zondag 31 januari 2010

Lekker technisch

Ze legt haar kleine hand half op mijn dij half op mijn bil. Leg mijn grote hand daar overheen. Ze is klein, ongeveer een meter zeventig. Slank. Hindoestaanse. Achtentwintig, schat ik. Lang zwart haar tot bijna op haar billen. Ze draagt een spijkerbroek. Zal net zestig wegen. Ik heb mijn arm om haar schouder geslagen. We wandelen wat. Benen schuren tegen elkaar bij elke stap. Kijk haar even aan. Sterretjes in haar big brown eyes. Stralende lach. Kriebels in mijn buik. Weet niet eens hoe ze heet. Mijn penis wordt langzaam harder. Hoofd alsmaar lichter. Lekker gevoel om mee wakker te worden. Nog net geen natte droom. Zweef alsof ik verliefd ben mijn bed uit. Beter kan een dag niet beginnen.
Lekker ontbijtje maken. Gezond als altijd muesli met fruit en koffie toe. Dan op de fiets een eindje tegen de wind, die ferm is vandaag; weer terug met de wind mee dus.
Als ik terugkom van mijn zondagse vijftig kilometerbeurt voel ik de energie bruisen voor wat klusjes, die er nog liggen..

Zo wil ik de deuk in de auto camoufleren; nog eens naar mijn kapotte hometrainer kijken en de ketting van mijn fiets stellen.
Die deuk is er ingereden door een soort dragline. De chauffeur had niet in de gaten dat mijn Mazda 323 daar geparkeerd stond, waar hij achteruit wilde rijden. Ooggetuigen vertelden dat mijn wagen een eindje werd opgetild, alvorens de chauffeur doorhad wat er gebeurde. Vervolgens reed hij zijn voertuig terug en kwam mijn Mazda met een smak terug op de grond.
Even terzijde: vandaag hebben heel toevallig drie jongelui (19, 22 en 20 jaar) zich doodgereden in een Mazda 323; een vierde passagier ligt kritiek in het ziekenhuis. De wagen moet heel snel gereden hebben ten tijde van het ongeluk. Er is een heel lang remspoor en een portier van de auto is in een boom terechtgekomen. In de krant staat dat de chauffeur van de Mazda bezig was aan een achtervolging. Hij wilde auto’s inhalen van jongelui, waar hij ruzie mee had. Een van die jongelui, zo staat ook in de krant, had de vader van een van zijn vriendinnen expres aangereden.. Nu zijn er drie zeker en eentje (een meisje van 19) bijna dood. Een grote slag voor de hardcore-scene van Wapenveld, waar al deze jongelui (zowel achtervolgers als achtervolgden) toe behoorden. En toch boeit dit voorval me net iets meer dan die andere ongelukken omdat het hier om een Mazda 323 gaat. Ik dacht altijd eigenlijk dat dit soort auto’s onkwetsbaar waren. Maar nee, dus.
Het is acht weken na de aanrijding (mijn lullig aanrijdinkje weer). De expert vindt dat ik duizend euro schadevergoeding moet krijgen. Dat is wat ik weet. Moet alleen nog bevestigd worden door de tegenpartij en die is me toch een partij laks.
De hometrainer; tja, de hometrainer trapt door; hoe beschrijf ik dat. Ik fiets met zwaar verzet en dan opeens is het verzet ultralicht en vervolgens ineens weer heel zwaar; dat wisselt elkaar onregelmatig af, zodat ik nu eens mijn boven- dan weer mijn onderlip op het stuur klap. Daarom haalde ik het ding al eens ten dele uit elkaar; merkte, dat de ketting los zat en stelde die wat vaster. Bovendien merkte ik dat er een moer van de trapas los zat; vastgezet dus. Klaar, dacht ik. Nee dus want op de eerste de beste proefrit vertrapte ik me wederom lelijk. De portier hing wel niet in de boom maar er was wel weer een tand door mijn lip. Dat was twee weken terug. Vandaag deel twee. Hometrainer weer demonteren. Nu blijkt dat er achter de moer op de trapas, de vorige keer al is vastgezet, nog een moet zit, met schroefdraad binnen in de as. Deze moer zit ook los en is allee vast te zetten door een smalle schroevendraaier in een kerf van die moer te zetten en er vervolgens met een hamer enige tikken in de goeie richting op te geven. Dat lukt wonderwel. Hometrainer monteren en zowaar hij fietst weer grandioos. Deze geslaagde operatie geeft me veel energie en ongezonde inspiratie: het grondig schoonmaken (eerst met allesreiniger en omdat dat middel alles niet reinigt met een sterk ontvettingsmiddel) van een hometrainer. Ja, het is wel heel erg nodig, alleen al twaalf jaar aangekoekt zweet. Het resultaat mag er zijn; het ding loopt weer en ziet er ook weer lekker uit.
Nu de ketting van mijn fiets nog stellen. Deed ik als tiener ook al. Dus dat moet lukken en dat doet het ook. De proefrit slaagt. Veel verschil merk ik overigens niet. Dat klopt ook wel want het is een preventieve actie. Ik wil niet nog eens laten gebeuren dat ik met een afgelopen ketting in de stromende regen sta.
Alle klussen klaar ik en zowaar succesvol. Zal ik dan op mijn op mijn oude dag toch nog technisch worden? Deze dag kan in ieder geval niet meer kapot misschien wel omdat hij zo mooi begon.

