vrijdag 7 januari 2011

Uitgedroogd (2)

‘Attentie!
Dit is een oproep aan alle aanwezigen in het Culphenland Hospitaal.
U wordt vriendelijk verzocht uit te zien naar een jongetje van bijna drie jaar met halflang blond haar. Hij is gekleed in een blauw t-shirt, zwart voetbalbroekje, bruine sandaaltjes, gele sokken.Hij luistert naar de naam Teun. Teun loopt zonder begeleiding door het ziekenhuis. Naar alle waarschijnlijkheid is hij op zoek naar zijn vader. U wordt vriendelijk verzocht om wanneer u een los lopende kleuter ziet, die voldoet aan het gegeven signalement, hem snel naar de receptie te brengen of met de receptie contact op te nemen (telefoon 555).
Dank u.’

Ik heb die oproep natuurlijk niet afgewacht en loop 'als een gek' met grote passen en ongecontroleerd om me heen kijkend, in de nabije omgeving van het ziekenhuis. Ik zie van alles en iedereen maar geen Teun. Rechts van mij mijn angstbeeld: een gillende en spartelende Teun, in die machtige krachtige Rijn.

Weer terug in het ziekenhuis, bij de receptie: geen enkele reactie op de intercom-oproep. Wel zie ik twee, mij totaal onbekende ventjes, hysterisch om hun moeder staan brullen.
‘Belt u de politie alsjeblieft even,’vraag ik de receptioniste
‘Kunt u denk ik beter zelf even doen, meneer.’
‘Natuurlijk kan ik dat beter zelf doen, dat weet ik ook wel, alleen nú even niet. Nú moet ik eerst andere mogelijkheden uitsluiten!’
‘Alstublieft,mevrouw...’
Met nauwelijks verholen tegenzin draait ze het alarmnummer. Als ik hoor dat ze contact heeft ga ik weer buiten zoeken.

Knal bijna uit elkaar van spanning.
Ik ren de dijk op langs de Rijn.  Wanhopig word ik van de aanblik van die snelstromende waterpartij……………….als Teun daarin terechtkomen is……………...

Van gericht zoeken is geen sprake meer.
Vanaf de dijk met mijn rug naar de rivier, zie ik links  een woonwijkje. Eengezinswoningen.
Ik krijg een ingeving…….misschien is Teun wel terug naar de auto gelopen. Dat deed Sita, onze hond ook altijd als ik hem tijdens een strandwandeling kwijt was geraakt. Ik trof Sita dan vaak moe naast de auto aan. Stom eigenlijk,  dat ik niet eerder aan die mogelijkheid heb gedacht………….geeft me wel wat ontspanning…………………….het is maar voor even, want Teun is niet bij de auto.

Tergende koppijn, zeiknat van het zweet en dan brandt de zon verdomme ook nog eens op mijn kop.
Ik ren nu naar het woonwijkje, dat ik net zag. Straatje in, straatje uit, niks, nog een straatje in straatje uit, weer niks. Nog een straatje verder……….hé , daar loopt iemand, een mevrouw....................een mevrouw loopt de straat uit richting ziekenhuis……met een kind aan  haar hand………een kind met een blauw truitje en halflang blond haar……
‘Mevrouw!……Teun!………Mevrouw!…Teun!…….Dag mevrouw……..dat is mijn zoontje…….Teun…’
Ik neem Teun op mijn arm. Hij legt zijn hoofd tegen mijn schouder. Ik streel hem over zijn rug. Wat ben ik blij!!!!!!
‘Oh, heet ie Teun……..Goh, wat een leuke naam, zeg.’
‘Ja, meneer, uw zoon staat opeens bij mij in de keuken….…met grote ogen kijkt hij me aan……’drinken’ zegt hij….……droge lipjes…….  achter mekaar drinkt hij twee bekertjes water leeg …..dat jochie is zowat uitgedroogd……..’
‘Jaha, die Teun had me toch een dorst hè?!’ zegt de mevrouw lachend tegen Teun, terwijl ze hem vriendelijk  over zijn bol aait.
‘Ik had dat ventje nog nooit eerder gezien. Ik dacht waar kan die nou zo maar ineens vandaan komen……..dus ik vraag aan hem:  ‘waar is pappa……..waar is mama’………en toen wees hij in de richting van ons ziekenhuis…….. nou, dan breng ik je toch gewoon weer terug naar dat ziekenhuis.'
'Ach, hij  is toch zo’n lief mannetje,’ ze geeft Teun een paar vriendschappelijk tikkies op zijn kontje.

Ik vertel haar hoe dit naar mijn idee zo heeft kunnen gebeuren. Hij is waarschijnlijk weggelopen uit het ziekenhuis toen hij dorst kreeg. Ben zo blij dat ik Teun weer in mijn armen heb. Bedank de mevrouw uitbundig.
Vòòr het ziekenhuis staat een politieauto. Met Teun op de arm loop ik er naar toe en meld de agente in de auto, dat mijn zoon terecht is. Ze is blij voor mij, feliciteert me en ze zegt dat ze het wel zal doorgeven aan de receptioniste van het ziekenhuis.
Ik zet Teun in de auto en stap zelf in. De deur van de auto is nog maar net dicht of ik barst uit in een onbedaarlijke huilbui.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten