. Ik was misschien wel misselijk geworden van zes slavinken ... nou ja ... Neen, ik gebruikte er twee en stopte er vier in de vriezer. Voor een volgend keertje dus. Wie wat bewaart heeft wat.
Om nu te voorkomen dat de vier slavinken aan elkaar vast zouden vriezen, besloot ik om twee plastic boterhamzakjes te pakken en in elk zakje twee slavinken te doen. Twee aan twee mogen ze van mij aan elkaar vriezen ... maar wel in twee aparte zakjes. Wel jammer van de verspilling van die twee boterhamzakjes. Ja, daar zit toch wel wat in, letterlijk en figuurlijk. Sinds ik niet meer dagelijks met een lunchpakketje naar mijn werk ga, liggen die zakjes ook maar een beetje weg te rotten. Goed, dan  gebruik ik ze gewoon eens als vrieszakjes ... nou ja gewoon? ... het klinkt misschien wel vreemd maar het lijkt alsof de boterhamzakjes dat niet pikken; alsof ze niet gebruikt willen worden als vrieszakjes.
Hoe kom ik daar eigenlij bij?
Zeven  van de tien zakjes gaan kapot als ik ze van de rol afscheur voor die vier slavinken; het lijkt potdorie wel of ze de kou niet binnen willen laten.
Maar goed, om een kort verhaal lang te maken: vandaag eet ik slavink nummer drie en vier. Wanneer de slavinken vijf en zes aan de beurt zijn om verorberd te worden, kan ik  nu nog niet zeggen.

Witlof, slavinkjes en aarzel, aarzel,aarzel ... ik wil het vandaag zo makkelijk mogelijk doen dus  ... ja, ik weet het al! Er staat nog een doos met zilveren zakjes Knorr aardappelpuree in de voorraadkast.
Beetje jus erbij is wel nodig anders wordt het wat te droog.
‘Ho, ho, Jee, maak je het jezelf dan niet een heel klein beetje en onnodig moeilijk?’
‘Dat neem ik op de koop toe; dan moet het gemak maar onder het lekkere lijden!’
Er is een toetje. En wat voor een. Een fruittoetje. Een heerlijk fruittoetje. Gemakkelijk! Want: gisteren gemaakt ... stoofpeertjes, mede door de veenbessen prachtig rood van kleur, heerlijk zoet met een vleugje kaneel. Straks koel geserveerd ... ik zit nú al te watertanden.

Jus: verhit boter, doe er een gesnipperd uitje en een knoflookje bij; dan een scheutje ijs- en ijskoud bier, gevolgd door een hels gespetter; scheutje Japanse soja (zoute), wat water ... en zet tenslotte het kookplaatje op de laagste stand. Oogt, ruikt en smaakt lekker die jus!  
Aardappelpuree is in drie minuten klaar.’Tweehonderdvijftig milliliter water koken’, zo luidt het advies van Knorr; ‘de pureepoeder erbij, flink roeren en klaar is de puree’….maar er deugt niks van Knorr's advies. Wat aardappelpuree had moeten zijn, ziet er uit als  waterige blanke vla; puree, die je kan drinken dus. Misschien wel makkelijk maar niet de bedoeling. Ik verhit de puree in de hoop dat er nog wat verdampt voor ik aan tafel ga.  

Met slavinkjes 3 en 4  gaat het naar wens, ze zijn ontdooid, en liggen, gebruind, na een periode van grote hitte, nu op een lagere temperatuur, wat te  sudderen in de koekenpan.  
‘De jus kan zal ook wel lekker smaken over de ‘vinkjes’,’ denk ik hardop.
Van sufgekookte witlof houd ik niet.  Ik eet witlof, hetzij rauw, hetzij knapperig. Met rauwe witlof hoef je natuurlijk helemaal niks te doen na het snijden. Knapperige witlof moet ongeveer acht minuten in de stoomkoker.

Ondanks wat tegenslag heb ik het in een half uurtje voor elkaar. Makkelijk dus en wat veel belangrijker is: het was lekker. Ik geef mezelf een acht.

Lekker:
1.         slavinken drie en vier; niet te hard/niet te zacht gebakken; net goed
2.         witlof drie stronken; heerlijk knapperige groente
3.         jus; creatieve combinatie
4.         stoofpeertjes
5.         stoofpeertjessap

Niet lekker:  
1.         Aardappelpuree  (gorgelbaar).

De einduuitslag van deze maaltijd: 5 – 1.

woensdag 17 november 2010

Een lieve hond

’Verraaiers zijn het! Hoe weet nu iemand uit een andere buurt dat dit mijn hond is? Het moeten wel bekenden zijn.  Kan niet anders. Als ik er achter kom wie, dan vil ik ze!'
‘Goedemorgen, bent u mevrouw Meesterse? vraagt de politieagent.
‘Ja, hoezo?’
‘Is dat uw hond, die  daar achter u staat en met ontblote tanden tegen mij staat te grommen?
‘Ja, dat is Wodan, hè lieverd, mijn hond.’
‘Zou u Wodan even naar een ander vertrek willen brengen, zodat wij even rustig kunnen praten?’
‘Kom, Wodan, kom, met vrouwtje mee, ga maar even hier in de keuken zitten, hè schat. Vrouwtje komt zo weer, hoor.’
‘We hebben ernstige klachten over uw hond, mevrouw. Hij heeft vanmorgen om 10.09 uur een aangelijnde hond, een Lancashire Heeler, een nogal duur rashondje, aangevallen in de  Ridder de Gyonstraat. Wodan heeft dit hondje verschillende malen gebeten en het diertje is uiteindelijk om 10.43 uur  aan zijn verwondingen overleden.’ 

De Anatolische herdershond van Debbie Meesterse, maakt, als hij naast zijn baasje loopt een rustige, ontspannen indruk. Als hij eens kans ziet om uit de tuin van zijn baasje te ontsnappen, jaagt hij  duiven, meeuwen en poesjes op. Die zijn hem altijd te snel af. Dat deert hem niet want hij gaat onverdroten voort met andere noodzakelijke bezigheden: snuffelen hier, snuffelen daar, plasje hier, plasje daar en dat liefst zo hoog mogelijk.  Ja, Wodan is een grote met zijn flankhoogte van vijfentachtig centimeter en dan weegt hij ook nog eens vijfenzestig kilo.
Eigenlijk is ons binnenterrein verboden voor honden. Dat weet Debbie ook wel ‘maar’ zegt ze, ’ik kan er toch ook niks aan doen als Wodan de tuin uitglipt. ‘Trouwens,’ zegt Debbie ‘wees maar niet bang dat ie op het binnenterrein poept; Wodan poept alleen maar in de hondenuitlaatzone, daar loop ik elke ochtend voor zevenen met hem naar toe.’  Dat laatste liegt ze, want meerdere bewoners zien Debbie regelmatig, 's ochtends vroeg in haar peignoir het  tuinhekje openzetten: ’Kom, Wodan, kom, ga maar  lekker  jongen, toe maar,’ spoort ze het beest aan.

‘U krijgt een boete van tweehonderd euro; tachtig voor het, voor de tweede keer, los laten lopen van uw hond en honderdtwintig euro omdat uw hond in de RDG straat die hond heeft doodgebeten. 
Dat kan ik niet betalen. Ik heb alleen maar bijstand?’ jammert Debbie.
‘Doe Wodan voortaan een muilkorf om, mevrouw Meesterse.’ zegt de agent.
‘Geen denken aan…..muilkorven….over mijn lijk! Dat wordt dat beest zijn dood. Hij is zo lief. Stelletje verraaiers……..rondbazuinen dat Wodan een moordenaar is…..er is voor mij geen lievere hond op de hele wereld.’
‘Er zijn getuigen. Die hebben verklaringen afgelegd.  Ze hebben van begin tot eind gezien hoe Wodan het kleine hondje toetakelde.....ze konden niets doen .....het was in een halve minuut bekeken.' Vanuit een tuin zijn nog foto's gemaakt van de afslachting.