dinsdag 26 januari 2010

Sportschool 1

Ze kennen me nog niet in sportschool Good Health. Wantrouwende blikken van receptioniste, fitnesscoaches en eigenaar voel ik in mijn rug maar ook gewoon van voren. Misschien denken ze daar dat ik de boel fles. Een van de eerste keren dat ik er ben, komt een coach me vertellen dat de ik de chestpress anders moet doen. Mijn handen anders, mijn voeten anders. Aardig denk ik dan. Maar die instructie blijkt voor ééns en daarna (de eerstvolgende zes weken althans) nooit weer. Hij heeft me vermoedelijk een keertje van zeer nabij willen zien. Ik lijk namelijk ab-so-luut niet op de foto die ze bij de administratie van me hebben. Mijn foto verschijnt bij de receptie op het computerscherm als ik mijn lidmaatschapskaartje scan. Ik heb op die foto geen bril maar wel een zwarte muts op; als ik sport heb ik juist wel een bril maar geen muts op. Dat is niet eenvoudig voor die lui. Vandaag zit ik te pull-downen. Dat wil zeggen ik ben bezig met een apparaat genaamd de Pull Down. Het naar beneden te trekken gewicht is vijfendertig kilo…..meer trek ik echt nog niet. Recht voor mij een witgekalkte muur. Rechts een persoon dat, gezien zijn opbollende wangen en uitpuilende ogen, iets te veel kilo’s omhoog duwt. Links een televisietoestel. Dat staat op Animal Planet. Het gaat over een zwaar verwaarloosde en mishandelde oude merrie. Het beest is vermagerd, zij kan nauwelijks op haar benen staan. Ze heeft wonden over haar hele lichaam…..haar ogen zijn ontstoken….treurig.
Opeens schuifelt een rastaharige sportcoach langs me en gaat met zijn rug naar me toe naar de televisie staan kijken……hooguit tien seconden. Dan draait hij zich om. Hij en ik kijken elkaar dan gedurende enkele seconden recht in de ogen. Hij wendt hij zijn blik af en verdwijnt via de noodtrap. Waarschijnlijk naar de ruimte, waarin de aanwezigen in de sportschool nauwlettend via televisieschermen bekeken worden. Weer wordt hier dus getwijfeld aan de legitimiteit van mijn aanwezigheid hier. Op 31 december jl. is toch echt 14, 95 euro van mijn bankrekening afgeschreven: de contributie voor januari 2010 en ook al draag ik een bril en geen muts. Ik ben toch heus Jeejeepee.
Treurig……..die merrie…..ik zie dat de eigenaar gearresteerd wordt. Hij kan tot max een jaar gevangenisstraf of tienduizend dollar boete veroordeeld worden. Eigenlijk veel te weinig…..Ik kijk het programma niet af…ga roeien………de riemen heb ik niet…………..
Ze ziet er uit als 68 maar ze is (zegt ze zelf) 79 jaar. Ze zit naast me te roeien in de sportschool. Ze fietst en crosst ook nog. Yoga vind ze een beetje te heftig. Poweryoga doen ze hier: intensiever dan de gewone yoga; de nadruk ligt hierbij wat meer ademhaling en beweging….geeft rust en harmonie……is voor alle leeftijden.
De oude dame zingt ook nog in een koor ….bij de ‘ouwetjes’, zegt ze, …..(sic) in een verzorgingshuis. Geen rimpeltje in haar gezicht te zien. Ik zit toch echt heel dichtbij haar….. haar heldere donkere kijkers stralen energie en frisheid uit. Energie en frisheid heeft ze behouden ondanks de tegenslagen in haar leven. Haar man overleed kort geleden; droef maar te verwachten. Veel erger is de dood van haar enige dochter, 39 jaar…. kanker. Oma voedt de kleinkinderen, tienermeisjes nog, verder op. Wat zou er trouwens met vader/schoonzoon zijn?
Als ik weg ga zit ze met haar vriendin aan de thee. Ik zeg ze vrolijk gedag en tot ziens. Ze is altijd hier met haar vriendin, die is 68 maar lijkt nou vooruit, laat ik eens gek doen: 79. Heel vriendelijk uitstraling, daar niet van, maar gewoon oud, niks aan te doen.
Die merrie, kan ik maar niet uit mijn hoofd zetten ……twee weken terug was net zo’n paard op Animal Planet, dat zag er een stuk uit….gezond, rende het rond op een groot stuk land……..maar verder………wacht eens even…….wat ik toen zag, was het eind van het programma. Het is gewoon die zwaar verwaarloosde merrie van daarnet maar dan opgeknapt……nou, daar hoef ik me dan ook geen zorgen meer over te maken.
Geheel toevallig zie ik de dames kort daarop weer. Bij Bas van der Heyden….en dan verdwijnt plotseling de illusie……….……zittend in het roeiapparaat in de sportschool lijkt ze zo jeugdig……..ze lacht haar tanden bloot….. het wit met vegen rode lipstick………..rimpelloos……… stralend ogen…….maar dan hier in de supermarkt, wordt ze dat oude vrouwtje van 79 dat ze werkelijk is. Met haar zwarte bontmutsje, haar rode sjaal (hetzelfde rood als van haar lippen), haar jas, camelkleurige, lang, ruim vallend, mooi spul, kwaliteit, duur vermoedelijk, het maakt haar zo oud en iel. De neproeiboot verhult haar enigszins gebogen houding, passend bij een 80 jarige…….en dan die kou….die haar gezichtje wat harder, ouder maakt. Na een wandelingetje van een half uur in deze kou (min 5; gevoelstemperatuur min 10) word ik minstens 75 geschat, terwijl ik toch pas 50 ben.
Bij Bas van der Heyden heb ik de vriendinnen alleen maar even uit mijn ooghoeken geobserveerd. Had geen behoefte meer aan praatje. Zij ook niet, vermoed ik, want ze schieten beiden razendsnel het zuivelhok (+1 celcius) in als ik hun kant op ga.

