woensdag 26 januari 2011

weinig tot geen blogs t/m 6 februari

Waarde lezer van dit blog,
In verband met drukke werkzaamheden zullen er t/m 6 februari 2011 a.s weinig tot geen  blogs door mij geschreven kunnen worden. Na zes februari ben ik weer leesbaar voor u.


jeejeepee


Lees ook eens een paar van mijn eerdere blogs.

maandag 24 januari 2011

Juliëta en mijn tickets

Maandag 24 januari 2011 is een memorabele dag voor Jee, de zestiger. De dag begint alleen wel erg matig. Even vooraf: ik werk van 26 januari t/m 6 februari 2011 als vrijwilliger gedurende 10 dagen van 9 uur ’s ochtends tot twee uur ’s middags voor het 40e Internationale Filmfestival Rotterdam. Als beloning daarvoor mag ik in de nog resterende tijd van die dag alle films zien, die ik maar wil zien.  Awel, da’s toch niet zo slecht, hé? De organisatie gunt ons, vrijwilligers, vervolgens het recht om bij voorrang kaarten te reserveren. Vanaf 10 uur vandaag kan  ik de jacht openen op een plek in de bioscoop waar de film draait die ik zo graag wil zien. Ik heb gisteren, de halve zondag, besteed aan het selecteren van het toegestane maximum van 15 films.
Om vijf minuten over tien heb ik contact met de site waarop ik de tickets kan vastleggen. Helaas kan ik  niet op die site geen tickets bestellen.
‘Te druk,’ denk ik, ‘even wachten. Geduld , Jee!’
Twintig minuten later  nog eens geprobeerd en weer niks. Niet echt verwonderlijk als je weet dat honderden mensen zich nu tegelijk op deze site storten. toch? Over een kwartiertje zal het wel rustiger zijn. Maar het is nog steeds he-le-maal niks.  
Ik bel naar de helpdesk; de ‘helpdeskcollega’ gaat het uitzoeken. Binnen tien minuten word ik teruggebeld.
‘Er zat een klein foutje in jouw ‘My IFFR’; heb ik er uitgehaald, dus ga maar lekker bestellen.’ zegt de medewerker van de desk.  
Niet dus. Dezelfde stiekeme blokkades worden weer opgeworpen om me tegen te houden. Moet dus weer bellen. Samen met de helpdeskcollega log ik in en wandel in mijn scherm naar de film die ik wil bestellen. Weer loopt het fout; dezelfde ellendige virtuele en onneembare hindernis.
'We gaan er mee aan het werk,' zegt de helpdeskdame.
‘Je wordt zo snel mogelijk teruggebeld.’ zegt ze
Zo snel mogelijk is kwart voor twaalf. Om twaalf uur heb ik een andere afspraak en wat voor een!
‘Wat gek joh,’ zegt de  helpdeskmevrouw,’ik zit ook in jou (????) en ik kan gewoon tickets bestellen…..….dus ik denk dat er bij jou iets structureel fouts zit.’
‘Dank u ,’ zeg ik, ‘want in die dingen ben ik kei en keihard!!’
‘Weet je wat ik doe,’ zegt ze, ‘Ik bestel voor jou alle 15 films die je wilt zien!’
‘Ja, hoe kan dat nou, ik heb vijftien films op een lijstje staan èn ik heb om twaalf uur een afspraak met een bijzonder leuke dame. Weet je wat……. ik bestel tickets bij je voor twee films op de openingsdag van het festival. De rest doe ik dan zelf later wel.’
‘Okee,’ zegt ze.
De eerste film die ik erg  graag zou willen zien: ‘Les amours Imaginaires’, is op vier verschillende lokaties inmiddels compleet uitverkocht.  De tweede film waarop ik haast niet kan wachten om hem te zien is ‘Somewhere’ van Copolla; vergeet het maar Jee: uitverkocht, alle voorstellingen!
Met mijn twee volgende wensen heb ik wat meer succes. Ik kan de tickets vastleggen voor de film  ‘Film Socialisme’’ van Jean Luc Godard en de film ‘Fleurs du mal’.
Nu ben ik al bijna aan het eind van mijn blog van vandaag en nu heb ik nog helemaal niks kunnen vertellen over mijn meest opwindende vijf uren van dit jaar. Ik word gevraagd om een aankomend regisseur een beetje wegwijs te maken in Rotterdam, leuke dingen van de stad te laten zien. No problem…..dan blijkt die regisseur een Argentijnse chick van twintig jaar te zijn. Dat ik toen niet gelijk gezegd heb:
’Oh, nee, daar begin ik niet aan, snap ik nou nog niet.’
In die vijf uren samen met Juliëta,  heb ik mijn eigen gedrag geobserveerd. Helaas, moet ik dan heel eerlijk zeggen,  zie ik  regelmatig, een zielige dwaas, gestoken in veel te jeugdige kledij, die zich niet realiseert dat hij al over de zestig is. De oude gek haalt allerlei dolle fratsen uit om de charmante jonge vrouw te amuseren.  Makkelijk te geloven is het niet maar  Juliëta is voor mij deze middag een heel tof maatje. Samen hebben we een geweldige middag, denk ik. 
Waar in Rotterdam, ben je dan allemaal geweest met Juliëta? Wat voor leuks deed je dan allemaal dat zij zo vreselijk moest lachen? Mijn lieve lezer(es) wil dat natuurlijk weten. Morgen schrijf ik er misschien over.  

zondag 23 januari 2011

Brommer (3)

Gisteren dacht ik dat ik klaar was met die  brommer; ik had hem al afgedankt; laten staan in een fietsenstalling in Vlaardingen. Over één gebeurtenis voor het lozen van het ding moet ik nog iets schrijven.
Met die Magneet ga ik naar school voor een feestje. Zuipen, hooguit één flesje bier is toegestaan, de docent aardrijkskunde staat met de armen over elkaar naast de bar. Slaat, in zijn bleke geografische rotkop, de namen op van iedereen, die een biertje gehad heeft.
‘Nee,  van Dalen, ga maar over op de Cola of iets dergelijks, want je hebt er al een gehad jongen. Leuk geprobeerd maar pech gehad, van Dalen’.  
Van de muziek kunnen we onmogelijk ‘uit de bol’ gaan. Het is de tijd van de opkomst van de Beatles, Rolling Stones en een beetje the Pretty Things. Daarom presenteert onze preuts-progressief-protestante scholengemeenschap: een stel jazz oude mannen. Eerlijk is eerlijk: prima muziek maar het schoolbestuur geeft hiermee aan volkomen schijt te hebben aan wat de leerling graag willen horen.
Elsje Franssen staat de hele avond vriendelijk naar me te lachen en een beetje met d’r heupen te wiebelen. Nou, doe ook maar eens, wiebel en glimlach maar eens, een beetje......voel het maar eens, ook al ben je een man….…..je weet dan dondergoed dat je niet moet piesen…..je voelt dan vlinders in je buik. Ja dat was duidelijk te zien bij Elsje Franssen. Ze glimlachte, ze wiebelde zo een beetje met haar heupen en ze dronk met een rietje limonade uit een flesje.  Ik had dus gelijk in de gaten dat ze wel wat met me wilde. Het is een lekker wijfie ook, hoor, die Els.  Beetje kleiner als ik, ietsje mollig, normale kont en tietjes, gewoon leuk allemaal en een heel open fris koppie; stralende ogen en prachtig lange kastanjebruine haren, steil.  Het belangrijkste vind ik eigenlijk haar onbevangenheid; ze gaat net zo makkelijk met  haar medeleerlingen, zowel jongens als meisjes om als met de docenten.
Ja, voor mij staat al vast, dat ik zo dadelijk even lekker even met haar ga dansen, wanneer precies weet ik nog niet. Ik spreek met mezelf af dat ik een lekker slijpnummertje afwacht en dan met haar de dansvloer op ga.
Die gedachte zingt nog rond in mijn hoofd als er op mijn rug wordt geklopt; hard geklopt, zacht geklopt….Daar staat Elsje al;  ze gaat op haar tenen staan: ik ben ongeveer 15 centimeter groter als Elsje en ze zegt:
‘Hé Jee,  effe dansen?’
‘Tuurlijk, Elsie, come on.’
En hup, kijk ons eens dansen en elkaars standaardlach weerspiegelen.  De muziek is om te huilen maar toch hebben we lol. Voor het eerst zie ik nu dat Els klapkuiten heeft. Hoe kan het zijn dat mij dat niet eerder is opgevallen. Ja,  hoe zou dat nou kunnen, denk eens na, man. Het antwoord is simpel: ze draagt altijd een lange broek.

