zondag 31 oktober 2010

4. Hans Verstegeren moet het weten

Hans moet weten dat ik nu ook geil heb. Uit de kerk ga ik gelijk even bij hem langs.
Waar het hart van vol is……..
Hans doet na mijn aanbellen zelf de huisdeur open.
‘Hoi Hans ….moet je horen….vanmorgen heel vroeg……’ maar verder kom ik niet ….
‘Hé, hallo, Jee, kom binnen, man, ik zal je aan mijn moeder en mijn zus voorstellen. Mijn vader is al aan het werk. Die zit op de tram. Die zie je een andere keer nog wel eens.’
‘Ma, dit is Jee, zit bij mij in de klas; hij woont hier om de hoek.’
‘Dag mevrouw, ….Jee.’
Ze wil weten waar ik hiervoor gewoond heb, wat mijn vader voor werk doet, hoe oud mijn ouders zijn of ik nog broertjes en zusjes heb en zo ja hoe oud die dan zijn. Gelukkig weet ik dat allemaal.
Hans zijn moeder drinkt bier. Er staat een halfvol flesje op tafel en drie lege staan naast haar stoel. Het is half twaalf zondagochtend.
Hans zijn moeder zit wijdbeens in haar stoel. Ze rookt een shaggie en leest een detective magazine: Francis Durbridge, die ligt tenminste dubbelgevouwen op haar schoot. Ze heeft dikke, witte benen met putten en spataderen. Haar benen zijn boven haar grijze sloffen en geitenwollen sokken bijna helemaal bloot. Het bovenste stuk van haar benen wordt nauwelijks bedekt door haar rode minipyjamaatje met Doortje Dartel afbeelding. Ik zit tegenover haar en kijk tegen haar zwarte slip aan. Rond haar ogen heeft ze zwarte lijnen getekend, haar lippen zijn onregelmatig rood gestift en haar zwartgeverfde haren staan alle kanten op.

‘Daar zit Jolande, mijn jongste zus.’
Ze kauwt driftig kauwgom, leest en blijft onverstoorbaar lezen in de Tina; doet net of ze Hans niet hoort en mij niet ziet. Ze heeft een leuk, brutaal bekkie, Jolande, mooie lange blonde haren. Jong is ze, tien denk ik hooguit elf en toch rookt ze. Ze heeft een lange, roze nachtpon aan, beetje doorschijnend. Haar onderbenen heeft ze opgetrokken onder haar bovenbenen; zo zit ze schrijlings op de bank.
‘Kan je Jee niet even gedag zeggen. Jo?’ vraagt ma Verstegeren
‘Heb ik nou éven geen zin in,’ snauwt Jolande.
Waarom weet niemand en dat hoeft ook niet.
Ze staat verstoord op, loopt de kamer uit, gooit met een smak de kamerdeur achter zich dicht en stampt naar boven.........…naar haar slaapkamer, zal wel.
Ze loopt mank, toen ze opstond zag ik één normaal en één heel dun poliobeentje; dat dunne beentje moet ook nog wat korter zijn, want ze loopt behoorlijk te schommelen.

‘Kom op, Jee, naar mijn kamer.’
‘Hans....ik heb het nu ook!! Vanmorgen was het er ineens!’ en ik vertel hem trots hele verhaal.
‘Ik zei het toch dat je het op je twaalfde zou krijgen, man…….hè man, ……zie je nou wel, nergens voor nodig die paniek!’
Op het radiootje van Hans is rock and roll muziek.
‘Mijn moeder vindt dat ook leuke muziek………kan je lekker op dansen, zegt ze……………ik weet nog niet zo heel goed, wat ik leuk vind…………..Ria Valk is wel wat vind ik,..... …..’ik wil een cowboy als man’ is een hit van haar.....leuk.’ zeg ik.
Hans kijkt me een beetje raar aan maar zegt niks.
Aan de muur van Hans zijn kamer hangen een paar affiches van bovenlichamen van twee vrouwen met bijzonder knappe gezichten. Ze hebben alle twee ook grote borsten, waar overheen ze een beha aangetrokken hebben. Dat is ook het enige kledingstuk dat ze aan hebben. De ene heeft donker haar en de ander is blond. Claudia Cardinale en Brigit Bardot; zo heten ze, dat staat te lezen onderop de affiches.

Hans praat wel tegen me maar ik hoor niet wat hij zegt want ik zit vol opwinding naar die affiches te kijken.
‘Lekkere wijven hè, Jee?’ zegt hij nu ineens een stuk harder.
‘Ja, eh….’
‘Ik zal je wel een paar foto’s van die meiden meegeven……..heb je een zaklantaarn thuis, Jee? Nee? Dan krijg je er van mij wel een. Dan kan je je vanavond onder de dekens eens lekker aftrekken op BB of CC. Nou Jee, hou je van blond of van donker?’
‘Die blonde vind ik wel erg tof.’
‘Okee, dan krijg je van mij een mooie foto van BB.’
‘Maar eh….wat eh….hoe eh ….aftrekken?’ stamel ik.
‘Aftrekken en geil pompen is precies het zelfde, man…..….maar in feite heb je dat nog nooit gedaan, toch? Dan zit er niks anders op dan dat ik je een kleine instructie geef.’
Hans doet de deur van zijn slaapkamertje op slot.
‘Okee Jee , kom zitten op mijn bed, we doen allebei onze broek naar beneden.’
‘Ik begin, Jee, ik neem CC, ik vind haar zò mooi en fantaseer, dat ze mij ook zò geweldig vindt………kijk goed, Jee, kijk nu goed wat ik met mijn handen ga doen………..…en als je dat goed gezien hebt, Jee, ga jij…… kijk naar BB en….. wauw je vindt haar zooooo prachtig en je weet zeker, dat ze jou ook een stuk vindt en dan doe je net als ik met mijn handen……….en steeds iets sneller…….. en dan misschien even je ogen dicht en dan………

‘Hé, hé dimmen, Jee, rustig, mijn moeder en mijn zus hoeven niet gealarmeerd te worden.' zegt Hans, nog een beetje buiten adem van het aftrekken; lachend gooit hij mij de rol wc-papier toe………’om je beetje schoon te poetsen, maestro’ zegt hij……..’anders ruiken ze straks thuis wat je gedaan hebt………..nee hoor, geintje.’

(wordt vervolgd)

zaterdag 30 oktober 2010

3. Hans Verstegeren heeft het zowat een half jaar.

Fietsend zijn Hans en ik op weg naar school; 't is een beetje plakkerig weer.
‘Heb jij al geil?’ vraagt Hans.
‘Geil?’ vraag ik.
‘Ja! Geil! Wat er je uit pik komt als je klaarkomt, man. Ik heb het nou zowat een half jaar. Het is wittig….een beetje slijmerig, kleverig en als je veel pindakaas gegeten hebt, smaakt het naar………..nou, Jee, raad eens’
‘Ik weet niet eens wat dat is man....klaarkomen.’
‘Jezus , weet jij nou helemaal niks, Jee’
‘Blijkbaar niet want bij mij komt er alleen maar pies uit me pik.’
‘Heb je nog nooit geil gepompt dan?’
‘Waar heb je dat dan voor nodig?’
‘Nergens voor. Het is gewoon lekker, man. Als je het eenmaal goed kan, geil pompen, spettert er een supertof gevoel door je lijf…..het lekkerste in je eikel, je pik, je buik. Dat gevoel straalt ook uit naar je boven- en onderlijf………………………….flitsend…......en tegelijk met die lekkere gevoelens komt het geil naar buiten.’
‘Hoe weet ik nou of ik het heb? Misschien heb ik het wel helemaal niet, misschien krijg ik het wel nooit, dat kan toch?’
‘Neen, Jee, alle mannen hebben het en alle mannen krijgen het .....op hun twaalfde en het gaat nooit, nooit meer over......heb ik wel es gehoord, tenminste!’
‘Over vier maanden ben ik dertien en ik heb nog helemaal niks!'

We zijn inmiddels bij school aangekomen, zwijgend gaan Hans en ik naar binnen. Allebei weten we dat deze directeur, die altijd met gespitste oortjes en een ultra valse glimlach bij de ingang van de school staat opgesteld, ons gesprek niet op prijs zal stellen.
Een saaie schooldag: boekhouden, handelsrekenen, scheikunde, wiskunde 1. Alleen lichamelijke oefening, twee uren op het sportveld en Frans is leuk. Frans is eigenlijk alleen maar leuk omdat de juf van Frans zo geweldig leuk is. Juffrouw Duifje is een van de weinige vrouwelijke docenten. Ze is fris en praat gewoon met leerlingen;ze durft zich sexy te kleden en komt op de brommer (een Tomos!) naar haar werk. Ze kan aardig maar ook streng zijn. Ze wil dat er rust in de klas is, dat je je huiswerk maakt. Maar als we allemaal een beetje ons best doen hebben we een goedlachse leuke lieve sexy juf aan haar. Toen al nam ik me voor om Frans te gaan studeren na de middelbare school. Ik vertelde het tegen haar en dacht aan haar ogen te kunnen zien, dat ze daar ontzettend blij mee was.

Weinig huiswerk die avond; ga vroeg slapen. Val als blok in slaap. Om 5 uur ’s ochtends al weer wakker. Lig te woelen in mijn bed…….beland op mijn buik …..blijf een tijdje gedachteloos zo liggen………krijg een stijve………schuur met mijn onderlichaam heen en weer over mijn matras…..….in steeds hoger tempo..………….mijn ademhaling versnelt……en dan ontplof een pretbommetje in en rondom mijn pik……………het super preteffect waaiert uit over de rest van mijn lichaam. Zou dit nou 'geil pompen' zijn? Geil, dat zich voor het eerst uit mijn lijf naar buiten wurmt en nu plakkerig aan mijn buik zit …..een vlek is in mijn onderbroekie en aan mijn vingers kleeft. Pindakaas ruik ik niet, hoewel ik dat veel eet; het smaakt naar niks………en mijn lijf…………….mijn lijf vibreert nog .......heel erg rielekst.

Wat als ma straks de kleren wast, dan ziet ze die vlek…………………..ik wil niet dat ze denkt dat ik geil pomp.....doe ik ook niet. Maar toch. Ze zou het kunnen denken. Ik vouw mijn onderbroek zo klein mogelijk op. Leg hem voorlopig even onder mijn kussen. Straks stop ik hem in mijn schooltas; neem hem mee op de fiets en onder weg dump ik wel hem ergens.

(wordt vervolgd)

vrijdag 29 oktober 2010

2. Hans Verstegeren, de pastoor en ik

Hans heeft nu ook een fiets. Dat vind ik hartstikke fijn, want nu kunnen we tenminste samen naar school fietsen en een beetje praten over van alles en…….….wat er zo al gebeurt. Ik vertel Hans nu toch maar wat ik echt bij die pastoor ging doen.

‘Oh, ‘zegt Hans, ‘wij zijn thuis ook niet zo rijk hoor. Mijn moeder doet het niet mee zo graag als vroeger maar als we de poen hard nodig hebben gaat mijn moeder een nachtje werken in nachtclub ‘Wodana’ als danseres. Schijnt goed te verdienen, want, als ma een nachtje gewerkt heeft, kan en mag ineens weer van alles: nieuwe kleren kopen, fietsreparaties, eten laten komen van de chinees, een biertje, wijntje en ……………ik hoor mijn vader en moeder dan ook veel meer lol maken met elkaar….vooral mijn moeder heeft dan de grootste lol, die gilt af en toe het hele huis bij elkaar.‘

‘Mijn moeder kan ook goed dansen,’zeg ik,’engelse wals, chachacha, quick step enzo….is denk ik niet zo interessant voor in een nachtclub…..trouwens.......ze kàn ook helemaal niet weg om te werken, niet ’s nachts, niet overdags…..nooit niet. Mijn vader is er bijna nooit en er zal toch íémand thuis moeten zijn om voor ons te zorgen.'

Ik zou het nooit van mijn leven tegen Hans gezegd hebben van dat geld en die pastoor maar ik wil eigenlijk van Hans horen wat hij ervan vindt......... van het gedrag van die pastoor. Dat vond ik wel een beetje raar raar.
‘Wat deed ie dan, Jee?’
‘Hij gaat achter me staan, stopt zijn rechterhand in mijn rechterbroekzak…daar zit een klein gaatje in….dat maakt hij door hard te duwen groter….hij gaat er met twee vingers door heen en zegt:
‘Zit er nou een gat in je rechterbroekzak, Jee? Dan zal ik dat briefje van honderd gulden in je andere zakje moeten doen.‘ Bij elke lettergreep van die zin, tikt meneer Pastoor met die twee doorgestoken vingers zachtjes tegen mijn piemel aan.
‘Misschien,' zegt meneer pastoor,'kan ik het bankbiljet in die andere zak kwijt.’
Hij duwt zijn andere hand in mijn broekzak en voelt wel heel erg zorgvuldig of er geen gat in zit. Ook met zijn linkerhand zoekt hij mijn piemel op.
‘In deze broekzak kan die wel, hoor,' hijgt de pastoor, met een bezweet gezicht stopt hij het bankbiljet in mijn linker broekzak.
‘Nou, meneer pastoor, dank u wel,' dan ga ik maar weer.’
‘Wees je er voorzichtig mee lieve jongen,’ zegt hij met een gespannen gezicht, terwijl ik hem nog wat onduidelijke handbewegingen zie maken ter hoogte van zijn gulp.

‘Homo en pedo, die pastoor van jou en je moeder,’zegt Hans.
‘Wat is dat dan, homo en pedo?’ vraag ik.
Als je als vrouw alleen met vrouwen vrijt of als man alleen met mannen, ben je homo. Je bent pedo als je als volwassenen seks hebt met minderjarigen. Die pastoor van jou is dus allebei. Zeg maar tegen je moeder; dat ze aangifte moet doen bij de politie. Pedofilie is strafbaar.’
Mijn moeder doet toch nooit aangifte doen......is ze gelijk haar extra centje van de kerk kwijt....ze zou wel gek zijn.

‘Vond je het lekker, Jee, die vingers van meneer pastoor over je pik?’ vraagt Hans
‘Lekker?? Welnee, joh, ik vond er niks aan.’
‘Kreeg je dan geen stijve?’
‘Een stijve, die heb ik alleen ‘s ochtends vroeg, als ik, net mijn bed uit ben….dan moet ik gelijk altijd heel erg zeiken.’