zondag 24 januari 2010

Here in het verkeer

Pleur op godgloeiendegodverdomme. Stelletje goor onbeschoft christelijk schorem. De voorgaande krachttermen zijn bestemd voor de zeer strenggereformeerde, asociale kutfietsers uit Zwijndrecht en omgeving. Ik fiets 's morgens vanuit Rotterdam naar mijn werk in Zwijndrecht.Zij fietsen ’s morgens naar school. Naar de enige vervloekte streng-christelijke pleuris-scholengemeenschap in hun buurt. In Rotterdam nog wel. In wereldhaven nummer één. Naar de hel met de vrijheid van onderwijs zolang groeperingen met vijftiende eeuwse principes in dit soort scholen hun kinderen laten indoctrineren. Waarom trouwens zo´n kutschool niet gewoon neergezet in Zwijndrecht of Capelle aan den IJssel? Daar horen deze gereformeerde godsgebodenneukersscholen thuis, als ze er nu toch eenmaal moeten zijn. Maar beslist, beslist, beslist, niet in Rotterdam. Om één ding ben ik zó hemels gelukkig: ’s avonds rotten die psalmenzangers weer op naar waar dat hypocriete tuig thuishoort. Alwaar het nog steeds naar ze stinkt. Dat is gemakkelijk voor ze. Want dan kunnen ze met hun ogen dicht en hun neusgaten wagenwijd open naar Zwijndrecht terugfietsen. Dat ze dit geloof aanhangen is al gods geklaag maar minstens zo erg is hun godsgruwelijk fietsgedrag.
Deze zeer gelovig opgevoede jongetjes en meisjes, hinderen mij als tegemoetkomende fietser op ongelooflijke, bijna duivelse wijze.
Hoe dan, vertel, vertel maar blijf alsjeblieft rustig.
Zij fietsen altijd in een groep. De groep bestaat gemiddeld uit 12 personen: en deze twaalf personen zijn vanzelfsprekend van hetzelfde geslacht.
Terzijde: in dit milieu misbruikt vader zijn dochtertje als het enigszins mogelijk is, van haar wieg tot zijn graf, dààr is niets mis mee…………. maar puberdochters worden geen vrijheden toegestaan jegens puberjongens ………………… nee papa zou dan misschien wel wat tekort gaan komen.
Welnu het gelovige tuig rijdt met zoveel mogelijk personen naast elkaar. Dus op een eenrichtingsfietspad is dat drie á vier fietser naast elkaar; op een tweerichtingen fietspad is dat zes à zeven fietsers naast elkaar en op een gewone auto rijbaan is dat tien fietsers naast elkaar. En gaan deze bijbelvaste leerlingen opzij na een belletje of een toetertje van een achterop komende fietser, bromfietser, scooterrijder, motorrijder, of automobilist……..of het nu een vrachtwagenbestuurder, autobuschauffeur of een ambulancechauffeur met aan boord aan zwaar gewonde patiënt is. NEEN, deze praktiserende juniorverkondigers van Gods woord gaan geen centimeter opzij. Ze blijven doodleuk lachend, pratend, elkaar een beetje dollend, lezend (in die kankerbijbel natuurlijk) net doen alsof de hele wereld om hèn draait, alsof er niets of niemand anders ook gebruik zou willen maken van deze weg alsof op een dag God heeft besloten dit weggetje uitsluitend voor deze oerlelijke fietsende bijbelratten te scheppen.
Als medeweggebruiker heb ik geen zin om me door die goddelijke bende te laten vernederen: extra vaart maak ik als ik zo’n stoet zie aankomen en het zal ook die twaalf fietsapostelen duidelijk zijn dat ik in volle vaart door de groep heen zal knallen. Hoe het precies gaat weet ik niet. Ik houd mijn ogen een paar seconden stijf dicht. Als ik mijn ogen open, zie ik geen groep meer. Kijk ik om dan zie ik ze op de rug. Blijkbaar opent de groep zich op een bijbelse wijze, zoals de Rode Zee dat deed toen Jezus er even door moest.
Tot mijn grote verdriet zie ik honderd meter verderop de volgende JezusChristusTeringGroep alweer komen aanfietsen. Het zijn wel altijd de lulhannessen die op de buitenbaan fietsen. Bleek, rood peenhaar, sproeten, dun, mager, klein, brilletje, een korte broek, ook als het eigenlijk te koud is voor een korte broek. Je ziet ze als het ware schreeuwen: ‘mag ik er bij…..Kaïfas mag ik alsjeblieft tussenin fietsen, anders ik voel toch al zo vreselijk alleen.’ ‘Neen’, roept Kaïfas dan bits; hij is zo'n grote vent met een dikke kop, de leider, meestal heeft hij een kostuum aan , een wit overhemd en een stropdas ook, ‘jij blijft aan de buitenrand fietsen, ik wil je voorlopig niet horen.’
Met tegemoetkomend verkeer zal dit zich op de tweewieler misdragende godsvolk meer rekening moeten houden. De fietsgroep kan immers niet dwars door autobussen en vrachtwagens heen. De eenzame fietser kan nog tot afstappen worden gedwongen; hij kan desnoods de sloot ingedrukt worden.
Het geduld dat chauffeurs en fietsers al jarenlang hebben met de satanisch sarrende christelijke fietsende scholieren is natuurlijk eens een keer op. Uiteindelijk heeft één achterop komende vrachtwagenchauffeur slechts één keer even flink veel gas hoeven te geven. Hij loste daarmee het probleem voor altijd en eeuwig op. Nooit meer zullen ze andere verkeersdeelnemers hinderen. De Heer zij geloofd en geprezen. Momenteel liggen zeker vier jeugdige bijbelkenners (drie lulhannessen en een leider, ja ook Kaïfas) opgebaard in een walgelijk meurend stijf christelijke rouwgelegenheid in Zwijndrecht. Drie liggen zwaar gewond in het ‘Artikel 39-Vrijgemaakt Ziekenhuis’ (gelukkig ook in Zwijndrecht zelf) . De oudsten uit de achterlijkheid Zwijndrecht hebben nog niet besloten of hun kinderen door hier op aarde opgeleide dokters behandeld mogen worden. De theorie van de Schriftgeleerden is immers dat je gaat als God vindt dat het je tijd is. Een polioarmpje, een openruggetje, een kasplantjesleven, een idiootje, een mongooltje, een belachelijk voorkomen, een of meerdere kindjes ter wereld brengen van je eigen vader: het maakt allemaal niet uit zolang als God het wil. Dus als God wil, dat die vrachtwagenchauffeur even voor God speelt, is dat intens jammer. Einde verhaal voor die vier. Of die drie in het ziekenhuis het gaan redden is zeer twijfelachtig. Vier en drie is zeven….er zijn dus nog vijf over. Voorlopig kan dat vijftal zeker zes weken fietsen noch lopen; het stel mag in een scootmobiel naar school en ter kerke. Aldaar kunnen de vijf wat preken over behoorlijk verkeersgedrag of iets dergelijks. Opdat er voortaan voor álle gebruikers van Gods weg weer wat meer aardigheid aan is om heen en weer te rijden tussen Zwijndrecht en Rotterdam.
Als De Here God Het Wil Verdomme .

