‘Maak van je hart geen moordkuil.’ Het spreekwoord dat wil zeggen: ‘kom voor je mening uit, zeg wat je denkt, anders ga je er onder door’. Een spreekwoord als dit, kan alleen maar ontstaan, als velen van hun hart juist wel van hun hart, die moordkuil maken. Toeval of niet: op de hectische elfde september 2001 viel ik pardoes in mijn eigen verrassend diepe moordkuil. Na een halve eeuw zwijgen en slikken duikelde ik diep down; overleefde de val wel; verbrijzelde alleen mijn beide hielen.
Drie maanden in een rolstoel en dan weer drie maanden leren lopen. De chirurg zei het me ronduit:
‘Je zal nooit meer zo lopen als voorheen’.
‘Dat zullen we nog wel eens zien!’, dacht ik.
Op de avond van de elfde september 2001 doe ik mee aan de intro van de cursus ‘Zand in het badpak’. Aanvang acht uur; einde half elf. Met volle overgave stort ik me in de voorgestelde activiteiten. De cursusleidster vraagt de deelnemers, elk voor zich, de werkdoelen voor de komende 12 wekelijkse sessies te bepalen, door te mediteren op, enerzijds, de vraag: ‘wat is je grootste angst’ en anderzijds, de vraag ‘wat is je grootste verlangen?’. En geef beide een symbool mee.
Tegen half elf deelde ik met een vijftal andere deelnemers, de door mij gestelde werkdoelen.
Mijn grote verlangen wordt gesymboliseerd door een stevige rots. De rots in de branding, die ik wil ik zijn, voor mezelf en mijn naasten. Uitermate angstig ben ik voor mijn agressie, gesymboliseerd door een glanzend zwarte pik ter grootte van een honkbalknuppel. (Het symbool: een glanzend zwarte honkbalknuppel ter grootte van een pik, zou een stuk minder krachtig zijn, toch?).
Kees bedoelt het waarschijnlijk zo kwaad niet. Hij is vrijwel zeker ‘in de jaren zestig van huis gegaan’, gezien zijn lange, inmiddels grijze haren, dito hangsnor, vale spijkerbroek, slobbertrui en teksten met een hoog ‘weetjewel-gehalte’.
‘Je agressie, weetjewel, Jee, die moet je diep, heel diep onder het zand begraven, Jee, weetjewel.’ .
Hij kan niet weten dat in de vijftig voorgaande jaren juist dat mijn giftige overlevingsstrategie was. Ik word boos om zijn opmerking, buitensporig boos. Mijn mind verandert in een vuurspuwende vulkaan. Er zette zich een lavastroom van jaren opgekropte boosheid in beweging, al tijdens zijn woorden.
Brokken lavastenen, de een nog groter dan de ander, werden in de stroom meegevoerd. Twee gigantische brokstukken zelfverloochening en zelfhaat vielen uiteen in niet onaanzienlijke stukken ja-knikkerij, meeloperij, niet-moeilijk-doenerij, volgzaamheid, gehoorzaamheid, liefheid, zwijgzaamheid, verlegenheid, hielenlikkerij, bangheid, eenzaamheid, schaamte, dienstbaarheid, aardigheid, behulpzaamheid, vriendelijkheid, machteloosheid en gekwetstheid.
De vulkaan kwam met uitermate grove en heftig geuite vloeken en tirades tot uitbarsting. Zonder Kees overigens rechtstreeks te raken.
Ik liep een stukje bij hem vandaan en sprong in een vlaag van verstandsverbijstering hoog op. Zo hoog als ik kon en dan nòg iets hoger. Op dié hoogte ben ik in staat de normale zwaartekracht te verdubbelen. Met de duizelingwekkende hoeveelheid energie, die ik in me heb, produceer ik een afschrikwekkende oerschreeuw. Van mijn ultra hoge sprong daal ik weer neder op aarde, op de achterkant van mijn blote hielen. De hielen kletteren met een denderende doodsmak aan gort op de grond. Op de röntgenfoto is te zien dat de hielen in brokjes uiteen gedreven zijn.
Helaas, geen cursus ‘Zand in het badpak’. Daar zijn zeer zeker hele hielen voor nodig: veel dansen en springen, ‘grounden’, noemen ze dat. Grounden is met beide voeten, weer wat vaster op de grond leren te staan.
Misschien ware het beter geweest meer de tijd te nemen voor het doorgronden van Kees zijn woorden…elk woord tot in het diepst van mijn vezels te doorvoelen. Misschien was ik dan, mijn nog veel en veel dieper onder het zand begraven gevoelens van machteloosheid, gekwetstheid, kortom mijn pijn tegengekomen. Dan zou ik tegen Kees kunnen zeggen:
‘Kees je deed me zo’’n ongelooflijke pijn met die woorden!’
Hoogstwaarschijnlijk was ik dan al tijdens het uitspreken van die zin in een enorme huilbui uitgebarsten……..en het zou me niet verbazen als ik me zou laten troosten door Kees.
Want Kees kan er natuurlijk ook helemaal niets aan doen: het is tenslotte mijn pijn daar diep onder het zand.
Daar, diep onder het zand, mogen ze me, als ik ‘straks’, op mijn negentigste sterf, ook begraven. En op mijn grafsteen mag dan gerust worden gezet:
‘Hier rust Jee, de laatste veertig jaren dronk dagelijks een kopje rooibosthee.’
Geen opmerkingen:
Een reactie posten