(wordt vervolgd)

donderdag 28 oktober 2010

1. Hans Verstegeren en ik worden vrienden

Nooit heb ik officieel gehoord, gezien of gelezen, dat mijn vriend Hans Verstegeren dood is. Zeker is dat ik hem sinds april 1973 niet meer gezien heb. Ik ben dan met Carola, mijn vriendin op Hans’ verjaardagsfeestje. Bij die gelegenheid laat hij al zijn vrienden en vriendinnen weten dat hij gaat trouwen met Sheila; wanneer precies, zegt hij er niet bij. Een prachtige meid, die Sheila, een vrouw die je niet snel vergeet. Typisch Hans, hij heeft het weer voor elkaar….hij versiert het mooiste meisje van de klas, terwijl hij zelf nou niet bepaald moeder mooiste is: smalle schouders, x-benen, een krom ruggetje en een iets te groot hoofd in verhouding tot de rest van zijn lijf. Daarentegen heeft hij wel een prachtige kop met blond haar, grote donkerblauwe ogen, een slank soepel atletisch lijf, een warme stemgeluid…en…..wat hem bij zijn vriendinnen en vrienden eigenlijk het meest geliefd maakt: de rust en oprechte belangstelling voor de ander, die hij uitstraalt.

Ik leer Hans in 1963 kennen. Op school. Ik blijf zitten in de tweede klas; Hans niet; hij gaat over van klas 1 naar klas twee. Kortom we zitten dat jaar bij elkaar in de klas. Op onze school krijgt iedereen een vaste plaats in het lokaal toegewezen voor het hele jaar. Die vaste plek geldt natuurlijk niet voor gymnastiek en tekenen. In elk lokaal staan drie rijen houten banken: drie keer zeven tweezitters achterelkaar. Mij zetten ze in de middelste rij banken op de derde bankje rechts, gezien vanuit de leraar. Hans zit dit jaar, naast me.
In het begin zeggen we niks tegen elkaar. Ik zou ook niet weten wat ik tegen hem zou moeten zeggen. Hij weet blijkbaar ook niks.
Hans komt naar school met de bus……..ik fiets altijd.

Als ik eens, na schooltijd, van mijn moeder naar de pastoor moet om geld te vragen, zie ik Hans ineens de Hukeldijk oversteken.
‘He, Hans,…….Hans…..’ roep ik.....hij kijkt op,……
‘Hé, wat doe jij hier?’ vraag ik.
‘Ik woon hier.’
O, ik ook, daar op de Lappiedijk .
'Ik hier vlakbij op de Duigersijk.'
O, leuk, ik wist helemaal niet dat je bij mij in de buurt woonde.........kom op, Jee, gaan we daar meevoetballen………er doet een semiprof van Xerxes met ons mee…..........is een hartstikke aardige goser …..leert je allerlei trucjes…….
‘Nee, ik moet eerst even naar de kerk.’
‘Naar de kerk? Nu? Er is toch helemaal niks, nu?
‘Nee, mijn moeder is haar paraplu kwijt; ze denkt dat ze hem zondag in de kerk heeft laten staan.’
‘Nou, Jee, als je klaar bent, kommie hier heen en doe je gewoon mee, okee?’

Een leugentje om het bestwil...............ja, Hans heeft er toch niks mee nodig dat we thuis geldproblemen hebben en ik moet gaan bedelen bij de pastoor voor wat geld om mijn studieboeken te kunnen betalen. Dus speld ik Hans maar wat op de mouw.

De pastoor luistert naar mijn verhaal. Hij is overtuigd en pakt een briefje van honderd gulden uit zijn portefeuille, vouwt het twee keer dubbel, loopt naar me toe en zegt: ’draai je eens om knul, dan zal ik het geld veilig en diep in je broekzakje wegstoppen.’ En daar is hij me toch een tijd mee bezig……..
‘Zit er nou een gat in je rechterbroekzak, Jee?’ Dan moet ik die honderd guilden in je andere zakje doen. Na enig degelijk ploeg, sjor en duwwerk van meneer pastoor zit het geld stevig onderin mijn broekzak. Nooit eerder heb ik een pastoor zo zien zweten en zo horen hijgen.

Lopend van de kerk naar huis, zie ik dat Hans nog bezig met zijn voetbalmetsie.’.
‘Ik kom ook zo, Hans……..effe naar huis…..andere kleren aan en ……’
‘Was die paraplu er eigenlijk nog?’
‘Nee helaas.’
Vanaf die dag zijn Hans en ik eigenlijk vrienden.


(wordt vervolgd)

woensdag 27 oktober 2010

In het kraambed

Mijn moeder ligt nog boven in het kraambed. Ik heb er drie dagen geleden een klein broertje bij gekregen: Johan.
‘Ik moet nog paar dagen op bed blijven, jongen; ik ben nu kraamvrouw, zo noemen ze een vrouw die net een kind heeft gekregen,’ zegt ma tegen mij......‘hier binnen moet alles weer een beetje op zijn plaats terecht komen, snap je?’ en terwijl ze dit zegt, wrijft ze met een van pijn vertrokken gezicht over haar buik.
‘Ja,‘zeg ik,‘ ik snap het..........maar ik snap er geen reet van……en doe er geen moeite voor ook………….ze kraamt maar wat uit.'

Pa is er zoals gewoonlijk niet. Ze zeggen dat hij een cruise maakt over de hele wereld met het stoomschip de Rotterdam. Hij heeft nu wel heel erg veel pech want hij ziet óók zijn vijfde kind al niet geboren worden en zijn eigen vader overlijdt. Daarom heet dit nieuwe broertje Johan…naar mijn opa. Op school (ik dan zit op een kak- hbs) komt de directeur onze klas in lopen (doet ie anders nooit) meneer Jee, wilt u even met me meelopen………neemt u al uw spullen maar mee……………………..(echt waar: u dit ,u dat ,u zus, u zo,) ………nee hè, hij gaat toch niet wéér lopen zeiken over mijn lange haren, twee weken terug zei die al dat ik naar de kapper moest, ik ben nog niet geweest, er is ook geen geld voor…….
‘Uw buurvrouw belt me zojuist, namens uw moeder, met de mededeling dat uw grootvader deze morgen is overleden……..(‘ja, nou en.......,’ denk ik ‘ik heb nooit zo veel met mijn opa gehad…….dus ik barst niet in huilen uit…’).
‘Gecondoleerd, meneer Jee. Het lijkt mij goed dat u naar huis gaat en zich over enkele dagen, na de begrafenis van uw grootvader, weer op school meldt.’
‘O ja, Goed.’
‘Condoleer uw moeder ook van mij, meneer Jee.’
‘Hè, eh, hoe bedoelt u, meneer?’
‘Zeg maar tegen uw moeder dat ik met haar meeleef.’
‘’Ja…..nou, dan ga ik maar, dag meneer’
Wat en geluk bij dit ongeluk; thuis is het zeker ook niet alles maar gegarandeerd beter dan op dit schooltje.

Er loopt bij ons thuis al een paar dagen een vrouw, gekleed in een donkerblauwe blouse (met een ooievaartje daarop), een witte schortjurk met dikke nylonkousen en een zwarte stevige schoen met een zeer brede niet al te hoge hak. Op haar hoofd heeft ze een wit kapje.
Ze loopt in huis allerlei dingen te doen die mijn moeder normaal ook altijd doet, stofzuigen, afwassen, aardappelen schillen en ga zo nog maar een tijdje door…… maar dan anders.
Ze deelt bevelen uit:
’Ga eens op zij, ik ben aan het stofzuigen.’
‘Ga je voeten vegen, je loopt het hele huis onder de modder.’
‘Maak de wc schoon, hij ligt vol met remsporen.’
‘De televisie blijft vanmiddag uit’; het is druk genoeg hier in huis.’
‘Er wordt hier in huis niet gevoetbald.’ (van ma mogen we altijd in de bijkeuken voetballen, van haar niet; ze denkt gewoon, dat ze gelijk, na anderhalve dag werken, de baas kan spelen over ons.)
Ze is drie, misschien wel vier keer zo zwaar als ma. Tegen mij zegt mijn moeder dat die kraamhulp ook niet aardig is voor haar; ik denk dat ze beter tegen dat mens kan zeggen dan tegen mij…
Mijn moeder zegt tegen mij,……een jongetje van dertien(!!)……..dat dat mens haar van onderen veel te hard wast:
‘Ze wast de hechtingen er zowat uit, zegt ze’………dat zal dan best waar zijn allemaal en ook nog heel erg pijnlijk………………maar daar ga je je dertien jarige zoon toch niet mee belasten, zelfs al zit je man op de grote vaart…….en is er verder niemand waar je dit mee kan bespreken……………………het moet toch niet gekker worden…...
Ma zegt, dat ze al contact heeft gehad met de wijkconsulente. Ze wil ten eerste een lievere hulp voor de kinderen en ten tweede een zachtaardigere voor haar zelf.
Deze vrouw is een kenau. Dat rijmt. Maar bij ons thuis rijmt het absoluut nit. De wijkconsulente heeft toegezegd dat ze morgen een ander zal sturen.

Pa heeft gebeld met de buurvrouw. Buuf heeft telefoon. Wij niet. Kunnen wij van ze lang zal ze leven niet betalen.
'Hij belt vanuit Rio de Janeiro,' zegt buuf.............vanuit Rio de Janeiro …….ja, zal wel, mij kan ze van alles wijsmaken; misschien zit hij wel in Rotterdam, in de bajes……….…..ik heb hem echt nog nóóit op een boot gezien. Alleen op het pontje over de Schie.
Papa is zo verdrietig, zegt de buurvrouw.
‘Als hij zichzelf maar niks aandoet,’zegt ma, ‘hij is er gek genoeg voor.’
Ma kon maar beter thuisblijven had ie tegen buuf gezegd. Met al die hechtingen in haar lijf. Stuur Jee maar naar de begrafenis van zijn opa en geef hem een bos gladiolen mee voor op z’n kist; hij hield van die lange, ranke, slanke, rode bloem, ja, laat Jee een bos rooie gladiolen meenemen…had hij gezegd……en zeg Jee dat ie de bloemist een kaartje laat schrijven:
Rus zag ouwe;
Koos, Riek en de kinderen,

dan snapt ie het wel.

Ik ga wel naar die begrafenis, maar niet van harte. Geen idee heb ik van het hoe of wat wat bij een begrafenis.
‘Mag ik dan met Truus gaan,' vraag ik aan ma, 'zij is tenslotte de oudste dochter.’
‘Nee! Jee, nee, ik ga niet mee …………...begrafenissen zijn eng.’ protesteert Truusje opeens zo maar uit het niets.
Zo, lekker ben jij, zeg, Truus, jij staat gewoon sneaky het gesprek tussen mamma en mij af te luisteren.
Ma zegt gedecideerd dat Truusje thuisblijft; ze is pas 11, nog klein voor begrafenissen, zeker voor die van opa helemaal in Overschie. Bovendien vindt ma het te ver fietsen voor haar.
‘Fietsen?’ zeg ik, ‘ik ga dat hele rot-eind niet op de fiets hoor, kom nou.’
‘Weet u wel hoe ver het fietsen is? Meer dan een uur van hier en dan moet ik ook nog terug.’
‘Ja,’dat weet ik,’ zegt ze, ‘twintig kilometer heen en twintig terug, daarom blijft Truusje ook thuis.’
‘Ik ga met de bus, het is veel te ver en het is nu helemmaal geen fietsweer meer.’
‘Nee, Jee, er is géén geld voor de bus; de laatste paar centen die we nog hebben gaan naar dat bosje gladiolen.'

dinsdag 26 oktober 2010

Piekfijn

Dezer dagen probeer ik alles te bezien vanuit een zekere mate van verliefdheid op mezelf.
Ik moet eerlijk toegeven, dat ik daarbij iets te veel zuip maar ... morgen niet. Morgen is steeds weer een drankloze dag. Elke dag weer.
Dit is typisch zo’n dag waarvan Carola zou kunnen zeggen, voelen of denken, dat ik weer lekker op weg ben manisch te worden. Ik fiets als een bezetene van huis naar oom Daan. Van oom Daan naar Piekfijn. Van Piekfijn naar de bibliotheek. Van de bibliotheek naar de tuin. Van de tuin naar Albert Heijn en van Albert Heijn weer naar huis.
Op de tuin heb ik me te pletter gewerkt. Was ik he-le-maal niet van plan. Als ik manisch aan het worden ben, doe ik alles zonder plannetjes. Impulsief. Ja, dat is het woord. Deze middag doe ik alles impulsief. Ben ik nu dan weer manisch impulsief ... gek word ik van mezelf!

Leuk bij Piekfijn………hoho, stop,........ even uitleggen:
Piekfijn is een dochteronderneming van de Rotterdamse reinigingsdienst. Allerlei redelijk goede, nog bruikbare spullen, worden door Piekfijn verzameld en voor een habbekrats verkocht; onder andere dus kleding. Oké, verder nu. Leuk bij Piekfijn, dat contact met de fraai gecoiffeerde en gesoigneerde oude (68?) dame. Ze komt naar me toegelopen; wil me iets zeggen maar voordat zij de kans krijgt, zeg ik tegen haar:
‘U komt me toch zó bekend voor, mevrouw.’
‘O ja?’ zegt ze.
‘Ja, ‘zeg ik, ‘u lijkt precies op mijn tante Miep, die nu toch al weer zo’n vier jaar dood is. Tante Miep was de vrouw van mijn ome Daan/Leuke man, zo’n ont-zet-tend leuke man, een echt mensenmens. In de vijftiger jaren had hij een succesvol clownsnummer samen met zijn broer Aadje (mijn ome Aad dus, ook al een tijdje dood ... en ik rebbel en rebbel en rebbel maar door:
‘nog geen kwartiertje geleden, zit ik bij oom Daan een bakkie te doen…..heb toen een tijdje, zwijmelend, naar een mooie foto van Tante Miep zitten kijken. Twee druppels water, mevrouw. Heet u misschien toevallig ook de Goey met uw achternaam? ‘
Ze zegt dat haar meisjesnaam Boer is en ze verklapt me haar voornaam: Saskia. Hoe ouder hoe gekker zal ik maar zeggen.
‘Het grappige van deze situatie hier, ’zegt ze,‘is, dat ik naar u toeloop omdat u qua postuur zo’n gelijkenis vertoont met mijn oudste zoon Bart. Twee jasjes heb ik hier net voor hem uitgezocht en nu wil ik u vragen ze even aan te passen. Ik vermoed dat als ze u passen en als ze u leuk staan, dat Bart ze dan graag zal dragen.’
Ze toont me de jasjes ... ik pas er een. Veelsteklein ... en dat andere jassie natuurlijk net zo.
‘Verdorie! Wat jammer nou.’ zegt ze en ze maakt aanstalten om de jasjes in het rek terug te hangen.
Zelf heb ik net vier alleraardigste gilletjes uit de schappen geplukt……..over één gillet heb ik nog mijn twijfels. Lijkt me wel mijn maat ... maar.....
‘Mevrouw ... eh ... Saskia ... wilt je nog even kijken of dit me staat?’
’Natuurlijk, jongen.’ zegt ze als ze terug komt lopen.
Ik heb het gilletje nog maar net aangetrokken of ze zegt zeer resoluut:
‘Oh nee, hang maar weer terug, knul, het is een damesdingetje: de knoopjes zitten verkeerd voor jou.’

Steeds gonst het in mijn hoofd: ik zal toch niet wèèr manisch worden.
Ik moet eerlijk zeggen: mijn dadendrang is groter dan gewoonlijk. Slapen gaat nog steeds goed. Ik wordt wel steeds wat brutaler. Voel me soms wat te senang.
Maar hoogstwaarschijnlijk komt dat door mijn nieuwe levensmotto: doe alles alsof je smoorverliefd bent op jezelf, op het leven en dus ook op Saskia, Carola, Irma, ome Daan, ome Aad en vele anderen.

De eerste wedstrijd van het seizoen

In Spangen ben ik geboren en getogen. Spangen de wijk van de Rotterdamse voetbalclub Sparta. Tot mijn dertiende woon ik in de Spartastraat; drie hoog. Ik ben de oudste zoon, in een arm gezin dat verder bestaat uit: mijn vader (19 jaar oud bij mijn geboorte), hij is bijna nooit thuis; mijn moeder (beviel van mij toen ze 20 was) en drie zussen. Mijn zussen zijn (ook nu nog) 2, 3 en 7 jaar jonger dan ik. Ik heb ook nog een knettergekke broer, Tinus, één jaar jonger dan ik. Maar over hem wil ik het niet voorlopig even niet meer hebben.

Zeg je Spangen, dan zeg je Sparta, de voetbalclub, die zijn wedstrijden speelt in dat tot de verbeelding sprekende stadion genaamd Het Kasteel. Een voetbalstadion midden in een dichtbevolkte woonwijk…..in Engeland is dat normaal in Nederland een uitzondering.
Kijk ik uit mijn slaapkamerraam, dan zie ik ze trainen, die betaalde voetballers van Sparta. Nou ja, betaald, semi profs zijn het nog in de vijftiger jaren van de vorige eeuw. Verreweg de meeste voetballers verdienen een habbekrats; voetbal is een soort bijverdienste naast een andere belangrijkere baan. Clubs mogen pas vanaf 1957 voetballers gaan betalen.

Het is zondagmiddag; begin augustus 1957. Ik ben zeven jaar en loop aan de hand van mijn vader naar het Kasteel. We gaan naar een wedstrijdje kijken: Sparta – DOS (DOS = Door Oefening Sterk). Mijn vader en ik staan beiden op de jongenstribune. De goedkoopste.....dus ook twee keer drie kwartier staan. Twee kwartjes is het voor mij en voor m'n pa een gulden.
Het is de eerste wedstrijd van het nieuwe seizoen. Sparta heeft in de voetballoze periode (de maanden juni en juli) die aan deze wedstrijd vooraf gaat, een spectaculaire aankoop gedaan. Spectaculair, niet alleen qua geld, ook qua voetballer….deze voetballer speelde namelijk voor Volendam en nooit had iemand in het Rotterdamse verwacht, dat deze palingboer, zijn dorp zou verwisselen voor de grote stad.
Sparta wilde voor deze verdediger, Jannie Schilder genaamd, graag de portemonnee wagenwijd opentrekken….en betaalde voor de lange verdediger de lieve som van 100.000 gulden. Deze man kan niet alleen góéd voetballen, hij is ook nog een van de langste professionele voetballers ooit op de Nederlandse voetbalvelden gesignaleerd en wanneer een verdediger lengte paart aan goed spelinzicht, kan hij in feite overal terecht.

Tussen de toeschouwers die voor de wedstrijd nog een mooi plekje zoeken op de tribune, loopt een man met een bak op zijn buik; met behulp van een koord om zijn nek hangt de bak daar stabiel. Nog voor aanvang van de wedstrijd probeert de man wat van zijn waar aan de man te bengen:
‘Lekkere koetjesrepen twee voor een kwartje; gevulde koeken, Smis puttteetoosjis en roze koeken een kwartje stuk,’ roept hij. De man doet goede zaken. Ook Pa koopt wat bij de man: twee zakkies chips…. een voor hem en een voor mij.

De spelers van beide elftallen komen op het veld……tot op de dag vandaag is de traditie dat de Sparta-Mars dan weerklinkt. Alle Sparta supporters kennen het refrein en zingen dit luid en enthousiast mee:

roodwit is onze glorie
rood wit zit ons in het bloed
bij neerlaag of victorie
bij voor of tegenspoed
rood-wit gaat nooit verloren
en jaren nog hierna
zullen wij laten horen
S P A R T A

ik kan dit refrein dromen, al vanaf mijn achtste0.

Als Sparta tegen aartsrivaal Feijenoord speelt, zingen ballorige Feijenoord supporters in plaats van de bovenstaande laatste regel van het refrein oneerbiedig:

S P E R M A

Sparta doet het goed, deze wedstrijd. De tegenstander, DOS, een van de betere voetbalclubs toch in Nederland in de jaren vijftig van de vorige eeuw wordt verpletterend verslagen: 5 - 0. De (letterlijk) grote man van de wedstrijd is Jannie Schilder; hij voorkomt door zijn doortastend optreden enkele tegengoals en hij doet meer dan alleen tegenhouden, deze voetballende palingboer. Hij scoort twee keer met het hoofd uit corners op maat van oer-Spartaan Tinus Bosselaar. Een droomdebuut als het al geen ‘jongensboek’ genoemd mag worden.

De hele wedstrijd zit het zakkie chips in mijn broekzak; af en toe voel ik even of het er nog zit.
‘Voor na de wedstrijd,’ zeg ik gelijk tegen mezelf, ‘als Sparta wint eet ik mijn chippies op, dan smaakt het dubbel zo lekker.’ Als kind was ik soms al een rare.
De honderden toeschouwers, Sparta supporters voornamelijk, verlaten, blij met de overwinning, het stadion. Het lijkt vanzelf te gaan. De mensenmassa beweegt zich richting uitgang. Iets doen is onnodig. Mijn vader en ik stromen mee. Alleen bij het hek van de uitgang wordt het eng; door de stroming wordt ik zowat geplet tegen het hek. Ik hoor en voel de chippies kraken in honderdduizend stukkies maar veel erger: ik krijg bijna geen lucht meer. Gelukkig ziet pa mijn angstige blik op tijd en tilt me op. Pijn op mijn borst…duizelig.
Buiten het stadion, een beetje bekomen van de schrik, maak ik het zakje chips open. Waarschijnlijk trek ik net iets te hard, want ik houd in iedere hand een stuk plastic zak over…….alle verkruimelde chippies en dat kleine blauw zakje zout liggen op straat. In een mum van tijd zijn de chippies door honderden voetbalsupporters, op weg naar huis, vertrapt.
‘Als je nog honger hebt eet je thuis maar wat.’ snauwt pa, zoals gewoonlijk.
'Ja,...ik ga...zie je zo thuis, pa' en huppel alvast vooruit; thuis tegen ma vertellen dat ze gewonnen hebben........ik neurie als een echte overwinnaar:
'Zullen wij laten horen:
S P A R T A.'

zondag 24 oktober 2010

Witte Nonnen

In het begin van de vijftiger jaren ben ik de oudste zoon van een arm gezin. Andere gezinsleden zijn: mijn vader (19 jaar ouder dan ik), de man is zelden of nooit thuis, mijn moeder (20 jaar toen ze van mij beviel), een broer (363 dagen jonger dan ik) en Tonia een zus (wij schelen 2 jaar). Die broer, Tinus heet hij, heb ik als kind nooit gekend; hij is mijn broer maar hij is nooit echt een broertje voor me geweest, zo’n broertje waar je mee dolt, lol maakt, streken uithaalt, speelt, ruzie maakt, vecht, op stap gaat en die je af en toe eens om raad vraagt. Daar kan hij overigens niks aan doen.
Tinus heeft maar heel kort bij ons gewoond. Hij is zwaar geestelijk gehandicapt….. anderhalf jaar oud als hij wordt opgenomen in een door katholieke nonnetjes gedreven zwakzinnigengesticht in Schinnen (Noord-Limburg). Ik ben dus tweeëneenhalf jaar, op het moment dat Tinus bij ons weggehaald wordt. Geen enkele herinnering heb ik aan Tinus, als broertje…..….ik heb toch anderhalf jaar lang samen met hem in een verrot klein huis gewoond. Dat moet toch indruk gemaakt hebben…..een broertje, dat zo moeilijk is, dat hij niet meer thuis mag blijven wonen. Misschien heb ik het wel verdrongen. Ik heb gehoord dat hij erg sterk is. Hij duwt ma van haar trapje als ze ramen zeemt; ze breekt een been. Als de deftige dokter op huisbezoek komt weet Tinus diens hoed te bemachtigen en verscheurt het hoofddeksel zonder enige moeite en pletst de hoedrepen in het bord brinta op het tafeltje van de kinderstoel. Dokters reactie heb ik niet vernomen. Het is een grappige sketch, die zich net zo goed afgespeeld had kunnen hebben tussen een dokter met hoed en een normaal begaafd kind. Maar het is de serie gebeurtenissen die het vermoeden doet rijzen dat Tinus wel een heel bijzonder kind is.
We zitten te eten, broodmaaltijd, kopje thee erbij. Tinus kruipt rond in de woonkamer. Is niet te houden aan de eettafel in zijn kinderstoel; hij schudt zo met zijn lijf dat de kinderstoel steeds bijna omkiepert; ma is daar zo bang voor, dat ze hem maar op de grond zet. Maar het gevolg hiervan is zo mogelijk nog desastreuzer: Tinus gaat aan het tafelkleed hangen en trekt dat in één vloeiende beweging van tafel. De kokendhete thee over zijn lijfje. Lelijke brandwonden hoorde ik van ma. Ik schijn me ook gebrand te hebben aan de thee maar ik weet nergens meer van. Dit soort kloterige ongelukjes gebeurt gewoon te vaak nu Tinus wat mobieler is.
Tinus is bovennormaal krachtig voor zijn leeftijd en vernielt met het grootste gemak dingen die andere baby’s en peuters gewoon spontaan heel laten, zoals spuuglapjes, trappelzakjes, kussentjes, het kleed in de box, pieppoppetjes etc…
De maat was al geruime tijd overvol als de dokter tegen mijn moeder zegt dat Tinus niet thuis kan blijven wonen. Het wordt zoals al eerder genoemd Zuid Limburg want in Rotterdam of omgeving is in het begin van de vijftiger jaren geen Rooms-Katholieke instelling gevestigd waar geestelijk gehandicapte kinderen opgenomen kunnen worden. Vandaar dat hij in januari 1953 driehonderd kilometer verderop verhuist ……naar een klooster annex gesticht, waar in het wit geklede nonnen wonen en werken.
'Ze zijn wel lief voor hem, daar,' heb ik haar vaak horen zeggen.
Wat een hartverscheurend pijnlijke dagen, weken, maanden moeten dat geweest zijn voor mijn moeder; misschien, hoogstwaarschijnlijk is die pijn nóóit over gegaan…….je kind, je een na oudste zoon, anderhalf jaar oud, zo uit handen moeten geven………..

Hoe het precies gegaan is weet ik niet…..is Tinus toen opgehaald is door een soort ambulance of hij is weggebracht en door wie dan?
Zou er in die jaren in onze armoedzaaiersfamilie iemand met een auto geweest zijn? Dacht het niet.
Zijn ze dan misschien met de trein gegaan? Nee….. dat is haast onmogelijk. Met zo’n extreem druk kind in de trein……
Ma zal wel met Tinus mee zijn gegaan in een soort ‘blauwe wagen’, de ‘gekkenambulance’ …………en met de trein terug…..oh, nee, wacht, dan zal er nóg wel iemand mee zijn gegaan in die blauwe wagen………. haar vader dan, denk ik, opa, ja……Tinus, ma en opa, want ma zal wel heel verdrietig zijn, op de terugweg in de trein, als ze Tinus daar heeft achtergelaten …. kan ze een beetje bij opa uithuilen…….. ja zo zal het wel gegaan zijn, denk ik.
Vaak hoor ik mijn moeder zeggen:
'Ze zijn daar toch zó lief voor Tinus, die nonnentjes;ze zorgen goed voor hem; hij is daar in goede handen.' Ze zegt het met een glimlach en omfloerste ogen.

zaterdag 23 oktober 2010

Koningin Beatrix opent Lantaren Venster 6 november 2010

Als de wind niet hoorbaar door de bomen waait en zelfs niet hier in huis, zal ik op 6 november a.s. hoogstpersoonlijk Koningin Beatrix de hand schudden. Zij komt dan het spiksplinternieuwe gebouw openen waarin bioscoop en theaterpodium LantarenVenster gevestigd wordt. Het gebouw, een ontwerp van de Portugese architect Álvaro Siza, is opgetrokken op de Kop van Zuid, nabij de gigantische 44 verdiepingen tellende woontoren Montevideo en het nostalgische Hotel New York, ooit hoofdkantoor van de gerenommeerde Holland Amerika Lijn, waar mijn vader ooit nog werkte als paintry-bediende (afwasser) op de s.s. Rotterdam………. waarmee hij de hele wereld over reisde……en waardoor ik hem haast nooi zag………maar dit geheel terzijde…...moge hij overigens rusten in vrede.
Sinds mensenheugenis is de cultuurtempel LantarenVenster gehuisvest in de Gouvernestraat in de volkswijk het oude Westen.
Op deze plek wordt voornamelijk het werk getoond wordt van belangwekkende niet-poenige-Hollywoodregisseurs zoals laatstelijk Ken Loach, Mike Leigh, Jim Jarmusch en vele anderen. Het huidige IFFR, het internationale filmfestival Rotterdam is daar in 1971 begonnen met de legendarische pionier, wijlen Huub Bals. Begonnen met enkele honderden belangstellenden, is het IFFR uitgegroeid tot een evenement met internationale allure, dat honderdduizenden toeschouwers trekt. In 2011 beleeft het festival dus zijn veertigste editie! Als het IFFR naar LantarenVenster komt zal dat de eerste keer dat het festival Zuid aandoet. Als……er is nog niks zeker…..
De muziektheatergroep Hauser Orkater, Alex d’electrique zijn daar klein begonnen en groot gegroeid. Toneel-, muziek-, foto- en videoworkshops worden er gegeven, waar volop belangstelling voor is.