Ik rook al een paar jaar zwaar. Zware van Nelle. Vanaf mijn dertiende. Zeventien ben ik nu bijna. Mijn conditie is dan ook zwaar…..klote. Lang dansen lukt me niet. Zeker niet ‘wild’. De  conditie van Els is puik, waardoor gelijk ook haar veelste dikke kuiten verklaard zijn: ze doet aan atletiek: de ‘vijftienhonderd meter’ de koningsafstand onder de atletiekafstanden. Ze traint mee voor de Olympische Selectie. Overigens: voor de duidelijkheid: wel of geen dikke kuiten: ik vind Elsje tot op de dag een van de allerleukste meiden, die ik ooit heb mogen vingeren.
Ze is te fatsoenlijk om in lachen uit te barsten, als ze me ziet aankomen met die Magneet. Ze stapt minzaam lachend achterop. Natuurlijk ligt binnen de kortst mogelijke tijd die klote-uitlaat er weer af, hetgeen een enorme pleurisherrie geeft.  Door een surveillerende politieagent word ik min of meer gedwongen die kokendhete uitlaat weer vast zetten aan de motor. Hij geeft me de keuze tussen repareren of lopen. Zonder waterpomptang en vuurvaste vingers lukt dat natuurlijk nooit goed! Hooguit zit die uitlaat voor vijf minuten vast. De uitlaat houdt het tot de Beukelsdijk, vlakbij het huis van Els, die in de Graaf Florisstraat woont. Het laatste stukje lopen we.  
Zowel Els als ik zijn behoorlijk geil. In de portiek voor haar huisdeur hebben we stevig staan vrijen.
Vlak voordat ze haar huisdeur opent en naar binnen gaat, zegt Els me dat ze eigenlijk smoorverliefd is op Adri, een klasgenoot van mij.  Ze zegt dat Adri haar jammergenoeg niet ziet staan.
‘Hé, nou niet somberen hoor, Jee,’ troost Elsje, terwijl ze met haar hand door mijn  krullen woelt, ‘vanavond heb ik het met jou te gek gehad!’
Als ze de trap op loopt zie ik mijn smerige vingerafdrukken op haar geile rose mini-rokje.  Ook op haar dijen zitten wat zwarte vegen.
Els heeft me sindsdien een beetje gemeden. Logisch eigenlijk wel, want wie wil er nou wat hebben met iemand, die op zo’n soort brommer rijdt?!

zaterdag 22 januari 2011

Brommer (2)

Mam zegt dat  je bij Brofi’s bromfietsen op afbetaling kan kopen. In drie jaar tijd. In zesendertig maanden dus. Elke maand zes à acht piek. Zo moet die brommer worden afbetaald. Ze denkt dat we wel zes gulden per maand wel kunnen missen. Nou, ik denk het niet! Ze vergeet er wel mooi de benzine en het onderhoud  bij te rekenen, dus zeg ik haar, dat we zeker op een tientje per maand moet rekenen.
Zelf vind ik dat het te veel geld kost. Maar het lijkt haast wel of ik mam er een heel groot plezier meedoe om dat ding te gaan kopen. Dus koop ik er een, een Magneet. Alleen dikke vijftigjarige mannen, met knalrooie jeneverkoppen en smerige, smoezelige brommerjacks,  rijden op een Magneet…..en ik dus. D’r was gewoon niks beters te koop voor dat geld. Ik heb altijd met tegenzin op dat ding gereden.

Ik doe er mijn krantenwijk ermee, dat wel maar herhaaldelijk knalt de uitlaat van de motor af en dat geeft me een teringherrie. In elke straat waar ik de krant bezorg rennen bewoners verschrikt hun huis uit; hoofden worden uit ramen gestoken om te zien welk onheil zich nu weer aan dient……………….na twintig keer zijn ze er wel aan gewend:’…………………oh, het is die klootzak op die achterlijke rooie brommer weer’.

Als ik in augustus een weekje vakantie heb van mijn krantenwijk, wil ik even heen en weer naar Raalte in Overijssel ……driehonderd kilometer heen  en tsja, ook terug diezelfde kilometers. De fietspaden, waar ik met de brommer op moet, zijn me toch slecht! Minstens zo slecht als mijn Magneetschokbrekers. Kuilen en ongelijkmatige bestrating. Gek word ik er van. Met geteisterde armen, rug en nek stuiter ik bij mijn vrienden, de boeren van Raalte binnen. Genieten van het oogstfeest aldaar, de ´Stoppelhaene´  is nauwelijks meer mogelijk. Ik revalideer drie dagen alvorens naar Rotterdam terug te keren.  Als ik er geld voor zou hebben, had ik mezelf met brommer en al op de trein gezet. Ook de terugweg is een zo mogelijk nog grotere lijdensweg. Ik vergeet de benzine in de gaten te houden en die is op een gegeven moment echt op. De volgende benzine pomp is tien kilometer van hier, zie ik op het informatiebord langs de autosnelweg. Tering! Luid toeterend, joelend en gierend van het lachen, passeren mij leeftijdsgenoten op geavanceerde, gestroomlijnde machientjes: Puch en Tomos. Aan het uitermate hoog gepositioneerde stuur zit een trendy, in het leer gestoken mannetje, achterop, gillend en een beetje hysterisch lachend, een langharige, blonde schonen in hotpants. Zo is de atmosfeer waarin ik ruim één uur lang de zware benzineloze Magneet voort mag duwen, want zo ver weg blijkt de eerstvolgende benzinepomp te zijn. 
De Magneet brengt me uiteindelijk wel thuis. Afgemat, tot op het bot versleten, kruip ik op handen en knieën ons huis binnen en ga vervolgens een dik half uur heel hard zitten huilen, puur van de pijn overal, in heel mijn lichaam, in heel mijn geest.

Behalve dat ik me sowieso altijd al grandioos voor lul voelde zitten op die brommer, was die ook nog om de haverklap kapot ook. Een schuldgevoel knaagde ook steeds aan me als ik die klote-Magneet (Magniet) zag,  aan dat ding dacht of erover droomde. Met die zes gulden per maand, had ik voor  mijn broertjes nu eens een extra paar sokken, dan eens nieuw setje warm ondergoed, een lekkere shawl, een muts, een voetbal, een zakje knikkers of een bazooka kunnen kopen. Tsja. Dat taaie, ongerieflijke schuldgevoel bekroop me voor het eerst toen ik in de Rotterdamse Afrikaanderwijk op het ding plaats nam.  Het gevoel bleef, zelfs ook nog nadát ik er voor de allerlaatste keer van afstapte. Ergens in Vlaardingen was dat. Het waardeloze vervoermiddel weigerde weer eens te starten. Zonder hem op slot te zetten liet ik de Magneet in de stationsstalling achter…
’voor de ''gelukkige'' vinder' dacht ik…..
Ik wist dat ik niet meer terug zou gaan om het monster op te halen. Van de Magneet was ik af maar niet van het zeurende schuldgevoel. Het zal nog wel minstens twee jaar blijven etteren......misschien nog wel langer. Precies na twaalf maanden heb ik hem afgedankt en daarna moet ik nog eens vierentwintig maanden lang 8 gulden per maand aflossen. Jaren nog daarna, ja, ook vandaag de dag nog schuurt de herinnering aan de Magneet op afbetaling, als zand in mijn zwembroek.

vrijdag 21 januari 2011

Brommer (1)

Alle jongens van zestien hebben een brommer.  In  1966  ben ik ook 16. Ik heb geen brommer en eigenlijk kan het me niet eens zo veel schelen. Een brommer is gewoon te duur voor ‘ons’ ik denk altijd in ‘onsjes’ .  Zeker een nieuwe brommer en dan helemaal de populaire Tomos,  Puch of  Zundapp. Ook tweedehandsjes  zijn voor ons onbetaalbaar.
Drieëntwintig  jaar en drie maanden moet ik mijn krantenwijk nog doen. Dan heb ik de poen bij elkaar verdiend voor een beetje brommer, een Puch dus.  Maar dat hoeft helemaal niet van mij.  Ik fiets net zo lief.  Wat reis ik nou helemaal? Dagelijks naar school en weer terug . Een keer per jaar de verjaardagen: van neef Peter in Charlois, van nicht Els in Overschie, van Tante Mien in de Eendrachtsstraat en van Ome Koos in Schiedam.  Ik zal ze maar niet allemaal opnoemen want ik heb een grote familie. De meesten wonen op een prettige fietsafstand, zo tussen de vijf en vijftien kilometer. Bij lekker weer is dat heerlijk . Als het kutweer is (ja, sorry hoor,  zo af en toe een lelijk woord moet kunnen, toch?) dan ga ik echt niet. Met kutweer dus. Ook als ik een brommer had, zou ik niet gegaan zijn. Niemand krijgt kadootjes van ons; alleen maar geld. Mijn vader en moeder gaan zelf nooit naar verjaardagen. Mijn vader is er nooit. Hij vaart op cruiseschepen  de hele wereld rond. Tot nu toe komt hij alleen even thuis om een nieuw broertje of zusje voor me te maken. Mijn moeder  heeft geen tijd, zij kan natuurlijk al die kleine kinderen niet alleen thuis  laten. Ook meenemen is geen optie. Daarom ga ik altijd naar die familieverjaardagen. Soms gaat mijn een na oudste zus ook mee.
Bij  kutweer dus, als  ik niet naar die verjaardag ga, gaat dat geld weer in de knip en hebben we weer een dag te eten.
 Op een mooie zonnige dag, lees ik wat bladen uit de Leesmap. Nu zit te lezen in de Lach, mijn favoriete tijdschrift uit de Leesmap. De Lach is een tijdschrift met pikante getekende grappen en foto´s met dames die heel schaars gekleed zijn.
Mam komt onverwachts de woonkamer in en pakt van het onderblad van de salontafel, de Havenloods, hét huis aan huis blad van Rotterdam.  Schrikachtig stop ik de Lach terug in de Leesmap. Ik houd er niet van dat mam ziet dat ik met begerige ogen naar de in dat blad afgebeelde bijna naakte dames kijk.
´Jee,´  zegt mam,´kijk eens hier,´ ze laat me een advertentie in de Havenloods van Brofi´s zien,´ga eens kijken of ze bij Brofi’s een tweedehands brommertje hebben voor je.´
Ik zeg haar dat ik dat wel leuk vind maar dat ook een simpele tweedehands van een onbekend merk toch al gauw twee- misschien wel driehonderd gulden kost.  Ik weet dat we dat niet hebben.
Mam zegt dat  je bij die zaak op afbetaling kan kopen. In drie jaar kan die brommer worden afbetaald.  Dus in zesendertig maanden. Zes à acht gulden per maand.
'Van die een vijftig per week zullen we ook niet armer worden,' zegt mam.

woensdag 19 januari 2011

Schrijven is niet echt leuk

schrijven is niet echt leuk
het drijft me naar de donkerste  plekjes van mijn onderbewustzijn
mijn grootste angsten mijn diepste verlangens
lang ben ik in trance 
bibber en huiver 
gevangen in herinneringen aan achtervolgen pesten dwalen slaag
ik mag er niet zíjn - gevoel dat overheerst

ik weet
ik wil 
met je
spannende lijf
mooi bruin
sierlijke lange benen
strakke volle billen
puik figuurtje
bovenal lekkere tietjes
jammer alleen van je lelijke kop
waar geen zinnig woord uit komt

mijn psychiater zegt me
schrijf zulke woorden liever niet op

het gevoel iets gedaan te hebben
dat niet door de beugel kon
houdt me in een wurgende greep
grom grimmig om het grove dat ik schreef
eens geschreven blijft geschreven 

dinsdag 18 januari 2011

Dikke pad

Aan Rachel in Florida


Hallo Rachel,

Hoe is het nu met je in Florida.
Heb je het naar je zin daar als lerares Frans. Valt me echt mee zeg,  die belangstelling voor het Frans; in Nederland kiest vrijwel niemand die taal meer. Twaalf lesuren draai je nu, hè? Is er nog kans op uitbreiding van uren? Nou, dat hoor ik dan nog wel eens van je.
Hier in Nederland is het koud en nat, zes graden Celsius. Zoals ik je in mijn laatste mail ook al schreef, werk ik niet meer voor geld. Ik ben met pensioen sedert juni 2010. Ik werk nog wel zo af en toe maar dan als vrijwilliger en ik doe alleen de dingen die ik leuk vind.
Jammer dat het vandaag zo plenst, want ik was van plan vandaag een rondje Rotte te gaan fietsen. Nu het dan toch rotweer is, kan ik jou mooi even mailen. 
Voor jou is het hier misschien wel heel aantrekkelijk om te wonen. Jij zei me in Avignon dat je eigenlijk altijd de pest hebt aan warmte…….jij, die in Florida woont en ’s zomers altijd op vakantie gaat naar Avignon, met een gemiddelde juli-augustus  temperatuur van 28,5 graden.

Volgende week start in Rotterdam weer het jaarlijks terugkerende grote internationale filmfestival van Rotterdam.
Van 26 januari t/m 6 februari zal ik meer in de bioscoop zitten dan thuis. Ik ga er weer werken, kaartjes controleren vooral, daarmee verdien ik dan een passepartout, waarmee ik voor niks alle films kan gaan bekijken. Niet gek, hè?!
In die periode zet ik even mijn andere vrijwilligerswerk stop. Ik stop dan ook even een paar dagen met mijn jeejeepee-blog.
Later mail ik je nog wel eens over de andere dingen die ik zoal doe.

Trouwens, Rachel, ben je nu nog steeds zo’n ‘dikke pad’ (hihi) als in Avignon of ben je inmiddels een paar kilootjes kwijt? Dat zou geen kwaad kunnen, toch Rachel? Want eerlijk gezegd, denk ik, dat je door al die ballast zo slecht tegen de warmte kan. Dat is toch 'appeltje-eitje'? Kennen jullie de uitdrukking 'appeltje-eitje' in 'the USA'?!
Je hebt zo’n mooi, leuk, vriendelijk gezichtje, Rachel maar dat lijf daaronder…………. Waarom heb je dat toch zo ver laten komen? Was je als klein meisje ook al zo of ben je later, ja, ik noem het maar ‘dichtgegroeid’? Praat je er wel eens met je huisarts over of een goede vriend of vriendin? Weet je of je overgewicht erfelijke bepaald is of vreet je gewoon bewust constant veel te veel? Geloof mij nou Rachel, wanneer jij 50 kilo afvalt, dan weet ik zeker, dat je een van de mooiste meiden van de wereld bent: Miss World.

Als ik naar buiten kijk, lieve schat, zie ik de regen tegen mijn dubbel glas spetteren. Ik zie de grote plassen, die op straat zijn ontstaan en een stukje verderop zie ik het snel stromende water van het riviertje de Rotte, de naamgever aan mijn woonplaats Rotterdam.  Het is een riviertje van niks en toch ben ik zo blij dat ze er is, want ze kronkelt zich zo heerlijk door een van de zuiverste natuurgebieden in de omgeving van Rotterdam en aan weerskanten van haar liggen zulke lekkere fietspaden. Ik zal je een paar foto’s opsturen die ik maakte op mijn vele fietstochten door dat gebied. Dan zal je begrijpen wat ik bedoel.

O ja, Rachel, dat zal je wel leuk vinden: met een stel mensen hier uit de buurt ben ik een toneelstuk aan het maken. Het gaat over vrijheid van meningsuiting, keuzevrijheid, gevangenschap. Ik speel een zigeuner/oorlogsslachtoffer  in dat stuk. Na  de oorlog zwerft hij dakloos rond. Hij zingt en doet grappig voor geld om in zijn sterke drank behoefte  te voorzien.
Misschien, Sharon,  vind je het wel leuk om begin mei een van de voorstellingen bij te wonen. Dan blijf je gelijk een paar weken bij ons logeren en kan ik je nog wat leuke plekken in ons landje laten zien. Lijk je dat niet leuk? Dat laatste doen we natuurlijk wèl op de fiets, hè? Je begrijpt zeker ook wel waarom!
Ik hoop weer gauw iets te horen van mijn lieveling Rachel uit Florida.


Heel veel liefs, schatteboutje

Jepelepee


N.B.     Ik stuur je hier bij een artikel uit het tijdschrift ‘In Balans’ van december 2010
            daarin staat een heel lezenswaardig artikel: ‘Sporttas of Obesitas?’’
            Ik ben heel benieuwd wat jij er van vindt. Doeiiiiii

maandag 17 januari 2011

Degeneratieverschijnsel

Hoi lieve Dorien,
Eindelijk, zal je zeggen, hoor ik weer eens iets van Ronald. Eerlijk gezegd zou ik je wel elke dag willen mailen maar ik weet uit ervaring dat het leven met twee kleine  kinderen en dan ook nog eens een baan heel druk is, dus dat doe ik je maar niet aan.
Gaat het goed met jou, SanneJan en de girls Kim en Birgit, heten ze toch, nietwaar?? I hope so!
Kim is het meisje met het iets te korte rechterbeentje, schreef je en Birgit heeft een hazenlipje.
Nou, laten we hopen dat het niet erger geworden is Dorien. Het is zo al vervelend genoeg, toch?
Ik las wel in 'Effectief ouderschap' dat een hazenlipje tegenwoordig heel mooi gecorrigeerd kan worden. Maar ja, het is wel een vreselijk gedoe natuurlijk.

Ze zijn al weer bijna een jaar, hè. Time flies. Nog even en je woont alweer Bleiswijk.
Zal je wel pijn doen dat geweldige huis te verlaten in Zuidland, met al dat land er omheen? Maar ja, elk einde biedt ook weer nieuwe uitdagingen/kansen voor een nieuw begin en uit je mail begrijp ik dat je er veel zin in hebt. Voor de kinderen is het wel leuker om in een echt buurtje te wonen; op zo'n boerderij zitten kinderen toch wat geïsoleerd van andere kinderen. Misschien kom je in Bleiswijk ook in een wat minder erge ‘zwarte kousen kerk’ omgeving terecht. Ik kan me niet voorstellen dat jij  je prettig voelt in zo'n miljeu.
Wat mij betreft, Dorien,  hoef je trouwens niet te wachten totdat  je verhuisd bent, hoor,  om wat af te spreken. Jij bent nu ook al van harte welkom en dat geldt natuurlijk ook voor SanneJan en de meiden.

Ik heb dezer dagen ook weer een kind in huis. Mijn zoon Karel van 22 durft na ontslag uit het ziekenhuis begin maart jl. (hij was opgenomen met een schedelbasisfractuur in oktober 2000) niet meer in zijn eigen huis te wonen. Af en toe gaat hij nu een uurtje naar zijn eigen huis, proefdraaien maar het zal nog een tijd duren eer hij weer echt op zichzelf kan gaan wonen. Hij blijft maar last houden van duizeligheid en daarbij is hij ook nog eens behoorlijk depressief. Moeilijk, moeilijk moeilijk.

Inmiddels werk ik al weer bijna vijf maanden bij ‘Volop &Genoeg Voor Al Uw Geldzaken’ leningen vooral. Het werk dat ik daar moet doen is tamelijk dom te noemen. De zwaarte van het werk zit hem vooral in de kwantiteit. Daarin prioriteiten stellen is van het hoogste belang. Leuk kan ik het niet vinden. Vind het eigenlijk heel verdrietig om te zien hoeveel hebberige mensen (ja, dat wel!) een lening sluiten, die ze misschien nooit terug kunnen betalen. Daarom ga ik maar eens zoeken naar wat anders. Een baantje in een kleine organisatie een beetje vergelijkbaar met wat ik hiervoor deed als boekhouder bij buurthuis het Putje waar wij nog samen werkten. Het zal niet meevallen, want voor dergelijke banen is de spoeling is dun.

Heb jij trouwens een prettig evenwicht gevonden tussen werken, thuis zorgen en ‘dingen voor jezelf doen'’? Ik heb het altijd erg leuk gevonden, die combinatie huisman/deeltijdwerker maar het is wel een struggle om niet geheel en al opgevreten te worden door verplichtingen. Af en toe moest ik ook leuke dingen kunnen doen zonder vrouw en kinderen. Voetbal, film, bordeel, theater, gokhuis, lezen, schrijven……het viel om den donder niet mee om daar in die drukke ‘kleine kinderenperiode’ aan toe te komen…..en dan heb jij nog twee van die handenbindertjes tegelijk, die allebei even bewerkelijk zijn en ook nog eens gehandicapt! Jij bent echt niet te benijden, Dorien.

Buurthuis het Putje is bij mij al bijna helemaal vervaagd. Ik heb nog wel de jaarrekening gemaakt. Dat vroeg het oude bestuur me nog. Toen ontmoette ik nog wat oud-collega’s van ons. Carolien natuurlijk, die bij haar nieuwe werkgever gelijk stevig uitpakte: ze versierde het Hoof Personeelszaken, sleepte daar een salarisverhoging uit van 1000 euro per maand en ze doet nu het werk van haar voormalige minnaar die de zak kreeg.
Nico, onze oude gedreven directeur, is uiteindelijk met een gouden handdruk naar huis gestuurd. Hoewel we toch aan die man jarenlang he-le-maal niks gehad hebben.....en dan toch goud.......
Dorien, ik ga er een eind aan maken (nee hoor, niet echt, hihi) en aardappeltjes bakken (eerst schillen natuurlijk); we eten vandaag peentjes, erwtjes en (lekker, lekker,  lekker) speciaaltjes  met gebakken aardappelen dus.
Helemaal alleen laat ik je nog niet, want ik  stop er nog een kort verhaaltje van me bij.

Veel liefs en kusjes
Voor jou  Dorien,
je schattige tweeling Kim en Birgit,
en groet  SanneJan van me

Ronald

N.B.    Weet je, Dorien, dat een tweeling eigenlijk een degeneratieverschijnsel is; dat las ik  laatst in het blad ‘Effectief Ouderschap’. In Nederland worden er de laatste jaren heel veel allochtone tweelingen   geboren, uit huwelijken tussen neven en geïmporteerde nichten of nichten en  geïmporteerde neven. Ik noem het maar een vorm van inteelt. Ik stuur je dat artikeltje wel toe dan doe ik er ook gelijk dat artikel over 'hazenlipjes' bij. Doeiiiii!

N.B.B.
Dat verhaaltje houd je van me tegoed hoor, Dorien!
Daaaaaag

zondag 16 januari 2011

Prijsklaverjassen

Binnenkort is het carnaval. Nog nooit aan meegedaan. Ik houd niet zo van zuipen maar wel weer, net als onze meisjes, van verkleden.  Bij mijn man, Koos,  is dat nou net andersom.  Ik maak me wat zorgen om hem. Het gaat een beetje van kwaad tot erger met de alcohol,de laatste tijd. Nu krijgen we die carnaval en kort daarop gaat hij, zoals elk jaar, een paar dagen snowboarden (= de beest uithangen) met zijn vrienden. Als ik zie hoe hij na zo’n tripje thuis afgeleverd wordt, dan moeten ze daar  in de Ardennen flink hebben afgezien. Volgens mij hebben ze de eerste dag gesnowboard en zich vervolgens drie dagen lang lam gezopen. Maar goed, waar maak ik me druk om, Koos naar de Ardennen, dat duurt nog even.
Na zijn ‘kaartavondjes’ komt hij tegenwoordig steevast om drie uur  ’s nachts aanzetten. Prijsklaverjassen doet ie. Is ie echt goed in. Hij heeft al menig prijsje gewonnen. Met de laatste kerst: een konijn. Vorig jaar met de Pasen: veertig eieren; jammergenoeg is hij onderweg naar huis op zijn snufferd gevallen …..d’r zaten nog twee hele eieren bij.  Maar………..wint  Koos een liter cognac of jonge jenever,  dan kan ik er donder op zeggen, dat het nog  ‘wel een ietsje later wordt’.

Eerlijk gezegd ben ik zijn gedrag wel een beetje beu. Zachtjes uitgedrukt. Ik heb al een paar keer geprobeerd om er met Koos over te praten maar hij vindt het niet de moeite waard om er woorden aan vuil te maken.  Met mijn ouders, zaliger,  kon ik altijd goed over dit soort zaken praten. Maar eigenlijk heb ik nu niemand meer. Mijn zus heeft het veel te druk met haar studie en zit trouwens ook veel te ver weg: in Glasgow.
Als Koos straks een paar dagen weg is, moet ik eens bij iemand mijn hart luchten. Ik denk dat ik Peter, een ex-collega van Koos vraag of hij een avondje bij me langs wil komen. Hele leuke vent.  Klikt altijd goed tussen ons. Is een man, die kan luisteren.  

Deze keer duurt het wel erg lang voordat het Koos lukt de voordeur van het slot te krijgen. Ga hem maar even een handje helpen. Verdient hij eigenlijk niet, die gore zuiplap. Ik sluip stilletjes naar de voordeur en met een felle ruk trek ik de deur open. Dat hij naar binnen zou tuimelen, had ik wel verwacht en dat hij een lege fles jonge jenever in zijn hand zou hebben ook. Dat zijn spijkerbroek inclusief zijn boxershort bijna op zijn knieën zou hangen, had ik totaal niet verwacht.
’Je hebt toch zeker niet in de tuin zitten poepen, hè Koos?
‘Mewflghubbbbbkebiest ,‘ zegt ie.
‘Okee,’ dat snap ik!
Maar nu hij toch voorover in het gangetje ligt, controleer ik gelijk zijn bilspleet maar even maar die is spic en span. Dus hij zal wel niet gepoept hebben.
Koddig gezicht wel die bolle witte kadetten, van elkaar gescheiden door de donker behaarde spleet van boven gemarkeerd door zijn zwarte t-shirt en van onderen door zijn rode boxershort.  
Het valt om den donder niet mee om dat mannetje om te draaien zeg. Hij is sowieso wat kilootjes aangekomen en in deze staat is er helemaal geen beweging in hem te krijgen. Nu het me gelukt is hem om te draaien, zie ik dat hij zijn spijkerbroek helemaal onder heeft gezeken.  Hij lijkt me half te slapen, half wakker te zijn. Ik trek zijn bovenlijf naar me toe en er komt gelijk een golf kots naar buiten.....zure jonge jeneverkots over mijn handen, mijn polsen, de boordjes van de mouwen van mijn pyjama. Getverdegetver. Gelijk erachteraan: nog zo’n golf.  Ik kan nog net op tijd wegspringen.
Mannen……net kleine kinderen! Ik ben blij dat ik alleen dochters heb. Daar zullen we wat zuipen betreft niet zo veel mee te stellen krijgen, denk ik, hoop ik......
‘Koos,’ gil ik in zijn oor,’ik ga mijn bed weer in, hoor! Voor je naar boven komt ruim je eerst  die rotzooi hier op. Dan ga je douchen en dan pas mag je naast me komen liggen. Hoor je me?’
Een luide snurk is zijn antwoord.
‘Klootzak!’
Ik vraag me af hoe dat zal gaan met de carnaval. Ik houd mijn hart vast! Meneer houdt zich maar een beetje in met de meisjes erbij.
Ja, straks als ie een paar daagjes met zijn maatjes naar de wintersport gaat, mag hij zich wat mij betreft voor de rest van het jaar uitleven. Dan heb ik er tenminste geen last van

zaterdag 15 januari 2011

Vrij reizen

Het boek boeit me vandaag niet zo; meditatieve stukjes van Osho, ook wel Bahgwan Shree Rajneesh genoemd. Het is eigenlijk ook wat te rumoerig in deze trein om de diepere betekenis van zijn woorden tot me door te kunnen laten dringen. Naast me, gescheiden door het tussenpad, zit een luidruchtig kwartet, vast familie van elkaar. De oudsten, tegen de zestig, naar mijn schatting  en tegelijk de meest luidruchtigen van het stel hebben er de grootste lol in om de jongste de stuipen op het lijf te jagen.  Naast hem zit een veertiger, die in feite niets anders doet dan af en toe een langgerekt gegiechel ten gehore te brengen, ten teken dat hij de grappigheid van zijn oudere broer en zus waardeert. We rijden Dordrecht uit.

Naar buiten kijken kan op zich wel maar het zicht is bijzonder beperkt met dit pleurisweer: diagonaal trekken  regensporen over de nog bemodderde ruit. Ik pak een banaantje uit mijn tas. Ik heb er drie bij me. Drie kinderbanaantjes. Een volwassenenbanaan vind ik al gauw iets te veel van het goede om in een keer naar binnen te drukken. Het voelt bij mij dan net alsof de volwassenenbanaan eerst nog een flinke tijd in mijn slokdarm op zijn beurt moet wachten voordat ie mijn maag in mag. Een kinderbanaan daarentegen glipt moeiteloos overal doorheen en is bovendien nog eens heel goed binnen te houden ook!

In Rotterdam komt er een sprietig, roodharig meisje naast me zitten. Volop sproeten in haar gezicht. In haar smalle grote, iets flapperende oren, witte oordopjes van haar mp3-speler. Lange dunne witte benen. Geel-groen bloemetjesjurkje met korte mouwen. Lange, dunne, witte armen. Ik schat dat ze 14 is.  Ze komt me bekend voor. Alleen geen idee waarvan.

Die veertiger, die schuin tegenover me,  zit zich weer te bescheuren van het lachen. Geen idee waarom……hoewel…..die mongool, die naast hem zit, ja het is een echte mongool van Down,  zit met een bangelijk gezicht ‘neen’ te schudden.
‘Ja, hoor,’ giert die grote vent weer van het lachen en met duivels plezier jaagt hij zijn verstandelijk gehandicapte broer de stuipen op het lijf:
‘Jij blijft daar lekker ècht een tijdje logeren Timo en dan komen Harco en Jola je over een paar weekjes weer ophalen.’ De angst slaat uit de kleine soepoogjes van de gehandicapte jongen:
‘Nee, nee, mannie.’ murmelt hij onverstaanbaar. Dan maakt hij in de richting van zijn grote broer  met zijn opgestoken dikke korte wijsvingertje de ‘dat mag niet’- beweging.
De simpele knul kalmeert nu zichtbaar'Hij geniet van het kinderbanaantje, dat ik hem net gaf. 
Ik neem er ook nog een. Het is tevens mijn laatste. Mij doet zo’n banaantje ook goed; lekker licht verteerbaar en naar ik me heb laten vertellen, goed tegen de diarree. Maar daar heb ik gelukkig vandaag geen last van.

Vandaag reis ik goedkoop: een hele dag vrij reizen voor één euro; een voordeeltje voor zestig plussers met een voordeeluren abonnement.  Ik ga voor dat eurootje naar het stripmuseum in Groningen en natuurlijk ook weer terug naar Dordt.

Het tienermeisje zit aanvankelijk een beetje naar buiten te kijken. Als ze beseft dat daar weinig te zien is pakt ze een strip: Kuifje op de Maan. Aan de vouwen en de kreukels op de kaft te zien is dat boek minstens honderd keer gelezen. Ik heb die strip zelf ook ooit eens gehad. Tien, elf jaar was ik, toen ik het van mijn opa voor mijn verjaardag kreeg. Ik kan het niet laten om even met het meisje te praten over het boekje. Het koste even wat moeite om haar uit haar strip-mp3 sfeer te halen.
‘Ik heb dit boekie nog niet zo vaak gelezen.’ zegt ze. ‘Ik heb hem nog maar net, mijn vader zag hem bij Slegte liggen; hij vindt Kuifje wel grappige strips......Ik ook wel....maar…..dus……’’.
‘Mag ik de strip even beethouden?' vraag ik haar.
‘Tuurlijk,’ zegt ze.’hiero.’
‘Achtenveertig jaar geleden,’ zeg ik haar, ‘kreeg ik Raket naar de Maan, zoals ik al zei, voor mijn verjaardag van mijn opa. Ik heb het wel dertig keer gelezen. Toen ik twintig werd heb ik een stapel strips weggegeven aan een jongere neef. En nu…..heb ik precies het zelfde stripje weer in handen. Dit is het boekje dat ik ooit eens van mijn opa kreeg, Moet je zien op de binnenkant van de kaft, dat heb ik destijds geschreven: mijn naam en de datum van mijn elfde verjaardag: ‘Jee van Wijk, 30 juni 1962. Van Opa gehad. Nou, als dat geen toeval is?!

vrijdag 14 januari 2011

Een club in Gouda

Ik kijk wezenloos naar buiten. Door het raam van het ziekenhuis zie ik de drukke verkeersader, die vanuit de Maastunnel naar het hart van Rotterdam voert. Veel automobilisten geven ter hoogte van het ziekenhuis nog even flink gas om bij groen nog net even door het stoplicht door te kunnen rijden. Ik ben op bezoek bij Bert, een vriend van me uit de tijd dat ik bij het Gemeentelijk Havenbedrijf werkte. Hij herstelt van een operatie aan zijn prostaat. ‘Hé Jee,’ zegt Bert, hij kijkt op uit zijn Voetbal International, die hij zit te lezen en hij wenkt me wat dichterbij te komen, ‘heb jij er zin in om, wanneer  straks deze ellende (hij tilt zijn deken op en wijst naar zijn kruis) voorbij is samen met mij eens naar een sexclub te gaan? Ik ken een ontzettend leuke  in Gouda. Een jaar of drie terug ben ik er eens geweest.’
Ik kijk hem even goed aan om er zeker van te zijn, dat hij me niet in de maling neemt, want Bert is een rare goser.
‘Nou, Bert, eerlijk gezegd zou ik best met je mee willen maar daar begin ik niet aan om de doodeenvoudige reden, dat ik dat ik daar de poen niet voor heb.’
‘Ho, ho, Jee, stil nou even,’ zegt Bert, ‘ik nodig je uit, dus alle kosten zijn voor mij. Nou, Jee, wat denk je d’r van. doen we het wel of doen we het niet?’ 
Volop twijfel, nu. Normaal als anderen me een probleem voorleggen of me iets vragen waar ik niet direct raad mee weet is mijn eerste reactie: ‘Even geduld……ik moet er eerst even over nadenken, hoor………………en dan heb ik het er nog even met mijn vrouw over ….en dan hoor je het wel.’ In dit geval is dat natuurlijk niet zo handig.
‘We doen het,’ zeg ik in een opwelling tegen Bert, ‘geef maar een seintje wanneer je weer in staat denkt te zijn om wat klaar te maken bij die dames in Gouda.’

Toch pas drie maanden later krijg ik een mailtje van Bert: of ik aanstaand weekend kan, vrijdag, zaterdag of zondagavond. We gaan met zijn auto. Ik kies de vrijdag. Voor ik weg ga stop ik vlug nog een paar flappen van  honderd (gulden) in mijn portemonnee.  Zowel Bert als ik zien er keurig uit en ruiken lekker fris. Dat is voor die hoertjes straks wel zo fijn, toch.  In Gouda zijn we in een vloek en een zucht. De club genaamd ‘de rode Luifel’ is in een achterafstraatje. Het is er piepklein. Bert had van huis uit al twee lieve slanke blonde poppetjes geregeld. Ze waren er klaar voor. Ze zitten op een van de twee driezitsbanken televisie te kijken ……naar de postcodeloterij, geloof ik.  De dienstdoende pooier, vermomd als bijzonder aangenaam, contactueel ingesteld  persoon, wijst ons ten overvloede nog op de dames, die uiterst vriendelijk naar ons beginnen te zwaaien.
De dames blijken uit Rusland te komen en hete Irina en Svetlana. Het zouden goed zussen kunnen zijn. Ze verstaan en praten geen woord Nederlands, Duits of Engels, laat staan Frans dus dat wordt gebarentaal. De dames weten wel keer op keer duidelijk te maken dat ze dorst hebben en laten ons dan cocktails voor hun bestellen die eerder duur zijn dan dorstlessend. Bert en ik houden het bij bier.
Tussen de drankjes door gaat Bert met Svetlana en ik dus met Irana naar boven. Daar waren we tenslotte voor gekomen. Irina, blond kort haar, klein van stuk en in geen enkel opzicht fors te noemen,  begint met wat kleding uit te trekken, zodat ze in de fraaie slaapkamer in een soort bikini rondloopt. Ze gebaart mij, me uit te kleden, wenkt me dan naar het fonteintje te komen  en gaat daar mijn piemel en mijn zak wassen alsof ik een klein baby’tje ben, zo lief en zacht. Ook het afdrogen doet ze zoals een lief jong moedertje bij haar kleine pikkebaas zou doen. Als Irina haar bikini heeft uitgedaan, kruipen we in het grote bed tegen elkaar en vrijen wat. Als ze merkt dat ik haar dreig te gaan ‘tongen’ wijst ze dat resoluut af door eerst haar hand voor haar mond en dan voor mijn mond te houden.
Naast me in de kamer, hoor ik Bert en Svetlana, enorm feesten. Vooral Bert. Stevig wordt er gelachen en gekreund!
Ik bef Irina, hetgeen mij in ieder geval opwindt. Volgens mij doet Irina net alsof ze er geil van wordt. Als ik al beffend bijna klaar dreig te komen trekt Irina me naar boven. Ze doet me vliegensvlug een condoom om en nodigt me uit om in haar te komen. Al tijdens het omdoen van het condoom wordt mijn pik een beetje minder hard en zodra ik bij Irina binnen ben, heb ik nog maar een heel klein slap pikkie over van die erectie. Dat zou de hele verdere avond ook zo blijven. Ondanks de geduldige en lieve pogingen van Irina 'om hem weer omhoog te krijgen'. Ondertussen komt Bert schaterend en luid kreunend aan zijn gerief. Ook Svetlana acteert hier vrolijk in mee.

Ik zit al lang en breed met Irina naast me op de bank naar Studio Sport te kijken als Bert en Svetlana vrolijk lachend aanschuiven. De dames bestellen ieder nog een duur drankje en Bert, hij heeft waarschijnlijk honger gekregen, bestelt behalve bier ook nog een portie bitterballen ’met mosterd’.
Voor mijn gevoel geheel onnodig knipoogt Bert vet naar me, lacht besmuikt en steekt irritant lang zijn duim naar me omhoog.

‘Ik betaal de drankjes wel,’ zeg ik.
‘Weet je het zeker,’ vraagt Bert?
‘Ja,’ zeg ik.
'10 cocktails (tien gulden per stuk) en 10 pils (1,25 p.s.): in totaal 125 gulden alstublieft,' zegt de pooier annex /barman.
Ik vraag Bert wat hij kwijt was voor de dames.
‘Vijfenzeventig gulden, per uur, per dame, reken maar uit, Jee, 300 gulden bij mekaar.’

‘Ik denk Bert, dat ik morgen mijn vrouw ga vertellen wat wij hier vanavond beleefd hebben.’
Bert kijkt me aan of hij water ziet branden.
‘Jee, als er iets is wat je natuurlijk absoluut niet moet doen is dit soort dingen tegen je vrouw vertellen; dat vergeeft ze je nooit meer.’
‘Werkelijk, Bert?’ zeg ik.

'Ben jij trouwens nog lekker klaar gekomen, Jee,' vraag Bert me in de auto op de terugweg naar Rotterdam.
'Nee, zeg ik dapper maar eh, lekker was wel wel, ze was heel lief maar klaar gekomen, nee.'
'En jij, Bert?'           

donderdag 13 januari 2011

Op de Kaap


Mijn vriend, René en ik zijn 17 jaar en hebben een leuk baantje in de kantine bij de Volksbond. Vuile borden en kopjes ophalen; afwassen en afdrogen.  Afwasmachines waren er nog niet begin jaren zestig (vorige eeuw). Die kantine was op ‘op de Kaap’, de Rotterdamse hoerenbuurt. Na een dag hard werken kunnen René en ik flink geil worden van die wijven. Sommigen dames staan op straat (ja, ook tegen ons zeggen ze ‘ga je mee, schat’) anderen zitten binnen, achter glas en tikken op hun ruitje om aandacht te trekken.
We spreken af om een keer naar de hoeren te gaan. Als we voldoende verdiend hebben. Tot die tijd gaan we rustig kijken met wie we gaan genieten. René weet het al. Hij neemt die donkere, Spaanse met lang zwart haar. Vlak naast sigarenmagazijn ‘’t Hart’ staat ze meestal. Ze is niet meer zo jong, veertig denken we maar haar grote borsten maken voor René veel goed. Hij hoopt dat ze niet zo duur is omdat al aardig op leeftijd is.
Ik heb mijn keuze vandaag pas gemaakt, de dag, dat we ook echt gaan! Ik val op blonde, niet zo grote, slanke  dames met stevige billen en benen; de tietjes hoeven voor mij niet zo super groot te zijn. En......ziedaar: aan de overkant  van die sigarenwinkel staat ze; helemaal mijn type.  

René is al met zijn Spaanse schone naar binnen.
Ik loop naar de overkant.
Het is best eng, naar die vrouw toe te gaan en haar te vragen:
‘Hoeveel, mevrouw?’
Ja, ik vraag het gewoon netjes; waarom ook niet?
‘Fünfundzwanzig,’ zegt ze.
‘Das ist nicht so teuer,’ denk ik en dan ‘oh, ze is een Duitse….’
‘Gut,’ zeg ik in mijn beste Duits.
Het sappige Duitse wijfje pakt een grote bos sleutels uit haar vest opent de voordeur en loopt voor me de trap op. Ik kan me haast niet beheersen.  

Een smal eenpersoonsbedje in een piepkleine kamer. Zouden we het echt hierop moeten doen? 
‘Setz dich nur, Jung  und Hose aus bitte.’
‘Komm hier mal,’ beveelt ze. Ze staat bij een fonteintje en gaat mijn piemel wassen met een ingezeept koud washandje. Gelukkig droogt ze hem ook nog even af.
‘Setz dich mal wieder aufs Bett, Jung, ich komme sofort.’
Lekker voel ik me niet echt, op dat kraakbed,  in mijn t-shirt, spijkerjasje en mijn blote kont daaronder. Zelden was mijn piemel zieliger dan ‘jetzt’. Zij komt naast me zitten, doet zwaar zuchtend haar truitje uit en wipt haar borsten uit haar beha. Ze geeft me een seintje dat ik met haar borsten mag gaan spelen. Het effect op mijn piemel is vooralsnog nihil. Ook haar plichtmatige massage heeft geen enkel effect. Ik vraag haar of ze zich misschien helemaal wil uitkleden.
‘Dat zal me gewiss wel aufregen,’’ zeg ik tegen haar.
‘Gut, Gut….aber das kostet wohl etwas,’ zegt ze…’wieveel haben sie eigentlich bei dir?
‘Hoe meinen Sie…..u zei toch vijfentwintig  gulden?’
‘Um an zu fangen ja…..aber ganz nackt..........: gib mir noch mal fünfundzwanzig, Jung.’
‘Tering wijf,’ dacht ik, ‘dan ben ik godverdomme helemáál blut en misschien wil ze dan nòg wel meer aftroggelen.

Haar geheel blote lijf kan me gelukkig wel wat opwinden. In ieder geval heb ik nu een joekel van een erectie. Het probleem dat zich nu voordoet is dat haar kut, waarschijnlijk door de aard van haar werk, drie keer wijder is dan mijn piemel dik. Dus in haar klaarkomen gaat niet lukken.
Als ze dat zelf ook inziet gooit me ze van zich af. Ze komt naast me op bed zetten en trekt me dan nog even vlug-vlug af voor die vijf tientjes. Hooguit tien minuten ben ik binnen geweest.

René baalt helemaal als een stekker. Die is ook zijn vijftig gulden kwijt en niet eens klaargekomen. Die Spaanse hoer heeft hem flink belazerd. De vrouw blijkt een stuk ouder dan veertig. Ze weigert op René's verzoek haar beha uit te doen en bovendien: dat mooie zwarte haar is een pruik, die van haar hoofd valt als ze enthousiast op haar bed neerploft. Ook hij staat binnen tien minuten weer op straat.  

woensdag 12 januari 2011

Ik ben zo blij


De buurman heeft voor zijn verjaardag een karaoke speler kado gehad. Hij moet het apparaat omstreeks zeven uur in handen hebben gekregen, want rond half acht kijken mijn vrouw en ik elkaar, dwars door de opstijgende teringherrie heen, enigszins angstig aan en zeggen vrijwel gelijktijdig tegen elkaar:
‘Zou er vanavond misschien een leuke film draaien in LantarenVenster?’
Snel op zoek naar de bioscoopladder van de week; meestal te vinden in de woensdagkrant; er is helaas deze week niets van onze gading.
‘Ach, we blijven gewoon hier,’ zeg ik, ‘en misschien valt het wel mee, joh.’

Buurman is jarig dus dat betekent een huis vol visite. Alle leeftijden zijn vertegenwoordigd, zag ik toen ik, zojuist, tegelijk met zijn visite naar boven liep. De buurman is zeer zeker niet zo’n zanger, tenminste tegenwoordig niet. Twee jaar terug is keelkanker bij hem geconstateerd. De bestraling is gelukkig voor hem goed uitgewerkt. Alleen droogt zijn keel  ten gevolge van die bestraling erg snel uit en daardoor gaan zijn stembanden vreemd trillen. Hij maakt dan piepende kraak- of krakende piepgeluiden. Hoe dan ook zingen kan hij vergeten. Door op een speciaal soort kauwgum te kauwen kan hij zijn stembanden in bruikbare conditie houden. Eventjes want er zit een soort anti-viagra spul in de kauwgum. Dus buurmannetje moet telkens weer de keus maken of lekker praten of lekker neuken.  Ja, het valt in het leven nog niet mee. 
Naast buurman en buurvrouw zijn er zeker nog tien feestnummers beneden, die hoorbaar staan te springen om het karaoke-ding.

De geluidskwaliteit van dat apparaat is, zoals ik dat dan een verdieping hoger kan beoordelen abominabel. Vrijwel alle muziekstukken knallen als doffe dreunkussens tegen hun plafond ofwel mijn vloer. Een enkele keer denken we eens wat te herkennen zoals ‘Satisfaction’ van de Stones of ‘Help’ van de Beatles en ja dat lied  van André Hazes geloof ik,  …..’een beet je verliefd’ Jezus Christus, wat werd dat meegebruld zeg…..onze kerstboom ging er spontaan van  op de loop. Nu, 11 januari,  is het zo langzamerhand toch wel eens tijd dat die namaakboom ontmanteld wordt. Terwijl de buren zich laafden aan de rotherrie verschoonden wij ons huis van de kerstvervuiling .  Het lezen van een goed boek of het oplossen van een cryptogram is onder de gegeven omstandigheden toch niet mogelijk. Onder het gebrul van het Smurfenlied van Vader Abraham stop ik de plukken engelenhaar voor een jaartje in het engelenhaardoosje terug.
'lalalalalalalalala lalalalalala. Waar komen Smurfen toch vandaan??'

Alsof we naast de kuip zitten:
Hand in hand de kameraden, hand in hand voor Feyenoord één………’ vreselijk en…….onverteerbaar is dit voor een fervente Sparta-fan, zeker nu ze er ook nog bij gaan hossen en wel tien keer achter elkaar het woordje ‘Feyenoord’  scanderen.
De schemerlampen kunnen zich nog net staande houden en gelukkig hebben we een kunstkerstboom anders had er gegarandeerd geen naald meer aan gezeten.
Onze kat Fidel weet niet hoe hij heeft. Zelfs bij de, in dit geval, werkelijk lieflijk klinkende uitvoering van ‘Poessie mauw, poessie mauw, poessie mauw, poessie mauw’ van het kleindochterje van de buurman, komt Fidel niet te voorschijn; hij zocht al direct bij de eerste karaoke-dreiging een veilig heenkomen: onder mijn bed achter wat dozen met kerstspullen.

Wij zijn klaar met de kerstrotzooi en ploffen neer op de bank. Die lui beneden weten nog van geen ophouden.  
Er komt zowaar wat geinigs  uit de oude doos langs: Marina, Coma Prima, Jailhouse Rock, That'll Be The Day, Bye Bye Love, Spiegelbeeld ,………………………tsja en nu zitten we zowaar samen op de bank die oude tophit van de Spelbrekers nog mee te zingen ook. Zingen, ja!! Niet playbacken, want  wij kennen de tekst uit ons hoofd:

Een zanger van de opera die zong een mooie aria
Maar aan het einde van het lied wist hij opeens de woorden niet
Toen fluisterde men hem iets in het oor, en hij zong rustig door

Ik ben zo blij, zo blij,
dat mijn neus van voren zit en niet opzij
Ik ben zo blij, zo blij,
dat mijn neus van voren zit en niet opzij

Men wachtte op de ooievaar, de wieg stond al acht maanden klaar
Het was een schatje van een kind en het werd door iedereen bemind
En toen het in het badje werd gezet toen kraaide het van pret

Ik ben zo blij, zo blij,
dat mijn neus van voren zit en niet opzij
Ik ben zo blij, zo blij,
dat mijn neus van voren zit en niet opzij

Er kwam vandaag een dwangbevel maar ik kreeg heus geen kippenvel
Mijn vrouw werd rood en daarna bleek en was de hele dag van streek
Maar ik zei schatje, maak je maar niet dik en zing maar net als ik

Ik ben zo blij, zo blij,
dat mijn neus van voren zit en niet opzij
Ik ben zo blij, zo blij,
dat mijn neus van voren zit en niet opzij
 

Zelfs Fidel durft met deze muziek en het fraaie gezang weer tevoorschijn te komen.

dinsdag 11 januari 2011

Zand

‘Maak van je hart geen moordkuil.’ Het  spreekwoord dat wil zeggen:  ‘kom voor je mening uit, zeg wat je denkt, anders ga je er onder door’. Een spreekwoord als dit, kan alleen maar ontstaan, als velen van hun hart juist wel van hun hart, die moordkuil maken. Toeval of niet: op de hectische elfde september 2001 viel ik pardoes in mijn eigen verrassend diepe moordkuil. Na een halve eeuw zwijgen en slikken duikelde ik diep down; overleefde de val wel; verbrijzelde alleen mijn beide hielen.
Drie maanden in een rolstoel en  dan weer drie maanden leren lopen. De chirurg zei het me ronduit:
‘Je zal nooit meer zo lopen als voorheen’.
‘Dat zullen we nog wel eens zien!’, dacht ik.

Op de avond van de elfde september 2001 doe ik mee aan de intro van de cursus ‘Zand in het badpak’. Aanvang acht uur; einde half elf. Met volle overgave stort ik me in de voorgestelde activiteiten. De cursusleidster vraagt de deelnemers, elk voor zich, de werkdoelen voor de komende 12 wekelijkse sessies te bepalen, door te mediteren op, enerzijds, de vraag: ‘wat is je grootste angst’ en anderzijds, de vraag  ‘wat is je grootste verlangen?’. En geef beide een symbool mee.
 
Tegen half elf deelde ik met een vijftal andere deelnemers, de door mij  gestelde werkdoelen.
Mijn grote verlangen wordt gesymboliseerd door een stevige rots. De rots in de branding, die ik wil ik zijn, voor mezelf en mijn naasten. Uitermate angstig ben ik voor mijn agressie, gesymboliseerd door een glanzend zwarte pik ter grootte van een honkbalknuppel. (Het symbool: een glanzend zwarte honkbalknuppel ter grootte van een pik, zou een stuk minder krachtig zijn, toch?).    

Kees bedoelt het waarschijnlijk zo kwaad niet. Hij is vrijwel zeker ‘in de jaren zestig van huis gegaan’, gezien zijn lange, inmiddels grijze haren, dito hangsnor, vale spijkerbroek, slobbertrui  en teksten met een hoog ‘weetjewel-gehalte’.

‘Je agressie, weetjewel, Jee, die moet je diep, heel diep onder het zand begraven, Jee, weetjewel.’ .

Hij kan niet weten dat  in de vijftig voorgaande jaren juist dat mijn giftige overlevingsstrategie was. Ik word boos om zijn opmerking, buitensporig boos. Mijn mind verandert in een vuurspuwende vulkaan. Er zette zich een lavastroom van jaren opgekropte boosheid in beweging, al tijdens zijn woorden.
Brokken lavastenen, de een nog groter dan de ander, werden in de stroom meegevoerd. Twee gigantische brokstukken zelfverloochening en zelfhaat vielen uiteen in niet onaanzienlijke stukken ja-knikkerij, meeloperij, niet-moeilijk-doenerij, volgzaamheid, gehoorzaamheid, liefheid, zwijgzaamheid, verlegenheid, hielenlikkerij, bangheid, eenzaamheid, schaamte, dienstbaarheid, aardigheid, behulpzaamheid, vriendelijkheid, machteloosheid en gekwetstheid.
De vulkaan kwam met uitermate grove en heftig geuite vloeken en tirades tot uitbarsting. Zonder Kees overigens rechtstreeks te raken.
Ik liep een stukje bij hem vandaan en sprong in een vlaag van verstandsverbijstering hoog op. Zo hoog als ik kon en dan nòg iets hoger. Op dié hoogte ben ik in staat de normale zwaartekracht te verdubbelen. Met de duizelingwekkende hoeveelheid energie, die ik in me heb, produceer ik een afschrikwekkende oerschreeuw. Van mijn ultra hoge sprong daal ik weer neder op aarde,  op de achterkant van mijn blote hielen. De hielen kletteren met een denderende doodsmak aan gort op de grond. Op de röntgenfoto is te zien dat de hielen in brokjes uiteen gedreven zijn.

Helaas, geen cursus ‘Zand in het badpak’. Daar zijn zeer zeker hele hielen voor nodig:  veel dansen en springen, ‘grounden’, noemen ze dat. Grounden is met beide voeten, weer wat vaster op de grond leren te staan.

Misschien ware het beter geweest meer de tijd te nemen voor het doorgronden van Kees zijn woorden…elk woord tot in het diepst van mijn vezels te doorvoelen. Misschien was ik dan, mijn nog veel en veel dieper onder het zand begraven gevoelens van machteloosheid, gekwetstheid, kortom mijn pijn tegengekomen.  Dan zou ik tegen Kees kunnen zeggen:
‘Kees je deed me zo’’n ongelooflijke pijn met die woorden!’
Hoogstwaarschijnlijk was ik dan al tijdens het uitspreken van die zin in een enorme huilbui uitgebarsten……..en het zou me niet verbazen als ik me zou laten troosten door Kees.
Want Kees kan er natuurlijk ook helemaal niets aan doen: het is tenslotte mijn pijn daar diep onder het zand.

Daar, diep onder het zand, mogen ze me, als ik ‘straks’, op mijn negentigste sterf, ook begraven. En op mijn grafsteen mag dan gerust worden gezet:
‘Hier rust Jee, de laatste veertig jaren dronk dagelijks een kopje rooibosthee.’