Zoals je weet is één van de dingen die ik graag mag doen, het houden van een kleine toespraak bij het overlijden van iemand. Dat ik je nu toespreek, lieve zus, nu je 60 wordt, komt ten eerste, omdat ik er helemaal niet zo zeker van ben, dat ik jou zal overleven (ik zal echt geen twintig jaar meer leven, jij wel, want jij wordt zo maar tachtig) en ten tweede omdat het veel leuker is om wat aardige dingen over je te zeggen, nu je nog leeft, dan te wachten tot je in je kist ligt.
- Je leerde me, op een heel eenvoudige manier, dat het helemaal niet nodig was om moeilijke woorden te gebruiken. Een suikerpot, want dat was het echt, geworpen naar mijn hoofd was voldoende om mijn hele leven te onthouden: ‘Jee, je hebt dan wel doorgeleerd, jongen, maar dat betekent nog niet dat je onbegrijpelijk moet gaan lullen; niet tegen mij; niet tegen wie dan ook.’
- Ik vond het geweldig dat je, als twaalfjarige, die middag zo vol overgave, voor me poseerde op mijn kamertje, gordijntjes dicht, kaarsjes aan. Ik maakte dankzij jou mijn eerste en tevens mijn laatste artistieke fotoserie. Ik was er niet alleen trots op, jij ook. Je zult die foto’s best nog ergens hebben. Je was een wellustig, verleidelijk, nou vooruit, geil model. Het is maar goed dat de pastoor op straffe van hel en verdoemenis de lichamelijke liefde tussen broers en zussen verboden had…. want anders was er hoogstwaarschijnlijk nog een elfde Wijmansje geproduceerd; nog gekker dan de rest….
- Minder trots ben ik er op dat ik je ertoe heb aangezet om te gaan roken. Je herinnerde me er onlangs nog fijntjes aan. Ik had een shagje voor je gedraaid en je rookte dat op. Althans je zoog wat rook uit het sjekkie en je blies het weer uit.
‘Dat is geen roken,’ zei ik. ‘Je moet rook zuigen uit die sigaret en dan alles tot helemaal diep in je buik inademen. Dat is roken.’ Tot op de dag van vandaag is ze de hoestbui en benauwdheid van toen niet vergeten; dat wil heel wat zeggen als je haar nù zo af en toe hoestend en proestend bezig hoort. Was ze er toen maar meteen van af gebleven.
- Je gaf me toen ik dertig jaar werd een tienrittenkaart voor de sauna cadeau. Dat was een gouden cadeau. Ik leerde in de sauna mezelf bloot te geven en wat voor mij heel geruststellend was: ik kon met eigen ogen zien, dat er vele mannen waren met ongeveer net zo’n grote….of kleine piemel als ik.
- Fanatieke belangstelling voor het mannelijk geslacht heb je al heel veel jaren niet meer…maar toch, als ik aan jou denk zie ik toch ook klootzakken voor me als Piet en Sjaak en John en vooral staat voor altijd op mijn netvlies gedrukt, hoe John, met wie je ‘vreemd ging’ knock-out geslagen werd door je toenmalige vaste vriend Sjaak……en dat allemaal voor een pot als jij?!
- Je was een geweldige oppasmoeder voor onze twee jongens. Met jouw zoon Kevin, vormden ze een fraai trio. Martin, Wilfred, en Kevin…….. Kwik, Kwek en Kwak noemde je ze soms, liefkozend. Ze maakten lol met elkaar en ruzieden ook heel wat af. Je liet ze nog een snoepwinkeltje beginnen uit Kevin zijn slaapkamerraam. Mij smaakte het destijds heerlijk, dat spekkie dat ik van Kevin kocht voor slechts drieënhalve gulden. Van wie heeft die jongen toch dat commerciële?
- Je bent de spil van de familie Wijmans. Jij weet altijd alles al. Als ik wil weten hoe het met Karel, Simon, Bea, Nico, Otto, Fred en ga zo maar door is, dan ga ik daar niet een dag lang vele telefoongesprekken zitten voeren, nee, dan bel ik jou of ga even bij je langs. Het vreemde is dat je er naar mijn idee geen moeite voor doet. Bij alle Wijmansen leeft blijkbaar de onweerstaanbare drang om jou als eerste te informeren over ‘je kunt het zo gek niet bedenken wat’. Jij hebt als enige die natuurlijke aantrekkingskracht. Dus het zou wel prettig zijn als je nog even, tot je tachtigste ofzo, blijft.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten