woensdag 29 september 2010

Sieraardappelen

Nooit van gehoord? Toch komt ie er aan, heus, de sieraardappel. Naast gewoon de aardappel voor de consumptie, die we allemaal kennen, krijgen we te maken met die bijzondere aardappel, die vooralsnog slechts op beperkte schaal te koop zal zijn; uitsluitend in sauna’s en dames- en herenkapsalons. We zullen er even aan moeten wennen. Want het lijkt er op als of er een trend is gezet. In sommige buitenlanden zijn er mensen, die een of meerdere kilo’s mee naar huis nemen, ze oppoetsen en in de vitrinekast leggen, alleen maar om zo af en toe eens naar te kijken, aan te ruiken, mee te spelen. Meenemen in jas, broek of tas kan natuurlijk ook.
Heren gaan er soms mee op de pikante toer en stoppen een aardappel in de onderbroek…….dat maakt een man meer macho, naar het schijnt. Dames lijken er steeds meer van gecharmeerd om een of meerdere middelgrote sieraardappelen in de handtas mee te nemen. Hij ligt naast portemonnee, lipstick en inlegkruisje. Die aardappel, zo wordt gezegd, geeft kracht en heeft vanuit het tasje een duidelijk preventief beschermende werking. Het is allemaal nog niet uitgekristalliseerd maar er zijn al verschillende geluiden opgevangen, vooral van dames, dat ze een duidelijk verband ervaren tussen hun toegenomen power, assertiviteit, zelfbewustzijn, wilskracht en de tastbare nabijheid van de sieraardappel.
Onderzoek bij mannen wijst uit dat zij er met veel meer succes dan zonder sierpieper, in slagen, een baan, een vrouw en ‘van alles wat zij al enige tijd kwijt zijn’ te vinden.

Wat was het in de jaren vijftig en zestig van de vorige eeuw een populaire bezigheid, vooral onder jongere kinderen: het opleuken van aardappels met allerlei ornamentjes als aardappelinsteekoren, -neus, -mond, -ogen, -bril, -armpjes, - voetjes. Een activiteit, die helaas, helaas, langzamerhand in de vergetelheid is geraakt. Het goede nieuws is echter dat met de introductie van de sieraardappel ook opleuksets zullen worden gepromoot. De prognose is dat vooral dames (heren durven nog niet zo) er flink mee in de weer zullen gaan en zo hun favoriete aardappelvriendjes gaan maken voor in de tas, de broek of de vitrinekast.

Voor gezelschappen tot circa zes personen is een aardig spel ontwikkeld. Benodigdheden zijn: één stevige pieper, een thermometer, een a-4-tje, een potlood. Het spel heet ‘warm rollen’. Twee deelnemers naar keuze nemen de temperatuur van de sieraardappel op (bij voorkeur niet anaal) en noteren die, met één cijfer achter de komma op een a-4-tje. Iedere deelnemer kent nu de aanvangstemperatuur.
De deelnemer, die het hoogste gooit (waarmee, maakt niet uit) begint. Deze persoon laat de aardappel met veel aandacht bewust, twee à drie minuten over de beide handen rollen en geeft die dan door aan de deelnemer naast hem of haar, die ook weer de aardappel over de handen laat rollen enz. enz. De aardappel is de enige die merkt dat hij tijdens dit spel steeds iets warmer wordt. Als iedereen klaar is met rollen, schrijven de deelnemers op het a-4-tje de door hem/haar geschatte eindtemperatuur van het sierpiepertje. .
Dan volgt nog het pijnlijke moment voor de sieraardappel: het temperaturen. Dit wordt gedaan door de zelfde deelnemers. De winnaar is natuurlijk de deelnemer die ’er het dichtst bij zit’.
Een eenvoudig en toch boeiend gezelschaps-raad-spel voor alle aanwezigen, dat zowel thuis als op de camping gespeeld kan worden: tip: 1 pieper op max zes deelnemers.
Het spel zoals hiervoor geschetst kan gespeeld worden zoals u maar wilt. De sieraardappeleigenaar kan er verder mee experimenteren. Hier wordt beschreven de variant ‘warm rollen’ met de handen. Elders is geexperimenteerd met ‘warm rollen’ met de onderkant van de voeten en met de binnenkant van de dijen. De reacties zijn tot nu toe hartverwarmend. Een proef sessie ‘warm rollen’ onder de bibs is niet zo’n succes. Het betekent het dramatische einde voor de betreffende sieraardappel……totaal geplet……………in mindere mate dramatisch voor de deelneemster……….een vieze broek.

Tot slot nog even iets over de houdbaarheid van dit luxe product: na 5 jaar heeft die zijn sierlijkheid wel verloren. Menselijke consumptie is uit den boze en de restwaarde nul. Geadviseerd wordt om het spul te lozen bij dichtstbijzijnde varkensstal……voor varkens is het een gezonde lekkernij……zij zullen u dankbaar zijn mits alle insteekoortjes, -oogjes, -voetjes en -hoedjes verwijderd zijn.

zondag 26 september 2010

Samen leuke dingen doen

Krijg een a-4-tje in handen, getiteld: ‘Hoe word je gelukkiger?’ Een van de tips: ‘Doe vaker leuke dingen: film kijken, uit eten, sporten.’
Hé, lezen hoort daar klaarblijkelijk niet bij.
Want, zo staat er te lezen: doe die leuke dingetjes vooral met geliefde anderen. Jaahaa, dat gaat wèl heel fijn met een filmpje kijken ... in een leuk restaurantje uit eten ... een partijtje badmintonnen ... maar jammer, jammer, jammer ... samen lezen gaat meestal juist niet!

Een van de andere aanbevelingen luidt: ‘vrij eens wat vaker’.
Dat is niet zo makkelijk te verwezenlijken als je getrouwd bent met een vrouw, die er niet zo van houdt. Dat is natuurlijk jammer maar op zich geen ramp.

Zal ik dan vreemd gaan? Dat is gelukkig niet nodig. Mijn vrouw weet, dat ik een vriendin heb waar ik ook intiem mee ben. Daar ben ik dus eerlijk over. Vind ik normaal. Ik zou het niet anders willen. Mijn vrouw vindt het okay zo. 

Een saai burgerlijk bestaan is de grootste garantie voor geluk.
Op tijd naar bed; voldoende slapen.
Niet te veel snoepen, roken, eten (op je gewicht letten).
Voldoende bewegen.
Geen alcohol.
Niet zoeken.
Zien: wat komt er op je pad.

Zou ik schrijven als ik eindeloos gelukkig was?
Neen, na-tuur-lijk niet, want dan heb ik geen tijd om te schrijven. Zo veel leuks te doen! Ik zou wel gek zijn om dan achter mijn pc te gaan zitten huilebalken. Pijn aan me reet krijgen van het zitten op een kloterige bureaustoel en mijn ogen te verzieken door veel te lang naar die monitor te staren.

Vriend Evert staat opeens voor mijn neus staat. De Beach Boys-cd  staat op: 'Barbara Ann' is nu te horen, het laatste nummer van deze cd. Evert vraagt om Fisher-Z. Vind ik ook goed. New Wave muziek. Maakt me meestal vrolijk, energiek en gelukkig. Nu niet, want ik weet nog steeds geen klote te schrijven. Dat zeg ik tegen mijn vriend Evert, nou ja......vriend, ik ben hem toch eigenlijk altijd een soort van zeikstraal blijven vinden, met zijn grote muil ... hij weet gewoon altijd alles beter.’

Hij denkt me een goeie tip te geven: ‘Je moet gaan schrijven over dat bejaardentehuis waar je ooit eens gewerkt hebt,’ zegt ie. ‘Dat is pas interessant!’
‘Zou het???? Hoe weet jij dat nou, man?'
‘Nou, dat weet ik ik gewoon, klaar!’ zegt hij heel stellig, met die grote bek van hem.


‘Weet je wat' zegt Evert, 'combineer een verhaaltje over je bejaardenhuis met een dosis vunzigheid en viezigheid?  Dat is toch aan de orde van de dag in zo'n tehuis?'

Het lijkt me geen onaardig idee.Ik heb er wat mee geëxperimenteerd maar ik werd kotsmisselijk van mijn eigen schrijfsels. Dat bespaar ik mijn lezers maar liever.

vrijdag 24 september 2010

Acht haltes telt de liftweg

Acht haltes telt de liftweg. Ik woon zelf op de vijftiende etage. En elke dag heb ik weer enkele spannende momenten. Wie zal ik vandaag allemaal tegenkomen. Soms zie ik niemand. Soms drie tegelijk uit een familie; soms drie uit verschillende families. Een enkele keer kom ik geen mensen tegen maar tref ik wel een hoop stront aan of een zojuist geproduceerde plas (urine), mandarijnenschillen en zonnepitten; irritante troep op de liftvloer……ook ergerlijk: die talloze kleine kut-flyertjes van de meneren Ali, Mohammed en Hiwad, die genezing beloven van slechte gezondheid of uitkomst bij echtscheiding of verdwijning van dierbare gezinsleden. Altijd honderd procent! (Uitsluitend voor Meneer Ali natuurlijk)
Mijn beste maatje zie ik altijd als ik de lift in stap als eerste: mijzelf in de gigantische spiegel, die driekwart van het wandoppervlak beslaat. Vandaag krijg ik uitsluitend gezelschap van de autohandelaar van de vijfde.
‘Goedemorgen,’ zegt hij.
‘Hallo,’ zeg ik zo opgewekt als ik maar kan om acht uur ’s morgens.
De lift stopt alleen nog op de eerste en zoals gewoonlijk stapt daar weer niemand in. Daar kan ik zo boos om worden, hè……die van de eerste willen naar beneden, drukken op de knop van de lift……de lift is er niet snel genoeg, dus gaan ze maar lopen…..maar ondertussen kom ik er aan in de lift……de lift stopt dan natuurlijk…..zo stom is die lift wel, die stopt gewoon op de eerste al staat er niemand………liftdeurtje open….liftdeurtje dicht en dan naar beneden……………twee minuten onnodig vertraging!
‘Als ik op de eerste zou wonen zou ik nóóit de lift pakken, nóóit…dit kleine rotstukkie loop ik dan gewoon.’
De autohandelaar antwoordt me volkomen onlogisch dat je het moet bijhouden, dat lopen, anders slib je helemaal dicht.
Hij heeft helemaal gelijk die man, maar zijn reactie slaat als een slappe lul op een drumstel…….ik weet ook wel dat lopen gezond is en dat je dat moet bijhouden……. hij reageert met geen woord op mijn irritatie over het gedrag van de bewoners van de eerste verdieping. Hij is zelf ooit wel eens een keertje van de vijfde naar beneden gelopen, zegt hij. Ik geloof er heeee-le-maaal niks van! Moddervet; een buik…..ongelooflijk…….een vent met een drieling op alledag…….veel en veel te zwaar, ik denk een end meer dan honderdvijfentwintig kilo. Een leugenaar is het. Hij heeft naar beneden gespuugd, ja……….maar naar beneden gelopen??..... nog nooit, nog nooit heeft hij naar beneden gelopen, tenzij allebei de liften stuk zouden zijn en…. en… er beneden voor de deur een grote tas vol met briefjes van 500 euro zou staan….dat is nog niet voorgekomen.

Beneden staat, net terug van boodschappen doen, de aardigste buur van de flat: de oude zeebonk kapitein Iglo. Ik ontmoet hem bij de ingang van het flatgebouw. Altijd een vriendelijke lach, een aardig praatje. Mijn antwoorden doen er meestal niet toe, hij hoort ze toch niet.…. Hij is zo doof als een wilde bos wortelen.
‘Je moet schrappen, hoor,’ (ik maak met een paar bewegingen aan hem duidelijk dat hij ijs van de autoruit zal moeten schrappen.)
‘Ik ga lopen,’ (ik wijs op mijn borst en maak met wijs- en middelvinger het wandelgebaar.)
‘Zoooo, jij bent sportief,’ buldert hij, 'het is wel koud vanochtend maar heerlijk!’en hij stapt naar zijn auto.
Ik ga eerst even naar de apotheek. Mijn driemaandelijkse portie pillen. Lithium. Met lithium houdt mijn psyche me nog enigszins in toom. Een lieve apotheekdame plakt etiketjes op mijn pillenpotjes. Ze geeft er als service van de zaak een pillendoosje bij.
Mijn volgende bestemming is ‘de stad’….ik moet een paar dingen kopen. Lopend wil ik dit keer het traject afleggen en ik heb mijn zware (berg)wandelschoenen aangetrokken. Wandelschoenen die ik nu al een halfjaar geleden kocht, maar me nog steeds pijn doen met name aan mijn rechter buitenenkel.
Nu al, na nog geen driehonderd meter lopen komt de enkel al weer pijnlijk in de verdrukking te zitten. Ik maak meteen rechtsomkeer. Bij wijze van voorzorg heb ik reserveschoenen meegenomen. Straks, teruggekeerd in het flatgebouw zal ik in de berging van schoenen wisselen en op de fiets stappen om de inkopen te gaan doen.
Het is stervenskoud, mijn middelvinger is bevroren; de vinger is zo wit als een pastinaakje.

Op het Binnenwegplein is alles is volledig uitgestorven. Op maandagochtend gaan al deze zaken hier pas open aan het eind van de ochtend. Op de deur bij Donner, die uitsloverige boekenzaak, nou ja boekenzaak……..cd’s, dvd’s, warme broodjes en nog veel meer is er te koop…….die Donner is om 11 uur open. En aangezien het nu gvd kwart voor negen is geef ik mezelf de keuze uit:
- hier in de bijtende kutkou étalages te kijken…….
- een kop koffie drinken bij Melief-Bender……..
- als de sodemieter naar huis; nog even een uurtje pitten en dan de dag weer opnieuw beginnen.
Ik kies voor het laatste. Nog lekker een uurtje gepit. Beetje koffie drinken, boterhammetje pindakaas erbij en mijn gedachten gaan al weer richting ‘de stad’ Vandaag (vanmorgen vroeg nog niet maar nu wel) heb ik er toch zo’n vreselijke teringhekel aan, als ik flatbewoners in de lift tegenkom. Daarom doe ik een schietgebedje voor de Heilige Maagd Maria. Net als ik wakker ben van dat uurtje bijslapen, ga ik op mijn knieën zitten naast mijn bedje en bid:

Heilige Maagd Maria, wilt u er alstublieft voor zorgen, dat ik eens één keertje helemaal alleen ben in de lift van de vijftiende verdieping naar de begane grond. Het zou ook fijn zijn als de lift geen één keer zou stoppen…..misschien kunt u daar ook wel voor zorgen, Heilige Maagd Maria? Dat zou fijn zijn. Dank u wel alvast, hoor, Heilige Maagd Maria, heel erg dank u wel Maagd.

En wat gebeurt er? De lift stopt drie keer voor lul. Vier keer stappen er flatbewoners in. Op een gegeven moment staan we met vier mannen, twee vrouwen en twee honden…..nou ja… honden………een kloterige pittbullebak……… en een gepimpt kuttenlikkertje met een rood strikje om zijn halsje…….. zelden een hondje zo onbedaarlijk angstig zien bibberen. Het is de laatste keer geweest dat ik tot die schijnheilige pleuris maagd maria gebeden heb……. dat lijkt me wel duidelijk.

donderdag 23 september 2010

Genegeerd

‘Wat een verrassing hè, mevrouw van Oers, dat uw zoon Jee weer eens op bezoek is bij u?’
Deze bemoedigende woordjes van de tot op de draad versleten bejaardenverzorgende Lucrétia, heb ik hard nodig. Bijna twee jaar geleden was ik hier voor het laatst. Ik kon het niet meer opbrengen……..ze liet alles gewoon lopen en ondanks dat ik de verzorging meldde, dat ma alles ondergescheten had, lieten ze haar nog gewoon drie uur in haar eigen vuil zitten. Laf om bij haar weg te blijven? Jazeker, enorm laf! Mijn excuus: Ik werd hier misselijk. Op mijn werk kon ik me niet concentreren. Thuis was ik zowel chagrijnig als lusteloos. Slapen deed ik nauwelijks.
Nu, na twee jaar , zoek ik haar toch maar weer eens op. Ik heb het gevoel dat ik er op het moment zelf wat beter tegen kan. Het gaat wat beter met haar......ze is wat stabieler…………...het is eigenlijk een wonder, dat het beter gaat met haar, na twee jaar opname op de afdeling geriatrie van een verpleeghuis.Ze zal me wel niet herkennen, na al die tijd.
Mijn moeder kijkt me wazig glimlachend aan. Zal mevrouw van Oers nog wel weten, dat ik Jee van Oers ben, haar oudste zoon?? Veel wat bij die oudste zoon hoort is ze vergeten. Wel meent ze te weten dat Jee getrouwd is met Gerda en dat ze twee kinderen hebben, twee meisjes en dat die er nu niet bij zijn. In werkelijkheid is Jee getrouwd met Carola; ze hebben geen twee dochters maar twee zonen.

Naast mijn moeder zit Rob, hij is een vroeg demente vijftiger, met vrolijke twinkeloogjes en een vlassig baardje, die onder het neuriën van populaire wijsjes met beide handen, vrolijk, het een of ander in zijn broekzakken aan het masseren is. Af en toe pikt hij een woordje op uit wat ik zeg tegen mijn moeder; als reactie daarop improviseert Rob dan wat nonsense bij elkaar.
“Die dames uiten hun ongenoegen…..” zeg ik waarop Rob vervolgt:
“Ongenoegen komt niet alleen, als er ’s morgen ook maar gelegenheid is om niet te vergeten, dat meer dan genoeg mensen de tegenslagen nergens kunnen ontlopen wan ga tel orveddo …..” de laatste woorden zijn al nauwelijks meer te verstaan. Rob is nu weer zonder geluid in zichzelf, duimendraaiend, glimlachend en masserend.

'Komt Leen nog wel eens een stukje muziek voor je spelen, Ma?' vraag ik. Leen is al 25 jaar de huisvriend van mijn moeder.
‘Geen idee,’ zegt ze ‘volgens mij is die allang dood.’
Ik weet zeker dat Leen elke dag even langskomt en dat hij iets speelt voor haar op zijn mondharmonica als zij dat wil.......…….meestal haar lievelingsnummer: ‘Bonna sera, signorita.’

Ook mevrouw van de Grient bemoeit zich af en toe met het gesprek tussen mijn moeder en mij. Als ik het woord muziek zeg, verstaat zij: ruzie.
'Nee, het valt hier om de donder nog niet mee, je hebt zo ruzie, je hoeft maar één verkeerd woord te zeggen…..'
‘Ik zeg helemaal niks over ruzie, mevrouw van de Grient, ik zeg iets over een stukje muziek.’ probeer ik nog.
‘Ja, want gisteren nog, zeg ik tegen mevrouw de Hardste: ‘Wit u svp zo vriendelijk zijn om van mijn rollator af te blijven...............nou het werd natuurlijk gelijk een hoog oplopende ruzie, je weet hoe ze is………..…….maar nou komt het ergste….vreselijk genant: opeens zie ik het: het is helemaal niet mijn rollator…………..het is gewoon toch de rollator van de Hardste..............dat oude ding..........……….hahahaha. Ik kan er wel om lachen maar mevrouw de Hardste niet, dat kan je wel begrijpen zeker. Zo ziet u maar, precies wat u zegt, u hebt zo ruzie hier.’
Met een tevreden glimlach leunt ze achterover in haar stoel; binnen de kortste keren is ze in slaap gedommeld.

Ma en ik nemen een ieder een lekkere rumboon uit het doosje dat ik voor haar heb meegenomen. Rob pakt er ook een, zonder te vragen, als of het zijn doos rumbonen is. Ik leg er alvast een neer voor mevrouw van de Grient; voor straks als ze wakker is.

Hé, daar komen Leen en broertje Fred de zaal binnen gewandeld. Op het moment dat ik opkijk wenden zij hun blik van mij af en richten die op de bewoners.
Rob, wordt begroet ‘ha die Rob, hoe is het nou jongen?’
‘ Dag mevrouw van de Grient, gaat het een beetje?’
‘Rustig, jongens, ze slaapt,’ zeg ik.
‘Hallo Ma, hoe (kus, kus) gaat het?’
Vreemd, telkens als ik di jongens aankijk, wenden zij hun blik af. Vreemd, ik word niet begroet; ze zien me zeker niet zitten, ik ben er niet voor hen. Ik ben gewoon lucht.
Dan pakt ma mijn hand, ze kijkt me indringend aan en zegt:
'Zijn dat nu die mannen, die hier eindelijk het riool eens komen doorspuiten, Leen, de stank is hier bij tijd en wijle ondraaglijk?'

woensdag 22 september 2010

Buur Karel (6) dat is het einde

De lucht op de verzadigd van allerlei lekkere geurtjes, de geurtjes van Karel, want de meeste andere mannen hier op de trap, doen daar niet aan en de lekkere geurtjes van de dames hier zijn heel anders: zoeter, zachter en liever. Deze geuren zijn ‘after shave hard’, niet bepaald vies, oh nee, maar, ze komen hard aan, ook zijn deodorant van Axe is ijzig. Het is wel duidelijk dat Karel wil imponeren. En waarom dan wel?? Zijn Indonesische bruid komt vandaag, met haar zus. Haar zus die al tijden in Rotterdam woont. Haar zus aan wie Karel al de helft van de vijfduizend euro heeft betaald.

Hij heeft zich weer fraai aangekleed….ik heb altijd de neiging als ik Karel netjes aangekleed zie, te zeggen: ‘Kijk eens aan, daar heb we ons boertje op z’n zondags.’
Want het zijn dan wel nette kleren, die Karel aanheeft maar bij hem hoort gewoon een ruitjesoverhemd, een pullover met v-hals, een slonzige morsige broek, waar de vouw al lang uit verdwenen is en natuurlijk die stereotype, grijze geruite pantoffels in plaats van glimmend glad gepoetste schoenen.
De zus van Karel is er ook, zij gaat straks de andere helft van de kostprijs voor de bruid overhandigen aan de andere zus. Karel vraagt mij er om die ochtend ook bij te zijn.
‘Waarom wil je mij er eigenlijk bij hebben,’ vraag ik.
‘Wij zijn het langst buren, jij mag als eerste kennismaken met mijn aanstaande bruid.’
Een hele eer!.

Er is gebak….slagroompunten met een klein stukje ananas, een schijfje mandarijn en een flinterdun chocolaatje in de slagroom. Zijn woonkamer staat blauw van de rook; toch is het alleen Karel die rookt.......zware van de Weduwe; deze ochtend rookt hij twee keer zo veel als anders. De bel gaat; Karel komt met moeite uit zijn fauteuil en opent de deur.
De zus van de bruid loopt voorop. Dan de bruid. De zus stelt haar voor, eindelijk weten we dan haar naam: Rinawatti, zeg maar Rina. Een kleine dame, hooguit 1.60m, zeker wel 70 kilo, niet meer zo jong tussen de 35 en de 45 jaar. Als een angstig, weerloos diertje komt ze Karels woonkamer binnen……..'dus dit is de kooi waarin ik voorlopig gevangen zal zitten,' straalt ze uit. Dan loopt Karel op het kleine, bange vrouwtje af:
’Hallo, Rina, ik ben Karel, eindelijk ben je er, ik ben daar zo ontzettend blij mee. Ik heb heel erg naar je verlangd. Kom hier meisje. Laat me je eens lekker vast houden.’
Zonder op haar toestemming te wachten wordt ze zowat platgedrukt door Karel. Hij staat in trance, met zijn ogen dicht een beet je weg te dromen. Zij staat stijf van de zenuwen met wijd open ogen en ingehouden adem naar haar zus te kijken.
Volgens mij is het haar zus niet maar een gehaaide mensenhandelaar. Want als ik mijn zus zo angstig zou zien, zou ik haar gewoon weer mee naar huis nemen.
Neen deze 'zus' vraagt binnen vijf minuten al naar de rest van het geld. Awel, daar is Karels zus voor gekomen. De zus van Karel betaalt de rest van het geld met tegenzin ‘zus’, die zo snel mogelijk in de voor de deur gereedstaande taxi stapt.
Karel en Rina trouwen precies zes weken na haar aankomst in Nederland.
Met de seks zo vlak naast ons kamertje met dat dunne wandje heeft Karel duidelijk minder moeite dan ik. Zijn spiraalbed maakt de vreemdste geluiden onder Karels op Rina beukende gewicht…..haar horen we kreten slaken die eerder duiden op gruwelijke pijnigingen dan op zinderend genot. Het duurt twee á drie weken en dan merken we dat Rina niet meer boven komt slapen. Karel wel.
‘Ze vindt het boven te koud, ze slaapt liever beneden voor de kachel,’ zegt hij.

Zijn alcohol gebruik gaat onverminderd voort. Ook hevige buikkrampen en de daarbij behorende ontladingen kunnen hem daar niet van weerhouden. Op een namiddag komt Rina ons tegemoet op de trap, we verstaan niet wat ze zegt, want ze praat alleen Maleis, ze klinkt paniekerig en trekt ons haar woning in; daar ligt Karel te kermen. Hij kan niet meer op zijn poten staan, niet omdat hij laveloos was maar ‘gewoon’ omdat hij weer zo’n vreselijk pijn in zijn buik heeft. We gaan ’s avonds nog even bij hem op bezoek in het ziekenhuis…..is hij al dood!…..darmperforatie door iets te veel biertjes. Karel dood;48 jaar oud. Nauwelijks anderhalf jaar heeft hij van zijn kostbare Rina kunnen genieten.

Karel zijn zus is natuurlijk al gewaarschuwd. Hij ligt nog in zijn ziekenhuisbed met het laken over zijn hoofd. Zus zit naast hem. Met een harde bittere uitdrukking in haar ogen zegt ze:
‘De laatste jaren heeft Karel zich doelbewust doodgezopen..........Korea is te veel gweest voor hem.'

Rina trouwt binnen drie maanden met een zekere Alex…..ook geronseld via haar zogenaamde zus…………………hoeveel ze deze keer gevangen heeft voor Rina weet ik niet……………….Alex en Rina slapen gelukkig nooit boven, naast ons. Binnen het jaar baart Rina een kind, een meisje en ze noemen haar Dewi. Nog nooit trouwens een vrouw tijdens haar zwangerschap constant zo chagrijnig zien kijken.

dinsdag 21 september 2010

Buur Karel (5) Joeps verdwijning

Karel vindt Joep een leuk beest en volgens mij is dat wederzijds. Ze zijn elkaar al een paar keer tegen gekomen op de trap: Karel mag Joep aaien.......... Nou……dat is al héél wat.
‘Als je die kater niet meer wil, dan neem ik hem wel, hoor.’ zegt Karel.
Dit fantastische aanbod neem ik gelijk aan.
‘Okee Karel, Joep is van jou!’
Karel blij, ik blij , Joep blij en vooral ons kleine poesje Hanny is dolblij dat die grote engerd opgehoepeld is.
De eerste week, gaat alles prima tussen Karel en Joep, de tweede en derde week ook. In de vierde week loopt Karel ineens rond met een flinke haal op zijn wang.
‘Hij wil niet blijkbaar niet onder zijn voorpoten opgepakt worden……ja, dat kan ik toch ook niet weten........……….…..Joep haalde meteen uit…….okay…..dan heeft hij aan mij ook een goeie.....……ik geef hem gelijk een knal voor zijn kop terug. Joep smeert hem meteen……..het dak op volgens mij. Ik ga daar even kijken.’
‘Joepie, Joep, Joep, Joep, Joepie, pssss,pssss, psss; kom, Joepie, kom………maar Joep geeft geen sjoege, hij is in geen velden of wegen te bekennen.’
Hanny is sinds Joep verhuisd is drie keer zo’n aardig poesje geworden voor mij. Ze spint drie keer zo luid, ze komt drie keer zo vaak op schoot zitten en ze geeft veel liever kopjes dan voorheen. Jammer genoeg maakt ze nog niet zelf haar kattenbak schoon. (want die is nu weer helemaal voor haar alleen).
Een doffe knal, voorafgegaan door glasgerinkel en een schreeuw van helse pijn. Dat is Karel; hij ligt bij mij voor deur……. door het draadglasdak heen gezakt en de trap afgedonderd. Die zwaargewicht-klootzak is dus op dat draadglasdak gaan staan om Joep te pakken te krijgen. Zijn licht blauwe broek kleurt donker van het bloed………ik schuif zijn broek op en zie een gapende vleeswond bij zijn enkel…….een flinke jaap in zijn kuit…….misschien wel een slagaderlijke bloeding……… Karel zelf is gelukkig wel zo bijdehand om met zijn overhemd meteen zijn been af te binden……….boven op dak staat Joep door het gat te gluren waar Karel net doorheen geflikkerd is. Ik ren naar het politiebureau tegenover ons huis…………..sla alarm en de agenten bellen gelijk een ambulance ……..
Een gebroken voet, zwaar gekneusde enkel en een slagaderlijke bloeding. Als Karel hiervan hersteld is staat zijn Indonesische bruidje voor de deur.
Joep is na de aanblik van zijn gewonde baasje terug het dak op gegaan; hij heeft zich daarna nooit meer bij ons op de trap laten zien.

Voor het sexleven van mijn vrouw en mij is het wel zo prettig dat Karel een tijdje te geblesseerd is om boven te komen slapen. Zijn slaapkamertje en ons slaapkamertje zijn door een flinterdun hardboardwandje van elkaar gescheiden. Mij kan het niet zo veel schelen maar Carola kan niet ontspannen vrijen als Karel zo vlakbij is........en zo hóórbaar vlakbij: zwaar ademen, hoesten, neus ophalen, scheten laten, omdraaien in zijn kraakbed. Carola neemt dezer dagen duidelijk wat meer het initiatief…........maar eerlijkheidshalve moet ik er wel bij zeggen dat zij op dit gebied nooit een veelpleger zal worden. Nomaal gesproken, als Karel boven slaapt dus, vrijen we héél af en toe op de bank in de woonkamer, vlakbij de grote plantenbak; een bron van grote inspiratie door de aanwezigheid van een immense vingerplant, tot aan het hoge plafond en de strakke gatenplant.

wordt vervolgd

maandag 20 september 2010

Buur Karel (4) de bruid en Joep

Logisch gevolg van de brand is dat we onze buurman Karel wat scherper in de gaten gaan houden. We willen niet nog eens zo onaangenaam verrast worden door hem. Karel zelf denkt dat stommiteiten als met die brand, gebeuren, omdat hij alleen is……….daarom gaat hij op zoek naar een vrouw……hij weet ook al wat voor soort vrouw: een Indonesische, hij heeft gehoord dat die lief zijn en gehoorzaam. Via, via kent hij iemand met contacten in Indonesië. Voor vijfduizend gulden kan Karel binnen drie maanden een gewillig bruidje thuis bezorgd krijgen. Bij bestelling de helft aanbetalen en bij aflevering de rest. Het valt hem vies tegen dat hij na de bestelling nog drie maanden moet wachten op zijn bruid. Ik probeer bij Karel wat te weten te komen over zijn aanstaande....hoe groot is ze? hoe heet ze? hoe oud is ze? waar woont ze nu? heeft ze zelf al kinderen?....maar hij laat niets los. Voor eerst sinds ik Karel ken bespeur ik iets van lol bij hem......lol om mijn nieuwsgierigheid naar haar.
Hij weet zijn geleerde zuster zo gek te krijgen dat hem het geld leent. Ik heb haar wel eens eerder ontmoet op een verjaardag van Karel. Een slimme dame…..ja en ze is ook een keurige dame, altijd in mantelpak, haren in een ne permanentje; ze is directeur van een verzorgingshuis. Ze praat, terecht natuurlijk, bijzonder somber over de alcoholconsumptie van haar broer en gelooft niet dat Karel ooit af zal kicken. Onherkenbaar is hij sinds hij vocht in Korea, vertelt ze me:
‘Een slanke, sportieve, vrolijk vent is hij vóór die tijd. Met een vast groepje op dansles, aanvoerder van zijn voetbalteam bij Ursus; hij speelt in het eerste van de Tweede klasser KNVB. Een sociaal figuur is Karel, die door mensen in zijn omgeving over allerlei zaken om advies wordt gevraagd. Nu zit hij hier dag in dag uit in zijn eentje voor het raam te verpieteren.
Op een dag rijdt Karel in Korea met een maat een dorpje in een legerjeep. Er klinkt een mitrailleurschot, vanuit een dicht begroeid moerassig gebied. Zijn maat, die jeep bestuurt, is op slag dood. De jeep rijdt stuurloos een schoolpleintje op………… met spelende kinderen …………drie kleuters worden platgereden allen morsdood. Karel mankeert lichamelijk niks.’
Zijn zus ziet dat Indonesische vrouwtje zo’n beetje als het allerlaatste redmiddel. ‘Misschien dat hij minder gaat drinken met een vrouw in de buurt. Misschien dat we de sociale, gezellige Karel dan ook weer eens te zien krijgen. Daarom help ik hem hier financieel mee.’

Sindskort heb ik een nieuwe kat. Een kater. Kennissen van mij kunnen hem niet aan. Daarom zit hij nu bij mij. Joep heet hij. Nog niet eerder heb ik zo’n grote zware kater gehad. Hij weegt bijna twaalf kilo en is zo groot als een pitbull. Ik moet eerlijk toegeven dat dit nieuwe huisdier me fors tegenvalt. Mijn ander kat, Hanny, een normaal formaat poesje, moet niets van die grote bullebak hebben. Zij blaast uit alle macht naar Joep als hij in haar buurt komt, maar het maakt op hem geen enkele indruk……..als Hanny niet oppast krijgt ze nog een flinke optater met die tijgerklauw van hem. Uit angst voor zware mishandeling durft onze kleine Hanny niet meer op de kattenbak, die nu immers ook de kattenbak van Joep is geworden. Tsja, ik kan het Hanny dan ook niet kwalijk nemen dat ze nu elders in huis haar behoeften doet. Karel hoort mij tegen de andere huisgenoten mopperen over Joep. Karel vindt Joep een leuk beest, heeft hem al een paar keer over de trap zien lopen.
‘Als je hem niet meer wil, geef mij hem dan maar,’ bromt Karel.
Dit fantastische aanbod kan ik niet afslaan:
‘Okee Karel, Joep is van jou!’

wordt vervolgd

zondag 19 september 2010

Buur Karel (3) de Brand

Het is kort voor Kerst 1974, het vriest licht, als we midden in de nacht wakker worden van geschreeuw. Vanaf drie hoog zien we op het trottoir iemand
paniekerig, driftig staan zwaaien en schreeuwen; ik doe het zolderraampje open; jezus wat is het koud!
‘ Brand op de eerste, kom naar buiten vlug! Brand op de eerste, kom naar buiten vlug!’ wordt er geroepen.
Mijn vrouw is al op weg naar onze woning op de tweede verdieping om de poes te redden. Ik vlieg mijn bed uit, bons een paar keer hard op de slaapkamerdeuren van de anderen en ren de trap af naar de eerste, naar Karels huis ……….… dat blijkt gevuld met een dikke grijze rookwolk, die slaat op mijn keel……………krijg nauwelijks nog adem……….instinctmatig gooi ik alle ramen open……………. Karel, inmiddels ook gewekt, is achter me aan de trap afgezakt……………..het eerste dat hij doet is de ramen weer dichtgooien:
‘Dat moet je nooit doen, Jee……….. met die openstaande ramen wordt de vuurzee alleen maar groter, meer zuurstof doet meer fikken,’ bromt hij tegen mij…….hij pakt een emmertje uit de keuken en gooit dat leeg over zijn fikkende televisie. De vlammen doven vrijwel meteen maar rookontwikkeling wordt nog verstikkender. Karel, gaat met zijn spierwitte lijf de straat op, de kou in….hij heeft alleen zijn uitgelubberde onderbroek aan. Voor het eerst krijgen enkele omwonenden de gigantische blote omvang van Karels bierbuik te zien.
Het is drie graden onder nul. In mijn pyjama en op blote voeten, ren ik als een gek naar de telefooncel op de hoek van de Zaagmolendrift en het Zwaanshals (150 meter rennen) om de brandweer te bellen. Als ik de hoorn neerleg hoor ik de sirene van de brandweerwagens al loeien. De kazerne is letterlijk bij ons om de hoek.
Jammer wel voor Karels onderbroeken, die zaten in het sopje dat Karel om het vuur te blussen over zijn tv mieterde. Karel zegt me, vrij emotieloos, zijn ogen weer hoog opgetrokken achter die oogleden, dat hij vanavond het kaarsje op de tv heeft laten branden toen hij naar bed ging. De brandweer is inmiddels bezig met nablussen. Alle zeven bewoners van het pand staan in hun nachtkleding te bibberen van de kou op het Zwaanshals; ze wachten op een seintje van de brandweer dat het ‘brand meester’ is. Dan kunnen ze weer naar binnen en misschien nog wat slapen. De twee poezen die uit voorzorg zijn meegenomen begrijpen er helemaal niets van en willen zo snel mogelijk hun huis in. Veel materiële schade kan er niet zijn. Alles stinkt alleen vreselijk naar de rook, dat wel.

Als die brand doorzet en wij horen de buurman niet schreeuwen, dan kunnen we het wel schudden. Aan die buurman, hebben we ons leven te danken. De man woont naast ons; hij zit die nacht voor het raam, hij kan niet slapen, kijkt zo maar ongericht het Zwaanshals op. Plotseling wordt zijn aandacht getrokken door vlammetjes, in de ruiten van de overburen. Vlammetjes die steeds wat groter worden. Als die buurman buiten gaat kijken ziet hij dat de vlammen in de ruiten van de overburen, een weerkaatsing zijn van het werkelijke brandje in de woning er tegenover……….de brandende televisie in de woning van Karel Boerkens. Wat een toeval……..de man aarzelt geen moment en is gaan schreeuwen en zwaaien en ….met succes.

(wordt vervolgd)

zaterdag 18 september 2010

Buur Karel (2) de Fluimen

Het komt een paar keer per jaar voor dat Karel blut is, wat betekent dat hij geen bier meer kan kopen, hetgeen een regelrechte ramp voor hem is. Zwaar hijgend loopt hij dan de trap op, klopt bij me aan, stopt zijn ogen zo hoog mogelijk achter de oogleden en vraagt met een diepe basstem:
‘Hebbie een joet voor me te leen, Jee? Krijgie zaterdag weer vamme terug.’
Ik geef hem het geld; hij betaalt me altijd keurig terug.
Voor een joet heeft hij twee kratjes bier. Hij zet zijn kratjes op het overloopje. Zo is voor ons als buren, zijn zuipgedrag goed te volgen. Karel giet de flesjes pils in hoog tempo achter in de keel…..elke dag ligt het tempo weer wat hoger. Zes, acht, tien halve liters …….op één dag……ik zou niet meer op mijn poten kunnen staan. Aan Karel merk je niet dat hij dronken is………komt waarschijnlijk omdat hij veel zit en nooit zo veel zegt………… zwalken als een dronkenlap heb ik hem nooit zien doen en……..op dronkenmanspraat heb ik hem ook nooit kunnen betrappen. Hij leeft in een roes….die roes heet dronkenschap….in die roes kan hij het leven aan……….daarbuiten meestal niet.

Op de knalgele trap van ons huis zie ik met enige regelmaat kloddertjes verschijnen, het lijken wel slijmerige spuugjes. Zeker weet ik het niet. Ik ruim het een keer op, met de mop en een emmer sop. Elke dag komen er weer van die nieuwe klodders bij. Ik ga er van uit dat vrouwen zoiets als dit niet doen. Van mezelf weet ik dat ik zoiets nóóit zal doen. Dus vraag ik het alle drie de mannen op de trap. Jan en Rob voelen zich alleen al zwaar beledigd omdat ik ze dat vraag! Karel reageert niet zo heftig. Hij kijkt me een beetje lodderig aan en zegt:
‘Ik zou het echt niet weten, Jee. Zou kunnen.’
’s Avonds tegen twaalf uur, we liggen al op bed, komt Karel naar boven hijgen. Zijn slaapkamer is op de derde verdieping naast de onze. Onze bedden staan in feite pal naast elkaar, alleen van elkaar gescheiden door een flinterdun hardboardwandje. Karels scheten zijn hoorbaar en soms ruikbaar op ons slaapkamertje.......maar dit terzijde
Halverwege de trap krijgt Karel een hoestbui, hij blijft er zowat in, hij hoest slijm op en flatsjt het eruit op de trap en splasjt nog wat op de trap. Ik ga dan mijn bed uit en ik zeg:
‘Karel, je spuugt op de trap, dat moet je niet doen, man, dat vind ik zo hartstikke goor…….neem dan verdomme een zakdoek mee en spuug je fluim daar in.’
Geen reactie.………binnensmonds gemompel………Karel kijkt wazig en loopt de trap verder op, naar zijn slaapkamer. Alsof hij stoned is. Hij moet zijn slijm misschien gewoon gelijk kwijt..............bedenk ik me……………ik weet het niet……………misschien werkt hij het wel onbewust naar buiten. Het is wel goor.

Kort voor Kerst 1974, het vriest licht, als we midden in de nacht wakker worden van geschreeuw. Vanuit onze slaapkamer, drie hoog, zie ik op het trottoir iemand
paniekerig, driftig staan zwaaien en schreeuwen; ik doe het zolderraampje open; jezus, wat is het koud!
‘ Brand op de eerste, kom naar buiten vlug! Brand op de eerste, kom naar buiten vlug!’

WORDT VERVOLGD

vrijdag 17 september 2010

Buur Karel (1) gaat op stap

Zijn leven moet in Korea volledig in de war zijn geschopt. Eind 1950 - 1953. Karel is dan drieëntwintig jaar en dienstplichtig militair als de Korea-oorlog uitbreekt. Hij is een van de 5000 Nederlandse soldaten die naar Korea gestuurd worden. Nederland is bondgenoot van Amerika en Zuid Korea; het communistische Noord-Korea dat hard bezig is Zuid Korea te veroveren moet worden gestopt en teruggedrongen. In oktober 1954 keert het détachement terug naar Nederland. Honderddrieëntwintig Nederlandse militairen dood. Ruim duizend soldaten licht tot zwaar gewonden. Karel mankeert lichamelijks niks…….psychisch, daar kijken ze in die tijd nog niet naar.

Zestien jaar later in 1970, ben ik twintig jaar en is Karel 43 jaar oud. We zijn dan buren. Karel is mijn benedenbuurman op het Zwaanshals in Rotterdam. Een rustige, beetje vreemde vrijgezel, heel veel alleen, behalve in de kroeg. Hij is 1.85 m lang en weegt 145 kilo. Veel te zwaar dus. Niet dat hij zo veel eet…..dat valt wel mee maar drinken.......….ongelooflijk, wat een mens toch een dorst kan hebben. Overduidelijk hoopt hij in mij een zuipvriendje als buur te hebben gekregen. Er gaat geen dag voorbij of hij nodigt mij uit:
‘Pilsie Jee?’ Eéns per week zeg ik:
‘ja graag Karel’
heel soms zeg ik twéé keer per week:
‘lekker, Karel’
maar dan moet ik het wel heel erg slecht naar mijn zin hebben, hetzij op mijn werk hetzij met mijn vrouw…….ja, mijn vrouw, ik ben al jong getrouwd…….Carola is 22, ik ben 20 jaar……6 april 1970; onze trouwdag.
Karel woont één hoog vóór; wij twéé hoog vóór.
Wat er met Karel in die oorlog en de jaren daarna precies is voorgevallen, weet ik niet. Hij vertelt er ook niks over. Korea is taboe als gespreksonderwerp...... eigenlijk alle verleden is taboe. Hij is dus te zwaar als ik hem leer kennen………en alcoholist. Drinkt, alleen èn eenzaam tussen anderen stamgasten in de kroeg of zittend voor zijn raam en staart het Zwaanshals op. Hij kijkt me nooit aan als hij me wat vraagt of zegt. Peutert bij elk gesprekje met een nagel tussen zijn tanden; zijn elleboog wijst dan schuin omhoog.
Zolang ik hem ken heeft hij geen vast werk gehad. Zo af en toe gaat hij naar het Centraal Station, verzamelplek voor werkzoekenden; daar laat hij zich met een stel anderen door een koppelbaas oppikken en in een personenbusje vervoeren naar de Botlek om te classificeren. Zwart werk. Het goorste, ongezondste, gevaarlijkste werk dat er bestaat: het schoonmaken van binnenruimtes en –wanden van schepen; het betaalt goed. Classificeren is alleen geen vaste inkomstenbron.
Mij is niet duidelijk geworden of hij een uitkering heeft. Ik vermoed haast van wel: een soort arbeidsongeschiktheidsuitkering…….ik kan me moeilijk voorstellen, dat Karel altijd al zo geweest is. Er móéten daar dingen gebeurd zijn die hij niet heeft kunnen verwerken.
De laatste vrijdag van de maand gaat hij naar de kapper en gelijk door naar het badhuis; dan komt hij naar huis. Neuriet vrolijk klinkende melodietjes. Trekt mooie kleren aan: een hagelwit overhemd, een fraaie stropdas, vaak de rooie, zijn donkerblauwe kostuum en de glimmend gepoetste zwarte schoenen. Hij opent flesjes, potjes, blikjes met lekkere luchtjes en verwent zijn lijf daarmee. Onze trap ruikt naar ‘Karel gaat op stap’ ………de bel gaat.....staat een taxi voor…..……en nog eens belt de ongeduldige taxichauffeur……..zijn wagen houdt het overige verkeer op in het smalle Zwaanshals.
‘Ja, rustig maar, ik kom er al aan.’
Karel heeft me eens verklapt, dat hij een aardige vrouw kent op Zuid……….nee, nee, nee, ze is geen hoertje………..niet echt dan........……en okay, ze doet het ook weer niet voor niks……..ze neemt gewoon de tijd voor je ……..……niet vlug-vlug…………..ze luistert …………..is liever en nog goedkoper ook.


Wordt vervolgd

dinsdag 14 september 2010

Mijn eigen lieve regeldick.

Heerlijke vent, die Dick. Ik kan gewoon de boel, de boel laten, mijn spulletjes bij elkaar zoeken, lekker zitten beppen met mijn gasten over van alles en nog wat en Dick……Dick regelt verder gewoon alle regeldingetjes op zo’n avond als deze: een kooravond. Dick doet open, neemt de jassen aan, zorgt voor de koffie, wel of geen melk/suiker, plakje cake erbij, enzovoorts, enzovoorts.
Hij regelt alles, dat op dat moment gedaan moet worden en soms ook nog een heel klein beetje meer. Tof toch zo’n vent?! Niet iedere man heeft daar zin in; neem nou Kobus van Thea, die kijkt wel uit! Dat is zo’n ‘je denkt toch zeker niet dat ik bezopen ben’- type.

Het is maar goed dat ik mijn eigen lieve regeldickie heb, want anders zou er deze avond gewoon niet gezongen kunnen worden. Dàt we gaan zingen is nu wel zeker maar alleen wàt we gaan zingen nog niet. We kiezen zoals altijd om de beurt een nummer…………en dat worden vanavond vooral oude popsongs, country en rock and roll. Teus en Thea spelen gitaar en ik speel viool; zingen doen we alle drie. We zingen vanavond, na de koffie en voor de wijn, liedjes van Dolly Parton, Boudewijn de Groot, Leonard Cohen, Bruce Springsteen, Cliff Richard, Elvis Presley, Melany en Roy Orbison.
Dick zorgt daarna voor fris en sterke drank……..snijdt een groot stuk (toch zeker wel een kilo) oude boerenkaas in kleine blokjes, duwt er een prikkertje in en soms prikt Dick met dat zelfde prikkertje ook een stukje gember aan dat zelfde stukje kaas vast en verdeelt het knabbelspul over enkele glazen schaaltjes. Dick zoekt altijd eerst uit waar hij het goedkoopst aan de knabbeltjes kan komen, koopt het dan in en maakt het dan voor het bezoek hap- cq knabbelklaar . Dat soort kutklusjes kan ik met een gerust hart aan Dick kan overlaten…..en weet je …..hij doet het allemaal nog zo graag ook.
‘Hè, Dick?’
‘Wat, zeg je Carolien?’
‘Zeg maar ja, joh Dick, altijd goed, hahahaha.’

Het zal wel door de alcohol komen, dat er na de pauze niks meer van zingen komt.
De leden van het muziekgroepje hebben het over koetjes en kalfjes. Teus meldt dat geile Harrie is ontslagen. Geile Harrie is al enkele jaren een collega van Teus, die zijn bijnaam te danken heeft aan .............…….nou ja dat zal wel duidelijk zijn lijkt mij. Preutsheid kent Harrie niet; ook niet op de afdeling waar hij werkt. Zo laat hij zijn collega’s, zowel vrouwen als mannen, zonder enige vorm van gêne ‘genieten’ van naaktfoto’s van hemzelf en zijn aan obesitas lijdende echtgenote, in de meest onappetijtelijke poses. Harrie was al enkele malen door de bedrijfsleiding gewaarschuwd…..nu was de maat vol.

Volgende week heeft het muziekgroepje een optreden. De generale repetitie zal zijn bij Thea en Kobus thuis en we hoeven er beslist niet op te rekenen dat die Kobus één hand uitsteekt die avond……sterker: hij trekt aan zijn stutten…….hij gaat die avond wat leuks voor zichzelf doen, zo is Kobus nu eenmaal……ja, okay, natuurlijk kan niet iedereen hetzelfde zijn…..maar toch……nou ja…..wat dat betreft zie je maar dat mijn dickiepikkie goud waard is…….. meestal dan.
Ja, ik zeg het maar ronduit, meestal, want waar die Dick van mij afgelopen woensdag toch mee bezig was…………….hij loopt te stofzuigen…..dan ziet hij opeens een grote bromvlieg vliegen…..dat is op zich geen punt………...dat hij die ziet…….maar dan………….dan wil hij de bromvlieg vangen met de stofzuigermond……..het is toch bij de wilde spinnen af…….gooit die zak een antiek Mariabeeld van zijn voetstuk……in duizend stukkies…… wat was ik kwaad, zeg…….een erfstuk, het stond nog bij mijn betoudovergrootmoeder in de slaapkamer………Dick wilde een bromvlieg vangen………als onze stomme kater nou zoiets zou flikken dan zou ik daar nog begrip voor kunnen opbrengen.

Dat optreden volgende week is dus in Verzorgingshuis Moedeloos. Zo af en toe nodigt de activiteitencommissie van dat huis een zanggroepje uit om er bij de bewoners de moed een beetje in te houden. Iets wat beslist niet meevalt, gezien de alsmaar toenemende bezuinigen van de overheid in de zorg. Als koor besluiten we dan ook voor deze avond een zeer vrolijke, toepasselijke meezinger met een hoog oppepgehalte op het programma te zetten, met de volgende, zeer eenvoudige, makkelijk mee te zingen tekst:

envanjehelahola,
houterdemoedmaarin (3X)
envanjehelahola,
houterdemoedmaarin (2X)


Voor alle zekerheid heb ik Dick gevraagd om op zijn werk honderd kopietjes te maken van de bovenstaande tekst. Die deelt hij dan uit vlak voor we dat nummer gaan zingen. Kunnen ze allemaal lekker meebrullen daar.
Is het een schatje of niet soms, die Dick van mijn?

maandag 13 september 2010

Leven na de dood?!

Het wandelend nieuwsblad is een titel die meestal wordt gegeven aan iemand, die in een bepaalde omgeving (buurt , bedrijf, school) vrijwel alles als eerste te weten komt en dit vervolgens graag rondbazuint. In mijn buurt hebben we Petra. Deze week heeft ze een bijzonder tragisch nieuwtje, dat ook enigszins hilarisch is. Hossam, een Marokkaanse buur van zevenendertig jaar, is overleden………..voordat ik de kans krijg te vragen hoe……..vertelt Petra al, dat hij in een gat in een straat is gevallen toen hij probeerde, iemand, die eerder in dat gat viel, daar uit te halen…….dat is natuurlijk heel triest..........zijn nek gebroken…………………..Hossam is maar zevenendertig jaar geworden. Het positieve van dit verhaal is, dat degene, die het eerst in het gat viel, het uiteindelijk overleeft. Via het dan al levenloze lichaam van Hossam klautert hij er uit.

Voor de woning van Hossam zie ik het al: het is triestigheid troef: enkele Marokkaanse mannen in stemmig donkere djellaba’s staan met gebogen hoofd sigaretjes te roken en meewarig het hoofd te schudden. Zo nu en dan klinkt vanuit de woning het gehuil en geweeklaag op van Hasna, zijn weduwe, van de moeder van Hossam, van Hasna’s moeder, van de vier zussen van Hossam en van de zeven zussen van Hasna. Het geluid van hun klaagzangen snijdt door merg en been en is waarneembaar in vrijwel alle woningen in de straat. Hossam en Hasna hebben drie jonge kinderen van drie, vier en vijf jaar. De oudste van vijf, een meisje,moedert vandaag meer dan anders over de twee kleine ventjes. Natuurlijk ze weten wel dat pappa dood is maar ja…….hun leventjes gaan gewoon door. Geen gehuil, getreur of hoofdschuddend jammeren. Ze rennen achter een balletje aan, dat ze zelf eerst weggooien en ze hebben de grootste lol als een van hen uitglijdt in de modder.
Hasna, de jonge weduwe en moeder zal ongetwijfeld door de Nederlandse staat door de moeilijkheden heen geholpen worden; en daarbij is Marokkaanse gemeenschap sociaal genoeg om de jonge weduwe door deze moeilijke tijd heen te helpen.

Geruime tijd terug gebeurde dat op een wel heel bijzondere manier.
Ruim vijfentwintig jaar terug zijn twee Marokkaanse gezinnen, die tegenover mij in een rijtje eengezinswoningen woonden,de familie Boubasie en de familie El Filippo, in de zomer, betrokken bij een zwaar auto-ongeluk. De families zijn op weg naar Marokko. Het gezin Boubasie bestaat uit vader moeder en vijf kinderen en de Familie El Filippo uit vader, moeder en vier kinderen. In twee auto’s zijn deze mensen op weg naar Marokko. Op de Franse Route Nationaal, een riskante driebaansweg, knalt een van de auto’s in de buurt van Limoges frontaal op een vrachtauto; beide automobilisten halen op dat moment een auto in en rijden dus op de middelste rijbaan. De vrachtwagenchauffeur mankeert natuurlijk niks. De chauffeur en de vijf inzittenden van de Nederlands-Marokkaanse auto overleven de klap niet. Vader Boubasie die het andere busje bestuurt is al een flink eind vooruit gereden. Pas bij Melilla, in Zuid Spanje, waar de boot naar Marokko vertrekt, horen ze van het afschuwelijke voorval.

Meneer Boubasie, mevrouw El Filippo, drie kinderen Boubasie en twee kinderen El Filippo, dat zijn degenen, die nog in leven zijn van de beide families. Voor de twee volwassenen is de schok enorm; de jonge kinderen beseffen het nog niet zo. Zo goed en zo kwaad als het gaat worden alle noodzakelijke formaliteiten vervuld voor de begrafenis van hun dierbaren. De verzekeringsmaatschappijen helpen hun daar goed bij; dat is hun werk natuurlijk ook. De zes stoffelijke overschotten en de overlevenden steken met dezelfde boot over naar Marokko. De overledenen liggen in vier kleine kistjes en twee grote kisten, keurig opgestapeld in een Ford Transit.
De familie in Fez is al op de hoogte; bij aankomst kan direct begraven worden.
Na de begrafenisplechtigheid roept de imam weduwe El Filippo en weduwnaar Boubasie bij zich. Imam spoort ze aan in het vervolg door het leven te gaan als man en vrouw en hun beider vijf kinderen te beschouwen als hun gezamenlijke kinderen en deze dus ook samen groot te brengen.
Een goed idee blijkbaar van deze imam, want ze volgen zijn raad op. Ze trouwen…… … .maken er nog drie kindertjes bij………..en…… tot op de dag van vandaag wonen ze nog in een van die eengezinswoningen bij mij aan de overkant………… politie heb ik helemaal nooit bij ze aan de deur gezien………..…..en kortgeleden waren ze dus vijfentwintig jaar getrouwd………….. ik heb niet gemerkt, dat ze dat gevierd hebben.......……logisch eigenlijk wel…….en verder leven ze nog lang en gelukkig.

zondag 12 september 2010

de Ragger

Van jongs af aan ben ik Sparta-piet. Geboren in Spangen in 1950. Vanaf seizoen 1957-1958 vrijwel alle thuiswedstrijden gezien. Maar het afgelopen seizoen even niet. Ik heb namelijk een grote hekel aan de nieuwe trainer. Die man heeft ook een paar jaar bij Sparta gevoetbald……………ik wou dat ie er nooit gekomen was.

Nooit heb ik Gert , meer zien spelen in het betaalde voetbal, na die zondag. De wedstrijd Sparta-Utrecht is al negen minuten lang een veel te harde wedstrijd, die de scheids gierend uit de hand laat lopen. De ene na de andere gore tackle op de achillespezen laat hij zonder sanctie passeren. De spelers tonen geen enkele zelfdiscipline. Sommige spelers zijn zo agressief dat ik cokegebruik vermoed bij hen.
In de tiende minuut van de wedstrijd vliegt een van de meest agressieve Sparta-spelers met gestrekt rechterbeen richting linkerknie van Utrecht-speler Gert. Op de onheilspellend lege Schietribune klinkt de naargeestige echo van het gekraak van botten en het hartverscheurend gekrijs van Gert. Toeschouwers huiveren. Kippenvel. Haren recht overeind.
De Sparta-speler staat op aait Gert over zijn hoofd en wil hem overeind trekken maar Utrecht-spelers duwen de ‘ragger’ bij Gert weg. Dat pikt de heet gebakerde Spartaan weer niet; hij staat gelijk met zijn vuisten klaar om met zijn tegenstanders op de vuist te gaan ……met moeite wordt hij tegengehouden door zijn medespelers.
De knie van Gert wordt onderzocht door de clubarts. Gert slaat met zijn vuisten op het gras en draait wild met zijn hoofd heen en weer. De verzorger gebaart, zijn handen om elkaar heen draaiend, naar de reservebank, dat Gert niet meer verder kan spelen en dat hij dus gewisseld moet worden. Gert wordt per brancard afgevoerd. En, zoals gezegd, ik heb hem nooit meer gezien op een voetbalveld. Die Spartaan van die gore vliegende tackle, helaas maar al te vaak.
Van mij had die man voor het leven geschorst mogen worden; even lang dus als de revalidatie zou duren van zijn slachtoffer Gert. Die kerel hoort niet thuis op het voetbalveld en zeker niet als trainer, waarvoor hij zich na zijn voetbalcarrière zou gaan verkopen. Bijzonder treurig dat hij nu uitgerekend bij mijn geliefde clubje Sparta langs de lijn staat als trainer.
Ik de krant, daar kan ik niet om heen, lees ik zijn stoere praat over slappe scheidsrechters en slappe mietjes, met een groot gebrek aan inzet...... daarmee bedoelt hij zijn spelers. Met dergelijke uitlatingen zet hij zijn spelers onverbloemd aan tot agressief spel.
Gelukkig blijkt hij als trainer alleen maar een grote muil te hebben, zijn resultaten zijn bij elke club erbarmelijk. Een mislukkeling dus. Sparta degradeert zelfs aan het eind van zijn misselijk makend regiem van één heel seizoen. Zo prijst hij zichzelf godzijdank uit de markt….dat stoere baasje met zijn grote bek. Blij toe...........….dat hij niet meer slachtoffers kan maken binnen of buiten mijn clubje. Eén levenslang slachtoffer is al meer dan genoeg, sorry Gert.
Natuurlijk heeft Sparta hem er uit gegooid na die degradatie. Sinds twee weken is hij op proef is bij, een onderbondzaalvoetbalclubje in Bergschenhoek……een dorpje onder rook van Rotterdam ……… ….prima niveau voor hem…….lichaamscontact is verboden bij die tak van voetbal. De kans is groot dat hij daar geen slachtoffers gaat maken.
Voor het komend seizoen heeft Sparta een oud-international gecontracteerd als trainer. Sierlijke, nette voetballer was ie altijd. Dan gaan we gewoon weer kijken. Ik heb de seizoenkaarten alvast besteld voor mij en zoon.

vrijdag 10 september 2010

Beet

Charles, een heer van ongeveer vijftig jaar, heeft een zeer lange, ruim zittende regenjas aan, waar vijftien centimeter been onderuitsteekt. Zijn jas hangt los en daaronder draagt hij een stemmige grijze pantalon en een wollen roze pullover op een wit overhemd. Iets te warm gekleed voor deze zomerse herfstdag ......en dan zet de verzorging, als hij met zijn moeder op stap gaat, ook nog een alpinopet op zijn kop.
Charles is aan het winkelen in de supermarkt met zijn moeder. Charles is twee meter lang heeft een langgerekt, keurig geschoren hoofd, waarop een bril met jampotglazen. Door een gigantsche overbite wekt hij de indruk dat hij constant loopt te grijnzen. Het enige dat aan hem beweegt zijn de ogen en de benen.
Mama loopt in een prijzig leren jasje, dat ze los heeft hangen. Daaronder heeft ze een smaakvol grijs mantelpakje aan. Nu haar jasje open staat wordt ook een schitterende paarlemoeren broche op haar rijke boezem zichtbaar.
Ze heeft vanmorgen alles aan haar hoofd opgeleukt: haren, lippen, oren, wangen. Het Charles-dagje blijft feestelijk voor haar, ondanks alles. Aan haar lellen hangen zeer kostbare fonkelende diamantjes........een normaal mens zou die nooit in doen op een doorsnee donderdagochtend.
Charles loopt als een tam, vermoeid, gedresseerd hondje achter mama en het winkelwagentje aan. Duwen van het winkelwagentje komt niet eens bij hem op.
Terwijl moeder drie lege flessen Spa Henriette en een leeg Heinekenflesje in de legeflessen-automaat stopt (de automaat geeft een bonnetje van 85 cent), heeft Charles twee meter verderop 'beet'. Hij steekt onopvallend en vliegensvlug twee vacuum verpakte, gerookte makrelen in zijn regenjas....... een in zijn linker- en een in zijn rechterbinnenzak.
‘Houdt jij het statiegeldbonnetje even bij je Charles?‘ vraagt moeder. Vergeet niet om het straks aan de kassière te geven hoor. Van Charles geen enkele reactie; moeder had niet anders verwacht.
Bij de kassa kijkt hij, nadat hij de legeflessen-bon aan haar gegeven heeft, met meer dan gewone belangstelling naar de kassière. Hij wendt zijn blik pas van haar af als hij een snoepje van haar heeft gehad.
'Wat zeg je dan, Charles?' zegt moeder.
'Dank u wel mevrouw.' zegt Charles.
'Goed zo jongen.'
Willoos loopt hij achter moeder aan….op de inpaktafel gaan alle boodschappen in de tassen. Charles krijgt nu traditioneel zijn Bounty toegestopt. Beiden wisselen geen woord. Kwijl druipt nu uit zijn linkermondhoek. Moeder veegt met een tissue het kwijlspoortje discreet weg……altijd als Charles iets lekker vindt, loopt het water letterlijk uit zijn mond. De tissue verdwijnt in moeders jaszak….voor straks. Terwijl zij de boodschappentas vult, zwenkt Charles van zijn ene op zijn andere been, zijn armen hangen iets voor zijn lichaam zijn hoofd staat wat schuin naar voren alsof hij wil chequen of de speculaas en de lange vingers, niet vermorzeld worden door de pakken melk, fruitsap en de zak met vijf kilo aardappelen.
Als ze net de winkel uit zijn zegt moeder tegen Charles:
‘Kom jongen, geef die makrelen maar eens gauw aan mama. Dan gaan we die straks eens lekker samen oppeuzelen…..hè, knul?
‘Oppeulezse….lekkuh oppeulese’ zegt Charles.

donderdag 9 september 2010

Oost-Westlijn

Een eurootje geef ik hem. De bedeljunk in de metro lijkt blij: ‘prettige dag verder, mieneer,' papegaait hij de kassière van de supermarkt na.
Hij stinkt, ik ruik niks hoor, maar ik zie het aan het vieze gezicht dat de Turk trekt als de junk hem geld vraagt. De Turk geeft hem niks. De junk heeft vreemde ogen. Ze draaien. Hij heeft een mager gezicht, lange, vette haren, dito baard. Zijn gelaat is donker........een zwakzinnige Marokkaan, vermoed ik.
Blijft alsmaar in zichzelf mompelen in het gangpad van de metro. Het kartonnen koffiebekertje, voor het bedelen, heeft hij bijna helemaal samengeknepen in zijn smoezelige vuist. Zijn kleren zijn goor. Zal hij wel uit vuilnisbakzakken gevist hebben. Alleen zijn schoenen zien er puik uit. Asics. Bij elkaar gebedeld? Voor een beetje junk zijn een paar goeie schoenen van levensbelang. .
Hij lijkt me niet het type om iemand van zijn Asics te beroven. Volgens mij is hij daar te naïef......ook te goedig voor.

Tutje Droog heeft haar tasje op het tweezitsbankje in de metro aan de raamkant gezet; zij zit aan het gangpad en leest de Telegraaf, alsof ze wil zeggen ik wil niemand naast me hebben. Het wordt drukker in de metro en alle zitplaatsen zijn bezet ook zowat alle staanplaatsen. Het tasje van tutje Droog houdt echter nog immer die ene zitplaats bezet. Niemand die haar vraagt:
‘ mag ik er even langs mevrouw, ik wil op die plaats zitten,’ terwijl dit metrostel vol zit met van dat brutale, onbeschofte schorrimorrie....zo te zien althans.

De Postcodeloterij is de enige commerciële adverteerder, die ik in de gauwigheid kan ontwaren op deze oost-westlijn van de Metro. Verder ziek ik verschillende mededelingen van het stadsbestuur op de wanden van het metrostel aangeplakt…..en: op elk station hangt een affiche, met een in het héél groot uitgevoerd gedicht of gedichtregel zoals deze:
‘de kroketten in het restaurant zijn aan de kleine kant’ 1961 Cornelis Vaandrager.
In elk metrostel hangt ook zo'n zo’n soort gedicht. Ik heb er verschillende gelezen maar alleen die hierboven heb ik onthouden……die is ook niet zo moeilijk..

Zowel in de metro als op de perrons veel graffiti. In de trein veelal lelijk uitgevoerd, te gehaast en vrijwel alles in zwart. Ronduit schofterig zijn tags die met een scherp voorwerp in de ramen van het metrostel zijn gekrast.

Met een wazig melancholieke blik staat een Nigeriaanse jongeman geleund tegen een van de palen in het metrostel. Kwetsbaar lijkt hij mij: smalle schoudertjes, angstige blik in de ogen, die voornamelijk naar de vloer gericht zijn.Zijn kleren duiden er niet op dat hij tot een bepaalde ‘gang’ hoort. Het lijkt de jas van zijn vader, de broek van de een of andere zeeman en schoenen van Bristol, die hij draagt. Heel rustig wacht hij tot hij is waar hij er uit moet. Eenzaam lijkt hij me. Na een dag van school of werk naar huis. Een overvol huis met misschien wel een dronken vader een gestresste moeder en een huis vol broertjes en zusjes. Thuisgekomen roept hij dat hij er is en kijkt hij of er een rustig plekje te vinden, is waar hij even op adem kan komen. Op de vliering van het huis, daar waar verder alle afval staat, gaat hij zitten met opgetrokken knieën……doet zijn ogen dicht en sluit zich verder af van het lawaai van beneden. Weldra is hij ingedommeld.

Daar zit ze……ook al op weg naar huis, na een ochtendje oppassen op een kind van twee jaar bij een doktersgezin. Mevrouw …..ze ìs al erg klein ….en hier, in de metro, maakt ze zich nog kleiner ……ze is al meer dan een jaar arbeidsongeschikt. Ze is bang dat kinderen ziek worden door haar nalatigheid..........als ze niet hygiënisch genoeg is. Dus poetst ze en poetst ze dat het een aard heeft. Zo erg dat ze er zelf ziek van wordt. Nu is ze weer aan het werk gegaan, ze probeert het…… therapeutisch heet dat tegenwoordig ……………het is gelukkig al wat minder met die poetsfobie maar om nou te zeggen die poetstic is helemaal verdwenen........nee.....dat nou ook weer niet......maar dat kan ook nog niet natuurlijk.

Bij metrostation Marconiplein gaan ze er allemaal tegelijk uit: tutje Droog, die met succes het plaatsje naast haar bezet heeft weten te houden; de junk, met een goed gevuld bekertje, de Turk, die net zo vies naar de junk keek maar nu lacht naar een kleuter in een kinderwagen; de vrouw met de poetsfobie, die het toch weer niet kan laten en het lege in elkaar gedrukte pakje Marlboro opraapt, dat de junk in dit metrostel achterlaat en tot slot dus de bescheiden Nigeriaan, die, iedereen, die er hier uit moet, laat voorgaan.
Ik blijf nog even zitten......ga door naar Station Spijkenisse en van daar met de bus naar Delta, voor maandelijkse controle.

woensdag 8 september 2010

Spuugklodders

Een man spuugt veel, onnodig en overal. Een vrouw heeft dat niet zo. Ze spuugt eigenlijk alleen als het nodig is en dan nog vrijwel uitsluitend in haar eigen huis. Bijvoorbeeld als ze ziek is of nadat ze haar vriendje liefdevol heeft gepijpt.
Thuis spugen mannen ‘netjes’: in hun eigen zakdoek, de wc of de wasbak. Een enkeling doet het, minder netjes, in zijn eigen tuin of nog veel minder netjes, vanaf zijn balkon in de tuin van zijn benedenburen. Vroeger werd spugen eigenlijk uitsluitend geassocieerd met oude mannetjes. Die spuwden een pittige sloot zwarte nattigheid uit van uitgekauwde pruimtabak. Tot in de vijftiger jaren hing er nog een verbodsbordje in de trams: ‘verboden te spuwen’. Natuurlijk hielden die oudjes zich daaraan. Er liep toen immers nog een controleur met gezag door de tram.

Welke weg doorloopt het speeksel of een kwakje slijm alvorens het als fluim de mond verlaat.
Er is wat ongewenst speeksel of wat slijm in de mond gekomen: dat moet daar wegwezen en gauw! Dus……worden de binnenkanten van de wangen en de lippen naar binnen gezogen en de tong wordt tegen het gehemelte gedrukt…..het speeksel schuift zo automatisch naar het puntje van de tong, voorin de mond, vlakbij de binnenkant van de lippen dus. Dan wordt diep ingeademd via de neus, de mond gaat een beetje open, het speeksel schuift wat door tot tussen de lippen. Tot slot volgt dan de stevige ademstoot waarmee het speeksel, dat zich nu nog tussen de lippen bevindt met kracht uit het lichaam wordt gestoten.

Veelspugers hier te lande kennen we als de gevierde voetbalhelden van Oranje. De een tuft meer dan de ander; de een produceert grotere klodders dan de ander.
De meestal groene fluimen van onze in oranje gehulde voetbalhelden belanden doorgaans op het eveneens groene gras……een enkele keer misschien per ongeluk op het eigen schoeisel of dat van een medespeler.
Een enkele keer wordt doelbewust de tegenstander gezocht; onvergetelijk voor de voetballiefhebber zijn de fluimen die de Nederlandse voetbalinternational Frank Rijkaard op het gezicht van Rudi Völler, de Duitse voetbalinternational liet belanden. Ware voltreffers. In 1990 was dat, tijdens het wereldkampioenschap voetbal in Italië. Nederland - Duitsland was de achtste finale. Dat heeft heel wat commotie gegeven. Beide heren werden het veld uit gestuurd. Nederland verloor trouwens met 2–1. Vele jaren later, beide heren werkten inmiddels als voetbaltrainer, werd tijdens een gezamenlijk etentje het spuugincident officieel vergeten en vergeven.
Doorgaans ledigt een speler op het voetbalveld zijn mondinhoud als hij even daarvoor flink zijn best heeft gedaan: op doel geschoten, een voorzet gegeven, langs de lijn gedribbeld, de tegenstander gedold of de bal afgepakt (al dan niet reglementair), de bal van de doellijn weggehaald, enzovoorts. Vreemd genoeg spuugt de speler die scoort nooit…………….of de speler die gewisseld wordt……….ook de keeper is trouwens een matig fluimer: hooguit voor aanvang van de wedstrijd bevochtigt hij zijn handschoenen met zijn speeksel, waarna hij krachtig in zijn handen wrijft…..dat schijnt de kleefkracht te vergroten.
Thuis, voor de tv, heb ik het eens een wedstrijdje zitten turven voor de aardigheid……..in twee maal drie kwartier heb ik iets meer dan honderd klodders voorbij zien zeilen. Goor! Er komt gelukkig niks van in mijn huiskamer terecht. Het zou toch wat zijn zeg! Het viel me trouwens op dat Nederlandse voetballers twee maal zo veel spugen als buitenlandse spelers.

Als fietser ben ik regelmatig fluimslachtoffer.....en de dader: mijn collega fietser. Hoe vaak er al niet een slijmerige groene klodder op mijn broek, op mijn jas, op mijn schoen gedumpt is……..het aller, allersmerigste is het wanneer zo’n misselijk makend stuk snotslijm (soms nog met voelbaar harde stukjes er in) bovenop mijn gezicht (wang, neus, mond, kin…) gekwakt wordt.
Natuurlijk, die andere fietser doet dat niet expres, dat snap ik ook wel, het is gewoon onuitstaanbare lompheid.
Die viezigheid komt meestal van de fietser, die zich alleen op de wereld waant. Hij fietst een paar meter vóór mij en net als ik, is hij gewoon lekker een eindje aan het rijden. Hij voelt dan, hopsa, een kloddertje naar boven komen en splash, zonder op of om te kijken, blaast de fietser zijn fluim eruit, naar links,…....…..flarp: op mijn linkerwang net onder mijn oog…………'dank je wel kloothommel………..kijk gvd toch uit man'.

Jongelui vinden het de normaalste zaak van de wereld, de vloer van dancings en buurthuizen rijkelijk te befluimen. Onlangs is in een dancing een zwaarlijvige beveiligingsmedewerker zwaar gewond geraakt toen hij er iets van zei….……….hij kreeg een zet van een discoganger en nog een….en nog een…..tot hij struikelde en viel…….toen werd hij met zijn bolle, zwarte, kale hoofd in een stevige fluimplark geduwd. De man had het geluk dat zijn tweelingbroer inmiddels gealarmeerd was, anders zou hij het naar alle waarschijnlijkheid niet hebben gered.

maandag 6 september 2010

27. De laatste dagen in Avignon (slot)

Dit is deel 27 tevens het laatste deel van de serie Avignon

De vakantie loopt ten einde. Zaterdagochtend vroeg vertrekt mijn trein naar Rotterdam. Het is nu pas donderdag maar in mijn hoofd loop ik al afscheid te nemen van iedereen. De dag is niet zo lang want ook vandaag ben ik weer de kok. Nu bij Nicole. Samen met Sharon ga ik boodschappen doen; voor de maaltijd en nog andere dingetjes die we nodig hebben voor onszelf. Winkelen heeft iets erotisch. Samen met Sharon winkelen windt me op merk ik. We lachen veel; praten veel; raken elkaar veel aan.
Ik ervaar ook erotisch contact met andere winkelende vrouwen als ik alleen winkel. Nee, niet met mannen….nou ja, toch ook wel met mannen maar heel anders, niet erotisch, meer joviaal, ouwe jongens krentenbrood, lachen, hard lachen vooral om elkaars stommiteiten.
Mijn fantasie kan soms flink op hol slaan. Ik zie een dame…...vind haar mooi…..ik laat onze blikken elkaar kruisen, …… ..glimlachen…….praten… …..over een pak Sterilcat, een soort kattenvoer, in haar winkelwagen….. ik zoek ook Sterilcat…………….. en weet niet waar het ligt in deze winkel……... soms loopt een vrouw dan met me mee naar het schap waar het ligt……soms ook niet en dan wijst ze bijvoorbeeld alleen in een bepaalde richting…..……en een andere keer krijg ik te horen dat ik dat maar moet vragen aan iemand die hier werkt. Al naar gelang de reactie van de vrouw gaat mijn fantasie aan de haal met mij en met haar. Soms praten we wat en wandelen we naar haar auto en biedt ze aan om me thuis te brengen met al die boodschappen……….soms bied ik haar dan een kopje thee of iets sterkers aan bij mij thuis…….een enkele keer heeft ze interesse in de indeling van ons huis en ……..dan komt het ook nog wel eens voor, dat, wanneer we bij mijn slaapkamer zijn aangeland, haar ogen beginnen te twinkelen. Ze gaat op de rand van mijn bed zitten…………...ik er natuurlijk naast en dan kan het haast niet anders of we doen allebei onze schoenen uit en we gaan op mijn bed trampoline springen....zo hoog als we kunnen.......hup......hup......………..….jaaah....dit speelt zich dus wel allemaal af in ´my dirty mind´.Ik heb nota bene die Sterilcat nog niet eens gevonden. De Super is een plek net als het strand: er kan geflirt en geflaneerd worden.