Spelende kinderen op ons binnenterrein hoeven niet bang te zijn voor Wodan en dat zijn ze ook niet.  Hij doet op zijn manier enthousiast mee met een stel voetballende jongens en staat soms een tijdje onnozel te kijken bij knikkerende kinderen. Ruikt hij dat er ergens  iets gegeten wordt dat hij ook lekker vindt, dan maakt hij heel duidelijk dat ie ook wel wat lust……..als hij niks krijgt druipt hij teleurgesteld af........maar meestal heeft hij wel succes met zijn gebedel.  Als het lekker warm weer is  zoals vandaag zoekt hij een grotere kastanjeboom op en gaat hij  lekker in de schaduw liggen pitten.

Plotseling is de rust van het nazomerende, loom dommelende binnenterrein veranderd in een kakofonie van  angstgeluiden:  opgewonden geblaf, kattengekrijs,  kindergeschreeuw en –gegil; schrille geluiden van vogels, die geschrokken een goed heenkomen zoeken. In het centrum van alle rumoer staat Wodan met zijn kop boven een kleine kronkelend bebloed zwart wit lapjeskatje. Weer geblaf en gekrijs.
‘Wat doe je, Wodan, wat doe je godverdomme….’, Debbie is ook wakker.
Wodan pakt het poesje in zijn bek en maakt met zijn kop snelle wilde krachtige bewegingen; zo breekt Wodan het nekje van het kleine beestje.
De harde geluiden verstommen. Met tranen in hun ogen kijken enkele buurtbewoners, die dit zwerfkatje de laatste jaren onder hun hoede hadden genomen naar de gruwelijk aanblik van wat rest van het beestje. Kinderen gaan spontaan in een kringetje rondom het poesje zitten.
Debbie loop schuldbewust, huilend naar huis; de verwijtende blikken priemen in haar rug. Wodan ligt een paar meter verwijderd van het kinderkringetje, zachte piep-jankgeluiden te maken. Als Debbie haar tuin in verdwijnt staat hij op en volgt haar spoor.   

dinsdag 16 november 2010

Het Kleine Mannen (KM) Vraagstuk (2)

Zijdelings heeft Professer Wubbels na intercollegiaal overleg met zijn Praagse confrère , Swertslav Redliw, professor in de thermofysische geografie, vastgesteld dat hij, in tegenstelling tot één van de conclusies in een Russisch onderzoek, geen verband heeft kunnen vinden tussen ‘het hinderlijk worden' van kleine mannen en de opwarming van de aarde. Waarvan acte. Dáárachter kan de kleine man zich dus niet verschuilen.

Ik krijg, vooral uit de kleine mannenhoek, nogal eens het verwijt naar mijn hoofd geslingerd, dat ik gemakkelijk praten heb met mijn 1.98m en dat die lange mannen  óók niet allemaal de braafsten zijn.
Inderdaad, dat klopt, doch getalsmatig is de overlast van de langen te verwaarlozen. Het afhandelen van dit vraagstuk wordt voor mij persoonlijk een drama. Ik heb namelijk twee kleine volwassen kleinkinderen, een tweeling van  1.67m. Het doet me heel veel pijn; ik ben dan wel bijna twee meter lang: maar ik heb maar een klein hartje. Ook zij zullen straks onder het nieuwe keiharde regiem gaan vallen ... en tsja ... ook hier geldt:  de goeden moeten onder de kwaden lijden.