Van de twaalf aangereden fietsen hebben leerlingen van het tweede jaar van de Fietsenmakersopleiding Rotterdam (FOR) nog elf prima fietsen kunnen maken.
Deze zijn verkocht voor in totaal drieduizend euro. Dit bedrag is overgemaakt aan de echtgenote van de vrachtwagenchauffeur die de Zwijndrechtgroep aanreed. De chauffeur is met een shock opgenomen in het psychiatrisch ziekenhuis Hosanna in Zelsloterwage. Getraumatiseerd.
Zijn gezin leeft nu van een zeer lage niet toereikende uitkering. Dat deze chauffeur een heldendaad verrichtte zullen maar weinigen zich realiseren. Aan deze weinigen wordt verzocht, als een soort genoegdoening en blijk van waardering aan deze man en zijn gezin, de komende jaren twee procent van hun inkomsten over te maken, opdat hij en zijn kinderen nog een enigszins normaal menselijk leven zullen kunnen leiden.
Het gironummer is 7388765 tnv Fam. C. Sujez te Teelbehm (Dr)

donderdag 21 januari 2010

Uit balans

In zijn onderbroek staat Herman op het aanrecht aan zijn geiser te rukken. Het is drie uur in de nacht. Na nog een paar rukken spuiten en gas en water de keuken in. Geschrokken springt hij van het aanrecht en loopt radeloos heen en weer in de kleine keuken Hij snelt naar de stapel kleren naast zijn bed, schiet een sportbroekje, een T-shirt en sportschoenen aan en rent de trap af naar buiten. De waxinelichtjes wapperen vredig op de schoorsteen in de verder duistere woonkamer.
Hij is duidelijk anders dan anders. Herman is een leuke vent, vriendelijk ook. We zijn maatjes sinds het vwo. We voetbalden bij dezelfde club en nu rappen we: hij maakt de muziek, ik de teksten. Binnenkort hebben we een optreden en we moeten nog wat nummers maken. Maar Herman levert alleen maar onbruikbare shit. Eigenlijk is dat zo sinds het uit is met Dorothy. Hij gaat ook niet meer naar zijn werk, niet naar school. Gisteravond was ik nog bij hem. Hij liep maar te foeteren over die klote geiser. Van musiceren kwam ook niets terecht. Hij was te onrustig om muziek te maken. Morgen misschien. Ga maar weg, zei hij rond een uur of tien tegen mij, ik moet gaan slapen.
De benedenbuurvrouw staat, midden in de nacht, onthutst in de plas water in haar halletje als Herman langs rent. Hij omhelst haar met zijn kletsnatte lijf: ”Ik ga het helemaal maken buurvrouw, je ziet hier een andere Herman voor je staan! Ik houd van je.”
Dan snelt hij verder en zegt nog: “Ik ga joggen, heb ik nu even nodig. Don’t worry, be happy.”

Stoel

Ik kom altijd nat op kantoor aan. Bezweet van de lange fietstocht door weer en wind. Mijn onderbroek, sokken, sportshirt, -broek, -jasje en mijn hoofddoekje (doekje voor onder mijn helm), alles is zeiknat.
Werkgever is een voorstander van gezond bewegende werknemers. De ruimte, waarin ik me na mijn dagelijkse fietstocht tussen Amsterdam en Alkmaar verkleden mag, getuigt van die frisse visie. In de verkleedruimte van kantoor Alkmaar op het Tjeukermeer (een bij twee meter groot) staat een toiletpot met zwarte bril en dito afsluitdeksel. Ook hangt er een wasbak met daarboven een spiegel. Haken om kleren op te hangen ontbreken. De natte kleren zwiep ik over een openstaande deur achter me. Als ik me helemaal heb uitgekleed, zeik ik me eerst nog even leeg in het wasbakje. In de plee kan dat niet want daar staat nu nog mijn tas op. Die tas met mijn schone kleren kiep ik leeg vóór de toiletpot. Ook mijn lunch zit in die tas, de appels rollen vrolijk over de pleevloer. ‘Voor ik in de appel hap eerst afwassen, Ko’ maan ik mezelf….maar dat vergeet ik……….toch ben ik er in de ruim 2 jaar, dat mijn appels hier door de ouwe zeik rollen nog nooit ziek van geworden. Spuit nog wat lekkere geurende deo (Axe Marine) op mijn toch al goddelijke lijf en trek de droge gemakkelijk zittende kleding aan. Tot slot ‘mijn haar nog doen’ : beetje nat maken……beetje schuim uit een spuitbus (l’Oréal Curl Power) op mijn hand spuiten….in mijn haar smeren…….een het haar een beetje krullen, kroezen en uit elkaar trekken………….en het resultaat is dat mijn weinige haar min of meer in het door mij verkozen warrige ‘Jan Wolkers’- ook wel ‘Henk Spaan’-model blijft zitten. Dan nog de sportkleren van de deur plukken, op mijn tas leggen en hup…naar boven…naar de afdeling. De natte zooi hang ik te drogen op de kapstok bij de afdeling tussen de fraaie kleding van de collega-dames.
Als gewoonlijk stap ik vrolijk en energiek de werkplek in. Ik begint altijd maar over het weer. In ieder geval is dat iets wat alle collega’s die ochtend hebben ervaren. ‘Alle’ wil zeggen: die andere twee, soms drie soms vier collega’s. Ik zeg dan dingen als: ‘Windje mee’ of ‘windje tegen’…..’nat’…..’ droog’ ….’mistig’ ……. ‘koud’…… ‘warm’ of ‘het gaat wel’. Dan kan ik eindelijk eens aan het werk. Tot mijn ontsteltenis merk ik deze vrijdag dat mijn stoel ontbreekt……..is in reparatie…... maar niet getreurd……..genoeg stoelen in deze kantoororganisatie…….ik neem de stoel van de directeur……….maar ach……… ik had het kunnen weten………..het is nog geen half uur later als op de plek van de directeur iemand aan het werk wil…….niet de directeur, hoor, maar gewoon iemand anders (Tanja) en ja, die moet natuurlijk ook een stoel hebben. Omdat Ruth er toch nooit is op vrijdag kan Tanja haar stoel nemen. Zij rolt de bureaustoel van Ruth naar de directeurskamer.……en zo kan er toch weer lekker wat worden weggewerkt en doorgezeten op deze gedenkwaardige vrijdag. Want er zal nog een incident uit deze stoelendans voortkomen…….
