donderdag 31 maart 2022

VAAG IN DE VERTE

Wanneer ik naar foto’s uit mijn puberteit kijk, zie ik iemand die alleen heel vaag in de verte iets met mezelf te maken heeft. Als veertien jarige slungel sta ik in de tuin van mijn ouders. Ik heb een bril op met een zwaar donker montuur. Op mijn arm draag ik mijn tien jaar jongere broertje. Hij heeft witte beentjes en een kort pofbroekje aan. Wie de fotograaf is zou ik niet meer weten. Ik lach in ieder geval schaapachtig in zijn richting. Mijn stevige donkerblonde haar, met mooie slagen heb ik achterover gekamd. Een puistenkop ben ik dan. In die tijd liep ik de deur van de huidarts plat. Nu valt het me op die foto ook pas goed op wat een smalle schouders ik eigenlijk heb.

Tot mijn vijftiende sta ik vrijwel altijd met kort haar op de foto. Lang haar is bij ons op school verboden. Sikken en snorren ook maar die heb ik nog niet. Ik laat mijn haar soms wel eens wat langer groeien. Niet alleen ik, natuurlijk. Ook andere leerlingen. Als het haar te lang wordt moet je bij de directeur komen. Die stuurt je dan naar de kapper.

Op mijn zestiende begin ik redelijk ‘op te drogen’. Ik heb dan niet alleen lang krullend haar, tot op mijn schouders, maar ook een mooie donkerblonde sik en dito bakkenbaarden. Ik heb wel een snor geprobeerd maar als ik mezelf dan met snor in de spiegel zie moet ik gelijk heel hard lachen. Daar ben ik dus maar niet aan begonnen. Kleine ogen heb ik en een bril is niet meer nodig. Dat scheelt ook, want zonder bril zie ik er een stuk leuker uit. 

Ik sta op de foto met Elsje Pastoors van de MMS. Leuk, fijn gezichtje, beetje lipstick, sjaaltje, blauw mantelpakje, witte lage hakjes. Op die foto is niet te zien of ze nou wel of geen nylons aan heeft. Deze foto is gemaakt op  een tuttige soosavond voor derdeklassers.  Een rigide jazz-combo zorgt voor de ‘muziek’, weet ik nog; de band staat niet op de foto. Beatbands zijn dan nog niet welkom op onze school. Wij kijken elkaar op die foto lachend aan. Elsje is een vrolijke, slimme, sportieve meid. Ze zit op softbal. Daar is ze is catcher in haar zevental.  Die avond praten we gezellig met elkaar over koetjes en kalfjes.

Op de muziek van het nummer ‘Summertime’ hebben Elsje en ik lekker staan slijpen. We zoenden later ook nog even voorzichtig. Maar daar is geen foto van. ‘Tongen’ heb ik dan nog nooit van gehoord. Ik weet op dat moment ook nog niet, dat zij smoorverliefd is op Harrie, een klasgenoot van mij. Die twee vinden elkaar al heel snel. Jammer, maar helaas. Ik draag die avond, zoals eigenlijk elke avond,  mijn geliefde Wrangler spijkerbroek. Als ik die broek uittrek blijven de broekspijpen in exact dezelfde vorm van mijn benen staan. Verder draag een zwart t-shirtje en … mijn favoriete donkerbruine suède jasje, van de rommelmarkt: beetje oud; beetje slonzig maar toch sexy. Vanaf mijn zestiende ben ik lange tijd erg tevreden met mezelf geweest.

Heel vaag in de verte zie ik in die foto’s iets, dat met mijn huidige zelf te maken heeft. De bril. De kleine oogjes. Het  kleine neusje, toen nog niet zo rood als nu. De smalle schouders. Mijn voorhoofd, dat al heel vroeg gerimpeld is. Kleding van de rommelmarkt.

Lang haar is voorbij. Totaal grijs en kaal ben ik nu.

woensdag 30 maart 2022

SMALL TALKS

Mijn eerste activiteit vandaag is: naar de fitnessclub. Er is weer een lid bijgekomen. Een vrouw. Ellie. De fitnessclub bestaat nu uit vier vrouwen en één man. Ik dus. Waar ik ook bij ga, overal zijn mannen ver in de minderheid. De jokerclub: 11 vrouwen en ik. De wandelclub: 9 vrouwen en twee mannen: Bart en ik. Het koor: 31 vrouwen en ook hier maar twee mannen: Frans en ik. Bij Klup, een organisatie voor alleengaanden, waar leden zelf activiteiten organiseren, is de man/vrouw verdeling al niet anders: de verhouding op een bootreisje onlangs was: 17 vrouwen en twee mannen.

Hoe zou dat nou komen? Waarom komen die mannen niet lekker meezingen, meelopen, mee kaarten,  mee fitnessen en mee varen. Oké, niet aan èlke vrouw hoeft een màn vast te zitten, natuurlijk. Sommige vrouwen zijn verstokte vrijgezellen. Er zullen vrouwen zijn wier partner overleden is. Mannen overlijden nu eenmaal  op jongere leeftijd dan vrouwen. Vooral in de seniorencategorie is er sprake van een aanmerkelijk vrouwenoverschot. Door een echtscheiding kan een vrouw ook alleen komen te staan.  Desondanks verklaart dat nog niet de grote absentie van mannen bij de genoemde bezigheden. Wat voeren die kerels uit als de vrouwen aan de wandel zijn?

Dóén ze überhaupt wel wat? Slaakt hij misschien een zucht van verlichting, omdat hij dan eindelijk eens even helemaal alleen is en dingen kan doen waar zijn vrouw of vriendin niks van hoeft te weten? Een cd van Bob Dylan of de Rolling Stones afspelen. Meebrullen, zo hard als het maar kan. Onderuitgezakt op de bank, de voeten op de salontafel en kijken naar de 99e herhaling op tv van de WK-voetbalfinale 1974. Jezelf trakteren op een extra borreltje. Met een minnares een bioscoopje pikken . Of, nu je toch alleen bent, trek je je eens lekker af op een pikante video of foto van een fijne pornosite.

Zo extréém is natuurlijk niet persé nodig, want de man kan ook gewoon een kruiswoordpuzzel oplossen. Met een vriend gaan biljarten, fietsen of dammen. Huishoudelijke klusjes doen: stofzuigen, ramen zemen enzo ... daar zouden de dames zeer zeker mee in hun sas zijn.

Maar het is absoluut niet zo dat vrouwen het leuk vinden, die schaarste aan mannen. Integendeel: ze vinden het juist jammer dat mannen geen storm lopen voor die activiteiten. Dat komt ongetwijfeld door het verschil in waardering  voor small talks. Small talks, dat zijn de pretentieloze gesprekjes die je zo hebt met elkaar. ‘Praten over koetjes en kalfjes’, wordt dat ook wel genoemd. Vrouwen zijn daar dol op. Mannen niet zo. Ze kùnnen het ook niet zo goed. Ik ook niet, eerlijk gezegd.

Inmiddels zijn die twee mannen in de groep er wel aan gewend. Het gebabbel van de dames is eindeloos.

dinsdag 29 maart 2022

KOUD

Het is toch lente? Zomertijd??  Tja, misschien ligt het wel aan mij maar ik vind het vandaag echt koud.  Ik ga vanmorgen om een uur of tien naar buiten;  t-shirtje aan,  hoody  er overheen. Nou, ik weet niet, hoe snel ik weer terug naar huis moet, om wat warmers aan te trekken. Hoody uit, dikke trui aan en de winterjas weer uit de mottenballen.  Ik heb niet zo veel tijd, anders zou ik mijn thermo-ondergoed  er ook nog bij aantrekken. Een echte koukleum ben ik.

Ik ga naar het buurthuis voor mijn vrijwilligerswerk. Conversatie doe ik. Ik praat dan een uur lang met immigranten, die de Nederlandse taal al een klein beetje machtig zijn. Deze morgen praat ik met Andrez, een Chileen, die al tien jaar in Nederland woont. We kunnen best al lekker met elkaar babbelen. Het leuke van Andrez is dat hij zelf ook vrijwilliger is in dat buurthuis. Hij geeft één ochtend per week Spaanse les. Doet hij al jaren trouwens.

Ik vertel hem over de theater-dialoog, die ik afgelopen zondag zag. Over die twee allochtonen, die, na een verblijf van tientallen jaren in Rotterdam,  heimwee hebben naar hun vaderland. Terug willen ze. Tot ze zich realiseren dat hun familie, vrienden en kennissen in Nederland wonen. Wie kènt hen daar nog? Wie kennen zij nog? Die zijn op de vingers van een hand te tellen. Dus zetten ze die terugkeer maar uit hun hoofd. Heel herkenbaar ook voor Andrez, die scène. Voor hem speelt niet alleen het ontbreken van een sociaal vangnet in Chili mee maar wat hij ook zal missen zijn de goede sociale voorzieningen van hier. Zo’n uurtje conversatie met Andrez vliegt voorbij. Over de crimineel Poetin, de toeslagenaffaire, voetbal, mooie fietsroutes; over dat soort dingen en nog meer praten we zoal.

Deze middag ga ik naar bioscoop LantarenVenster. Daar draait een Japanse film ‘Drive my car’. Heeft goede recensies en hij ìs ook echt goed! Ik verklap er niks over. Ga kijken!  ’s Middags is het nog steeds koud. En toch ga ik op de fiets naar de bios. In mijn winterse uitdossing inclusief ijsmuts en mijn allerwarmste handschoenen.

LantarenVenster is op de Kop van Zuid. Pal naast Katendrecht en toevallig was ik daar gisterenmiddag ook al. Met Petra’s wandelclub.  Het is heerlijk om daar rond te lopen in een van de mooiste wijken van de wereld. Een Rotterdamse prachtwijk. Gelukkig was het gisteren niet zo koud als vandaag. De wandelkluppers drinken op het terras van de s.s. Rotterdam ieder hun favoriete drankje.  Dat doen we altijd zo halverwege de wandeling.

We komen, daar op het terras,  te praten over ons stookgedrag en de huidige hoge energieprijzen. ‘Nou, wel of geen hoge gasprijs’ zegt een van de wandelaars, ‘ik ga niet in de kou zitten, Ik zet de thermostaat gewoon op tweeëntwintig graden.’  ‘Ben je zo rijk dan?’ vraag ik. ’Dat niet, maar ik wil het gewoon warm hebben.’

Dan vertel ik, dat ik bezuinig op gas, sinds de prijs stijgt. Nooit ‘stook’ ik meer dan achttien graden. Ik lees een boek, een krant of kijk tv,  met thermosondergoed, een voetenwarmer, een dekentje over mijn benen,  handschoenen soms aan en een dik wollen vest (met de capuchon over mijn hoofd).

Als ik bezoek heb  staat de thermostaat natuurlijk gewoon op tweeëntwintig graden. Ik ga niet voor lul zitten!

‘Maak eens een selfie voor ons?,’ vraagt Petra.

maandag 28 maart 2022

PODIUM OUWE ROTTEN

 Zondag was ik in theater de Banier. Podium Ouwe Rotten presenteerde daar een revue met als thema ‘Heimwee’. Het is een show met: video, dans, zang, verhalen en gedichten, toneeldialogen en ballet. Het zaaltje zit vol oudjes.  Op zo’n grote toeloop heeft de organisatie niet gerekend.  Er zijn helaas te weinig welkomstdrankjes.

Het programma begint met twee ‘niet meer zo frisse, maar wel erg leuke’ zangeressen, met  vrolijke meezingers op het repertoire, zoals: ‘Toen was geluk heel gewoon’ , ‘Daar in dat kleine café aan de haven’ en ‘Op een mooie Pinksterdag.’ Het publiek brult de liedjes gezellig mee. De stemming zit er goed in.

Dichter Hennie leest voor uit eigen werk. Al jarenlang schrijft hij korte gedichten. Hij maakt het zich niet makkelijk. Elk gedicht, een zogenaamd elfje, moet bestaan uit vijf regels en elf woorden. Elke dag schrijft hij zo’n gedichtje.

lente

de zon

het is vrijdag

morgen naar het bos

eindelijk

--------------

lijnen

gaat met

ups en downs

ik laat het lekker

golven

Leuke elfjes maar vraag me niet wat ze met heimwee te maken hebben. Toch applaudisseert het  publiek dolenthousiast. Ik klap ook maar mee maar ergens klopt niet, vind ik.

 Na Hennie treedt een wat oudere Kaapverdiaanse zangeres op. Ze is een rasechte Rotterdamse geworden. Amalia, want zo heet ze, brengt met haar heerlijke stem,  de bekende zeventiger jaren hit ‘Hey mal yo’ (Luisteren op You Tube!). Nostalgisch zingt ze over naar haar fijne jeugd in Kaap Verde. In Rotterdam wordt ze, na twee jammerlijke echtscheidingen, gelukkig met Victor Hortsen, de bekende accordeonist. Hij is haar grote liefde. Op veertien augustus 2021, vierentachtig jaar oud, overlijdt Victor plotseling. Corona!  

Een video volgt dan. Een ballerina op leeftijd, met het figuurtje van een jonge meid, laat zich in haar bewegingen inspireren door straatgeluiden, die haar oefenruimte binnendringen.  Héél fijntjes. Krijgt ook terecht de handen op elkaar.  (Alleen geen relatie met heimwee.)

Een theaterdialoog met twee buren, ieder aan het werk in hun tuintje. Gescheiden door de ligusterhaag proberen ze de begrippen nostalgie en heimwee te duiden.  Ze komen er uit. Van nostalgie is sprake als iets belangrijks of dierbaars verdwenen is. Heimwee is het pijnlijke gemis van thuis; het gevoel van verlangen naar huis. Een mooie dialoog. Past prima in het thema. Goede acteurs met groot improvisatievermogen.

Tot slot nog een theaterdialoog. Een Marokkaan en een Haïtiaan, wonen hier al tientallen jaren. Allebei hebben ze heimwee naar hun geboorteland. Ze realiseren zich bijtijds dat daar niemand meer is, die hen nog kent. Hun kinderen, kleinkinderen, vrienden en kennissen wonen allemaal hier. Hier is hun thuis.

De organisatie van deze zeer geslaagde middag, deelt bij de uitgang flyers uit met een uitnodiging om mee te doen aan hun theaterworkshops. Ik denk, dat ik dat ga doen. Lijkt me leuk. Word ik ook een Ouwe Rot?!  

zondag 27 maart 2022

HEIMWEE

Vanmiddag ben ik in de Agniesebuurt. Een buurtje pal tegen het Oude Noorden aan. Het Oude Noorden, de wijk waar ik na zes jaar verbanning, nog elke dag naar verlang. Vanuit Prinsenland, waar ik nu woon, kan ik niet anders dan door het Oude Noorden fietsen. Vanuit Crooswijk ga ik over de Zaagmolenbrug en dan langs de Rotte aan de ene kant en het huis van mijn vriend Derck aan de andere kant. Ik fiets langs de locatie waar, als ik hier net woon, nog de gemeentereiniging en de brandweer (ROTEB) zitten. Nu zie (en hoor) ik daar een megaterras vol  onbeschaamd luid kakelende en borrelende yuppen.

Als ik er in 1969 kom wonen, zijn hier alleen nog maar arbeiders. Yuppen bestonden toen al wel maar durfden zich in onze wijk niet te vertonen. In de gezellige kroegen van destijds, klinkt vaak een variant op een destijds populaire leuze: ‘Elke yup die Het Oude Noorden vrolijk binnenhuppelt, wordt er één, twee, drie weer uit geknuppeld’.  Dat  schrok natuurlijk wel af, hè.  Vroeger was het overduidelijk: de rijke-pikkenstraten van deze wijk zijn de Noordsingel en de Bergweg; meer niet. De rest is voor de armoedzaaiers. Nu is diversiteit in het Oude Noorden gemeentelijk beleid:  van de allerarmsten tot de rijkste stinkerds … van Jemenieten tot Oekraïners … van studenten tot arbeiders  … van (weinig) betaalbare tot (merendeels) ònbetaalbare nieuwbouw . Vanzelfsprekend past de middenstand zich aan het publiek aan: het Kookpunt, je moet er de centen maar voor hebben, voor àl die kookflauwekul. Net als voor de als paddenstoelen uit de grond schietende elitaire eettentjes. Het enige nostalgische arbeidersmonument, bioscoop Victoria, is inmiddels met grond gelijk gemaakt. Ook Correct dat voor de kleine portemonnee een alleszins redelijk aanbod van elektronica heeft is door de sloopkogel geveld. Het grote stuk grond tussen de Bergweg en de Benthuizenstraat, dat daardoor vrij is gekomen, wordt nu bouwrijp gemaakt voor een volgende serie onbetaalbare koopwoningen.  

Er is tegenwoordig zelfs een heus theater in de wijk: Studio de Bakkerij. Reken er maar niet op dat de autochtone Oude Noorderlingen, voor zo ver die hier überhaupt nog wonen, zich daar naar binnen gaan. Ze hebben gewoon meer dan genoeg aan Feyenoord of Sparta en de kroeg.

Gelukkig heb ik nu mijn grondig verziekte lievelingswijk achter me gelaten. Ik ben nu in de Agniesebuurt. Wat een armoedig zooitje is dat, zeg! Een grondige opknapbeurt is geen overbodige luxe. Het is toch niet persé nodig, dat aan al deze woningen te zien is, dat ze tot het segment  van de bijstandtrekker behoren.

Ik moet in de Banierstraat zijn. Daar is zowaar een leuk theatertje. Tegen het uiterst redelijke tarief van twee euro is er een optreden van de groep Ouwe Rotten. Afgelopen vrijdag vaar ik op de Oude Maas. Op de boot raak ik aan de praat met Carel. Net als ik zit hij bij het amateurtoneel. Carel ìs bij die Ouwe Rotten. Zondag heeft hij een act in theater de Banier in de Agniesebuurt.  Ik vind het wel leuk om daar naar toe te gaan. Zijn act blijkt onderdeel te zijn van een gevarieerde middagvullende revue, met als thema ‘heimwee’. 

Mijn heimwee naar het oude Oude Noorden sluit daar naadloos op aan.        

zaterdag 26 maart 2022

De tijd van haar leven.

Mijn op een na oudste zus, Dorien, doet liever ‘gewoon’ en dat vindt ze al ‘gek genoeg’. Ze is een kordate dame van inmiddels 68 jaar met een zoon van 40. Op haar 25e komt ze uit de kast als een overtuigde lesbiënne.

Gewoon doen is in Dorien’s ogen: ‘niet moeilijk doen, althans niet veel moeilijker dan nodig’. Met name op het gebied van taal is ze daar heel duidelijk in. Ze is ook scheutig met het toevoegen van de letter ‘t’; ook en soms juist daar, waar dat helemaal niet nodig is. “Als ik een ‘t’ hoort dan schrijft ik een ‘t’” zegt ze, en elke ‘ei’-klank wordt door haar geschreven als een ‘ei’.

“Ik schrijft gewoon alles op zoals ik het hoort,” zegt ze “en als ze me niet begrijpen dan is dat heel jammer voor hullie”. Met de werkwoorden ’liggen en leggen’ en ‘kunnen en kennen’, gaat ze altijd op haar gevoel af. “Ik weet niet of ik op je verjaardag ken komen, hoor, dat legt er aan hoe ik me morgen voelt.”  En natuurlijk weet ik dan precies wat ze bedoelt. Alleen op school, waar ze haar overigens best wel begrijpen, ondervindt ze minder begrip: met als gevolg een jarenlange reeks van onvoldoendes voor taal: 'Ik komt er toch wel, ook zonder een tien voor taal,' zegt ze.

Als kind aan de ontbijttafel verbeter ik haar, nadrukkelijk, bijna pesterig en voor misschien wel de honderdste: keer: "het is niet: ‘we benne’ maar ‘we zijn’”. Door heel snel weg te duiken kan ik de suikerpot, die ze me woedend naar mijn hoofd smijt, ternauwernood ontwijken

Ze gaat altijd op haar gevoel af; ook in relatiekwesties: is het voor Dorien’s gevoel eénmaal ‘schluss’ dan blijft het ‘schluss’. Ze is niet altijd een overtuigde lesbiënne. Vòòr haar 25e heeft ze nog wel eens een mannelijke partner. Met vriend Sjoerd woont ze een maand of wat samen. Dan wordt ze plotsklaps verliefd op Kees: de eigenaar van de patatzaak, waar ze werkt. Ze hebben veel plezier met elkaar op de smoezelige matras, in de ruimte achter de bakoven.

'Heel lullig voor Sjoerd, dat wel, ' vindt Dorien……maar hij krijgt toch wel mooi de bons met opgaaf van de reden. In de patatzaak duwt de beresterke Sjoerd, de volgende dag Kees kopje onder in zijn  nog niet opgewarmde bakolie. Sjoerd vertelt de ontstelde echtgenote van Kees nog wel even waarom hij Kees zijn hoofd koud gefrituurd heeft. Dorien wordt op staande voet ontslagen. “Ach, het heeft zo moeten wezen,” zegt ze.

Korte tijd later ontmoet ze Sari van de dansschool. Ze worden verliefd. Dorien gaat bij haar inwonen en ze baart na enige tijd zoon Teis (met een ‘t’, korte ‘ei’ en zonder ‘h’). Peter, de partner van Sari is maar al te graag bereid om Dorien te helpen bij het vervullen van haar kinderwens.

Dorien is inmiddels al jaren gelukkig getrouwd met Helen. Ze is overigens net terug uit Melbourne. Een half jaar woont ze daar bij haar zoon Teis, schoondochter Arsai en hun dochter. Het is voor oma Dorien dè tijd van haar leven, tot nu toe in ieder geval. Ze heeft nog even overwogen om haar kleindochter mee te nemen naar Rotterdam maar daar heeft ze tenslotte toch maar van afgezien.

En .... wat 'taal' betreft: Dorien spreekt inmiddels beter Engels dan haar broertje, die het altijd zo veel beter weet.

 

 

Dit is een bewerking van een

eerder gepubliceerd stukje d.d. 10 augustus 2009

vrijdag 25 maart 2022

DERTIEN

Zondagmiddag, één uur………z’n mobiel trilt. Ton heeft weekenddienst dus het zal wel een klant zijn. Hij moet inderdaad op pad. Een verstopte plee, aan de andere kant van de stad. Hij mag dit probleem oplossen. Dertien uur gemiddeld per dag werkt hij. Als het enigszins mogelijk is pakt hij de best betaalde diensten: weekenddienst, avonddienst en nachtdienst.  Hij is altijd stand-by. Kan hij makkelijk doen als vrijgezel. Misschien komt hij dan ooit nog eens uit de schulden.

Ton heeft altijd prima baantjes . Hij verdient ook goed; al is het alleen maar omdat hij vrijwel altijd en overal bereid is tot zwaar, goor, over-, avond-, nacht- en weekendwerk. Hij houdt het jammergenoeg meestal niet zo lang uit bij een baas. Of hij vindt het baantje te saai, of zijn baas gooit hem er uit. Nu is dat laatste niet zo erg vreemd want Ton is gek op geld, of dat nu van hemzelf is of van zijn baas. Als postbode steekt hij de ontvangen gelden van de rembourspoststukken in zijn eigen zak. Ook als ijsboer houdt hij meer van de omzet achter dan hem toekomt.

Een bijzonder vrolijk mens, die Ton. Altijd kwinkslagen en woordgrappen. Je kan echt met hem lachen.

Hulpvaardiger dan hij, is er geen een. Nooit het hoogste woord in grote gezelschappen. Eerder een beetje teruggetrokken dan. Ben  je sámen met hem, dan kan je lekker met hem kletsen en lol maken. Ton stottert gewoonlijk nog,  net zo erg als hij van jongs af aan al deed. Maar in zo’n onderonsje, praat hij zonder haperingen.

In de twintig jaar dat hij nu werkt is Ton nog geen dag werkloos geweest. Ontslagen of ontslag genomen: de andere dag heeft hij alweer wat anders. Dat moet ook wel want stilzitten is niks voor hem. Familie en vrienden maken daarvan ook steevast misbruik: er valt altijd wel wat te klussen voor hem. Dat doet hij overigens met veel plezier.

Ton is erg mager. Altijd al geweest. Maar de laatste weken vermagert hij wel heel erg. Zijn gezicht gaat met de dag meer gelijkenis vertonen met het benige masker van een heroïnejunk, terwijl ik er van overtuigd ben, dat gokken,  roken en werken zijn enige verslavingen zijn. Hij wèrkt gewoon te hard bij dat rioleringsbedrijf. Ton verzorgt zich niet goed en eet niet voldoende. Voor het bereiden van een goede maaltijd gunt hij zich gewoon geen tijd.

Ton zit veel te veel in dat Casino. Dáár eet hij ook. Hij moet er niet aan denken een fractie te laat te komen aan de roulettetafel. Dat de ‘dertien’, die hij altijd speelt, net voordat hij kan inzetten valt. Hij hap-slikt de kroketten weg en gaat jachtig richting goktafel. Géén oog voor zijn omgeving. Het zit tegen. De ‘dertien’ valt geen énkele maal. In nauwelijks een uur tijd is zijn dagloon verdampt. Blut. Ná de nieuwe klus straks kan hij weer fiches kopen.  Weliswaar met het geld van de baas. Dat wel. Maar hij gaat tòch winnen. Zeker wéten. Dan krijgt de baas zijn geld gewoon terug.

Dadelijk, na middernacht,  is hij weer stand-by. Dat duurt nog wel heel even. Onrustig doorzoekt Ton zijn zakken. Misschien zit er ergens nog wat geld. Helaas niet. Gelukkig  vindt  hij nog wel een plukkie shag, dat is genoeg tot straks.

 

Eerder gepubliceerd op 6 juni 2009

donderdag 24 maart 2022

FANTASIE

 

Ik ben even naar beneden gelopen om het groente- en fruitafval in de daarvoor bestemde container te deponeren. Op de rijweg even verderop staat een taxichauffeur tegen zijn taxi geleund. Even zie ik hem denken dat ik zijn klantje ben  maar hij merkt al snel waarvoor ik hier ben.  Hij loopt meteen door naar het bellenpaneel van de flat om zijn klantje tot spoed te manen. Hij staat kennelijk al een tijdje te wachten.  Als ik weer terug ben op mijn étage, loop ik mijn buurvrouw Janny tegen het lijf. Ze staat vanaf de galerij het taxiklantje uit te zwaaien. Hij is  bij haar op verjaardagsvisite geweest.  Negenenzeventig is ze geworden. Ze heeft nog steeds een huis vol visite: kinderen, kleinkinderen, achterkleinkinderen, neven, nichten en buren.  Desalniettemin neemt ze tijd om zich even door mij te laten feliciteren. Zoenen mag weer. Dus ik geef haar meteen maar drie luchtkussen. Janny vertelt dat Don (36) het taxiklantje is. Hij is bij haar op bezoek geweest.  ‘Hij is een schatje,’ volgens Janny.  Ze heeft me ooit wel eens wat verteld over hem.

Mijn bezoek zal wel denken, waar ik blijf … dan zegt me gedag en gaat naar haar feestje.

Don is van zijn achtste tot zijn veertiende pleegzoon van Janny. In zijn prilste jeugd wordt hij misbruikt en mishandeld door zijn natuurlijke ouders.  Die kunnen hem niet aan. Hij is agressief, vernielzuchtig en wordt van de ene na de andere school getrapt.  Hij komt in het zeer bijzonder onderwijs (ZBO) terecht en zelfs daar kunnen de leerkrachten maar nauwelijks orde houden in de klas met Don. Hij is een ongeleid projectiel.  Het is allemaal niet kwaad bedoeld wat hij doet, want hij is van karakter een vrolijke maar wel heel drukke  knaap. Het lastige is alleen dat wat hij doet, buiten de orde is.  Hij is bijvoorbeeld dol op muziek: bij een dictee, zingt hij de woorden van de meester na en begeleid zichzelf dan met tromgeroffel op zijn lessenaartje. Hij neuriet hardop zijn favoriete liedjes.  Neemt een waterpistool mee naar school, schiet daarmee willekeurig in het rond. Als het wapen leeg is vult hij het doodleuk weer. Te laat komen en te vroeg weggaan, daar doet hij niet moeilijk over.  Als hij een paar dagen niet op school is geweest fantaseert hij zijn waarheid. Met zijn vader en moeder is hij naar Disneyland in Parijs is geweest.

Vader en moeder zijn nooit aanspreekbaar geweest op het gedrag van hun zoon. Alcohol en drugs spelen een grote rol in het leven van Don’s ouders. Dat hij toch nog op dat ZBO-schooltje  mag blijven is vooral te danken aan Janny. Via de kinderbescherming komt Don terecht bij haar. Onder de vleugels van Janny, een rustige, geduldige en  opgewekte vrouw, komt Don langzaam tot rust. Zonder het verfoeilijke gedrag van zijn ouders, ontwikkelt Don zich tot een vrolijke en in het ZBO-onderwijs goed hanteerbare leerling.  De volwassen Don heeft Janny op een voetstuk gezet. Voor hem voelt ze als zijn moeder.

Wat hij altijd zal blijven doen is fantaseren. Vanmiddag nog, zegt Janny, vertelt hij zonder blikken of blozen aan de verzamelde visite, dat hij al vroeg weg moet. Hij moet morgenochtend om acht uur weer  op zijn werk zijn. ‘Mooi werk, hoor,’ zegt Don, ‘verkeersleider bij de NS. ’ De verjaardagsgasten willen daar wel wat meer over weten.  ‘Nou, ik moet er voor zorgen dat treinen op de juiste tijden rijden. Zowel het treinverkeer van mensen als van goederen. Als een trein vertraging oploopt, leid ik de dienstregeling weer in goede banen. Zo snel en veilig als maar kan. Een verantwoordelijke baan.’

De meeste gasten van Janny horen hem met de nodige scepsis aan, ze weten dat Don tot op de dag van vandaag nog nooit voor een baas heeft gewerkt. Ze weten ook dat hij zich elk jaar weer een andere afwisselende functie aanmeet.    

woensdag 23 maart 2022

ALMACHTIG

 Na de fitness van deze woensdagochtend, raak aan de praat met Halina, een van de vier gymmaatjes.  Ze zal zo’n zestig jaar geleden in Indonesië geboren zijn. Voor de lol zegt ze, als het over buitenlandse Nederlanders gaat: ‘Ik ben een Chinees.’ Veel hebben we in die drie jaar dat we met elkaar sporten nog niet met elkaar gesproken. Zo terloops heb ik tegen haar wel eens gezegd dat mijn vader en mijn ex ook in Indonesië geboren zijn. Vindt ze leuk om te horen. Ze wilde gelijk weten waar ze dan geboren zijn. Nou, mijn vader in Tjimahi en mijn ex in Pangkalpinang. De plaatsen kent ze wel. Ze komt zelf uit Borneo. En eigenlijk is er sindsdien sprake van een kleine klik. We peppen elkaar tijdens de oefeningen op, zonder woorden;  met een glimlach, een bemoedigend knikje of een schouderklopje.  Ik kan die aanmoediging wel gebruiken. Stijve hark dat ik er ben. Zij heeft helemaal geen steuntje nodig. Ze lijkt wel van elastiek. Moeiteloos voert ze alle oefeningen uit. Het zou mij niet verbazen als ze Indonesisch fitness-kampioen is geweest.

 Halina is al bezig haar ebike van slot te halen, als ik uit de sportruimte kom aangelopen. Mijn fiets staat toevallig naast die van haar. Alleen bij harde tegenwind schakelt ze het motortje van haar ebike in, ze moet in conditie blijven. Mijn fiets heeft eenentwintig versnellingen, waarvan ik er nog nooit  meer dan twee gebruikt heb:  in zijn drie en zijn zeven fietst het gewoon het lekkerst.

Het is alweer een prachtige dag.  Hemelsblauwe lucht. Nog wel een beetje fris. Ik ga vandaag een wat langere fietstocht maken, naar Rhoon. Halina weet natuurlijk niet dat ik daar een paar dagen geleden ook al was.  Dat laat ik maar zo. Ze laat wel gelijk merken dat ze weet waar Rhoon ligt. Eerlijk gezegd, denk ik, dat ze hier de weg nog niet zo goed weet. Maar ze zegt daar  wel eens te komen … met metro gaat ze dan.  Ik zou ook met de metro naar Rhoon gaan, als het slecht weer zou zijn; maar fietsen is een stuk beter voor mijn conditie. Ik weet niet goed waarom, maar ze moet daar een beetje om lachen. Dat zie ik haar voor het eerst vandaag doen. Ze lijkt dan wel van elastiek maar ze ziet er niet echt gezond uit. Ze is lijkbleek, heeft dikke wallen onder haar ogen en heeft behoorlijk ondergewicht.

Vanmiddag ontvangt ze wat mensen bij haar thuis. Mensen die net als zij christelijk zijn. Samen ondersteunen ze een school voor de allerjongste kinderen in Borneo. Door de giften van Halina’s groepje kan de school blijven bestaan, inclusief leermiddelen en personeel. Anders zou er helemaal geen school zijn voor die kinderen. In Indonesië is geen leerplicht. De overheid zorgt dus niet voor scholen. 

Halina gelooft in de Almachtigheid van God. Hij stuurt Zijn Zoon naar de aarde. Hij laat Hem lijden. Daar dat lijden kunnen de zonden van de mensen vergeven worden. We staan nog steeds bij de fietsen en ineens vraagt ze of ze voor mij mag bidden.  Dat kan geen kwaad, denk ik. Werkelijk, nog nooit eerder heb ik iemand zo intens, met zo veel passie, smekend bijna, zien bidden voor mijn zielenheil en … een goede reis naar Rhoon.  

Op de terugweg, ter hoogte van de Euromast, valt mijn fietsketting  ‘er’ vanaf. Krijg hem er niet meer op. Godzijdank was het nog maar tien kilometer lopen naar huis.   

        

      

dinsdag 22 maart 2022

STIJVE

Het is al weer voor de vierde keer dit jaar, dat ik naar de bejaardenfitness ga. Ruim een half jaar heb ik niks gedaan. Ik heb dan te veel last van mijn ooit eens gebroken schouder (en arm).  Als een orthopedisch chirurg vindt dat ik een nieuwe schouder moet nemen, besluit ik resoluut te stoppen bij de gym.  Dat bevalt me goed. De oefeningen die me pijn doen kan ik missen als kiespijn. Maar wat niet zo best is: langzamerhand begin ik een stijve hark te worden.  Ik kan niet eens meer mijn schouders normaal op halen. Met kop en schouders ergens bovenuit steken, lukt al helemaal niet. Als ik door de pijntjes in mijn rechterschouder en –arm niks uitvoer, is ook de rest van mijn lichaam natuurlijk niet in beweging. Alleen mijn báárd is in beweging, die laat ik staan … dat is nog niet zo makkelijk, want hij valt steeds om.

Bukken, hurken en reiken; ik weet niet eens meer hoe dat moet.

Opstaan uit de luie stoel of uit bed, zonder amechtig  gekreun. Het lukt me niet meer.

Me bij mijn lurven pakken … eigenlijk heb ik daar nooit zo goed bij gekund maar nu is het helemaal klote.

Nee schudden, ja knikken (in dat laatste ben ik áltijd goed geweest, nu niet meer).

Op m’n tenen staan? Oh neen. Maar moedwillig op iemand z’n tenen gaan staan: geen probleem.

Ik zou bijvoorbeeld graag mijn nek uitsteken voor meer groen in de straat. Maar er zit geen rek meer in die nek. Ook op de hals kan ik me weinig  halen.  Van verbazing achterover slaan lukt helemaal niet meer, ook als blijkt dat ik de enige in de flat ben, die geïnteresseerd is in ‘groen’.  Zelfs mijn wenkbrauwen fronsen nauwelijks uit zichzelf.  Al ben ik bloednerveus …  zònder knikkende knieën heb ik het met  mijn buurtjes over het aanzien van de buurt.  Sinds kort heb ik ineens moeite me op mijn borst te kloppen. Ineens.  

Ik zou het best weer eens ouderwets  op mijn heupen willen hebben. Dan zou ik, waarschijnlijk tevergeefs, proberen zèlf de handen uit de mouwen te steken en ze, zo goed en zo kwaad als het gaat, nog te laten wapperen ook.   

In de laatste maanden heb ik niet helemaal stil gezeten. Ik heb volop gewandeld. Zo heb ik er geen moeite mee mijn poot stijf te houden en in de buurtvergadering mijn buren te zeggen dat ze actief moeten worden in de buurt.  De meerderheid voelt er helaas niks voor. Slechts één buur zegt enthousiast zijn medewerking toe. Maar in werkelijkheid  steekt hij geen hand uit. ’t Is blijkbaar een  hielenlikker. Zou ik niet kunnen.

maandag 21 maart 2022

AANKOMEND TALENT

Volgende maand ga ik, met mijn buurman Daan, vijf keer naar het Isala Theater in Capelle aan den IJssel om naar beginnende cabaretiers te kijken. Het is een aanbieding van het Isala: vijf voorstellingen voor vijftig euro. Normaal betaal je voor één optreden tweeëntwintig vijftig. Best aardig voordeel. We gaan naar Nabil, Lisa Oosterman, André Manuel (die al redelijk bekend is), Pieter Jouke en Johan Goossens. Behalve André Manuel zeggen die namen natuurlijk helemaal niks, want het zijn beginnende cabaretiers. Het zou leuk zijn als er één van die vijf over een paar jaar uitverkochte grote zalen gaat trekken: het Nieuwe Luxor, Carré of …  als  één van deze vijf over een jaar of tien de oudejaarsconférence op tv mag doen.

Één cabaretier die nú heel bekend is, heb ik in de seventies als aankomend talent gezien. Ik woon en studeer dan in Utrecht.  Ik zit op de Academie voor Expressie door Woord en Gebaar. Met een paar klasgenoten loop ik in het weekend in het centrum. In de buurt van het Janskerkhof is een podium.  Als wij langs lopen treedt er een jongeman op die Bob Dylan-liedjes in een Nederlandse vertaling zingt. Hij doet ‘blowen in de wind’ en ‘als een zwerver’ …  klinkt best goed. Maar hij is niet degene die later de bekende Nederlander zal worden.  Er is op dat moment nog niet zo veel publiek. Wij gaan even op het nabije terrasje een biertje drinken. Tegelijk houden we het podium in de gaten;  we willen niets missen.

Er volgt nu een optreden van een buikspreker, altijd grappig. Deze artiest zit met zijn arm in een pop die sprekend lijkt op  Joop den Uijl, op dat moment de politiek leider van de PvdA. De buikspreker, die een ultra rechtse VVD’er speelt, imiteert de stem van Joop den Uijl perfect. Joops stopwoordjes: ‘van twee dingen één’ , ‘om kort te gaan’, ‘uh’ en ‘als ik heel eerlijk ben’, lardeert hij heel vindingrijk door zijn act. De buikspreker drijft zijn Joop-pop bijna tot waanzin door opmerkingen over ‘luie overbetaalde arbeiders’ en ’te hoge vennootschap belasting’.  Op een gegeven moment duikt Joop den Uijl woedend, in grote snelheid, met zijn hoofd in het kruis van de buikspreker, die het uitgilt van de pijn. Het publiek kan de act wel waarderen.  Wij ook wel maar voor ons is buikspreken een soort tweedehands tak van sport, hoe gewiekst deze man ook bezig is.

Een beginnend cabaretier doet het volgende optreden.  In een record tempo, alsof hij de olympische finale van de honderd meter loopt. Met superieure acrobatische bewegelijkheid en een grotere grapdichtheid dan wij ooit eerder hadden ervaren. Continu loopt hij zichzelf te bekritiseren: ‘ik word helemaal gek van mezelf’, ‘voor mij hoeft het niet,’ ‘ik word toch zo moe van mezelf’ ...   steeds meer mensen blijven staan kijken. Wij gaan daar ook heen.  Niemand kent hem. Hij is onweerstaanbaar. Het publiek ligt in een deuk .. en is doodop van hem.

Leuk, dat ik hem, ruim veertig jaar geleden, als aankomend talent zag. Iedereen kent hem nu. Bert Visscher.     

zondag 20 maart 2022

KLUPPER

 Al twee maanden lang staat in mijn agenda dat ik op achttien maart een fietstocht heb. In  Capelle en omstreken. Om tien uur is het verzamelen bij een sporthal. Vijf voor tien sta ik daar. Moederziel alleen, op een groot plein. Wat blijkt: de fietstocht is niet op achttien maart maar was op zeventien maart. Daar sta ik dan met m’n boterhammetjes,  appeltjes, bananen, mijn frisdrankjes en de tube zonnebrandcrème.  Jammer, dat ik het fout heb opgeschreven in mijn agenda. Het is prachtig weer om te fietsen. Weinig wind, strak blauwe lucht met een temperatuur van zeventien graden.  Het is te mooi weer om thuis te gaan zitten. Ik bedenk me, dat ik een dezer dagen nog eens naar Rhoon toe moet. Ik moet  uitzoeken waar de steiger van de Rhoonse Veer precies is. Ik denk er verder niet lang over na en besluit niet teleurgesteld naar huis te gaan maar richting Rhoon te gaan fietsen.  Toch zo’n veertig kilometer heen en terug.

Op vrijdag vijfentwintig maart ga ik met een groep van twintig wandelaars een tocht maken  van ongeveer twaalf kilometer over de Beerenplaat, Wolvenpolder en langs Hekelingen. Eerst gaan we dan om elf uur met die Veer  van Rhoon naar Spijkenisse en om drie uur varen we weer van Spijkenisse terug naar Rhoon.

Zo ver is het voorlopig nog niet. Het is nu pas achttien maart. Ik sta nu alleen nog maar in Capelle aan den IJssel en moet dus nog te weten zien te komen waar dat Veer is. Vaag heb ik het idee dat Rhoon zuidwestelijk van Capelle ligt. Ik weet de kortste weg niet, raadpleeg geen kaart,  gebruik geen Google Maps.  Ik zie het absoluut niet zitten, om telkens op mijn mobiel te moeten  kijken of ik wel goed rijd .... of het de kortste route is? Geen idee. Ik ga fietsen in de richting van de Willemsbrug, Kop van Zuid, Lombardijen, de Vaan … daar doemen de eerste bordjes richting Rhoon op.  Nu pas merk ik hoe uitgestrekt dat plaatsje is. Verschillende keren moet ik de weg vragen aan de mensen daar. (Zijn het Rhonenaars of Rhoners?) Ik moet op de Havendam zijn, Dat is het adres van die Veer. De meeste Rhoners  hebben daar nooit van gehoord. Behalve de zeker tachtig jarige wielrenner, met étalage benen, die me tot op de millimeter nauwkeurig weet te vertellen waar ik moet wezen. Het blijkt een mooi plekje in de zon te zijn aan de oever van de Oude Maas: in Poortugaal!

Deze wandeling is een activiteit van Klup. Klup is een club voor vijftig plussers. Ik ben daar een paar weken geleden lid van geworden.  De leden zijn ‘kluppers’. Als klupper kan je meedoen aan activiteiten die georganiseerd worden door andere kluppers. Maar … van elke klupper wordt ook weer verwacht dat hij/zij zelf activiteiten organiseert. De activiteiten variëren van theaterbezoek tot een wandeling in het Arboretum en van klaverjassen tot bowlen … en nog veel meer.

Die achttiende maart fiets ik van de Rhoonse Veer in Poortugaal via de Groene Kruisweg, Maastunnel, Westzeedijk,  Maasboulevard, Boszoom, Prinsenlaan naar huis terug. Het is toch zéker  meer dan zes jaar geleden dat ik zo’n lange fietstocht maakte. Ik ben geradbraakt.      

zaterdag 19 maart 2022

HARD GEKOOKT EITJE (2)

 Veel te schaars gekleed staat Coby onder de plataan. De boom houdt haar droog in de striemende regen. Passerende auto’s spatten haar, met zwarte netkousen bedekte benen, zeiknat. Ze zwaait naar elke voorbijkomende automobilist. Vijftien euro heeft ze nog nodig om een lijntje coke te kunnen scoren. Dat betekent één pijp- of twee trekbeurten.

Een eindje verderop zitten Sjaak en Ben  in de oude zwarte Mercedes, waar Coby haar coke scoort. Ze houden haar, tegen een vergoeding van vijfenzeventig procent van haar omzet, extra in de gaten. Je weet het maar nooit bij haar, het is een bijzonder meissie.

Ze belt Sjaak:

   “Breng es water voor me pillen.”

   “Je kan de klere krijgen; er ligt genoeg water op straat; neem daar maar een slok van; daar ga je echt niet dood van.”

   Ze knielt op het roze asfalt van het fietspad en likt wat water uit een plas water. Haar pillen krijgt ze er nauwelijks mee weggespoeld. Haar houding heeft in ieder geval een klantje getrokken. Want achter haar staat een kreukelige Mazda geparkeerd, de lichten als schijnwerpers gericht op haar, voor een heroïnehoer onwaarschijnlijk dikke achterwerk.

    “Hé, meissie, roept de bestuurder, kom eens bij Ome Cor. Wat moet jij kosten?”

   “Pijpen vijftien, trekken zevenvijftig.”

   “Met of zonder condoom?”

   “Zonder condoom, vijfentwintig euro.”

   “Oké, trekken alleen is wel genoeg.”

   “Kom d’r maar in, meissie.”

   “De helft vooruitbetalen”

   “Je kan tweevijftig vooruit krijgen en geen cent meer, trut.”

    Ja, ik ben niet achterlijk. Ze belazeren je waar je bij staat. Ze kan die zeven vijftig krijgen van me maar die moet ze wel eerst verdienen. Ik zwiep mijn pik alvast uit mijn gulp, terwijl zij instapt. Ik rijd gelijk weg. Bij wijze van uitzondering heb ik eens een mollig wijfie in mijn wagen. Die zit vast niet hier in het circuit.

Ik vind het lekker om afgetrokken te worden terwijl ik rijd.

“Nou waar wacht je nog op, hij staat voor je klaar, aan het werk!’ 

Ik streel haar bolle buikje. Zij masseert mijn penis, afwisselend hard en zacht, langzaam en snel. Niet gek. Stop! Een stoplicht springt op rood. Zij gaat gewoon door. Ik sluit mijn ogen en kom klaar. Getoeter achter me. Het licht is al lang weer groen. Godverdomme, dat zie je toch wel dat dat licht op groen springt. Kan je dat niet even zeggen, trut. Ze kijkt me aan. Kwijl loopt langs haar kin. Verrek, ik kijk nog eens goed aan, nee maar …  dat wijf, die griet…  dat is een mongool. Met de tissues uit haar tasje wrijft ze haar handen en mijn pik schoon en pakt hem weer netjes in. Dan zie ik dat ze met die tissues tussen haar benen gaat zitten frummelen. Heeft ze in mijn auto zitten zeiken. Ik zet mijn auto langs de kant en flikker haar er gelijk uit. Ze vraagt niet eens meer om de rest van haar poen. Had ze niet moeten wagen ook. Gadverdamme wat een stank, die zeik.

   Ik stond net op het punt om weg te rijden als ik word vastgereden door een aftandse Maercedes.. Er stappen  twee ongure figuren uit. De een heeft een krik, de ander een breekijzer in zijn handen. Ik schijt zowat in mijn broek van angst. Gelukkig slaan ze alleen maar mijn auto aan diggelen. Ik mankeer niks. Cobie staat al weer onder een boom naar voorbij rijdende automobilisten te zwaaien.

 Mijn hard gekookte eitje ligt nog ongedeerd op de achterbank. 

vrijdag 18 maart 2022

HARD GEKOOKT EITJE (1)

 Toen ik vanmorgen opstond was ik al geil en zoals gewoonlijk heeft mijn vrouw geen zin. Toch moest en zou ik vandaag mijn vrachie kwijt. Ik had me natuurlijk gelijk kunnen aftrekken maar ik dacht:  “Cor, houd je nou nog even in, jongen en ga vanavond weer eens lekker naar de hoeren.”

Op mijn wekelijkse kaartavond kan ik me nauwelijks concentreren; wat me nooit gebeurt, ik zit tot twee keer toe te verzaken. Mijn vaste maat zegt dat ik er maar mee moet stoppen; dat ik er met mijn kop toch niet bij kan blijven. En daar heeft hij groot gelijk in.  Mijn gedachten zijn meer bij de hoertjes dan bij de kaartjes.

   Het is niet alleen de opwinding die opspeelt, er is ook angst. Want het is best spannend, zeg maar gerust gevaarlijk om in me eentje naar de hoerenbuurt te gaan. Ik moet maar afwachten wat voor wijf ik tref en sommigen van die wijven hebben pooiers, die je al voor tien eurocent een mes in je rug steken. ’t Is echt een zooitje ongeregeld dat daar rondloopt, verslaafden in alle soorten en maten: mongolen, travestieten, psychisch gestoorden. Voor de zekerheid heb ik daarom achter in mijn auto altijd een honkbalknuppel, een broodmes liggen en … een hard gekookt eitje, maar dat laatste is omdat ik als ik klaargekomen ben, altijd trek heb in zo’n  eitje.

   Laatst had ik een slank wijfie in mijn Mazda, zag er lekker uit. Pijpte me voor vijftien euro, (vijf euro vooruit betalen), zonder condoom. Niks aan de hand. Kwam lekker klaar. Voelde ik ineens dat dat wijfie een vent was. Ik dacht dat ik gek werd. Ik heb hem meteen mijn auto uitgetrapt. Meneer had nog de brutaliteit om de rest van zijn geld op te eisen. Ik heb hem toen een dreun met die honkbalknuppel gegeven. Jezus, wat voelde ik me belazerd zeg! Die travestiet loopt daar blijkbaar moederziel alleen. Daar had ik nog mooi geluk bij. Want voor hetzelfde geld krijg zo’n criminele pooier achter me aan. Maar geluk of niet in mijn hardgekookte eitje had ik helemaal geen trek meer.

 

Veel te schaars gekleed staat Coby onder de plataan. De boom beschut haar tegen de striemende regen. Passerende auto’s spatten haar, met zwarte netkousen bedekte benen, zeiknat. Ze zwaait naar elke voorbijkomende automobilist. Vijftien euro heeft ze nog nodig om een lijntje coke te kunnen scoren. Oftewel één pijp- of twee trekbeurten.

 

donderdag 17 maart 2022

NIET LEKKER

 Altijd als er bij mij in de buurt iets niet helemaal goed gaat, voel ik me daar achteraf,  langdurig niet zo lekker bij. Zo ligt er bijvoorbeeld op het trappenhuis een viesgeel uitgeslagen papierenzakdoekje. Achteloos door iemand daar laten vallen.  Ik krijg dan de neiging om het op te rapen en het beneden in de vuilcontainer te gooien.  Toch doe ik dat niet. Logisch, want het is vet goor en misschien word ik er nog wel ziek van. Dus ik laat het zakdoekje lekker liggen. Maar wat gebeurt er dan: ja, dan voel ik me de hele dag niet prettig,  omdat ik niet even terug naar huis ben gegaan om mijn werkhandschoenen op te halen en daarmee dat viesgele zakdoekje op te pakken en mee te nemen naar beneden.  Het voelt gewoon ook nú nog niet lekker.