Het probleem is acuut en moet met spoed worden aangepakt. De wil is aanwezig. De regering, de Tweede Kamer en ook het Openbaar Ministerie lijken bereid rücksichtslos op te treden met betrekking tot dit vraagstuk. Tot in de kleine uurtjes wordt overlegd over het pakket aan te nemen maatregelen.
Her en der zijn al wat suggesties gedaan.


De code naam van de actie is voorlopig 'We krijgen ze wel klein.'
-     meldplicht voor alle kleine mannen onder de 1.68m. Alle media berichten hierover.
-     vorderen van een kleine honderd sporthallen, verspreid over het hele land en alle grotere voetbalstadions in Nederland. Hier wordt de kleine man tijdelijk geïnterneerd, geregistreerd, geïnventariseerd en wellicht ook nog gevaporiseerd (niet alle stadions zijn op dit laatste ingericht).
-     onder streng toezicht huisvesten van jonge gezonde kleine mannen in semi-permanente woningen;  deze kleine mannen, worden ingezet voor het kleine mannen-project: ‘Moderne Slavernij’. Het gaat hier voornamelijk om arbeidsintensieve deelprojekten, ten eerste het faciliteren van het GD-projekt' (zie later), ten tweede de 'Zorg' en ten derde het 'Milieu'. Na een korte scholing moeten de kleine mannen daar kunnen worden ingezet.
-    Voorbereiden en implementeren van het projekt 'Gedwongen Doneren'.
      De minder gezonde kleine man valt, indien bruikbaar, onder het project:‘Gedwongen Doneren’ (GD-projekt). Onze ziekenhuizen staan voor een gigantische klus. Niet alleen het nemen van de organen maar ook deze organen geven aan mensen voor wie het orgaan van de kleine man zomaar van levensbelang zou kunnen zijn.
      Toch staan veel patienten sceptisch tegenover de ontvangst van 'zo'n klein orgaan'. In de brochure 'klein maar fijn' garandeert de ziekenhuisdirectie met steun van de overheid de hoge kwaliteit van de betreffende organen.
-     Zorgdragen voor een zinvolle bestemming voor de  zwaar verminkte of overleden kleine man. De verwachting is immers, dat na de gedwongen donatiefase, het restlichaam van de kleine man niet levensvatbaar mee zal zijn. 


      Zinvol Einde KM
      Het project 'Zinvol einde klein man’ levert voorstellen voor het uitputtend benutten van  'al des kleine mans. (hierna volgen enkele mogelijkheden.)  
-     Aanbieden van enkele duizenden kilo's kleine mannen-restanten aan stammen menseneters in Afrika en Nieuw-Guinea. (Voor koeling wordt zorggedragen.) 
-     Aanschrijven van dierentuinen en safariparken. Deze instellingen kunnen nog in min of meer goede conditie verkerende kleine mannen inzetten als op te jagen 'wild'. In goede conditie verkerende krokodillen, leeuwen, tijgers en wie weet nog andere roofdieren zullen deze kleine dwingelandjes met liefde verorberen. 
-    Het voeren aan aaseters, waaronder de hyena's en de gieren, van overleden kleine mannen. Mochten onverhoopt deze aaseters ontevreden zijn over het gebodene dan kan ze voorgehouden worden:  'wie het kleine niet eert, is het grote niet weerd.'
 -   In zee dumpen van dode kleine mannen in boven haairijke gebieden.
     Cremeren van de kleine mannen als een ander zinvol einde niet meer haalbaar is.


Nog wat aanbevelingen
-     Voor het werkelijk welslagen van deze operatie is het noodzakelijk dat hier de grenzen gesloten worden voor de allochtone kleine mannen.
-     Alle kleine vrouwen en hun dochters zullen een kleine medische ingreep, leidend tot onvruchtbaarheid, moeten ondergaan.