Op maandagochtend staan de stoelen nog zoals vrijdag. Achter het bureau van Ruth staat geen stoel, daar zit nu de directeur op en hij vindt het een fijne stoel. Ruth komt vanmiddag werken.
‘Zal je Ruth horen straks, als ze ziet dat haar stoel weg is,’ zegt mijn collega Pia.
‘Kan mij dat nou schelen,’ zeg ik, ‘Ik hoor het wel. Trouwens, de stoel waar ik nu op zit is niet van Ruth, deze is van de directeur.’
‘Ja, maar bij hem staat ook een stoel’ zegt Collega Pia. O ja, bedenk ik me dan, ik heb de stoel van Ruth bij de directeur neergezet. Omdat Tanja daar moest werken. Dat wil ik Pia gaan uitleggen:
‘O ja, Pia’zeg ik ‘………………………’ en al na die twee woorden wordt ik op hoge toon onderbroken door Pia:
’Lieve schat, luister….’
Ik wil weer opnieuw met mijn zin beginnen:
‘nou ja Pia,ik eh…’, en weer knalt ze er luid door heen
‘Lieverd, luister, je hebt de stoel van …..’
Dat door me heen lullen maakt me woedend,….ik zeg dat ik beslist niét wil dat ze ‘lieve schat’ tegen me zegt en zeer zeker niet als ze totaal iets ander bedoelt als ‘lieverd’……..klootzak of zo ik zeg maar wat………….en nog steeds wil ze niet horen wat ik zeg, als ik aanzet om iets te zeggen begint ze er doorheen te praten.
Dat is blijkbaar haar truc om haar zinnetje door te drijven.
Jammer, jammer, jammer.

dinsdag 19 januari 2010

Wind

Het flatgebouw zwiept enigszins. In het appartement schommelen de schilderijen en kletteren hier en daar tegen de wanden. De lampen gelijken bewegende wierookvaten. Ik zit achter de pc en rijdt steeds kleine stukjes achter mijn bureau hen en weer. Boven de rivier, waar op andere dagen honderden meeuwen zijn maar ook eenden, zwanen, waterhoenders, aalscholvers en nog wel andere vogels die ik niet bij naam ken; vandaag geen vogel te bekennen. De lucht is zwart- grijs met een fikse scheut onheilspellendheid. Ik zou het niet vreemd vinden als ik straks zeeziek wordt in mijn eigen appartement.
Snelle golven niet zo hoog, wel razendsnel, witte schuimkoppen op de rivier. Ga toch nog even een foto maken. Hoop dat het fototoestel niet uit mijn handen waait.
Hoe zou het met de vissen zijn? Zouden zij het fijn vinden dat het water zo snel stroomt; zouden ze het merken?
Toch fietsen naar mijn werk. Eigenwijs. Het KNMI ontraadt een ieder er op uit te gaan. Vannacht met slaappil geslapen. Dat ellendige boekhoudwerk. Gepieker over een kas tekort. Vanmiddag vind ik misschien waar de fout zit.
Het is een sensatie: fietsen met windkracht elf in de rug op. Zonder te trappen ga ik dertig kilometer per uur; ongekend! Gevaarlijk ook want bijna schept een passerende scooter me als ik door een windvlaag een zwiep naar links maak. De scooter krijgt natuurlijk tegelijk met mij dezelfde windstoot. Achtendertig kilometer per uur haal ik als ik trap. Bij de tunnel kan fietsen even niet meer. De wind belet me doortocht en duwt me omver.

