vrijdag 17 september 2010

Buur Karel (1) gaat op stap

Zijn leven moet in Korea volledig in de war zijn geschopt. Eind 1950 - 1953. Karel is dan drieëntwintig jaar en dienstplichtig militair als de Korea-oorlog uitbreekt. Hij is een van de 5000 Nederlandse soldaten die naar Korea gestuurd worden. Nederland is bondgenoot van Amerika en Zuid Korea; het communistische Noord-Korea dat hard bezig is Zuid Korea te veroveren moet worden gestopt en teruggedrongen. In oktober 1954 keert het détachement terug naar Nederland. Honderddrieëntwintig Nederlandse militairen dood. Ruim duizend soldaten licht tot zwaar gewonden. Karel mankeert lichamelijks niks…….psychisch, daar kijken ze in die tijd nog niet naar.

Zestien jaar later in 1970, ben ik twintig jaar en is Karel 43 jaar oud. We zijn dan buren. Karel is mijn benedenbuurman op het Zwaanshals in Rotterdam. Een rustige, beetje vreemde vrijgezel, heel veel alleen, behalve in de kroeg. Hij is 1.85 m lang en weegt 145 kilo. Veel te zwaar dus. Niet dat hij zo veel eet…..dat valt wel mee maar drinken.......….ongelooflijk, wat een mens toch een dorst kan hebben. Overduidelijk hoopt hij in mij een zuipvriendje als buur te hebben gekregen. Er gaat geen dag voorbij of hij nodigt mij uit:
‘Pilsie Jee?’ Eéns per week zeg ik:
‘ja graag Karel’
heel soms zeg ik twéé keer per week:
‘lekker, Karel’
maar dan moet ik het wel heel erg slecht naar mijn zin hebben, hetzij op mijn werk hetzij met mijn vrouw…….ja, mijn vrouw, ik ben al jong getrouwd…….Carola is 22, ik ben 20 jaar……6 april 1970; onze trouwdag.
Karel woont één hoog vóór; wij twéé hoog vóór.
Wat er met Karel in die oorlog en de jaren daarna precies is voorgevallen, weet ik niet. Hij vertelt er ook niks over. Korea is taboe als gespreksonderwerp...... eigenlijk alle verleden is taboe. Hij is dus te zwaar als ik hem leer kennen………en alcoholist. Drinkt, alleen èn eenzaam tussen anderen stamgasten in de kroeg of zittend voor zijn raam en staart het Zwaanshals op. Hij kijkt me nooit aan als hij me wat vraagt of zegt. Peutert bij elk gesprekje met een nagel tussen zijn tanden; zijn elleboog wijst dan schuin omhoog.
Zolang ik hem ken heeft hij geen vast werk gehad. Zo af en toe gaat hij naar het Centraal Station, verzamelplek voor werkzoekenden; daar laat hij zich met een stel anderen door een koppelbaas oppikken en in een personenbusje vervoeren naar de Botlek om te classificeren. Zwart werk. Het goorste, ongezondste, gevaarlijkste werk dat er bestaat: het schoonmaken van binnenruimtes en –wanden van schepen; het betaalt goed. Classificeren is alleen geen vaste inkomstenbron.
Mij is niet duidelijk geworden of hij een uitkering heeft. Ik vermoed haast van wel: een soort arbeidsongeschiktheidsuitkering…….ik kan me moeilijk voorstellen, dat Karel altijd al zo geweest is. Er móéten daar dingen gebeurd zijn die hij niet heeft kunnen verwerken.
De laatste vrijdag van de maand gaat hij naar de kapper en gelijk door naar het badhuis; dan komt hij naar huis. Neuriet vrolijk klinkende melodietjes. Trekt mooie kleren aan: een hagelwit overhemd, een fraaie stropdas, vaak de rooie, zijn donkerblauwe kostuum en de glimmend gepoetste zwarte schoenen. Hij opent flesjes, potjes, blikjes met lekkere luchtjes en verwent zijn lijf daarmee. Onze trap ruikt naar ‘Karel gaat op stap’ ………de bel gaat.....staat een taxi voor…..……en nog eens belt de ongeduldige taxichauffeur……..zijn wagen houdt het overige verkeer op in het smalle Zwaanshals.
‘Ja, rustig maar, ik kom er al aan.’
Karel heeft me eens verklapt, dat hij een aardige vrouw kent op Zuid……….nee, nee, nee, ze is geen hoertje………..niet echt dan........……en okay, ze doet het ook weer niet voor niks……..ze neemt gewoon de tijd voor je ……..……niet vlug-vlug…………..ze luistert …………..is liever en nog goedkoper ook.


Wordt vervolgd

Geen opmerkingen:

Een reactie posten