Naar schatting zal Nederland, in een kleine vier jaar, 'kleine mannen vrij' zijn. Het wordt hier dan ongetwijfeld een stuk prettiger toeven. Het klinkt allemaal wat hardvochtig, gewelddadig,
     wreed en dat is het ook! Dit is geen zaak om met fluwelen handschoenen  aan te pakken.

maandag 15 november 2010

Het Kleine Mannen (KM) Vraagstuk (1)

Om nu te zeggen dat het in ons land slecht toeven is: ‘nee, dat beslist niet’. Over het algemeen genomen kan gezegd worden dat we het hier goed hebben.  Minder bedeelden uit andere landen komen niet voor niets zo graag naar ons kleine kikkerlandje. Dat zouden ze beslist niet doen als het bij ons armoe troef was. Kortom: we krijgen hier talloze instromers, die een graantje van onze welvaart komen meepikken. Onder die vele instromers van diverse pluimage zit, volgens professor Okki Wubbels etno-geograaf aan de Universiteit van Noord Oost Groningen ook een significante  groep kleine volwassen mannen (mannen onder de 1.68 m.) niet zijnde achondroplasten.

Bewoners van buurten, wijken en straten (en ook toch wel vele omwonenden) geven aan, dat de laatste jaren, kleine ergernissen zijn uitgegroeid tot regelrechte woede over misdragingen van deze kleine volwassen man, ongeacht of deze nu aut- of allochtoon is.
Waarom is daar tot op heden nog zo weinig tegen ondernomen tegen deze kleine dwingelanden?
De minister van Binnenlandse Zaken, die tegenwoordig net als iedereen op de kleintjes moet letten,  heeft Professor O. Wubbels de opdracht verstrekt eerst eens en low budgt onderzoek te doen naar de aard van deze overlast, alvorens tot maatregelen over te gaan. Het resultaat is toch wel schokkend te noemen: de kleine man (KM) wordt door respondenten op dit onderzoek gezien als:  

valserik                       door                                        71%  van de respondenten               
druktemaker               door                                       78%  van de respondenten
vechtersbaas              door                                       98%  van de respondenten   
oproerkraaier             door                                       63%  van de respondenten
machtswellusteling   door                                       89%  van de respondenten
dwingeland                door                                       60%  van de respondenten   
bluffer                        door                                       80%  van de respondenten
elleboogwerker         door                                        72%  van de respondenten               
haantje de voorste    door                                       81%  van de respondenten
gewelddadig              door                                       51%  van de respondenten

Van de ‘onderzoeksgroep’ blijkt 80% autochtoon en 20% allochtoon te zijn, hetgeen overeenkomt met de hier te lande normale verdeling aut- allochtoon. Geen sprake is er derhalve van een allochtonen probleem. Heel opvallend is een van de uitkomsten van dit onderzoek, dat deze kleinen vrijwel altijd alleen opereren. Hun hinder is omgekeerd evenredig met hun lengte.  Vele kleinen maken één grote geldt ook binnen dit vraagstuk.
De bezettingsgraad van onze ziekenhuizen in de onderzochte gebieden lag vijf jaar geleden, voordat het KM-vraagstuk zich aandiende 13% lager.  In psychiatrische verpleeghuizen is de uitkomst veel schrikbarender: daar was de bezettingsgraad 20% lager! Ook het ziekteverzuim in de bedrijven is ten gevolge van dit vraagstuk gestegen. Het ziekteverzuim was 5,4% nu, vijf jaar later 9,1%. In alle voornoemde gevallen is er een significant verband geconstateerd met de toename van het aantal KM’ers in buurten en bedrijven.
Het is, zo mag uit het onderzoek van professor O. Wubbels wel worden geconcludeerd,  ook niet meer  zomaar een marginaal groepje in onze samenleving. We hebben het hier over ruim een miljoen volwassen mannen beneden de 1.68 m. , die voor geen kleintje vervaard zijn en  waar onderhand ruim 90%  van de Nederlandse bevolking al eens last van heeft gehad. Zowel geestelijk als lichamelijk.

(wordt vervolgd)