Nu bioscoop en muziek weg zijn blijft theater en dans nog over voor de Gouvernestraat. Hoe zal het daar genoemd worden?: ‘Het Oude LantarenVenster’ (Het HOL)? Zal toch niet….
Zowel bioscoop als muziektheater zijn dus verhuisd naar de nieuwbouw.
Heel toevallig verveel ik me dezer dagen, drie slagen in de rondte. Sinds ik per 2 juni 2010 met pensioen ben. Ik heb dus contact gezocht met LantarenVenster en daar de vraag neergelegd of ik iets zou kunnen betekenen voor ze. Welnu ik kan meteen beginnen als vrijwillig kaartjesscheurder onder een voorwaarde: ik moet stoppen met kauwen (kauwgom). De leiding vindt dat ik te smakkerig, te openmondelijk en te veel met mijn hele gezicht kauw. Geen probleem! Heb ik er graag voor over. De beloning voor deze klus is niet namelijk gering:
- een pasje waarop gratis toegang tot alle voorstellingen
- halve prijs voor alle (verrukkelijke) maaltijden (plus drankjes) in het restaurantje.
- voor en na de voorstelling één gratis (!) drankje
- bij bioscoopbezoek (of muziekbezoek) buiten de dienst: halve prijs voor drankjes en hapjes.
- twee keer per jaar een gezellig uitstapje met de collega-vrijwilligers.

Mijn grootste beloning is gelijk al de komst van Hare Majeteit de Koningin op 6 november aanstaande om deze goede zaak te openen en dat ik dan ook nog toevallig dienst heb. Wat een geluk. Het moet niet gekker worden. Waar ze precies allemaal heen gaat als ze eenmaal binnen is, weet ik nog niet. Dat is voor de veiligheid aan de geheime kant, denk ik. Hoe dan ook, waar ze ook heen wil, ze zal een kaartje moeten kunnen tonen, dat geldt ook voor haar. Ik zal dat kaartje scheuren.
‘Hallo, mevrouw de Koningin…..mag ik uw kaartje even zien….ja…keurig, dank u……..(ik scheur nu even haar kaartje)……….…..kijkt u eens majesteit, hier is uw kaartje weer……..…prettige rondleiding verder majesteit.’
Misschien gaat ze wel naar boven naar de bios…..er draaien een paar leuke films:.
‘Lang en gelukkig’ met Arjan Ederveen (die moet Beatrix zich nog herinneren van ’
Theo en Thea’ en ‘het Tenenkaasimperium’ )…….
’The killing inside me’ van regisseur Michael Winterbottom (in die film wordt tot twee keer toe een vrouw met blote handen doodgeslagen door een ogenschijnlijk toch heel aardige man……en die moordscènes schijnen uitermate lang te duren. Misschien toch wel wat voor Beatrix.)
Verder nog de film ‘L’amour fou’ over leven en dood van de beroemde couturier Yves Saint Laurent en zijn levenspartner. Dat lijkt me nou helemaal niks voor de majesteit. Maar goed dat moet ze zelf maar uitmaken. Wie ben ik, nietwaar? Voordat Beatrix naar de eerste verdieping gaat moet ik haar wel zeggen dat daar geen toiletten zijn voor bezoekers:
'O, eh, majesteit, als u misschien nog een plasje moet doen ofzo, moet u het wel hier op de begane grond doen want op de eerste.........'
'Heel attent van u, meneer, mijn welgemeende dank,' zegt de Koningin, die duidelijk nu al heel erg moet. Geheel buiten het protocol, huppelt de Koningin met haar hele gevolg achter haar aan in de richting van de bezoekerstoiletten op de begane grond. Op de wanden staat godzijdank duidelijk aangegeven waar zich die bevinden.

Decennia lang biedt het Theater LantarenVenster van de Gouvernestraat Culturele Producties Van Bijzonder Hoge Kwaliteit. In een warme sfeervolle entourage, een soort huiskamer, waar menig Rotterdamse cultuurfreak zich bijzonder op zijn gemak heeft gevoeld. Ook de nabijheid van veel leuke kroegjes en restaurants in dit schaarse stukje oud-Rotterdam draagt ongetwijfeld bij aan het continue succes van LV.
Het is nog maar de vraag of dit nieuwe gebouw op zuid het vertrouwen zal krijgen van de Rotterdammer. Hoe je het ook wendt of keert het is en blijft Zuid en eigenlijk heeft dat voor de rasechte Rotterdammer nooit meegeteld. Misschien moet de cultuurfreak die nieuwe tent gewoon het voordeel van de twijfel geven…….van daaruit moet zich op de lange duur een atmosfeer ontwikkelen, die de vergelijking met de Gouvernestraat zal kunnen doorstaan…….hoop ik….
En de Majesteit kan er natuur aan toe doen door in al haar majesteitelijkheid te verkondigen:

‘Wij, Beatrix, Koninging der Nederlanden

verklaren duidelijk en luid
de Gouvernestraat is Over en ook Uit
Gaat daarom nu allen naar de Kop van Zuid.


LantarenVensters:
Otto Reuchlinweg 996 (Wilhelminapier),
3072 MD Rotterdam

vrijdag 22 oktober 2010

Sita (12, slot)

Dan maken mijn baasje en zijn vrouw opeens werk van kinderen; mij wordt niets gevraagd. Twee nemen ze d'r maar liefst; twee jongens.....; de een twee jaar na de ander: Aad en Kees.
Zij janken en krijsen, poepen en piesen waar ze staan, vechten elkaar de tent uit en wat ik het allerergste vind: zij trekken mij aan mijn flaporen omver………ze zijn toch al zo gevoelig, die arme oortjes van mij! Dat ik verga van de pijn hebben ze niet eens in de gaten. Een enkele keer, als ze het echt te bont maken, geef ik ze wel eens een waarschuwingsknauwtje; zo’n knauwtje zonder kracht te zetten met mijn tanden. Gelukkig schrikken ze daar al voldoende van om te stoppen met sjorren aan mijn oren.

We gaan met vakantie. Allemaal. Niet dat ik daar iets vanaf wist, hoor. Ik word altijd door dat soort zaken overvallen. Ja, gezien de bagage die verzameld wordt, kan ik natuurlijk weten dat we op vakantie gaan. ‘Rockanje’ die naam hoor ik steeds noemen ….Rockanje mijn Spanje. Voor vakantie is het wel heel dichtbij. Nog geen uurtje rijden. Ongelooflijk en waar: ik heb me blij gemaakt met een dooie mus: ik mag niet met ze mee die camping op: verboden voor honden. Baasje heeft er wel wat op gevonden: ik word gedumpt bij een boerenwoning: ik ben aangelijnd; baasje geeft mijn riem aan een onooglijk, klein kereltje, dat zegt een boer te zijn.....…..maar in de stal, waar hij me heen trekt, zie ik geen boerderijdieren; wel volop stadsdieren, opgesloten in kooien van alle soorten en maten.
De boer propt mij ook in zo’n hok……….ik ga zo hard tekeer als ik kan….en die boer maar lachen…….door mijn gejank gaan die ander honden ook meedoen…… in koor
‘’nou dag hoor Sita, tot vanmiddag, dan komen we je uitlaten, ’ zegt baasje.
Dat toch weer wel…….
Mijn familie is nog maar net de hoek om of die boerenlul, die net nog zo om mijn gejank stond te lachen, vertekt zijn gezicht in een grimas: ‘Kappen nou met dat gejank!’ en hij geeft me met zijn knokkels een beuk vol op mijn knar……ik kan nog net even mijn tandjes in de hand zetten van die schijnheil……dat hij jodelend van de pijn de stal uit loopt doet mij veel genoegen.

Vooral honden zitten hier. Ik hoor tenminste niks anders dan bozig geblaf...........daar zijn we zò goed in! Dit boertje heeft volgens mij helemaal geen koeien, varkens, kippen of grote percelen tarwe, graanaardappels of groenen. Hij doet voornamelijk in honden; hij is een hondenboer. Beetje bij beetje kom ik er achter, dat hier alleen dieren zitten wier baasjes op de campings in de buurt zitten. Op geen enkele camping, laten ze honden toe.
Mijn baasje vergeet me niet. Hij komt me een paar keer per dag eten en drinken brengen en wat uitlaten betreft kom ik ook niks tekort, als er gewandeld wordt ben ik er ook bij. Ik denk dat ze me altijd meenemen op leuke wandelingen en dat vind ik wel tof. Zij weten natuurlijk ook wel hoe graag ik op het strand en in de duinen ben. De situatie hier om en nabij Rockanje is te vergelijken met Scheveningen: spekkie naar mijn bekkie.
Alleen is de situatie nu wel iets anders omdat er nu kinderen bij zijn; baasje verwacht van mij dat ik een oogje in het zeil houd voor de kids. Natuurlijk houd ik dat niet de héle wandeling vol, ik moet een paar konijnen of ‘weet ik wat voor vogels’ de stuipen op het lijf kunnen jagen. Eerst wacht ik altijd even af hoe het loopt met Aadje, de oudste zoon van baasjer
Die oudste jongen heeft als kleuter een eigenaardige gewoonte ontwikkeld. Als we met mooi weer op het strand zijn, gaat Aadje op een gegeven moment met grote snelheid rondjes rennen. Ik ren dan achter hem aan en plots als hij op topsnelheid ligt, laat hij een drol in het zand vallen. Vervolgens gaat hij weer rustig in het zand zitten spelen, als of er niks gebeurd is. Razendsnel, als altijd, ben ik bij Aadjes drol om die, mèt het aanklevende zand, likkebaardend naar binnen te schrokken, onvoorstelbaar wat een rijkdom aan voeding daar nog voor mij inzit…….ik ben Aad daar bijzonder dankbaar voor.

Na ‘Aadjes act’ houd ik het even voor gezien. Ik ga nu even mijn eigen spoor trekken. Baasje zal nu onderhand wel weten dat ik niet in zeven sloten tegelijk donder. Als ik er straks genoeg van heb loop ik rechtstreeks naar die zogenaamde boer van dat dierenpension terug. Hier in de duinen zitten behalve konijnen, veel kleine vogels en insecten. Vooral in de duinpannetjes kom ik met grote regelmatig tweetallen mensenmannetjes tegen. In een half uurtje tijd tel ik zeker acht paartjes. Waar die mee bezig zijn? Geen idee. Eén staat met de broek op de enkels…….de ander zit op zijn knieën voor hem en drukt zijn gezicht in het kruis van die staande man.
Grappig hoor. Hé, wat zien ik? Een konijn! Er achteraan!!

(wordt voorlopig even niet vervolgd)

donderdag 21 oktober 2010

Sita (11)

Ik moet eerlijk bekennen: het eten van de straat is soms niet helemaal pluis. Vooral kip…..ik vreet namelijk die botjes ook op, hè. Daar krijg ik soms toch krampen van in mijn buik. Ik lig het dan thuis in mijn mandje uit te gillen van de pijn. Natuurlijk: eigen schuld, dikke bult. Beetje lullig vind ik wel het van hem als ik de kop van baasje dan grijnzend achter zijn krantje vandaan zie komen. De ergste pijn moet dan nog komen als ik de scherpe splinterbotjes uit moet gaan poepen……ik moet er nu nog maar even niet aan denken……maar o, wat deed het pijn; gelukkig heb ik heb het weer overleefd …..het lijkt wel of ik er steeds iets sterker uitkom.

Als ik er zo eens over nadenk ben ik niet bepaald de makkelijkste hond voor mijn baasje. Zo af en toe heb ik hem flink de stuipen op het lijf gejaagd. Dat hoort wel een beetje bij mij…….ik ben een beest dat weet wat ie wil.............……..ik ben bijna net zo eigenwijs als een kat en als je het mij vraagt vindt baasje dat nou net zo leuk aan mij. Als baasje op een gegeven moment een auto heeft…….nou ja, auto,…..het lijkt meer een veredeld koekblik, het is een een Renault 4, gaan we ook af en toe eens wat verder weg dan altijd alleen maar naar dat Kralingse ‘Bos’. Zo belanden we wel eens bij de zee, meestal is dat de Noordzee bij Scheveningen. Tot aan de duinen loop ik braaf aan de lijn; nadat we eenmaal op het zand zijn aangeland ga ik er wat fanatieker aan trekken………..….die zogenaamde wurgriem stelt helemaal niks voor…..……..…..baasje krijgt al snel genoeg van mijn geruk, gesjor en gehijg………..dan maakt ie de riem los en dat betekent dat ik voor de rest van de middag kan gaan en staan waar ik wil. De komende twee á drie uur hebben ze geen last van mij. Met een superspurt ben ik no-time op het strand……als ik omkijk zie ik baasje al niet eens meer.

Míjn beleving van zo’n middagje strand moet toch anders zijn dan dat van de gemiddelde mens. Voor mij is het in de eerste plaats de plek om mijn soortgenoten te ontmoeten…we gaan daar als gekken (sorry hoor jongens) achter elkaar aanrennen en een beetje tegen elkaar opspringen….en soms ook effe lekker de zee in duiken. De meeste teefjes doen ook prima mee trouwens, behalve dan de loopsen, die doen wel mee maar eigenlijk alleen maar om een van ons reuen aan de haak te slaan. En dan heb je natuurlijk ook nog, ik noem het maar die mamma’s kindjes in small en medium. Die keurig naast baasje of vrouwtje moeten blijven lopen…….het lijkt soms ook alsof ze niet anders willen. Neem die kleine soortgenootjes, die in de volksmond 'kuttenlikkertjes’ worden genoemd, je weet wel van die kleine langharige vetklepjes, die het liefst onder een dekentje liggen, het liefst onder mamma’s dekentje tegen mamma aan. En dan zijn er ook van die pedante, verwijfde, opgeschoren poedels, sommmige met zwarte andere met witte kroeskrullen……zelfs op het strand lopen ze nog zo chique als een paard op de Olympische Spelen. Voor de grap sjees ik wel eens expres, razend snel langs zo’n stel mietjes. Laat zand opstuiven en water opspatten zodat die dandy's weer flink wat schoon te maken hebben.

Heerlijk, de nabijheid van dat koele woeste water….jammer alleen dat het niet te zuipen is……een enkele keer vergis ik me nog wel eens……dan zit ik tot we weer thuis zijn met een zoute droge bek. Hoewel, de laatste tijd is mijn baasje zo attent om een fles water mee te nemen, die hij dan in een bakje leegschudt voor mij. Maar goed, we zullen zien of dat vandaag ook zo is.

Jammer dat hier geen konijnen zijn. Wel genoeg loopse tefies maar ik krijg hier absoluut geen kans. Ik zie er wel leuk uit, ben slank, heb een glanzende vacht, een krulstaart mooie wapperende flaporen met krullen, vrolijke, guitige ogen, mijn gebit is in puike staat, ben nooit ziek en heb absoluut nog geen viagra-pillen nodig….allemaal zaken in mijn voordeel……..slim... ben ik ook nog………..eigenlijk geldt voor mij maar één nadeel: ik ben niet sterk. Jammer genoeg slagen die paar grote sterke bullebakken op het strand er altijd eerder in een loopse teef te nemen. Jammer zoals gezegd….maar meer ook niet……..bij ons thuis in de buurt pak ik mijn kansen wel…..dat pakt een enkele keer ook wel eens fout uit …..
Na ruim twee uur strandplezier zit ik uitgeput bij de blauwe Renault op de parkeerplaats. Ik heb er nooit moeite mee die parkeerplek terug te vinden. Die auto is helemaal doordrongen van de geur van ons, van mijn baasje, vrouwtje, van mij. Dus dat is dus makkelijk zat.
Ik wacht nu al zo’n twintig minuten bij de auto als het baasje aan komt lopen. Hij is zo blij dat ie me ziet:
‘O,o,o ik was zo ongerust, ik dacht je de auto niet meer zou kunnen terug vinden. Knap hoor, Sita…'
Hij geeft me het ene klopje na het andere. Voor mij is het niks bijzonders...........ik ben natuurlijk een hond. Ik sterf zowat van de dorst maar baasje komt maar niet over de brug met water. Ik simuleer een ferme hoestbui en dat helpt want dan herinnert hij zich dat water tegen zo’n hoestbui kan helpen en hij duikelt de fles water en het waterbakje op uit de auto. Tot mijn grote genoegen heeft hij ook nog een kluif van huis meegenomen……..Daarmee red ik het wel tot aan huis. Hij neemt zelf ook wat: banaantje, krentenbolletje en een kartonnen pakje sinasappelsap. Niks voor mij die troep….....behalve die krentenbol dan misschien maar dan moet ik wel enorme trek hebben.
We stappen in de auto….nou ja auto…..die niet meer zo heet is van binnen. Baasje was zo slim om terwijl wij wat aten en dronken, de ramen en deuren van de auto wijd open te zetten. Op naar Rotterdam. Uurtje rijden. Uurtje pitten. Heb ik wel nodig. Ben versleten.

wordt vervolgd

dinsdag 19 oktober 2010

Sita (10)

'Honderd euro krijg ik van u, meneer Jee, voor de kooikosten en de prik.’ zegt de man van de dierenbescherming.
Prik?! Ik dacht al wat voel ik toch in me poot.
‘Een prik tegen hondsdolheid, die geven we hier aan alle loslopende honden die we oppikken.’
Ze worden bedankt!

Het directe gevolg van zo’n boete is dat baasje het weer nodig vindt om een tijdje strak aan de lijn te houden. Ik kom dan de nodige beweging te kort en ik mis dagelijkse porties eten van de straat. Iets bijeten moet, want mijn dagelijkse porties bij Cee en Jee zijn aan de kleine kant. Volgens hun is weinig eten gezond. Als ik vrij rond loop pak ik van alles aan van mensen….ik weet onderhand precies waar wat te halen valt……….en ze zijn voor mij erg makkelijk herkenbaar: die er het armst uitzien, geven meest. Verder ligt er zoveel lekkers op straat….dat wil je niet weten……..
vooral bij de school: veel brood met worst en kaas (soms pak ik alleen de worst en kaas mee); half volle of half lege zakjes chips; bij de bouw: half afgekloven kippenbotjes en ook brood met ei of worst…..
Bij de slager, die gooit van achter zijn toonbank een stuk leverworst, dat net over de uiterste verkoopdatum heen is…….dat maakt mij natuurlijk he-le-maal niks uit. Bij de chinees staan vaak onaangebroken bakken rijst buiten…..goed voer voor ratten of duiven maar niet voor mij.

De rijkste voedselvoorziening is de route van de patatzaak bij de school naar de bushalte. Uit de patatzakjes vallen veel smakelijke patatjes………... De regel dat er geen eten de bus in mag levert mij en mijn soortgenoten flink wat te vreten op. Ongelooflijk wat we daar kunnen wegeten. Voor de mensen is het de bushalte voor ons de voedselbank.Daar kunnen dagelijks wel drie honden hun buikje rond eten. Kroketten waar één hapje van is genomen, halve zakken frites, hapjes bami- en nassihapjes. Ik moet gewoon soms wel eens wat laten liggen want anders zou het teveel worden.

Ik begin er over omdat ik op het moment niet bij al dat lekkers kan, want baasje vindt het nodig om me strak aan de lijn te houden na zo’n fikse boete. Ik probeer dan toch wel wat om sneaky wat bij te eten maar dat valt om de donder niet mee. Razendsnel moet ik zijn. In één tiende van een seconde moet ik dat afgedankte balletje gehakt op straat, ruiken, zien, pakken en ook nog doorslikken. Over elk stukje eten dat ik op straat scoor krijg ik gedonder met baasje. Dat is wel zo goed waardeloos. Hij zou bijvoorbeeld dit balletje gehakt het liefst uit mijn bek peuteren. Uit alle macht probeert hij mijn kaken van elkaar te trekken…….lukt hem toch nooit……………..maar wat hij niet weet: het maakt geen moer uit of hij mijn bek wel of niet openkrijgt: dat balletje gehakt zit al lang en breed in mijn maag……………….…en ondertussen hoor ik baasje nog zeggen:
‘’dat is niet goed voor je Sita, dat is bedorven vlees, daar word je ziek van, daar krijg je pijn aan je buikje van….’ en dan gaat baasje, al sjorrend en trekkend aan mijn kaken, met luidere stem verder:
‘ Nou kom op Sita, NU je bek open en gauw een beetje!’ Hier schrik ik natuurlijk vreselijk van (hihi) en ik laat hem tenslotte in mijn lege, zwaar naar knoflookgehakt stinkende bek kijken. Meestal volgen dan enkele grove vloeken en verwensingen van baasje en lopen we vrolijk verder.
Ik moet eerlijk bekennen: het eten van de straat is soms niet helemaal pluis. Vooral kip…..ik vreet namelijk die botjes ook op, hè. Dat geeft me soms een krampen. Ik lig het dan thuis in mijn mandje uit te gillen van de pijn. Natuurlijk: eigen schuld, dikke bult. Beetje lullig vind ik wèl als ik die kop van baasje dan grijnzend achter zijn krantje vandaan zie komen. De ergste pijn moet dan nog komen: het uitpoepen van die vlijmscherpe splinterbotjes....……ik moet er nu nog maar even niet aan denken.


(wordt vervolgd)

maandag 18 oktober 2010

Sita (9)

O ja, wat ik nog wil vertellen:ik loop normaal dus altijd mèt baasje naar het bos. Hij laat me daar los en ik kan een half uurtje als een dolle stier gaan rondrennen. Heerlijk, daar niet van maar eens in de veertien dagen is wel een beetje weinig. Ik heb gewoon wat meer nodig.…logisch toch….als hond wil hier elke dag zijn ……zeker een jachthond als ik.
Als ik een week of tien in Rotterdam woon bij Cee&Jee, ga ik uitproberen of ik mezelf uit kan laten………….eerst bij ons thuis aan de deurknop hangen…..naar buiten piepen….en later met een andere bewoner van ons pand naar buiten glippen. Aanvankelijk blijf ik in de buurt langs de Rotte……. en in de zijstraatjes……ik wordt dan nog wel eens teruggebracht door een goedbedoelende buurman, die vindt dat een hond als ik niet alléén op straat hoort te lopen:
‘o, o , o, o , stoute, stoute Sita,‘ zo luidt de tekst van een goedbedoelend lulletje, ‘jij ken toch niet alléén buiten spelen, knulletje.’
Jee en Cee kunnen dit niet meer terug te draaien…..ik merk dat ik mijn mannetje wel sta in het verkeer….ik steek heus niet over bij een rood stoplicht…… en ook als er geen met stoplichten beveiligde oversteekplaats is, stoppen de automobilisten heus wel voor mij. Mijn baasje heeft er nu ook vertrouwen in dat ik goed op mezelf pas. Hij doet tegenwoordig zelf de deur voor me open…….hun manier om mij uit te laten. Ze hebben ook een chip in mijn lijf laten zetten. Als ik eens mocht verdwalen, kunnen ze er bij de politie of de dierenbescherming altijd achter komen wie ik ben, waar ik woon etc. Kunnen ze me scannen. Dus…….zodoende ben ik nu bijna elke dag aan de plas te vinden. Soms komt er ineens een mens naar me toe dat me begint te aaien….meestal een kennis van Jee en/of Cee.
`Wat doe jij hier zo alleen, Sita......….of zijn Cee of Jee hier soms ook in de buurt?’ op dat soort vragen ga ik niet eens in........daar kan ik niet aan beginnen......ik heb hier veel te druk met andere dingen.

Oei, dit is een kwestie van bijzonder botte pech: een man gekleed in een blauwe broek en een wit overhemd met op zijn kop een blauwe pet, doet mij, voor dat ik er erg in heb, aan de riem en trekt me mee naar een auto waar een vrouw bij staat net zo gekleed als die kerel, alleen haar broek bevat zeker vier keer zo veel achterwerk als de broek van die man, jesus wat een reet; het kan niet anders: dit zijn politieagenten.Maar dat heeft er op zich niks mee te maken. Ze hebben me gevangen genomen en brengen me naar een benauwd gebouwtje van de direnbescherming, met kooien, waar ook andere katten en honden vastzitten; janken en blaffen is wat ik constant hoor, ik word er compleet gek van.
Doodmoe ben ik. Val in de kooi waar ik ingeschoven word, meteen in slaap.
Hoe lang het geduurd heeft weet ik niet maar een soort bewaker doet de kooi open, doet me aan de riem en trekt me naar buiten. Mijn baasje staat daar ook; door die chip in mij hebben ze hem snel kunnen vinden.
‘Honderd euro krijg ik van u, meneer Jee, voor de kooikosten en de prik.’ zegt de man van de dierenbescherming. PriK?! Ik dacht al wat voel ik toch in me poot. Een prik tegen hondsdolheid, die geven ze hier aan alle loslopende honden die ze op pikken.
Ze worden hartelijk bedankt!

(WORDT VERVOLGD)

zondag 17 oktober 2010

Sita (8)

Ik moet zeggen dat het me, nu ik hier inmiddels zowat een jaar woon, helemaal niet tegenvalt bij baasje Jee en vrouwtje Cee. Eerlijk gezegd, heb ik het hier reuze naar mijn zin.
Als ik nog maar net in Rotterdam woon, gaan we, baasje en ik, zo af en toe naar het Bos, het Kralingse Bos hier……dat helemaal geen bos is......... ….gewoon een lullig parkje…..maar goed….voor mij als hond en voor Rotterdammers, die toch al helemaal niks gewend zijn, is het net een echt bos en voor mij persoonlijk eigenlijk best nog leuk ook; want er komt me hier een partij honden…………en baasjes en vrouwtjes van die honden natuurlijk ook…….maar daar bemoei ik me meestal niet mee.
Míjn baasje houdt er niet van…….maar sommige andere baasjes en ook gewone mannen, mannen zonder hond dus, die hullen zich daar in korte broek, doen schoenen aan met lange noppen en gaan een beetje lopen rennen. Ik blijf er wel eens naar zitten kijken, baasje zit dan op een bankje en rookt en leest een krantje en rookt en leest enz. Die mannen rennen om elkaar heen of achter elkaar aan. De bal is altijd het middelpunt…..ze rennen hard om de bal te veroveren en als ze hem eenmaal hebben, schoppen ze hem weer weg……naar een andere speler of op het doel of in het water soms……………en schreeuwen, schelden en spugen dat ze doen! Nee, de netste kereltjes zijn het niet. Ik heb zelf ook wel eens wat met zo’n bal gedaan. Echt schieten kan ik niet, maar dribbelen gaat aardig, ik kan de bal aardig aan mijn neus houden en een kort passje geven gaat ook wel maar een pass over grote afstand, daar heb ik geen neus voor. Aardig spelletje maar voor iemand als ik zijn hier leukere dingen te doen.Het leukst vind ik hier wel het konijnenspel.Geloof me: ik heb er nog nooit een konijn gevangen; daar gaat het me ook niet om. Ik geniet er alleen al van om die kleine lieve zachte diertjes een beetje te dollen. Ontspannen loop ik het bos in. Waar die konijnen zitten heb ik dan al precies geroken……zij mij nog lang niet…………en zij zitten….. ja, wat zitten ze eigenlijk…….ze zitten daar maar een beetje te dommelen, met de nadruk op dom, dommig trillen ze met hun neusvleugeltjes en kijken deemoedig naar het gras alsof ze hun zonden zitten te overdenkende.……ondertussen nader ik ze met rasse schreden…….op twintig meter van ze ga ik sprinten …..en op vijf meter ….. hebben ze eindelijk door dat ik er aankom: ze geven geen kik….althans ik hoor hem niet en toch zijn ze allemaal tegelijk op de vlucht voor mij! Ze zijn waanzinnig snel op de eerste meters…..net kleine jaguars.
Bijna heb ik er een te pakken, op een haartje na, zal ik maar zeggen, ze rennen het grasveld over …..ik race zigzaggend achter ze aan en dan, helemáál dom zijn ze toch ook weer niet, schieten die angsthazen de struiken in en is het voor mij einde oefening, want ik ben veel groter….dus snelheid maken in die dichte begroeiing kan ik wel vergeten.
Meestal stop ik dan de jacht en pauzeer even voor een plas en indien nodig voor het draaien van een drol.

Na de pauze: het duivenspel............het opjagen van de duif……..ook leuk! Dood maak ik ze nooit. Waarom? Om op te vreten? Al die veertjes in mijn bek…......aaah,jasses, bah! Het geeft mij een kick om zo’n troep duiven aan het schrikken te maken. Ze staan nu een beetje afwezig murmelend om elkaar heen te drentelen op zoek naar zaadjes of anders eetbaars……….voor hen totaal onverwachts spring ik midden in de groep…….het is niet te geloven,.......hoe ze dan opvliegen……dat gaat wel zo amateuristisch......ze vliegen tegen elkaar op.....ze vallen weer terug op de grond....het duurt zeker paar minuten eer ze allemaal een paar verdiepingen hoger in een boom van de schrik te bekomen. Het kan niet anders of dit is een duiven-bejaardenkransje. Als ik echt gewild, had ik er wel drie kunnen vangen........…..maar daar is het me niet om te doen. Het gaat mij om de sport. Ik vind het leuk om een of twee duiven in hun vlucht nog even met mijn neus aan te raken en dan is het voor mij weer leuk geweest. Normaal mag ik blij zijn als ik zo bij één duif scoor. Vandaag tip ik bij vier duiven maar liefst acht van die kleine rooie duivenpootjes aan....….in feite waren het er het maar zeven want bij een van de duiven is het linker pootje verklonterd, zal ik maar zeggen.
Het allerfijnste in het Kralingse Bos……ik heb het nog niet genoemd, is het water. De grote Kralingse Plas. Ik ben een waterrat. En zeker bij warm weer ….geeft dat water geeft een weldadige verkoeling……ik hoef verder helemaal niks in die plas….ik hou niet van vis of topless zwemmende dames en voor andere hondjes heb ik ook geen oog….ik ben eigenlijk gewoon helemaal relaxed bij mezelf….ik mediteer.
'Waar is je baasje, Sita?' Bekenden van baasje vragen me dat nogal eens. Geen idee.....Eigenlijk ga ik pas kijken waar hij is als ik zijn fluitje hoor en fluiten doet hij pas als we naar huis moeten.

Af en toe kom ik nog wel eens in de verleiding om me rond te wentelen in een verzameling paardenvijgen of een nog smeuïg kadavertje (van een mol, een konijn of een vis). Dat doe ik maar niet omdat ik thuis gegarandeerd getrakteerd wordt op een misselijk makende ei-shampoo behandeling. Ik ga dan gewoon wat anders doen…….met een paar maatjes spelen…………de meeste zijn wel aardig. Op Pittbulls na, die zijn zó agressief en ik heb geen idee waarom.

(wordt vervolgd)

vrijdag 15 oktober 2010

Sita (7)

Ik spring op het aanrecht en vreet zo snel mogelijk alle plakjes worst weg rondom de augurken.............ik kan helaas niet voorkomen, dat er wat worst en augurken op de keukenvloer terecht komen. Daar schiet die kat met een plakje worst de woonkamer in ………..niet zo snugger, zeg. Van mij mag ze het opeten; ik heb zelf meer dan genoeg. Het is alleen wel zuur voor het baasje en de gasten. Ze zullen toch ook wel van blote augurken houden?
Als vrouwtje die ‘snuggere’ kat met dat plakkie gelderse in haar bek de kamer in ziet rennen, ja,dan gaan natuurlijk alle alarmbellen rinkelen. Ik duik zelf zo ver mogelijk onder de keukentafel……………..dicht bij enkele gevallen zure bommen…..…..opdat ze me niet zullen vinden………..ijdele hoop, want binnen de kortst mogelijke tijd ben ik zuur. Nu zwaait er iets voor mij, dat lijkt me nogal logisch. Baasje pakt me voor zijn doen nogal stevig bij mijn nekvel, schudt me flink door elkaar en schreeuwt (veel en veel te hard):’Krijg je hier soms niet voldoende te eten, lelijke vreetzak dat je er bent.’ Hij barst nog net niet in huilen uit.
‘Ga jij maar een poosje hier je zonden zitten overdenken, mister schrokop’ en hij duwt me de badkamer in…..de badkamer…….de plek in huis met die nare, scherpe geuren……. mensen zijn er dol op……..niks voor mij. Een poosje noemt hij dat…..pas als alle bezoek weg is, opent hij de deur van de badkamer.
‘Zo ondeugend beestje van me……komw dl nou maal uijt…..je zawl ownderhawnd wewl moewten piesen, hè, Sita…’, als je het mij vraagt is die man straalbezopen………..hij staat te lallen.…..en die moet dan met mij naar buiten………ik ben geen ‘dronkendroppies geleidehond’. Met z’n dronken kop vergeet hij me mijn riem om te doen. Ik ren naar beneden; hij waggelend achter me aan. Ik race naar mijn poepveldje langs de Rotte, ik heb hoge nood. Terwijl ik daar zit te poepen bereikt mij een verrukkelijk geurwolkje. Vanmiddag rook ik ook al zoiets; kon niet direct thuisbrengen wat het was maar toen kreeg ik van die dwaasbaas met z'n wurgriem geen kans om even op onderzoek uit te gaan. Nu grijp ik mijn kans.Ik ben 'warm', de geur wordt steeds iets sterker, ik weet nu bijna wat het is…..het is .....het is......het rottend kadaver van een rat, een grote rat. O, wat ruikt dat toch vurrukkuluk. Het krioelt van de maaien over zijn opengereten lijfje. Vliegen zijn vanavond niet actief. Ik kan het niet laten om mijn neus heel dichtbij die krioelende maaienmassa te brengen en alle heerlijks op te snuiven. Dit gaat allemaal volkomen instinctmatig…..mijn kop en mijn flaporen wrijf ik er door en ik ga er met mijn rug boven op liggen kronkelen….van voor naar achter......van links naar rechts….ook mijn zijkantjes krijgen een beurt…..genieten……ik voel die kleine maaitjes over mijn rug kriebelen. Nu ruik ik naar rottend vlees, naar ‘wild’, geen enkel wild beest herkent mij nu nog als vijandelijke jachthond……en daar is het mij nu allemaal om te doen.
Baasje trekt mij naar huis; hij is zo in de lorum, dat ie niet eens merkt wat er met mij aan de hand is….…..ik hoor hem wel flink snuiven en zie hem met een vies gezicht in het rondkijken maar hij brengt die geuren nog niet met mij in verband.
De trappen op naar boven, verlies ik tientallen maaien…..dat zal morgen een zwerm bromvliegen tot gevolg hebben, zeker weten.
’Getverdemme, Cee, waar zou die ondraaglijke stank, die hier hangt toch vandaan komen, ik word er zowat onpasselijk van.'
Vrouwtje heeft gelijk door dat die lucht van mij af komt. Ze zegt verder niks tegen haar bezopen partner (zij kijkt hem alleen heel vuil aan), zet mij in bad en beveelt me te blijven staan. Het lijkt wel of ze soms bijna stikt in de lucht die ik verspreid. Het water dat ze over mijn rug sproeit is lekker warm. Wel jammer dat ik mijn geur nu kwijt raak. Maar het was de moeite waard…..een half uur in cognito.
Nee hè, ze is toch niet gek geworden, gaat ze mijn vacht insoppen met ei-shampoo……… dat kan echt niet.....……..zo kan ik me niet vertonen aan de jongens buiten, want bij ons hoort een ei er juist níét bij.

(wordt vervolgd)

donderdag 14 oktober 2010

Sita (6)

Vrouwtje Cee laat me er gelijk in. Ze praat op een lieve toon tegen me en geeft me een paar vriendelijke klopjes. Tof: ze heeft een verse bak water neergezet en in mijn voederbak liggen stukken paardenhart. Heerlijk, paardenvlees, smaakt het best na een lekkere wip. Wat wordt er hier toch goed voor me gezorgd.
Daar komt baasje Jee waggelend binnen, met zijn stinkschoen in zijn hand:
‘Nou, Cee, die Sitah, die geeft ons leven een extra dimensie!’
In geuren (!!) en kleuren vertelt baasje de gebeurtenissen van zojuist…….stelt op zich helemaal niks voor………maar ach, als je niks gewend bent……. Ik ga even pitten……even dromen over mijn mooie boxertje, hihi.

De bel blijft vandaag maar gaan……….. baasje is jarig, vandaar, ……steeds weer nieuwe bezoekers komen boven ……de meesten zien het wel in me zitten: ‘Hé, wat een leuk besie, Jee ….. (aai,aai) ……sinds wanneer heb je een hond. Hoe heet ie?’ Er zijn er ook bangeriken, die kijken naar me of ik een eng vies beest ben: ’Hè gatver Jee, heb jij nou ook al een hond genomen, vind ik nou helemaal niks voor jou…...’ Bij diè figuren ga ik zo dadelijk hinderlijk scheten en boeren liggen laten…….tsja……..daar vragen ze toch om.

Baasje krijgt een kado van zijn broer Haa. Mooi glimmend kado: een ketting bestaande uit glimmende stalen elementen. Ieder stukje metaal heeft venijnige uiteinden. ‘Bedankt Haa.’ zegt baasje Jee, ‘net wat ik nodig heb, zo’n wurgband want Sita trekt als een gek. Met zo’n band zal hij het wel laten om me hard vooruit te trekken…..…en hij vertelt, misschien wel voor de tiende keer in drie dagen, het verhaal dat wij al lang kennen……….het lijkt haast wel of hij er trots op is:
‘Ik laat Sita uit op het Zwaanshals ……..hij ruikt en ziet die die loopse teef aan de overkant en opeens…..’
Ja, Jee, we weten het…….ik hoop dat je het niet erg vindt maar ik ga mijn kont even wassen?

Soms lijkt het wel of ìk jarig ben, want Jee krijgt, behalve die kloteriem ook nog andere kadootjes voor mij: van neef Berend een rode rubberen kluif, (waar al door een ander beest op gekloven is, kots,kots).Een oud kromgetrokken mannetje (ze noemen hem ome Aad) geeft baasje een hondentrimmer:'ik gebruik hem toch niet meer, Jee......tegenwoordig scheer ik me alleen maar nat.' Van tante Mien krijgt Jee een lang model schoenlepel met een tennisbal onderin….........hier klopt iets niet, lijkt mij........maar goed..........
Voorlopig is het gezellig; genoeg te eten; niet dat ze mij rechtstreeks iets zullen geven....oh god nee, dat is niet goed voor mij.......... maar er valt gelukkig voor mij flink wat te snaaien:….olienootje hier……..chippie daar……kloddertje slagroom….plopje filet amèricain…….gemorst stukkie van een amandelbroodje...wie het kleine niet eert .......
Vrouwtje staat in de keuken augurken in plakjes gelderse worst te rollen.........zonde, zonde, zonde van die overheerlijke plakjes worst.......ik kan er niks aan doen maar het water loopt me spontaan in me muil.

‘Kom, Sita, kom, we lopen vòòr het eten nog even een klein rondje.’
Nou, nou, baasje krijgt het plots op zijn heupen.
Nee hè……potverdorie....ik let even niet op en die walgelijke wurgriem hangt om mijn nek.
'Proberen we gelijk je mooie nieuwe riem uit, hè, Sita?'
Nog voordat ik al die trappen af moet zit de wurger al om me nek...……….en langzaam die steile trappen hier af...... dat kan niet, meneer de sadist. Alleen een mens kan toch zoiets bedenken. Ik word gewurgd maar doodgaan mag niet. Hevige pijn door de zware druk van minstens twaalf stalen pennen in mijn hals, in mijn nek. Het zal ze he-le-maal niks helpen…….nou ja, misschien op korte termijn…….…….maar als ik er eenmaal aan gewend en dat is eerder dan baasje vermoedt, sleur ik hem weer even hard over het trottoir.

Mijn grote poezevriendin is zowaar in beeld. Ze zit in de keuken te snuffelen. Ik heb geen zin in gedoe.....laat haar maar. Poesje kijkt in de richting van de schaal gelderse worst met augurkjes. Ze heeft in ieder geval smaak! Jammer voor haar: dezelfde smaak als ik. Ik heb weliswaar last van mijn keel door die wurgriem, die plakjes worst gaan er altijd wel in.
Binnen hebben ze de grootste lol…..baasje zal wel trots zitten vertellen hoe amechtig ik loop te hijgen en kuchen met mijn nieuwe riem.
'o,o,o wat is tie toch braaf, die Sita, hoe keurig netjes past hij zich aan mijn tempo aan,' hoor ik baasje zeggen....is het een machtswellusteling of niet?

Niemand is er nu in de keuken. Behalve ik dan. Baasje had het net over 'even een klein rondje lopen voor het eten'. Welnu: dat eten scoor ik bij deze. Ik spring op het aanrecht en vreet zo snel mogelijk alle plakjes gelderse worst weg rondom de augurken. Ik kan helaas niet voorkomen, dat er wat worst en augurken op de keukenvloer terecht komen….de poes gaat er snel vandoor met een plakje gelderse in de richting van de woonkamer.... niet zo snugger van die rooie. Van mij mag ze het opeten; ik heb zelf meer dan genoeg. Het is alleen wel erg zuur voor baasje en zijn gasten. Ik hoop dat ze ook van blote augurken kunnen genieten.

(wordt vervolgd)

woensdag 13 oktober 2010

Sita (5)

Daar staat baasje dan met kapotte broek en bloedende knieën. Ik zie hem vanuit mijn positie aan de overkant waar ik veilig ben aangeland en inmiddels, met mijn riem nog om mijn nek, vrolijk een wip maak met een wel héél gretige boxers-teef.
Aan alles is te merken dat baasje boos is, als hij driftig op me afkomt. Zijn gezicht staat onweer, zijn ogen bliksemen, zijn stem buldert over het Zwaanshals: ‘Ga als de donder van die boxer af en gauw!’ Tegelijk krijg ik een flinke zet van hem. Hij is er duidelijk niet zo blij mee dat ik op deze wijze van het leven geniet. Zou baasje soms jaloers zijn?
Hoe dan ook, ik zit nog bovenop mijn verovering en door een tweede, duidelijk hardere zet van Jee, beland ik naast mijn boxertje en omdat zij boos blaffend in de richting van mijn baasje loopt, komen zij en ik kont aan kont te staan en trekt ze mij achter zich aan. Voelt niet bepaald lekker zeg….mijn stijve zit nog in haar kutje…….probeer daar maar eens uit te komen…….ik een beetje naar voren ….zij een beetje naar voren….er zit verdorie geen beweging in. Er zit niets anders op dat we voortaan samen, vastgeketend aan elkaar door het leven gaan. Nu eens zij voorop dan weer ik. Denk niet dat ik dit leuk vind. Baasje Jee begrijpt er ook geen snars van….hij heeft totaal geen verstand van honden…………van verbazing raakt hij gelukkig wel het ergste van zijn boosheid kwijt. Een paar opgeschoten jongelui staan opgewonden giechelend naar ons te kijken. Ik begin er zo langzamerhand wel genoeg van te krijgen.
De man van de ‘doe het zelf zaak’’ aan de overkant, roept dat ie wel wat weet. Geweldig. Hij komt aanzetten met twee emmertjes water. Even later gooit híj emmer een en mijn baasje emmer twee over onze achterkantjes en het wonder vindt plaats……we zijn gescheiden. Wat een opluchting, zeg. Als ik me omdraai is dat lieve boxertje van me al in geen velden of wegen meer te bekennen….ik ruik haar nog een beetje.
‘Bedankt!, roept mijn baasje naar de ‘doe het zelf man’. Dat was me wat…….omstanders blijven nog even wat over het grappige voorval napraten. Mijn baasje is daarvoor beslist niet in de stemming. Hij heeft er stevig de pas in gezet naar huis. Zou hij misschien vergeten zijn dat ik ook nog even moet poepen………..en niet zo’n beetje ook? Baasje Jee stapt dapper door. Okay, dan maar voluit op de hand- en voetrem gaan staan. Goh, meneer stop zowaar even. Ik doe het op het trottoir, overmacht …………geen tijd meer om een plaatsje op de middenweg te zoeken…….
‘Godverdomme, viezerik, niet op de stoep, Sita, dat weet je toch!’’ en hij probeert mijn hoop met zijn rechterschoen naar de middenweg te schuiven……..natuurlijk lukt dat niet omdat deze hoop nogal week is…….met als gevolg dat zijn schoen onder de stront zit.
Bij onze voordeur, trekt Jee met een bijzonder vies gezicht zijn vuile schoen uit.
Hij doet de deur met zijn loper open en ik ren zo snel als ik kan naar boven. Vrouwtje Cee laat me er gelijk in. Ze praat op een lieve toon tegen me en geeft me een paar vriendelijke klopjes. Tof: ze heeft een verse bak water neergezet en in mijn voederbak liggen stukken paardenhart. Heerlijk, paardenvlees, vooral na een lekkere wip. Wat wordt er toch goed voor me gezorgd.
Daar komt baasje Jee binnen, met zijn stinkschoen in zijn hand:
‘O, Cee, die Sitah, die geeft werkelijk iets extra’s aan ons leven!’