Gisteren zat ik met twee kennissen, ik weet ineens weer hoe ze heten, Therese en Wim, in de zon op het terras van restaurant de Schone Lei, met uitzicht op de Kralingse Plas en de Rotterdamse skyline. We drinken thee: verse mint. Wim vertelt onophoudelijk over zijn autistische zoon, Therese  over haar echtscheiding, al jaren geleden uitgesproken en ik zeg  wat over mijn kleindochters, die ik, helaas,  vrijwel nooit te zien krijg. Dan wil Wim de rekening voor ons drieën betalen. Therese zegt dat ie dat niet moet doen … we betalen gewoon ieder voor ons zelf. ‘Nee, het is wel goed zo.’ zegt Wim. Hij kondigt aan dat hij over een minuut of tien weg gaat. Een afspraak met zijn zoon.  We praten nog even door. Tot het tijd is voor Wim om te gaan.  Therese en ik genieten nog een half uurtje van het mooie weer.  Pas een dag later, ik stond al een tijdje onder de douche, realiseerde ik me dat ik Wim helemaal niet heb bedankt voor het betalen van mijn kopje thee. Nu, meer dan 24 uur later, zit me dat nog steeds niet lekker.

Ik neem vrijwel nooit de lift. Noch naar beneden noch naar boven.  Dit keer moet ik een zware vuilnisbakzak naar de restafvalcontainer sjouwen. Niets vermoedend stap ik de lift in. Op het allerlaatste moment zie ik dat ik bijna in een grote plas water stap. Ja, was het maar water. De hele lift is doordrongen van misselijkmakende hondenzeik. Om welke hond het gaat kan ik natuurlijk niet ruiken. Het is veel pies, dus het zal wel een grote hond geweest zijn.  Nou, er zijn zeker een stuk of tien grote honden in onze flat.  Dus zoek maar eens uit van welke hond de plas is. Als mijn vuilniszak in de container ligt, ga ik weer naar mijn woning. Met die smerige lift. Pak een teiltje en een paar dweiltjes. Als de lift er is staat er een jongeman in, die van een hogere étage komt. Terwijl de lift naar beneden zakt, dweil  ik de troep op. ‘Heeft uw hond zich vergist, meneer?’ vraagt de jongeman. ‘Neen.’ zeg ik, ‘ ik heb geen hond. Dit is de plas van  de hond van een ander.’ ‘Zo , goed hé van u, om dat dan toch op te ruimen.’ ‘Ja, dat wel, maar als ik het  niet doe, dan komt die zeik overal in de flat terecht.’ Wat overheerst bij mij is: wat ben je toch een lulletje, dat je die zooi voor  de een of andere klootzak ga op lopen ruimen. Nog steeds zit me dat niet lekker.

 

woensdag 16 maart 2022

ANDERS

De dag is tot nu toe heel anders gelopen dan ik de laatste tijd gewoon ben. Ik ben gewekt door de wekker. Dat laat ik nooit gebeuren. Echt een verrassing is het natuurlijk niet. Want een wekker loopt natuurlijk alleen maar af als je hem zelf zet. Ik had hem voor deze woensdagochtend op half acht gezet. Wat ik natuurlijk nooit gedaan had als ik geweten had dat ik zo kloterig zou slapen deze nacht. Om drie uur ’s nachts moest ik piesen en daarna heb ik zeker een kwartier wakker gelegen. Het zelfde gebeurde om vijf uur.  En al die tijd dat ik wakker ben, lig ik manieren te verzinnen om Poetin af te maken.  Allereerst moet ik dan dicht in zijn buurt zien te komen. Maar hoe krijg ik dat voor mekaar? Ik heb er nu spijt van dat ik niet in militaire dienst ben geweest. Dan was ik misschien opgeklommen tot hoge militair. Samen met andere hoge militairen uit andere ‘anti-Poetin’ landen   had ik dan een soort A-team kunnen vormen met als enige doel om Poetin te elimineren.  Onze missie zou zeker slagen.  Van heel lang geleden herinner ik me films met doortastende geheim agenten die succesvol samenwerkten om kwaadaardige, onmenselijk, dictatoriale  figuren als Mugabe, Kim Jong Il en dus Poetler  uit de samenleving te verwijderen.  Als ik er binnen het kwartier niet uitkom. ben ik zo slap om weer in slaap te vallen. Dan wekt de wekker me; die dwingt me mijn bed uit. Dan ga ik douchen … iets wat ik volgens wel ingelichte kringen (mijn voormalige vriendin) nooit schijn te doen. Heerlijk, die ene keer in het jaar dat ik douche, daar geniet ik dan volop van. Toch sta ik er ook weer niet  tè lang onder, omdat de gasprijs momenteel wel heel erg de pan uit rijst.

Aankleden daar is niks bijzonders aan.  Ik doe alleen geen onderbroek aan.  Dat vind ik vandaag prettiger. Waarom? Geen idee. In plaats van de dagelijkse gezonde bak muesli eet ik twee Allison boterhammetjes met mild gezoete jam. Ik drink er een kopje koffie bij; doodnormaal en niet anders dan anders. Ik ben speciaal zo vroeg opgestaan om naar de sportschool te kunnen.  Dat is alleen maar op woensdag dus nooit op andere dagen. Ik begin om negen uur. Tien minuten roeien. Vervolgens vijftig minuten allerlei gymnastische oefeningen met stokken en oefeningen met diverse fitness-apparaten. In de sportschool spreek ik deze keer ook met aanwezige dames over het stemmen, Dat is onder andere vandaag, Stemmen voor gemeente- en wijkraad. Ik geeft mijn stem aan partijen die armoede en woningnood  willen tegengaan. De dames vinden de natuur belangrijker; één van de dames vertrouwt zelfs op de door Pim Fortuyn geïnspireerde partij Leefbaar Rotterdam. Helaas zal die partij wel de grootste worden. Dan is het sportieve deel van de dag alweer voorbij.

Weer thuis ga ik zitten klooien met mijn nieuwe smartphone. Ik wil een screenshot maken en dat lukt me gvd alsmaar niet.  Het is voor een uitnodiging die ik wil maken. Ik blijf hannesen tot het moment dat ik er mee móét stoppen. Dat is half een (twaalf uur dertig). Dan ga ik een rondje Kralingse Plas doen met een man en vrouw die ik nog nooit van mijn leven gezien heb. Dat heb ik de laatste tijd wel meer dat ik ineens dingen doe met totaal onbekende mensen. Ik ben nu net thuis. Het is me best bevallen en het is weer eens wat anders.

     


dinsdag 15 maart 2022

DE KIPPENPOOT (2)

We vinden een plek waar we met onze volle tassen ongezien over het hek kunnen. Het is wel uitkijken geblazen voor het prikkeldraad en die gemene ijzeren punten aan het hek. Anton klimt er als eerste overheen. Mij laat hij met die twee tassen staan  

“Geef mij nou eerst één voor één je tassen aan en klim dan zelf over het hek. Ik vang je wel op.”.

   In gedachten smul ik al van de spekkies, schuine droppen en roomknotsen, die we van het statiegeld gaan kopen.

Het klimmen gaat prima maar halverwege de afdaling verlies ik mijn grip op het hek en val een halve meter. Ik blijf met de binnenkant van mijn dijbeen in de tien centimeter lange punt van het hek hangen, één meter boven de grond ongeveer. Met beide handen aan de spijlen van het hek, kan ik voorkomen dat ik alsnog achterover op de grond kukel. Ik mis de kracht om mezelf uit de punt omhoog te trekken. Erg veel pijn heb ik niet maar ik schreeuw het wel uit. Anton probeert me van die punt af te tillen maar hij heeft geen kracht genoeg. Hij loopt met al onze tassen weg en zegt dat hij zijn broer er bij gaat halen.

   Heel lang, zeker wel een kwartier, zit ik vastgenageld aan dat hek, te roepen om hulp. Ongehoord en ongezien. Ook Anton liet me stikken.

   Daar komt iemand mijn kant op. Het is ‘de kippenpoot’: de man met de hazenlip en veel te korte armen en benen. Hij is het mikpunt van  de pestapies van de buurt. We lopen achter hem aan en  joelen ‘kippenpoot, kippenpoot, kippenpoot’ als hij woedend achter ons aankomt, rennen we laf weg.

   “Waarom nou net hij?” Hij moet me herkennen. Komt hij me helpen of nagelt hij mijn andere been ook vast aan het hek.”

   "Wat zit jij daar nou te janken, snotjong?" snauwt hij.

   “Help me hier alstublieft af, ik zit vast,’ kerm ik.

   Met alle woede in hem bijt hij me toe:

   “Blijf daar maar lekker zitten! Je zit daar goed, vuile pestaap!” Driftig stap hij weg.

   De gedachte dat ik hier ten eeuwige dagen moet blijven zitten doet me uitbarsten in een wanhopig gebrul. Opeens draait de kippenpoot zich om. Vraag me niet waarom. Hij komt weer naar me toe. In zijn spleetoogjes zie ik nu een blik, die mij geruststelt. Met zijn korte, stevige armpjes tilt hij me van de punt  af en knoopt zijn witte jasje vlak boven de hevig bloedende wond.

   “Daar moet je snel mee naar de dokter, jongen.’ 

   Die hechtte de diepe gapende wond, vlak naast de hoofdslagader.

De kippenpoot draagt me naar huis, belt drie keer aan, aait me over mijn hoofd en laat me alleen. 

   Mijn geschrokken moeder vertel ik, zonder blikken of blozen, dat ik was wezen voetballen op een van de bijvelden van Sparta,  met dit ongelukkige gevolg. Haar reacties vallen me mee. Het blijft bij: ‘eigen schuld, dikke bult’, ‘voortaan beter uitkijken, hè’.

   Na een week of drie is de wond zo goed als genezen.

Al die tijd zie ik Anton niet. Als ik voor het eerst weer op school kom, stopt Anton me een gulden in mijn hand.

   “Hier, nog van die flessies”.

   “Steek die gulden maar in je reet, klootzak!”

maandag 14 maart 2022

DE KIPPENPOOT (1)

 

Gevoelens van pijn, schaamte en boosheid zijn onlosmakelijk verbonden met het litteken. Het ontsiert mijn bovenbeen sinds 1958, het jaar waarin Sparta mij, bij wijze van troost,  het voetbalkampioenschap van Nederland schenkt,  

   Acht jaar ben ik als ik de waarde van lege bier- en colaflesjes ontdek. De maandag na elke thuiswedstrijd van Sparta, gaan mijn vriendje Anton en ik naar het voetbalstadion. We klimmen over het hek van het stadion en verzamelen de lege flesjes, die door de toeschouwers onder de tribune zijn neergegooid.

   Anton pikt geld van zijn ouders en spijbelt. Hij mag van zijn ouders zo laat thuiskomen als hij zelf wil. Veel te wijde, korte broeken draagt hij. Broeken, die zijn witte spillebeentjes accentueren. Anton is twee jaar ouder en twee koppen kleiner dan ik.  Ik ben zijn enige vriendje. Hij durft spannende dingen te doen. Meer dan mijn gewone vrienden, daar voetbal ik vooral mee en we pesten ‘de kippenpoot’. Anton en ik gaan appeltjes gappen, trammetje piepen, of ruitjes inkinkelen. Dat hij naar pies stinkt, neem ik op de koop toe.

   Voor die maandag heb ik een stel grote boodschappentassen nodig om de flesjes in te stoppen. Die haal ik uit mijn moeders voorraad.

   Echt op mijn gemak voel ik me niet tijdens het flesjes rapen. Het is toch een soort van jatten van Sparta. Onder het hoge, houten, schuin oplopende dak, dat de tribune boven ons vormt is het akelig donker. Elke keer als Anton een flesje in de tas laat vallen, krimp ik in elkaar van angst..

  “Oh, wat ben je toch een vreselijke schijterd,’ lacht Anton, als ik fluister, dat hij niet zo’n lawaai moet maken met die flessies. Hij heeft gelijk: de spanning op mijn sluitspieren neemt dusdanig toe dat ik moet poepen. Anton werkt intussen luid en vrolijk fluitend door. Mijn boodschappentassen heeft hij ook al gevuld. Met die drol is gelijk wel een hoop angst uit mijn lijf verdwenen.

We vinden een plek waar we met onze volle tassen ongezien over het hek kunnen. Het is wel uitkijken geblazen voor het prikkeldraad en die gemene ijzeren punten aan het hek. Anton klimt er als eerste overheen. Mij laat hij met die twee tassen staan.

   “Geef mij nou eerst één voor één je tassen aan en klim dan zelf over het hek. Ik vang je wel op.”.

   In gedachten smul ik al van de spekkies, schuine droppen en roomknotsen, die we van het statiegeld gaan kopen. Het klimmen gaat prima maar halverwege de afdaling verlies ik mijn grip op het hek en val een halve meter. Ik blijf met de binnenkant van mijn dijbeen in de tien centimeter lange punt van het hek hangen, één meter boven de grond ongeveer

zondag 13 maart 2022

PLEIN 1940

Ik ben zaterdagavond op Plein 1940 in Rotterdam. Daar staat het beeld ‘de verwoeste stad’ van de beeldhouwer Zadkine. Er is daar een demonstratie tegen de oorlog in Oekraïne.  Heel toepasselijk op deze locatie: een demonstratie tegen de invasie van Rusland in Oekraïne. Het beeld van Zadkine is immers gemaakt als permanent aandenken aan de verwoesting van het hart van Rotterdam in de Tweede Wereldoorlog. Hoeveel steden zijn nu al verwoest, hoeveel mensenlevens zijn nu al vernietigd door de Russische oorlogsmachinerie onder commando van de wrede dictator Poetin?

Met deze manifestatie geeft Rotterdam gehoor aan de oproep van Eurocities, de Europese koepelvereniging van steden, om stil te staan bij de situatie in Oekraïne. Ook steden als Amsterdam, Rome, Milaan, Frankfurt en Nice doen mee.

Het voltallige college van B&W van Rotterdam is diep geraakt door de inval van het Russische leger in Oekraïne: ‘ Wij keuren het geweld tegen de inwoners van Oekraïne in de grootst mogelijke bewoordingen af. Rotterdam spreekt niet alleen haar sympathie uit naar de betrokkenen maar wil ook helpen door Oekraïense vluchtelingen op te vangen in onze stad die weet wat het is om slachtoffer te zijn van oorlogsgeweld. Dat gevoel leeft ook in de Rotterdamse samenleving: veel Rotterdammers bieden hulp aan en zijn bijvoorbeeld bereid om vluchtelingen thuis op te vangen.'

Enkele duizenden inwoners van REO (Rotterdam en Omstreken) waaronder tientallen gevluchte Oekraïners,  zijn naar Plein 1940 gekomen. Zij tonen hun afschuw van deze invasie. Willen troosten en als het kan steun en hulp bieden. Luisteren naar muziek en zang van solidaire Russische musici, naar mooie, soms harde  woorden. Woorden van de ambassadeur van Oekraïne in Nederland en van de Rotterdamse burgemeester Aboutaleb. Aboutaleb leest een gedicht voor van de voormalige Rotterdamse stadsdichter  Derek Otte. De in Nederland bekende Oekraïners: Victoria Koblenko en Evgeniy Levchenko spreken hun angst uit maar zijn toch hoopvol op een Oekraïense overwinning. De Rotterdammer Hugo Borst vertelt een zeer positief verhaal over de beste voetbalcoach aller tijden: de Oekraïner Lobanovski. Als laatste treedt op de ‘spoken word’ artiest: Young Mitch Poetry.

Er is muziek van het Rotterdams Philharmonisch Orkest, Sinfonia Rotterdam en studenten van Codarts. Aan het einde van de bijeenkomst wordt twee minuten stilte gehouden, gevolgd door het Oekraïense volkslied van Michal Werbycki gezongen door: Albina Gitman, begeleid door een Blazersensemble.

Het wordt sommige aanwezigen emotioneel herhaaldelijk te veel tijdens deze  manifestatie. Vooral tijdens het Oekraïense volkslied wordt er veel gehuild. Mensen huilen uit op elkaars schouder, vallen elkaar in de armen of moeten hun verdriet alleen verwerken. Tissues om de tranen te drogen zijn er niet genoeg. Zelf lukt het me ternauwernood  om mijn tranen, mijn woede binnen te houden.

 

 

** De teksten van Derek Otte en Young Mitch Poetry ontbreken. Verschijnen later op Google. Zeer de moeite waard.

         

zaterdag 12 maart 2022

DE EERSTE KEER

 

De eerste keer.

Ik haal mijn vriend Kees op bij het Palet. Daar doet hij een schildercursus. Cora ook. Vrolijk kwebbelend komt de schilderclub naar buiten. Kees loopt, druk gebarend, één van zijn sterke verhalen te vertellen tegen Cora. Ze heeft er wel lol in. Leuke meid. Lang blond haar. Fijn gezichtje, mooi figuur, sappige beentjes en … ze draagt een sexy minijurkje in Indiaas dessin. Cora is ook uitgenodigd voor het feestje vanavond bij Ineke. 

Ineke woont ongeveer drie kwartier lopen van het Palet. En in die drie kwartier is er wat gaan kriebelen in de lijven van Cora en mij. Ze heeft een mooie enigszins lage stem. Zoals gewoonlijk, in niet al te groot gezelschap, hang ik de grapjas uit. Cora lacht om vrijwel alles wat ik zeg. Steeds vaker raken we elkaar, per ongeluk expres, even aan.

Het huis van Ineke, een  typisch studentenkrot, is al in orde gemaakt voor het feest. De vriend van Ineke  heeft z’n best gedaan. De kamer zit al behoorlijk vol feestgangers.   Visnetten, slingers, wierook- en hashgeur hangen in de kamers. De kaarsen moeten straks als het echt donker wordt alleen nog maar even aangestoken te worden. Op een tafel staat wijn, bier, limonade  franse kaas en stokbrood. Voornamelijk door de gasten meegenomen; het blijkt een Amerikaanse fuif te zijn. Wij hebben niks meegenomen. Ik wist niet eens af van dit feestje. 

Er  is nog een piepklein stukje matras vrij; Cora en ik vallen daar gelijk op neer. We blowen mee aan een stevige joint, drinken een wijntje en eten een stukje stokbrood met camembert. Op de muziek van Pink Floyd dansen we. We slijpen, tongen, strelen. Het is helemaal ons feestje. De anderen hier zien ons waarschijnlijk wel maar wij hebben alleen oog voor elkaar. 

Tegen twaalven is het tijd om te op te stappen. We zeggen Kees nog even gedag. ‘Ja, tot ziens hè,’ lalt hij. Bij Fred, een kennis van me, kunnen we blijven slapen. Hij woont hier in de buurt. Ik heb zijn sleutel voor als het eens nodig is. Cora gaat liever naar huis.  Ze  is moe … heeft slaap. Toch gaat ze met me mee.

Fred zijn kelder valt niet tegen. Een slaap- werkkamer met een mooie twijfelaar. In gedachten zie ik onze ontblote lijven al lekker van elkaar genieten. Het is voor mij de eerste keer. Cora is twee jaar ouder. Zij zal vast wel wat meer ervaring hebben. Cora gaat nu niet douchen.  Doet ze morgen wel. Ik moet mijn bezwete  lijf even afspoelen en een lekker luchie op doen, voor straks. Cora gaat alvast liggen. Moe. Haar ontspannen lichtheid van vanmiddag is ver te zoeken. 

Onder de douche ben ik al bijna klaar gekomen. Fantasieën over straks winden me op. Een mooie, schone, lekker geurende jongeman stapt de kelder binnen. Cora ligt op haar zij. Ze lijkt te slapen. Ik laat het licht aan … schuif mijn warme blote lijf tegen haar aan. Leg mijn om haar heen. Kus haar in haar nek. Zij moet mijn stijve tegen haar lijf gevoeld hebben. Toch reageert ze niet … de eerste paar minuten. Zal ze al slapen?

Opeens, met een ruk, gaat ze op haar rug liggen. Trekt haar t-shirt, maillot, bh en slip uit. ‘Oké dan,’ zegt ze, ‘maar doe voorzichtig, het is voor mij de eerste keer’. 

Binnen de minuut kom ik klaar. Zij niet. De bloedvlek op het hagelwitte laken zorgt bij mij voor  een heftig en lang naebbend schuldgevoel.

vrijdag 11 maart 2022

SLAPELOZE NACHT

Wilma heeft slecht geslapen vannacht. Haar slaappillen heeft ze toch normaal ingenomen. Meestal slaapt ze dan binnen het kwartier. Ze telt dan haar uitademingen van één tot tien … zo af en toe leiden haar gedachten haar wel af … maar mèèr dan een kwartier is ze nooit aan het tellen. Nu ligt ze al zeker  een uur wakker. Ze heeft het gevoel dat ze kan tellen tot ze een ons weegt. Koude voeten kunnen haar soms ook behoorlijk lang uit haar slaap houden maar nu ze de elektrische deken aan heeft, zijn haar voeten in een mum van tijd warm.  Dus daar kan het niet aan liggen.

Het is die klote-oorlog die haar wakker houdt. De journaalbeelden, de foto’s en artikelen in de krant. Ze zou er niet zo veel naar moeten kijken, over moeten lezen. Tegenwoordig staat de hele dag de tv bij haar aan. Het is dat ze wel eens wat moet halen bij de supermarkt, anders zat ze de hele dag kassie te kijken. Sinds die 22e februari, toen Rusland onder leiding van ‘Paranoia Poetin’, Oekraïne binnenviel komt er niks meer uit haar handen.  Terwijl er toch zat te doen is in haar huisje. Ramen zemen, stofzuigen, wassen het schiet er allemaal bij in. Zij staat er hier, sinds ze van haar man af is, wel mooi alleen voor. De kaboutertjes komen het echt niet voor haar doen.

Wilma moet erg huilen als ze de foto in de krant ziet van die zwaar getroffen man, voor zijn plat gebombardeerde huisje. Hij vond zijn zwangere vrouw  dood  terug onder het puin. Hoe wreed is deze oorlog. Vluchtende mensen, veel oude mensen ook, gehandicapten, rolstoelgebruikers. Zij moeten een rivier over. De originele brug is nota bene door de Oekraïners zelf kapot geschoten, zodat de Russen er geen gebruik van kunnen maken. Over een geïmproviseerde ‘brug’ ,een smalle plank, moeten ze de overkant zien te bereiken. Rolstoelen zijn te breed voor die plank. Er zit dus voor rolstoelgebruikers niks anders op dan te lopen ... ook al zijn ze er nauwelijks toe in staat. Het moet; het kan niet anders. Hun rolstoel wordt achter hen aangesjouwd door behulpzame medevluchtelingen.

Ze ligt nu al de halve nacht onrustig  te woelen en te piekeren  onder haar dekbed.  Een helikopter vliegt midden in de nacht over … zal wel een noodheli zijn. Normaliter doet zoiets haar niks maar nu , deze nacht, schrikt ze er toch wel van. Wilma moet gelijk denken aan die gebombardeerde flat, waar de vlammen uit sloegen … en de panische angstkreten van de getroffen bewoners te horen zijn.  Die flat is ook net zo’n gebouw als háár flat. Ze moet er niet aan denken dat hier ooit een bom op gegooid wordt.  Oekraïners zullen het ook nóóit voor mogelijk hebben gehouden, dat er zo’n crimineel als Poetin, president zou worden van Rusland. Onmenselijk gewelddadig zijn de bevelen die zijn troepen moeten opvolgen.

Ze maakt zich zorgen over haar zoon en schoondochter en haar  kleinkinderen.  Als ze maar nooit oorlog hoeven mee te maken. Maar Wilma is realistisch genoeg om te beseffen dat er altijd weer nieuwe  Hitlers, Mladicen en Poetins op zullen staan. 

Ze hoopt dat haar kinderen en Sera en Anna, haar kleinkinderen, rustig  slapen. Het is nu zes uur. Wilma moet plassen;  blijft gelijk uit bed. Ze slaapt nu toch niet meer.      

donderdag 10 maart 2022

VOLTREFFER

‘Pfeuheuho’ …Egor loopt met kleine stappen druk heen en weer in de eetzaal. Hij kan niet praten en is erg slecht ziend.  Er is net een bom gevallen, dicht in de buurt van het tehuis waarin hij woont, in de stad Lviv. Een oorverdovende knal. Hij loopt nu met zijn handen tegen zijn oren gedrukt. Egor is gehandicapt, geestelijk gehandicapt. ‘Hoeoeoeoe ...’ Hij is bang. Heeft pijn. De ruiten van zijn woning zijn gesprongen. Er zit glas in zijn benen. Hij bloedt en er is niemand in huis die hem kan helpen. Er zijn wel andere mensen in huis maar die zijn allemaal zoals hij of soms nog wel erger.  Die zijn ook bang. Begrijpen ook helemaal niks van er allemaal gebeurt. In een hoekje van de eetzaal gaat Egor, met opgetrokken knieën zitten.  Hij zit te grienen. Beweegt, met zijn ogen dicht, zijn bovenlichaam continu van voor naar achter.

Op de achtergrond is mitrailleurgeschut te horen. Angstig gegil van mensen op straat. Het is koud. Ook binnen: zes graden maar. Er kan niet meer gestookt worden. De instelling kan door een bombardement geen gas meer krijgen. De bewoners hebben allemaal wel warme kleding aan. Ze zoeken elkaar op in de eetzaal. Er zit nu een vijftal mannen bij Egor in zijn hoekje te huiveren. Zo  lijken ze toch wat warmte en troost te vinden bij elkaar.  Sommigen vallen in slaap. Egor niet. Hij is onrustig. Heeft last van het glas in zijn benen. Egor maakt zich los uit het slapende mannenclubje. Hij loopt in de richting van zijn kamer. Struikelt in het donker over  een kleedje. Valt op zijn knieën maar mankeert niks. Loopt verder en gaat in zijn kamer onder zijn bed liggen. Blijkbaar heeft hij wel het besef, dat hij daar veiliger is.

Het luchtalarm klinkt. Er komen bommenwerpers aan. Aanzwellend gebrom.  Een bombardement dreigt. Iedereen haast zich naar de schuilkelder als er tenminste een in de buurt is. Egon en zijn vrienden hebben geen flauw benul. Ze zijn afhankelijk van anderen.  Jevgen, een verpleegkundige, gaat het tehuis in. Hij komt de bewoners evacueren.  Hij kan maar twee bewoners tegelijk meenemen. Ze kunnen niet zelfstandig lopen.  De schuilkelder is een half uur verderop. Het zal niet meevallen om iedereen daar bijtijds te krijgen. Jevgen doet wat hij kan. De eerste ploeg is nu veilig. De  gewone mensen die daar zitten zijn ook als de dood. Ze zijn wel lief voor deze twee, ziet Jevgen. Nu die laatste drie nog oppikken.

Eerst die twee slaapkoppen halen, uit de hoek van de eetzaal. Dan Egor nog. Er is haast niemand meer te zien op straat. Het gebrom van de bommenwerper komt akelig dichtbij. Jevgen kan met deze huilende mannen toch echt geen stap sneller lopen.  Verstand op nul, blik op oneindig. Nòg twee in veiligheid gebracht,  in die schuilkelder, althans hij hoopt dat ze veilig zijn.

Terug in de instelling rent Jevgen naar Egors kamer. Trekt hem onder zijn bed vandaan. Zet hem overeind en loopt samen met hem in de richting van de uitgang van het gebouw. Dan is er een donderslag. De instelling wordt geraakt. Een voltreffer van de bommenwerper. Egor en Jevgen raken bedolven onder het puin. Ze overleven het niet.

Twee Oekraïners toegevoegd aan de genocide, die geregisseerd wordt door oorlogsmisdadiger Poetin.     

woensdag 9 maart 2022

ZWEMLES

Buiten, achter de grote ramen van het zwembad, staan vaders, moeders, opa’s en oma’s ingespannen te kijken. Ik sta daar ook tussen. Hun kinderen of kleinkinderen hebben les in dat zwembad. Mijn kleindochter  Lea, pas zes geworden, ook. Ze hebben allemaal opblaasvlindertjes om hun bovenarmen, een zwemgordel om hun middel en ze lopen met een zwemplankje in hun handen. Lea heeft net als alle andere meisjes  een badmuts op; de jongens niet.  Soms wordt er hier van buiten naar ze gezwaaid, gewezen, geglimlacht, ja, ook hardop gelachen. Het is vandaag goed te  doen om hier buiten te staan. Strak blauwe lucht. De zon hoog achter de toeschouwers. Windstil. Alleen een beetje koud. Door de Noorderwind.

Lea heeft vandaag voor het eerst haar nieuwe zwempak aan en badmuts op. Die heeft ze van mij gekregen voor haar verjaardag. Ze wilde graag een roze  zwempak en een roze badmuts  met  een zeemeerminprint.  Voordat ze vandaag in het water springt, komt ze trots in haar nieuwe spullen helemaal naar het grote raam gerend, om mij haar nieuwe spullen showen. Het staat haar hartstikke leuk. Ik zie haar dan voor het eerst met dat pakje aan …   ze heeft geen hulp meer nodig bij het omkleden.  Ze vindt het wèl fijn als ik haar ná de les even droog kom wrijven en  help  met aankleden … zo gauw mogelijk: wèg met de kou!

In het zwembad is het niet zo behaaglijk qua temperatuur. Dat is nu nog niet te merken als de kinderen het water in springen en hun baantjes zwemmen.  Maar als ze daarmee klaar zijn en uit het bassin klauteren, zetten ze het op een rennen en voordat ze weer het water in mogen, staan ze als kikkers te springen om zich een beetje warm te houden. Lea springt met haar armen over elkaar … ze staat nu een beetje te bibberen; haar lippen zijn paars, lijkt wel. De jongens houden elkaar warm door een beetje te stoeien met elkaar.

De kinderen moeten nu de rugslag oefenen. De meesten hebben er geen probleem meer mee. Dat moet ook wel want volgende week is het examen voor het a-diploma.  Alle vier de slagen: schoolslag,  rugslag, borstcrawl en rugcrawl moeten ze dan beheersen. En natuurlijk watertrappelen. Dat gaan ze nu doen. Lea doet het prima. Een van de jongens gaat steeds koppie onder; moet telkens met zijn armen op het water slaan om weer boven te komen. ‘Tsjonge, jonge, altijd hetzelfde liedje met dat joch. Ik kan het niet meer aanzien.’ Driftig loopt hij weg. Zal zijn vader wel zijn.

De badjuf neemt de kinderen mee naar de ‘hoge duik’. Dat vindt Lea eng, dat weet ik. De eerste keer gaat ze wel naar boven maar durft ze niet te springen. Ze gaat naar beneden. De badjuf neemt haar even apart. Dan gaat Lea toch weer naar boven. Ze waagt de sprong.  Ik ben trots op haar.  Ze is dapperder dan haar opa. Die zal nooit van de hoge springen. Hij heeft hoogtevrees.