Sharon en ik hebben besloten vandaag procureurslapjes te maken.
Een procureurslapje, is een stukje varkensvlees, van de hals van een varken. Net zoals de schouderkarbonade, moet het langzaam garen. De slager geeft het advies om het te marineren in pezo, provencaalse kruiden, wat knoflook en de lapjes dan te grillen, op de BBQ of grillplaat; per kant drie minuten.
Ik geef er frietjes, sperciboontjes , stukjes ultra kort gekookte bloemkool en een tomaten-olijven-salade bij. De wijn bij mij is standaard de rode St.Emilion. Doet het altijd heel goed ook bij een BBQ. Helaas wel behoorlijk prijzig (ca. 10 euro).
Sharon en ik bereiden een lekker maal; er wordt alleen veel te weinig van gegeten.
De avond duurt veel te lang. Sharon, Nicole, Rachel en ik hebben elkaar heus wel wat te vertellen maar we beheersen elkaars taal gewoon nog te weinig voor wat meer diepgang in onze gesprekken. Ieder van ons heeft immers een andere moedertaal.

De vrijdag is een afbouwdag. Geleende fiets wegbrengen; foto’s ophalen; afscheidscadeautjes geven (een lambada cd voor Claude) en in die cd winkel een kusje geven aan Claude’s dochter Dominique. Voor mezelf een videoband gekocht van L’heure ou on s’embrasse. De leukste voorstelling van het festival.
Nicole, Rachel en Sharon krijgen van mij kleurrijke, kleine veelhoekige houten oorbellen.
Claude zet me op de laatste vakantieavond in Avignon een maaltijd voor met stierenvlees. Als ik haar vraag of het stierenkloten zijn, lacht ze wat mysterieus. Eerlijk gezegd lijkt het niet op kloten wat er op mijn bord ligt, tenzij ze tot moes gestampt zijn. De smaak is hoe dan ook heel goed. Na de maaltijd kijken we met zijn allen de ‘embrasse’ video. Ook Claude, Antoine en Rachel vinden hem leuk; het zijn alleen niet van die uitbundige lachers.

Zaterdagochtend vertrekt drie minuten voor acht de Thalys naar Hollande.
Ik ontbijt in de stationsrestauratie. Croissantje, knackertje, double café.
Mijn malen, knagen en slurpen stoppen abrupt als de Compagnie des jacquets jaunes (de gele jacquetten groep).......... op dit achterlijk vroege tijdstip door de stationsrestauratie komt lopen paraderen. Negen acteurs (m/v): acht dames en een heer marcheren de dodenmars. Pal achter elkaar. In kanariegeel jacquet met idem hoge hoed en mega grote flikkerstrik. Hagelwit overhemd. Uitdrukkingsloos wit geschminkte doodgravers hoofden. Lippen en oogleden zwart. Kanariegeel koffertje in de hand met gifgroene tekst ‘leuk dat u er was....en tot ziens’.Naast hen, slaat de Afrikaan, geheel gekleed in ‘t zwart, ook met jacquet, hoge hoed en grote flikkerstrik, de witte grote trom.
Origineel afscheidsgebaar naar de festivalbezoekers.

In de trein terug herken ik Tineke en haar kids; zij ging op bezoek bij haar ouders in de buurt van Avignon. Waardeloze vakantie voor haar omdat haar moeders gezondheid achteruit gaat en ze veel in het huishouden moet inspringen. Vader doet niet zo veel meer…..ook met de kinderen van Tineke onderneemt hij niks. Tineke is nu vermoeider dan drie weken terug op de heenreis. Met pijn in haar hart laat ze nu haar moeder aan haar vader over. Ze verwacht binnenkort wel weer terug te moeten voor de verzorging van haar moeder. Voor haar vader zal dan ook iets geregeld moeten worden, want die gaat geestelijk sterk achteruit. Misschien zit er wel niks anders op dan dat ze alletwee weer terug naar Nederland.......
Ze heeft, om het even over iets anders te hebben, nog wel wat acts gezien in Avignon, voornamelijk, kindervoorstellingen en daar heb ik er dit jaar toevallig niks van gezien, dus daar kan ik niet over meepraten.
Het wordt flink benauwd in de Thalyscoupé; in deze coupé mag gerookt worden.
´Als u nu niet zo veel rookt,´ zegt de snuggere Thalysmedewerkster,´wordt het ook niet zo benauwd.´
Zij kijkt er verbaasd van op als ik haar zeg, dat de reizigers uit de coupé waar niet gerookt mag worden, hier komen paffen…………………....tsja, nogal logisch dat het hier dan benauwd wordt, zeg.

Mia, de grappige, Amsterdamse, net gescheiden schooljuf, met wie ik het zo gezellig had op de heenreis……….die Mia, ja…..zou ook na drie weken, op dezelfde dag als ik, terug naar huis gaan. Jammer dat ik haar niet zie in deze trein. We hebben elkaars adressen. Het streelt me nog steeds, dat ze dacht, dat ik een jaar of veertig was, terwijl ik zowat zestig ben.

De taxichauffeuse, die me van station Rotterdam Centraal naar huis in Delfshaven rijdt, luistert met interesse naar enkele van mijn ervaringen. Ze begrijpt uit mijn relaas, dat Avignon, gedurende het festival, een groot gekkenhuis is. Niks voor haar, althans op dit moment, oordeelt ze. Veel te druk. Ze werkte ruim vijfentwintig jaar in Delta, dat vroeger bekend stond, als het Rotterdamse gekkenhuis. Die druk kon ze niet meer aan en ze nam haar ontslag. Nu rijdt ze sinds drie maanden op de taxi. Bevalt haar prima.

zaterdag 4 september 2010

26. Ontmoetingen en afscheid in Avignon

Dit is deel 26 van de serie Avignon

Terug van Franse les ontwaar ik ‘thuis’ een droevige Claude: een oude man, Charles, die zij eens per week opzoekt, gewoon om er even voor hem te zijn, blijkt in de loop van de nacht te zijn overleden, 88 is hij geworden. Claude treft hem als eerste aan. Ze heeft de man de laatste vijf jaar bezocht. Als iemand, die je vijf jaar lang elke week een keer ontmoet overlijdt, dan kan ik me voorstellen dat het een schok is. Het doet haar vooral denken aan de dood van haar vader. Haar vader pleegde zelfmoord. Hij was partijbons van de communistische partij van Frankrijk. Kort na de val van het communisme in het Oostblok (rond 1990) raakt de man erg verbitterd, zo zeer zelfs dat hij zich in een ravijn stort. Einde vader Claude. Zonder enig bericht aan vrouw of kinderen. Claude is daar nog niet overheen, als ze er überhaupt ooit overheen komt. Nu bij het overlijden van haar oude ‘Charles’ komt dat allemaal weer boven.

Aan het begin van de middag bezoek ik de voorstelling ‘Le syndrome des carrefours’. Het verrassendst is het begin van de voorstelling. De acteur zit in de zaal en begint tegen de toeschouwers te foeteren.
‘Er zijn te weinig toeschouwers in de zaal om de voorstelling te kunnen laten doorgaan.’.Tijdens zijn gemopper, staat hij op, maakt en passant wat opmerkingen over de vijf aanwezige toeschouwers in de zaal en gaat zich langzaam omkleden ter voorbereiding van zijn act. De acteur vertelt dan verhalen over zijn ontmoetingen met verschillende mensen :van een moeder met twaalf kinderen tot een eeuwige reservespeler bij het betaalde voetbal.

Om 18.00 uur bezoek ik het stuk l’amour au travail.(ned.: Liefde op het werk). Waarvan de titel al genoeg zegt. Ook hier toevallig de scène waarbij een actrice komt melden dat de voorstelling niet kan doorgaan. Wegens te weinig belangstelling. Dat is absoluut niet van toepassing, want deze zaal is uitverkocht. Een van de toeschouwers pikt dat niet en probeert de actrice te verleiden om toch te gaan spelen. De actrice laat zich inderdaad verleiden ……echter niet tot toneel spelen maar tot een potje neuken met die toeschouwer….. …..en dat nog wel op het podium….!
Het stuk gaat uiteindelijk toch van start. Een van de scènes is een gesprek op een boekhoudafdeling over relaties en seks. De mannen en vrouwen laten hun woorden vergezeld gaan van 'in de handen wrijven'. Het 'in de handen wrijven' gaat gepaard met het kijken naar het geslachtsorgaan van de ander en suggereert het strelen daarvan. Dus tijdens het praten en het 'in de handen wrijven' komt de gesprekspartner lekker klaar.

Op het terrasje waar ik, na de opwindende voorstelling, even mijn dorst ga lessen ontmoet ik Amanda, de sprankelende (55-jarige?) Spaanse dame. Zij zit aan een tafeltje naast me. Ik drink bier; zij drinkt witte wijn. We raken aan de praat. Beiden zijn in afwachting van een voorstelling. Ik van ‘La Duchesse’, waar zij heen gaat weet ik niet. Ze is hier net als ik, op vakantie en vertelt me, dat ze in het Carmelitessenklooster verblijft…….een aanrader voor mij voor een volgende keer zegt ze. Zij heeft er een heel mooie kamer. Brutaalweg zeg ik, dat ik de kamer na de voorstelling wel even kom bekijken. Amanda kijkt verrast op en zegt:
‘Goed, je bent om tien uur welkom.’
Goed, ze heeft niet meer die prille frisheid van een jonge deerne. Haar oogopslag echter is vrolijk en energiek. Amanda’s huid is verzorgd en vrijwel rimpelloos. Ze heeft een figuur waar menig jongere vrouw jaloers op zal zijn.

Om 10 uur ’s avonds bel ik bij Amanda aan. De fles wijn die ik had meegenomen is binnen het uur leeg en hààr flesje wijn wordt zo mogelijk nog sneller geledigd. Met die twee flesjes zitten we aan onze taks. We besluiten over te schakelen op frisdrank. Buiten is het nog steeds ver boven de twintig graden, hier in de kamer van Amanda is koeler….heel goed uit te houden. We hebben samen een lekker ontspannen sfeertje opgebouwd. Zij straalt rust uit en het is een genot om met haar een gesprek te voeren over bijvoorbeeld theater, politiek en opvoeding. Amanda is geïnteresseerd en betrokken; ze weet er ook wat vanaf; ze kan luisteren…….een intelligente vrouw.
We hebben nogal wat gemeenschappelijk interesses. Zo is zij ook een fan van choreografe Pina Bausch en Brecht is ook in haar ogen een grootheid. Het kan haast niet anders als je Brecht bewondert ben je socialist….dat klopt dan ook, hoewel, zegt Amanda: ‘Ik voel me eigenlijk meer communist.’ Ik vertel haar het treurige relaas van de vader van Claude. Ze is er duidelijk door geraakt.
Een avondje is voor ons duidelijk niet genoeg. We hebben elkaar zoveel te vertellen. Dit jaar kunnen we niks meer afspreken. Allebei vertrekken we zeer binnenkort naar huis. We nemen hartelijk afscheid van elkaar, in de hoop, dat we elkaar in een volgende editie van het festival, nog eens zullen ontmoeten.
‘O ja ,’ lacht Amanda op de valreep nog,’ ik ben je nog helemaal vergeten te vertellen, dat ik ook helemaal dol ben op Johan Cruijff……. maar daar hebben we het de volgende keer dan wel weer over.’

vrijdag 3 september 2010

25. Heather, de vreemdeling in Avignon

Dit is deel 25 van de serie Avignon

Ik heb echt het verlangen om ‘that lovely American bitch Heather’ eens lekker te neuken. Ik zeg dat nogal cru omdat ik geen flauw idee heb hoe ik liefdevol en teder met haar zou kunnen vrijen. Dat heb ik nou weer wel met Rachel. Ik denk dat Rachel en ik makkelijk 2 a 3 uur lekker met elkaar kunnen spelen, strelen, likken, een uurtje zomaar lekker bij elkaar liggen.
Nee, dat zie ik me niet met Heather doen. Dat is heftig en fel zoenen gelijk; kleren uitrukken; hard en fel strelen. Binnen de 3 minuten zit mijn staalharde penis in haar doornatte kut en we komen binnen 2 minuten allebei klaar en vervolgens schiet zij gelijk weer in de kleren. Ze aait me over mij hoofd en zegt: ‘nou Jos dat was weer zwaar kut’ en ze laat me totaal ontredderd achter. Tot ziens, jongen.
Heather is een vrouw voor vijf waanzinnig ruige minuten; tsja, en Rachel,…….daar heb je een hele avond lol aan.

Eerst ga ik nog met de onuitsprekelijk onappetijtelijke maar uitermate vriendelijke Nicole naar l’Etranger’ van Albert Camus. In het kader van Franse les. Zelden zo’n slechte acteur gezien. Hij heeft zich echt vertild aan het stuk. Hij heeft enorm zijn best gedaan om er wat van te maken, dat wel, maar het was overkill. Nicole dacht er net zo over.

Lekker lunchen op een pleintje in de buurt.
Vanmiddag geen zin in theater, na die slechte act van vanochtend. Ga voor de verandering eens fietsen.

Ik heb niet gepland maar ik kom tot mijn verrassing langs het ‘Hopital Henri Dufault’, daar lag ik in 1997 drie weken. Ik werd op mijn fiets aangereden door een Franse automobiliste…ze reed 130 km per uur ……werd naderhand vastgesteld. Alle boodschappen die ik net had gekocht bij een supermarktje tot pap gereden. Naast vele wonden en kneuzingen had ik een hersenschudding en een gebroken rug. Drie weken ziekenhuis werd het in plaats van drie weken theatervakantie.
En nu sta ik weer voor dat ziekenhuis. Best een mooie groene omgeving en veel groter dan ik me voor had gesteld. Ik had al die tijd alleen maar door een raampje naar buiten kunnen kijken. Ik kwam er met de ambulance in en de ambulance bracht me ook weer naar Nederland, Rotterdam, Franciscus Ziekenhuis. Ik heb trouwens nergens last meer van. Ongelooflijk maar waar.

’s Avonds laat is dan nog de voorstelling van de Duitse groep. De acteurs ontmoette ik in het zwembad. Zij spelen de voorstelling Faust I. Het is verbazingwekkend vol. Temeer daar de poppige, lenige actrice me vertelde dat het slecht loopt. Dat de Fransen geen zin hebben in Duits. De voorstelling is leuk; een deel wordt met marionetten gespeeld en er is een beknopte Franse vertaling. Maar gottegottegot wat is het heet in die tent….niet uit te houden…... en de voorstelling duurt maar liefst 2,5 uur. Het is puur afzien.

Hoe zou het met Heather zijn? Ik ben zo verhit geraakt door de voorstelling, dat ik zonder aarzelen richting Heathers huis fietst. Haar hospita is niet thuis, want ze vraagt zelf:
’Wie is daar?’
‘Raad eens?’ zeg ik.
‘Hallo Jee, kom binnen,’ en ze drukt tegelijk de automatische sluiting van het tuinhek open……en in feite verloopt de ontmoeting precies zo als ik aan het begin van dit stukje schrijf. Met dat verschil dan op het eind niet zij maar ik wegga.
‘Je moet nu maar weer eens oprotten, Jee,’ lacht Heather.

donderdag 2 september 2010

Een dag per jaar (4) Coricia

Nee, dank je wel, even geen doorligwonden meer voor mij en zeker niet samen met een travestiet in opleiding de wijk in. Mijn voorkeur voor deze dag is iets niet te heftigs doen in verpleeghuis ‘Bessola’ bij mij in de buurt.

Ik ga eerst mee met Coricia. Een kreng van wijf. Ze is verzorgster hier. Ze klopt op de deur van een kamer en stuift gelijk naar binnen. Ik volg haar, zij doet de vaat….ze zet mij aan de afdroog. Het zijn maar piepkleine afwasjes. Coricia haalt het bed af, maakt het weer op en verzamelt de vuile was: voornamelijk handdoeken, washandjes, theedoeken, laken, sloop, slipjes, kousen en nachtpon. In de ene kamer is de rotzooi groter dan in de andere.

Hier valt het mee, maar in de volgende liggen kranten en tijdschriften naast het bed van meneer. Niet netjes op een stapeltje maar alsof er mee gevoetbald is: alles door de kamer getrapt. Chipszakken zijn opengemaakt, half opgegeten en vervolgens opengescheurd op de salontafel neergegooid; een deel van de inhoud ligt er naast. Drie flesjes bier zijn aangebroken, een is er omgevallen, de pils is nu een kleverige vlek, zowel op de tafel als op het zeil; van de twee andere flesjes is de een half leeg en de ander halfvol; die staan dus te verschralen.
Coricia, hooguit 1,60 m. hoog, zet de stem op van de autoritaire gevreesde hoofonderwijzeres en buldert:
‘ Meneer Koekoek, u heeft er weer een vreselijke bende van gemaakt?’
‘Kom nu onmiddellijk uw bed uit, meneer Koekoek, en een beetje gauw!’
‘Nee, nee, ik ben nog zo moe, Coricia,’ zegt Koekoek, die in zijn donkergroene pyjama met zijn rug naar ons toe ligt, ‘ik kan niet uit bed.’
‘Als u zo veel troep kunt maken, meneer Koekoek, kunt u ook uw bed uitkomen op te ruimen. Gauw!’ en om haar woorden kracht bij te zetten stampt met een eettafelstoel hard op de grond. Als ze dit doet, kijkt ze me lachend aan. Ze jaagt hem alleen maar een beetje op stang, wil ze zeggen, hij kan immers toch zijn bed niet uitkomen.
‘Nee, Caricia, nee,’ koekoekt hij.
Terwijl Caricia raast en tiert maken we gezamelijk de kamer aan kant.

Op weg naar de volgende kamer, vertelt Coricia me dat meneer koekoek, hoogleraar economie aan de Erasmus Universiteit was. Hij is nu 97; het laatste halfjaar gaat het ineens snel bergafwaarts met hem…..........lichamelijk .....maar vooral geestelijk.
‘Kan je hem niet met een klein beetje meer respect behandelen….ik vind dat je behoorlijk grof doet tegen hem,’ zeg ik.
‘Hij vindt het juist leuk, dat hij op zijn donder krijgt van mij,’ zegt Coricia.
‘Ik geloof er helemaal niks van. Ik vind het beneden alle peil wat je doet.
Ik zou niet willen dat mijn vader zo bejegend zou worden. Trouwens zou jij willen dat een verzorgster zo om zou gaan met jou vader?'
'Meneer Koekkoek is niet jouw of mijn vader. Ik werk nu ruim zeven jaar bij hem. Nog nooit heeft hij over me geklaagd. Dus waarom zou ik me anders gaan gedragen. Blijkbaar vindt hij het okee,' aldus een gepikeerde Coricia.

We lopen in rap tempo ‘klop,klop’ de kamer van mevrouw Beumer-Goedhart in. Daar zit een vrouw van tegen de tachtig op een kunststofstoel. Geheel ontkleed, ze wordt gewassen….…..
'Goedemorgen' zegt Coricia, zowel mevrouw als verzorgende staan perplex door de entree van Coricia en mij, die natuurlijk bijzonder ongelegen komt. Maar Coricia is al spulletjes aan het verzamelen voor de was en de vaat, ondertussen haalt ze een doekje over de tafel, gooit wat snoeppapiertjes in de afvalbak, zet wat frutseltjes op hun plaats en mij aan de afwas.
Leuk type die Coricia……….hoop dat ik er te zijner tijd, als kwetsbaar oudje, nooit zo'n muts zal treffen.

woensdag 1 september 2010

Een dag per jaar (3) Roman

Op naar mevrouw Doelpaal. De naam zegt het al: wederom een Surinaamse.
Romana is erg populair en geniet veel vertrouwen van haar cliënten.
Zij heeft een sleutel van het huis van mevrouw Doelpaal. We zouden gelijk bij mevrouw naar binnen kunnen lopen. Wel eerst even aanbellen, zodat ze niet van ons schrikt. Ik herken mevrouw Doelpaal meteen…………mijn oude overbuurvrouw van zo’n twintig jaar geleden. De moeder van een gezin met vijf kinderen. Af en toe komt er een blanke man op bezoek, die ook nog wel eens met de kinderen, de twee kleinsten, op stap gaat. Niet met Harold van 18, die gaat zijn eigen gang. Vriendelijke goser, zo te zien, dan. In onze straat zien we hem nooit met vrienden……altijd in z’n dooie eentje. Hij loopt de straat uit; gaat de brug over en pakt daar de bus naar een onbekende bestemming. Buurjongen Jantje Gouderling wordt vermoord, grote consternatie in de buurt. Mes in zijn rug. Geen brave hoor, die Jantje……….een klein laf crimineeltje zogezegd…..….geen drugs of zo…….maar gewoon krakies zetten……….makkelijke slachtoffers overvallen…….…..eenmanszaken………..vrouwen alleen (in het donker)………. Harold steekt hem neer. Jan heeft een grote mond tegen hem en dat pikt Harold niet.
‘Hé, mevrouw Doelpaal,’ zeg ik, ’hoe gaat het met u, ik woonde tien jaar lang tegenover u, kent u me niet meer? Hoe is nu het met Harold?’
‘Harold?’ vraagt mevrouw.
‘Ja, Harold,’ zeg ik, ‘uw zoon, die Jantje Gouderling vermoordde, op de hoek van onze straat, een jaar of twintig terug.’
‘Ik weet echt niet wat u bedoelt, hoor,’ zegt ze vriendelijk lachend.
Of ze is vergeetachtig of (en dat kan ik me dondersgoed voorstellen) ze wil het niet meer weten. Ik zwijg er verder maar over.
Romana vraagt of ik het verband wil afknippen, de leukoplast wil aangeven en de steunkousen wil pakken. Zijn stem is voor een vrouw toch wel erg laag. De stoppels op Romana’s gezicht, vooral die op haar lip, zijn behoorlijk gegroeid in de loop van de dag.
‘Dag meneer, dag Romana.’ Mevrouw Doelpaal zwaait ons vrolijk uit.
We rijden naar de laatste klant, die woont behoorlijk ver uit de buurt.
Als ik, zittend naast Romana in de auto, naar haar kijk, valt het me op dat ze een wel erg geprononceerde adamsappel heeft; een lichaamsdeel dat bij Eva’s atijd ontbreekt.
‘We zijn een beetje later bij deze mevrouw Jonders dan afgesproken, zegt Romana, ze zal wel boos zijn.' Het is precies zoals Romana zegt. Ze laat ons niet meer binnen; ze heeft nu geen tijd meer; ze moet nu de deur uit, naar een concert.’’
Romana is nauwelijks ontdaan.
‘Oh, maar, mevrouw Jonders, dan gaan we er toch gewoon weer vandoor…......ik zie u volgende week wel weer he, daaaag mevrouw Jonders,’ zingt Romana op zijn bekende flikkerachtige wijze.
We zijn klaar voor vandaag.
In de auto excuseer ik me voor het feit dat een paar keer ‘hem’ gezegd heb over hem in plaats van haar.
‘Dat doe ik niet om je te pesten, hoor, ik zeg instinctief ‘hij’ en ‘hem’ als ik het over jou heb, omdat ik je alleen maar als man kan zien.’
Romana reageert niet op wat ik zeg…….bedankt me voor mijn hulp en……..’ wie weet tot ziens’. Ik stap uit zijn auto en wandel naar het metrostation. Hij rijdt plankgas richting wijkpost.
‘Die wil wel heel graag vrouw zijn,’ zeg ik in mezelf.
Met zijn lippenstift, oorbellen, kunstwimpers, eyeliner, oogschaduw, zijn behaatje voor beginnende borstjes, een jurkje over zijn strakke spijkerbroek en zijn stiletto’s, voegt hij een behoorlijke portie vrouwelijkheid aan zijn uiterlijk toe. Toch blijft hij met zijn zware stem, adamsappel, baardgroei en fiere bobbel in zijn broek, onmiskenbaar een man. Een Roman.
De volgende dag al krijg een ik een mail van de teamleidster van Romana.
Zij meldt mij Romana’s boosheid en verdriet over mijn gedrag van gisteren. Ten eerste trek ik haar vrouwelijkheid in twijfel en ten tweede heb ik een van haar cliënten op grove wijze in verlegenheid gebracht door een vervelend voorval uit het verleden op te rakelen.
Ik zal het nooit meer doen.

wordt vervolgd