(wordt vervolgd)

dinsdag 12 oktober 2010

Sita (4)

Wat zie ik tot mijn afgrijzen als ik binnenkom: die geniepige rooie kat zit uit mijn etensbak te vreten…….is ze helemaal belatafeld!…………dat soort dingen maakt me nou razend, weet je, …….ik jank, blaf en spurt naar mijn vreten……….……….schrok alles achtermekaar naar binnen en ik weet niet eens of het eten nu wel of niet lekker was. Allemaal door die rooie rotkat.

Slaap hier wel goed.....….op een comfortabele driezitter…..heerlijk voor mijn rug…..heeft nog wel een muffe kattenlucht…….maar dat zal niet zo lang meer duren. Helemaal niet meer gezien die rooie, sinds ze aan me vreten zzat......en dat is haar geraden ook, want ik weet niet of ik me kan beheersen als ik haar te pakken krijg.
Lig in de vroege ochtend nog wat te dommelen, als ik opeens een schuiverd krijg, van mijn nieuwe, lieve, aardige baasje nog wel. Vind me zelf terug op het hoogpolig tapijt. Die baas van me staat daar toch een portie opgewonden te wezen in zijn streepjespyjama….......wat ik er van snap is dat ik nooit meer op die bank mag gaan liggen pitten.
‘Allemaal haren…..krabt het leer kapot.....……sterke hondenstank…..’ dat is zo wat ik van hem opvang in zijn drukdoenerij. ‘Dat begint al weer lekker, de vriendelijkheid is al weer geweest, zo lijkt het.’ Hij kijkt heel streng en wijst naar het halletje waar mijn mand staat; daar moet ik liggen.....……in dat tochtige halletje, vlakbij de etensbakken van mij en die nare poes. Mijn baasje knalt de deur van de huiskamer dicht. De huiskamer is verboden gebied vanaf nu.
Ik doe zelf een tijdje net alsof ik lig te slapen in die mand, kan ik goed. Baasje gaat naar de wc, baasje gaat naar de douche….ik geef geen sjoege…..hij pakt mijn riem..........normaal spring, blaf, hijg ik en ren een vrolijk-hysterisch heen en weer, als ik uitgelaten ga worden………maar nu effe niet……..nu doe ik gewoon even cool.......kom nou.
‘Hé, Sita, kom op we gaan een eindje lopen.’ Hij slaat me, zachtjes, vriendschappelijk, met mijn riem op mijn rug. Die riem hoef ik pas beneden om, op straat.
Ik ren de vier trappen af, ik zou niet weten hoe ik anders beneden zou moeten komen en ik kan ook niet anders dan wachten tot baasje de deur open doet. Veel verkeer hier altijd. Eenmaal buiten zet ik het gelijk op een snuffelen en doe veel kleine plasjes. Als ik al zowat een halve kilometer weg ben, roept Jee me terug…….ik moet aan de riem…….de angsthaas. Voor mij hoeft hij niet bang te zijn, hoor, mij overkomt niks; ik heb een goede beschermengel.
Baasje moet er maar aan wennen, dat ik hou van doorstappen......….en als ik erg moet poepen of piesen of ik ruik een loops vrouwtje, dan ben ik toch niet te houden……zeker niet door Jee, niet bepaald het type krachtpatser.
‘Rustig, Sita!’, zegt baasje bij herhaling en hij trekt dan soms keihard aan de riem. Zou hij niet weten dat hij me telkens zowat wurgt, dat lieve nieuwe baasje van me. Ik geloof dat ik me lelijk vergist heb in die man. Maar okee, ik doe even rustig, houd me in…..totdat ik een heerlijk geurende loopse dame ruik, ze loopt aan de overkant en zie er niet te weinig lekker uit: glad, strak, slank, grote, dikke, natte lippen, helemaal mijn maat en type. Ik maak een ruk naar links en sprint naar de overkant. Op het zelfde moment hoor ik een rauwe kreet achter me…..mijn baasje ligt languit in het Zwaanshals. Fietsers en automobilisten kunnen hem ter nauwer nood ontwijken. Een fietser is zo vriendelijk om hem weer op de been te helpen. Daar staat hij dan met kapotte broek en bloedende knieën. Ik zie hem staan vanuit mijn positie aan de overkant waar ik veilig ben aangeland en inmiddels, met mijn riem nog om mijn nek, vrolijk een wip maak met een héél gretige loopse boxer.

(wordt vervolgd)

maandag 11 oktober 2010

Sita (3)

‘Ik weet zeker dat jullie veel lol met dat beest zult hebben, ’ zegt Ton. De schijnheil. Zowel Ans als Ton aaien me nog even over mijn kop……..ik laat ze maar begaan…….de laatste keer………ik ben zo blij dat ik van dat nare stel af ben, dat wil je niet weten. Vandaag begint voor mij het goeie Rotterdamse hondenleven.

Het is alleen al een verademing om vier keer per dag te worden uitgelaten. Leuke omgeving ook; wel oud, veel smalle straatjes, nauwelijks groen. Er staan wat dikke bomen op een smalle strook gras langs een riviertje. Lekker voor een frisse duik als het straks wat warmer is. Veel te weinig bomen hier. Op elke boom ruik ik wel honderd verschillende reuen. Ik kan ze niet eens allemaal precies ruiken zoals ik wil, want sommige piesies zitten veel te hoog voor mij.

Mijn nieuwe baas doet aardig zijn best om het me naar de zin te maken. Hij roept mijn naam en staat met een tak te zwaaien………okee, laat ik hem maar even zijn zin geven. Ik ren naar hem toe en spring hoog op (mijn specialiteit) om die tak te pakken. Dat lukt niet omdat mijn baas Jee de tak opeens wat hoger houdt. Dan zwiept hij hem een eind weg…….’zoek’ roept hij dan. Ik ga de tak halen………en breng hem weer terug. ‘Braaf’ zegt hij dan en aait me over mijn kop. Gooit ie de tak weer weg……breng ik hem weer terug….enz….enz……na vijf keer heb ik het wel gezien. Tsja, ik weet niet wat dat is, hoor, maar sommige mensen kunnen van zo’n simpel spelletje maar geen genoeg krijgen. Ik ga nu in ieder geval even lekker rondsnuffelen. Hopen liggen er genoeg; in alle soorten en maten. Even een kleine inspectie houden. Helaas liggen er allemaal goed verteerde hopen …………….. ik zoek altijd het niet goed verteerde spul, omdat in sommige van die hopen nog smakelijke onverteerde hapjes te vinden zijn.

Hallo hé, wat is dat nou? Daar komt me toch een klein mannetje met een uitzonderlijk grote hond aan.
‘Kom Sita,’ hoor ik mijn baasje bangelijk roepen,'kom.'
Ja, daaaaag, wacht maar even.
De reuzenhond wordt losgelaten…..hij heeft een muilkorf om…..die sukkel. Alsof hij hoort wat ik van hem vind komt hij op mij afgerend……..ik wacht tot hij vlak bij mij is en dan spurt ik vlak langs hem in de richting van zijn kleine baasje, dat vriendelijk staat te lachen en mij zelfs over mijn kop aait. Wat zou die reus gaan doen….ben benieuwd. Okee, daar komt hij weer op me af, ik ga rondjes lopen, net iets harder dan hij kan en ik maak de bochtjes steeds wat scherper…….o, o,o, wat is dat toch moeilijk voor die grote jongen …..en vooruit: nóg een ietsiepietsie harder…..en het bochtje nóg iets scherper en ja hoor, daar gaat het kolos op zijn gemuilkorfde bek. Geweldig!
‘Sita, kom!’ roept mijn baas. Nagenietend trippel ik triomfantelijk naar hem toe. Hij geeft me een paar bemoedigende klopjes. Die beschouw ik dan maar als een soort beloning.

Ik heb ondertussen wel trek gekregen, dus ren ik die vier trappen op; dat is trouwens een achteruitgang, vergeleken met die ene trap in Schiedam. Hoe snel ik ook naar boven ren, ik zal toch moeten wachten tot ook mijn baasje boven is. Het enige dat ik kan doen is, nadat Jee de deur van slot heeft, met mijn snuit de deur een extra zetje geven. Dat is wat ik doe. Tot mijn afgrijzen zie ik als als ik binnenkom die geniepige rooie kat uit mijn etensbak zitten vreten…….is ze helemaal gek…………dat soort dingen maakt me razend......... …….ik jank, blaf en spurt naar mijn vreten………de kat springt over me heen en schiet langs Jee de trap op. Alles schrok ik achtermekaar naar binnen en ik weet niet eens of het eten nu wel of niet lekker was. Vuile kutkat.

(wordt vervolgd)

zondag 10 oktober 2010

Sita (2)

Erg laag vind ik het, dat ze dan zeggen, dat ìk jaloers ben op die baby, dat ìk me misdraag omdat ìk te weinig aandacht krijg. Want dat is het verhaal dat ze gaan vertellen aan Jee en Cee. We gaan met de auto naar Rotterdam. Ton gooit wat speeltjes, een extra kleedje, mijn etensbak, mijn riem en mijn inentingspapieren in mijn mand en zet die in de auto…..dat betekent zo goed als zeker dat ik niet meer terugkom hier in Schiedam. Mijn baasje schreeuwt me de auto in:
‘Hier! en Zitten!'
Is hij een zielepoot of niet?
Dit is de dag nadat ik een schoen van Ton, een handtasje van zijn vrouw Ans en een trappelzakje van baby Annabelle kapotknauw. In Rotterdam, gaan Ton en Ans tegenover Jee en Cee een flink potje zitten overdrijven over hoe lief, leuk, aardig en gezellig ik altijd ben geweest, tot het moment dat baby Annabelle zich aandiende.
‘Ja, meneer Sita krijgt minder aandacht, hè, meneer Sita wordt een beetje jaloers, hè, meneer Sita gaat dan uit protest het laptopkoffertje van het baasje maar onderzijken, hè?!’ zegt die sukkelbaas van mij, terwijl hij me bij elke lettergreep die hij uitspreekt met zijn knokkels een tik op mijn kop geeft.
‘Hé eh, Ton, doe es even rustig, da beest heeft ook gevoel.’ zegt Jee.
Dierenbeul. Hoog tijd dat er dierenpolitie komt. Een simpele ziel is het…………het heeft helemaal niks met jaloezie te maken…………..........sinds de geboorte van Annabelle laat mijn baasje me nauwelijks meer uit …………….daar word ik nou bloednerveus van, lijkt mij logisch ook, …….ik zal toch ergens mijn behoefte moeten doen. Als de wc deur steeds op slot zou zitten dan moet Ton toch ook ergens anders gaan staan pissen. En……dan hoor ik Ton ook nog zeggen ‘hij bijt onze spullen kapot, weetje wel, dat schoentje, tasje en trappelzakje,’
………ja…………….als ze me zenuwachtig maken ga ik gekke dingen doen…..daar kan ik ook niks aan doe. Zo zit ik nu eenmaal in elkaar.
Mijn baas zegt doodleuk, waar ik bij zit, dat ie me weg wil doen. Naar een asiel nog wel! Dat zegt die natuurlijk alleen maar om op het gemoed van die Jee en Cee te spelen. Dat ze medelijden met me krijgen en dat ze me dan maar adopteren. Doortrapt mannetje! Die J en C, hier in Rotterdam, zien er trouwens wel tof uit. Gelukkig hebben ze geen kinderen. Nadeel, zeer groot nadeel, vind ik wel die kat, die ze hier hebben. Tot op heden ruik ik dat beest alleen nog maar. Ze zal mij wel zien, vermoed ik maar ik heb geen idee waar zij zit. De stank uit die bak naast de voordeur……..gatverdamme……..ik zie daar in de gauwigheid een grote hoeveelheid nat gezeken en verscheurd krantenpapier in liggen en kattendrolletjes….op sommige plekken in die bak zie ik weke strondplarken. Uit mijn linkerooghoek zie ook ik dat er een voederbakje staat naast die bak met nog drie stukjes runderhart…….jamjam………….die scoor ik straks wel even………….het valt niet mee…….moet me even beheersen. 't Is trouwens een rooie, die kat, kan ik zien aan die haren op de vloer.

Tsjonge, jonge, jonge, wat huilt mijn baasje krokodillentranen:
‘We zouden hem zò graag houden maar het kàn niet met onze Annabelle…..kijk, nú verscheurt Sita alleen nog maar schoenen en tasjes…….,’ (Toe maar Ton.....hier lust ik, als hond, toch echt geen brood meer van.)‘…..nu verscheurt Sita alleen nog maar schoenen en tasjes maar straks…….ik moet er niet aan denken dat hij zich aan die lieve kleine Annabelle vergrijpt……..hij moet echt bij ons weg………….we weten op dit moment echt niemand voor hem…..we zouden het zo erg vinden als we hem naar het asiel moesten brengen.....……want hij is in feite, een lieve, vriendelijke vrolijke zindelijke hond……….....hé, Jee en Cee, missschien is Sita wel wat voor jullie! Volgens mij zijn jullie echte hondenmensen. Sita lijkt me helemaal geknipt voor jullie.’
Ik had allang gezien dat die J en C me wel zien zitten……ze nemen me ….ze weten dat ik een leuk beest ben......het zijn mensen met hondenkennis.
Ton haalt mijn mand met al mijn spullen uit zijn auto en zet alles neer naast de voordeur bij die stinkbak. Als die nieuwe baas maar niet denkt dat ik daar permanent in die stank ga liggen……dat doe ik alleen nu even om die stukjes runderhart naar binnen te schrokken……heerlijk…………..hoor ik nu kattengeblaas of vergis ik me…….nergens een kat te zien.
‘Ik weet zeker dat jullie veel lol met dat beest zult hebben,’ zegt Ton, de schijnheil.’. Ze aaien me nog even over mijn kop……..ik laat ze maar begaan…….de laatste keer………ben zo blij dat ik van dat nare stel af ben, dat wil je niet weten. Vandaag begint voor mij het goeie Rotterdamse hondenleven.

(wordt vervolgd)

vrijdag 8 oktober 2010

Sita (1)

Mijn hondje Sita (1)
Waar ik geboren ben weet ik niet. Geen flauw idee wie mijn vader en mijn moeder zijn. Broers of zussen? Onbekend. Wat ik weet is dat ik in Schiedam woon. Op een flat. Gouwe mensen. Ton en Ans. Heten ze. Ton leert me waar ik moet poepen. Heel lief doet hij dat: als ik op het trottoir wil poepen, trekt hij me aan mijn riem naar de rijweg en als ik daar mijn drolletje heb gedraaid, geeft hij me een lekker brokje.
Ik heb in twee weken door wat de bedoeling is maar ik rek het nog eens twee weken, omdat die brokken zo verdomd lekker zijn. Ton zegt ook steeds tegen me: ‘Sita, gewoon helemaal uitpoepen, jongen, niet voortijdig afknijpen die bolus, laat die auto’s maar wachten.’

Leuk park, met een grote vijver, in de buurt van de flat. Ook veel bomen met de piesluchtjes van mijn concurrenten. Tegen bomen piesen hoeft niemand me meer te leren. Jammer wel, dat ik niet zo hoog kan piesen als Sint-Bernhards of Herders.....ik ben maar middelmatig hondje.
In het park komt Ton een mevrouw tegen met een jong slapend kind in een wagentje.
‘Hé hallo,’ kus, kus, kus ... die blijven me daar toch lange tijd staan praten ... dààr ben ik hier natuurlijk niet voor ... ik ben hier om als een gek te rennen. Ja, ’t is een beetje lullig van me , ik geef het toe: ik ga vervelend liggen piepen en een beetje aan mijn riem trekken maar Ton geeft geen krimp. Hij staat daar maar een beetje te lachen, te draaien en te slijmjurken ... getver ... dan vraagt die vrouw opeens:
‘Zeg, Ton, wat is het eigenlijk voor hond?’
zegt ie: ‘een mannetje’….
’Nee joh, dat bedoel ik niet, man … en bovendien: dat zie ik ook wel aan zijn waterpistool, neen, Ton, ik bedoel: wat voor ras?’
‘Oh, het is een bastaard Gordon Setter, een afstammeling van de Gordon Setter, een jachthond…..een supersnelle jachthond.……kan ruiken als de beste…….kijk maar eens wat een superneus dat beest heeft…..op kilometers afstand ruikt hij zijn prooi, en zijn baasje.’ 

Hou nou maar op over mijn neus…..ook mijn oren zijn bovennormaal begaafd en die worden onderhand doodziek van dat langdurige getetter hier van jou en die vrouw. Vandaag hoor ik trouwens voor het eerst dat ik familie van de Gordon Setter ben…..leuk om te weten ... ik had eerlijk gezegd al zo’n vermoeden, gezien mijn gedrag.

Wat er gebeurd is?  Voor zo ver ik weet krijgt Ans een alsmaar dikkere buik en dan is die buik weer helemaal plat en hoor ik een mensenbaby huilen. ik hòòr de baby niet alleen ik ruik haar ook

Er breekt nu een slechte periode voor mij aan. Ton en Ans zien me niet meer staan. Het is Annabelle voor en Annabelle na. Ik word nauwelijks nog uitgelaten ... ik kan mijn pies en mijn poep natuurlijk niet tot in de eeuwigheid ophouden ... dus laat ik mezelf uit ... elke dag in een andere kamer ... tsja, je moet eens weten hoe ze dan tekeer tegen me gaan ... terwijl ze verdorie weten hoe scherp mijn gehoor is ... gewoon dierenmishandeling! Bloednerveus word ik ervan ... ik raak in een dip en móét iets te knauwen hebben. Erg flauw vind ik het dat ze dan zeggen, dat ik jaloers ben op Annabel baby, dat ìk me misdraag omdat ìk te weinig aandacht krijg.

Dàt is het verhaal dat ze vertellen aan Jos en Carola. Die wonen in Rotterdam. We gaan er in de auto naar toe, Ton gooit wat speeltjes, een extra kleedje, mijn etensbak, mijn riem en mijn inentingspapieren in mijn mand en zet die in de auto. Hij commandeert mij ook in de auto te gaan zitten ... als hij eens wist hoe ik moest piesen……maar dat telt allemaal niet meer. Het is de dag nadat ik een schoen van Ton, een handtasje van Ans en een trappelzakje van de kleine Annabelle kapotknauw.


(wordt vervolgd)

woensdag 6 oktober 2010

Mini raceauto

Op het grasveld voor de flat speelt een jonge neger met een mini raceauto; hij draagt een baseballjack en heeft kort kroeshaar; ik schat hem op twintig jaar. Met de afstandsbediening bestuurt de man de auto. Hij probeert de felrode auto zo hard mogelijk te laten rijden over de voetpaden, die kris, kras over het grasveld lopen. Af en toe, als hij de kar een iets te scherpe bocht laat nemen, slaat die over de kop. Dan vraagt hij een van vele kleine ventjes die, zeer belangstellend staan te kijken om het autootje weer op zijn wielen wil zetten. Hij vraagt het aan één jochie en vijf zetten het op een lopen in de richting van het karretje………wie er het eerst is zet het autootje weer op zijn banden. Maar wat een hels geluid maakt dat ding…….normaal is er een behoorlijke herrie van eksters, meeuwen, kraaien, spreeuwen, waterhoentjes en het nabije drukke vrachtverkeer: daar is nu niks van te horen….......wordt volkomen overstemd….qua geluid is het net een echte race wagen.
Het is zo van bovenaf, ik kijk er naar van de vijftiende etage, een leuk schouwspel. Voor de ramen van de omringende flats staan ook bewoners te kijken. De neger doet dat niks,hij heeft alleen oog voor zijn speeltje. Hij daagt de kinderen uit door de auto soms eens hard op ze in te rijden alsof zijn autootje een moordenaartje is. De kinderen, vooral de meiden natuurlijk, springen dan luid gillend weg. Op de lange rechte stukken kan die kar wel veertig.
De neger eist veel van zijn raceauto: vlak voor bomen, struiken en geparkeerde auto’s laat hij scherpe bochten maken. Onverwachts schiet de wagen in volle vaart een struik in. Meteen verstomt, godzijdank, het geraas. De neger spoedt zich snel, ongerust naar de plek des onheils. De kinderen huppelen met hem mee. Zet de kar weer neer op een voetpad doch de kar doet niets meer. Hij neemt hem mee naar de straat waar alle grote auto’s rijden maar ook daar zegt de race auto vooralsnog: ‘doe het zelf maar.’

De neger doet de motorklep open kijkt er naar, eerst schudt hij met zijn hoofd en dan met zijn auto en…...........wonder boven wonder: de mini car doet het weer! Hij doet nu wel héél erg gevaarlijk: hij laat de wagen op de openbare weg racen……….het is hier nogal druk……als dat maar goed gaat….dat kan haast niet goed gaan.......hij kan hier wel een stuk harder, dat wel, er zijn geen bochten.........…vijftig haalt hij hier makkelijk misschien wel zestig. Uit de zijstraat rechts, de Oude Patricia Paaystraat, komt Tante Mien in haar 40 - kilometer invalidenautootje aantuffen; ze is op weg naar de supermarkt. Tante Mien heeft er geen flauw benul van dat er een mini car komt aansjezen en de neger …..in feite is het enige wat hij hoopt, dat er niks aankom van rechts……….…met als gevolg: het race autootje wordt geplet onder de auto van tante Mien. Zo plat als een dubbeltje….die mini. Tante Mien is gechoqueerd door de klap van de aanrijding; ze is even van de kaart en kan in deze toestand echt niet naar de super. Haar auto is okee en ze is gelukkig zelf wel in staat om thuis te komen.
De neger pakt wat er over is van het autootje op en wandelt er mee naar zijn zwarte Fiat Rumba. Een paar jongens lopen met hem mee naar de auto en geven hem bemoedigende tikjes op zijn rug of zijn been. Van een van mijn buurjongens, die daar ook bij liep, hoor ik dat de tranen bij die neger over zijn wangen biggelden.

Hij opent de vijfde deur van zijn Rumba en gooit het wrakje naar binnen.
Met gebogen hoofd opent hij de deur van de auto, stapt in zijn Fiat en rijdt met gierende banden de straat uit.

dinsdag 5 oktober 2010

Wanhopig

Iedereen heeft wel eens een dag, waarop het niet zo meezit; dinsdag vijf oktober 2010 is zo’n dag en eigenlijk is dat nog zachtjes uitgedrukt voor wat mij vandaag overkomen is. Een dag om wanhopig van te worden. Mijn eigen vrijdag de 13e.
Ik ben geen rasklusser….geen geweldige doe-het-zelver. Klussen, ik doe het graag maar ben niet super. Verven. Witten. Sinds de roller de kwast op een zijspoor heeft gezet is verven leuk.
Behangen, ook leuk. Een kast in elkaar zetten, toppie. De zeer eenvoudige electronica, lampje ophangen, installeren en programmeren van pc, tv en dvd. Voor alle hiervoor genoemde zaken geldt, dat ik eigenlijk liever knecht dan bedenker, ontwerper ben.
Het behang van de muren trekken…..zalig….zo groot mogelijke stukken proberen te krijgen. Het is me wel eens overkomen dat een strook behang spontaan over de gehele lengte naar beneden kwam……..….die strook is net lekker vet ingesausd met licht blauwe muurverf…..en plof.
Het plafond schoonmaken met een borstel op een bezemsteel, die doop ik in mijn emmer met water en ammoniak……het wordt een vreselijke kledderboel maar dat geeft niks want komt op een betonnen vloer.

Mijn zoon Bram heeft een huis gekocht. Aan dat huis moet wat gedaan worden.Flink wat vrienden helpen hem. Ik ook zo af en toe; doe ik graag; ben sinds kort toch met pensioen. Die hulp heeft hij wel nodig; zelf heeft hij weinig tijd. Hij werkt vijf dagen in de week en heeft nauwelijks verlofuren over. Verder is hij gitarist in een band; er worden opnames gemaakt voor een nieuwe cd, in Amsterdam, uitgerekend in deze drukke verhuisperiode….en.... om zijn lijf in beetje in conditie te houden gaat hij naar de sportschool, minder dan normaal, dat wel, maar hij heeft het gewoon nodig.
Bram wil het hele huis wit: muren, plafonds, deuren, raamwerk, radiatoren, podium. Eén wand mag een andere kleurtje: blauwgrijs. Hij wil dolgraag een inbouwkeuken en hij is helemaal verrukt van de afwasmachine. De oude is gesloopt….helaas hebben vrienden dat al gedaan. Mij werd het primitieve plezier gegund om de keukenkastjes vanaf de eerste verdieping op de begane grond kapot te gooien……..een vriend van Bram sleept ze vervolgens naar een parkeerplaats waar grof vuil het komt ophalen.
Nu ik dit schrijf ben ik de wanhoop van mijn eigen onhandige geklungel van vanmiddag nog steeds heel nabij. Pap, met zijn goede bedoelingen, heeft onherstelbare schades aangericht. Aan Brams mooie spulletjes.

‘Wil je de handgrepen aan de koel- en vrieskast zetten, Jee?’
Natuurlijk wil ik dat. Zowel voor de koelkast als voor de vrieskast moeten twee gaatjes worden geboord; ik boor, ongelooflijk, ik wou dat het niet waar was, drie keer twee gaatjes fout in die splinternieuwe, witte koelkastdeuren. Zes keer fout dus. In de vier goede gaatjes passen de schroeven en handgrepen godzijdank wel. De zes foute gaten camoufleer ik met Alabastine houtopvulspul, beetje schuren, een likje witte verf; dat heb ik dan wel weer handig gedaan…….ziet er redelijk uit, al zeg ik het zelf.

Een overdreven luid lallende junk loopt langs, ze trekt daardoor mijn aandacht, ik loop naar het balkon en trap iets om ……de junk scheldt tegen een andere junk, een vent, niet interessant, junks hebben vaak ruzie omdat ze zo lopen te jatten van mekaar. Godverdomme! Nee. Dan zie ik wat ik net omtrapte……..de fles Andy, dop er af, ………leeg gelopen op het laminaat…….als een gek maak ik het droog….maar het kwaad is natuurlijk al geschied.

‘Wil je die grote witte lamp op het gangetje ophangen, Jee?’
‘Prima, doe ik, Bram.’
Kroonsteentje en afdekplaatje mee van huis, want dat is er niet. In eerste instantie doet de lamp niets. Ik heb alles gewoon aangesloten zoals het zat. Voor de kenners: blauw op blauw en zwart op zwart in het kroonsteentje. Ik probeer blauw op blauw en bruin op zwart en de lamp brandt!! Ik durf een piepklein beetje trots op mezelf te zijn en ga door met de laatste klus van deze rampzalige dag: de aangekoekte verf wegpoetsen van de transparante kunststof ‘raampjes’’ aan voorzijde van het circa tien centimeter hoge podium in Brams woonkamer van drie bij drie meter. Een vriend van Bram, tevens zanger van zijn band, heeft dit podium gebouwd……mooi……goeie zanger…..goeie timmerman.

Ik wrijf, met een doek, gedrenkt in terpentine, opgedroogde, gemorste verf weg van de vloer. Ook die podiumraampjes moeten schoon; ik duw wat te hard met schoonmaken. Het raampje schiet uit zijn sponning. Het troetelkindje van zoonlief en zijn vriend.........wat wreed!

Voor vandaag genoeg ellende. Ik ruim het huis op….boortjes, boormachine, schroevendraaiers, pluggen, schuurpapier, dweiltjes, kranten, een fles Andy (nu met dop), trapleer, tuinstoel, emmer. Stofzuig nog wat zaagsel op. Het ziet er wat ordelijker uit…….op het laminaat na……dat is werkelijk om te huilen: elke laminaat-naad, in een oppervlakte van ruim een vierkante meter golft. Ik kan het niet meer aanzien……ga naar huis……: sluit balkondeuren af……..pak mijn jas, pet, tas.
Wil het licht uit doen van de lamp, die ik eerder ophing…….ik was er een beetje trots op. Dit lampje blijkt nu zo geïnstalleerd dat het niet meer uit kan………………althans niet via de normale weg: lichtschakelaar…………….wat wel kan is het peertje gwoon los draaien...........dat doe ik dan ook gemakzuchtig. Ik heb er echt geen zin meer in om weer aan die lamp te gaan werken………morgen weer een dag. Er is grens aan mijn incasseringsvermogen. Naar huis.

Onder het eten. Telefoon. Bram: ’De koelkast doet het niet, de hele vloer loopt onder, het laminaat bobbelt; is helemaal kankerverrot, dat moet opnieuw.………en de lamp in het gangetje doet het niet.’ .
Ik vertel hem mijn verhaal. Hij is in en in treurig, zwaar gefrustreerd; logisch.
De koelkast doet het wel.