woensdag 27 oktober 2010

In het kraambed

Mijn moeder ligt nog boven in het kraambed. Ik heb er drie dagen geleden een klein broertje bij gekregen: Johan.
‘Ik moet nog paar dagen op bed blijven, jongen; ik ben nu kraamvrouw, zo noemen ze een vrouw die net een kind heeft gekregen,’ zegt ma tegen mij......‘hier binnen moet alles weer een beetje op zijn plaats terecht komen, snap je?’ en terwijl ze dit zegt, wrijft ze met een van pijn vertrokken gezicht over haar buik.
‘Ja,‘zeg ik,‘ ik snap het..........maar ik snap er geen reet van……en doe er geen moeite voor ook………….ze kraamt maar wat uit.'

Pa is er zoals gewoonlijk niet. Ze zeggen dat hij een cruise maakt over de hele wereld met het stoomschip de Rotterdam. Hij heeft nu wel heel erg veel pech want hij ziet óók zijn vijfde kind al niet geboren worden en zijn eigen vader overlijdt. Daarom heet dit nieuwe broertje Johan…naar mijn opa. Op school (ik dan zit op een kak- hbs) komt de directeur onze klas in lopen (doet ie anders nooit) meneer Jee, wilt u even met me meelopen………neemt u al uw spullen maar mee……………………..(echt waar: u dit ,u dat ,u zus, u zo,) ………nee hè, hij gaat toch niet wéér lopen zeiken over mijn lange haren, twee weken terug zei die al dat ik naar de kapper moest, ik ben nog niet geweest, er is ook geen geld voor…….
‘Uw buurvrouw belt me zojuist, namens uw moeder, met de mededeling dat uw grootvader deze morgen is overleden……..(‘ja, nou en.......,’ denk ik ‘ik heb nooit zo veel met mijn opa gehad…….dus ik barst niet in huilen uit…’).
‘Gecondoleerd, meneer Jee. Het lijkt mij goed dat u naar huis gaat en zich over enkele dagen, na de begrafenis van uw grootvader, weer op school meldt.’
‘O ja, Goed.’
‘Condoleer uw moeder ook van mij, meneer Jee.’
‘Hè, eh, hoe bedoelt u, meneer?’
‘Zeg maar tegen uw moeder dat ik met haar meeleef.’
‘’Ja…..nou, dan ga ik maar, dag meneer’
Wat en geluk bij dit ongeluk; thuis is het zeker ook niet alles maar gegarandeerd beter dan op dit schooltje.

Er loopt bij ons thuis al een paar dagen een vrouw, gekleed in een donkerblauwe blouse (met een ooievaartje daarop), een witte schortjurk met dikke nylonkousen en een zwarte stevige schoen met een zeer brede niet al te hoge hak. Op haar hoofd heeft ze een wit kapje.
Ze loopt in huis allerlei dingen te doen die mijn moeder normaal ook altijd doet, stofzuigen, afwassen, aardappelen schillen en ga zo nog maar een tijdje door…… maar dan anders.
Ze deelt bevelen uit:
’Ga eens op zij, ik ben aan het stofzuigen.’
‘Ga je voeten vegen, je loopt het hele huis onder de modder.’
‘Maak de wc schoon, hij ligt vol met remsporen.’
‘De televisie blijft vanmiddag uit’; het is druk genoeg hier in huis.’
‘Er wordt hier in huis niet gevoetbald.’ (van ma mogen we altijd in de bijkeuken voetballen, van haar niet; ze denkt gewoon, dat ze gelijk, na anderhalve dag werken, de baas kan spelen over ons.)
Ze is drie, misschien wel vier keer zo zwaar als ma. Tegen mij zegt mijn moeder dat die kraamhulp ook niet aardig is voor haar; ik denk dat ze beter tegen dat mens kan zeggen dan tegen mij…
Mijn moeder zegt tegen mij,……een jongetje van dertien(!!)……..dat dat mens haar van onderen veel te hard wast:
‘Ze wast de hechtingen er zowat uit, zegt ze’………dat zal dan best waar zijn allemaal en ook nog heel erg pijnlijk………………maar daar ga je je dertien jarige zoon toch niet mee belasten, zelfs al zit je man op de grote vaart…….en is er verder niemand waar je dit mee kan bespreken……………………het moet toch niet gekker worden…...
Ma zegt, dat ze al contact heeft gehad met de wijkconsulente. Ze wil ten eerste een lievere hulp voor de kinderen en ten tweede een zachtaardigere voor haar zelf.
Deze vrouw is een kenau. Dat rijmt. Maar bij ons thuis rijmt het absoluut nit. De wijkconsulente heeft toegezegd dat ze morgen een ander zal sturen.

Pa heeft gebeld met de buurvrouw. Buuf heeft telefoon. Wij niet. Kunnen wij van ze lang zal ze leven niet betalen.
'Hij belt vanuit Rio de Janeiro,' zegt buuf.............vanuit Rio de Janeiro …….ja, zal wel, mij kan ze van alles wijsmaken; misschien zit hij wel in Rotterdam, in de bajes……….…..ik heb hem echt nog nóóit op een boot gezien. Alleen op het pontje over de Schie.
Papa is zo verdrietig, zegt de buurvrouw.
‘Als hij zichzelf maar niks aandoet,’zegt ma, ‘hij is er gek genoeg voor.’
Ma kon maar beter thuisblijven had ie tegen buuf gezegd. Met al die hechtingen in haar lijf. Stuur Jee maar naar de begrafenis van zijn opa en geef hem een bos gladiolen mee voor op z’n kist; hij hield van die lange, ranke, slanke, rode bloem, ja, laat Jee een bos rooie gladiolen meenemen…had hij gezegd……en zeg Jee dat ie de bloemist een kaartje laat schrijven:
Rus zag ouwe;
Koos, Riek en de kinderen,

dan snapt ie het wel.

Ik ga wel naar die begrafenis, maar niet van harte. Geen idee heb ik van het hoe of wat wat bij een begrafenis.
‘Mag ik dan met Truus gaan,' vraag ik aan ma, 'zij is tenslotte de oudste dochter.’
‘Nee! Jee, nee, ik ga niet mee …………...begrafenissen zijn eng.’ protesteert Truusje opeens zo maar uit het niets.
Zo, lekker ben jij, zeg, Truus, jij staat gewoon sneaky het gesprek tussen mamma en mij af te luisteren.
Ma zegt gedecideerd dat Truusje thuisblijft; ze is pas 11, nog klein voor begrafenissen, zeker voor die van opa helemaal in Overschie. Bovendien vindt ma het te ver fietsen voor haar.
‘Fietsen?’ zeg ik, ‘ik ga dat hele rot-eind niet op de fiets hoor, kom nou.’
‘Weet u wel hoe ver het fietsen is? Meer dan een uur van hier en dan moet ik ook nog terug.’
‘Ja,’dat weet ik,’ zegt ze, ‘twintig kilometer heen en twintig terug, daarom blijft Truusje ook thuis.’
‘Ik ga met de bus, het is veel te ver en het is nu helemmaal geen fietsweer meer.’
‘Nee, Jee, er is géén geld voor de bus; de laatste paar centen die we nog hebben gaan naar dat bosje gladiolen.'

Geen opmerkingen:

Een reactie posten