Werken op de donderdag is ongebruikelijk voor mij. Deze middag is er en gesprek over de verandering in mijn werk. Met de auto of het openbaar vervoer kan ik ook gaan, natuurlijk maar ik kies voor de fiets; spannend. Dan beweegt er tenminste nog wat aan me. Onophoudelijk geeft het KNMI vandaag via alle mogelijk media weerwaarschuwingen. Als je niet echt weg moet, blijf dan binnen. En ik ga voor de kick fietsen. Tien kilometer heen en terug voor een lullig vergaderingetje.
Op mijn mp3-tje hoor ik het nieuws: vier fietsers dood. Een krijgt een boom op zijn kop. Vader en zoontje van twee worden geplet onder een vrachtwagen. Een jonge vrouw krijgt een losgerukt dakraam over zich heen; ze overlijdt aan de gevolgen van de verwondingen aangericht door het losgerukte dakraam dat over haar heen valt.
Heen gaat wel. Vooral de tien kilometer terug is een hels karwei. De turbulentie in de buurt van enkele grote gebouwen dwingt me te gaan lopen. Verder geen probleem tot de dijk langs de rivier, op vijfhonderd meter van mijn appartement. Het fietspad langs de dijk ligt anderhalf a twee meter boven de rijweg, met vrij uitzicht op de rivier. De wind heeft daar kilometers vrij spel en kan de hoogste snelheden ontwikkelen. Het is daar dat ik op de heenweg zonder trappen dertig kilometer per uur haal. De wind pakt me duidelijk terug. Een halve kilometer lopen nu. Er zit echt niets anders op.
Het is alleen bij extreme weersomstandigheden als deze, dat fietsers iets van hun gevoel laten zien aan elkaar. Ik trek nu het gezicht waarmee ik wil zeggen: ’dit is toch echt niet te doen, hè’ waarop de mij tegemoet komende fietser antwoordt met een ‘het moet verdorie niet gekker worden”-gezicht.

vrijdag 15 januari 2010

Weer thuis

Vreselijke koppijn. Gisteren iets meer gedronken dan normaal, dat wel. Drie trappistjes en een wijntje. Zal wel een kater zijn dan. Begin deze dag maar eens met koffie. Uit een apparaat deze keer. Ik druk op het knopje ‘heel erg sterke koffie’ en zet mijn mok onder meest linkse kraantje van de drie. Het apparaat begint meteen zielig te piepen.
‘Miete!!!!’ hoor ik opeens iemand achter me brullen …’mitte setzen!’….snauwt de ontbijtober …zijn boodschap is luid en duidelijk; vanuit het middelste kraantje stroomt nu de koffie in mijn mok. Prima koffie. De ontbijtober, type Pavarotti, 1.70 m., zeker meer dan honderdvijftig kilo, houdt nauwlettend in de gaten of ik niet te veel neem van al het lekkers dat ligt uitgestald: allerlei muesli’s, melk, een flinke berg stokbrood, boter, verschillende soorten kaas, worst en jam, koffiebroodjes, croissants, chocoladecroissants, kaascroissants, ham-kaascroissants, hard en zacht gekookte eitjes, yoghurtjes (allerlei smaken), liters versgeperste sinasappelsap in prachtige glazen kannen, chocoladecake. Om je vingers bij af te likken……………….maar o,o,o,o, wat mis ik dat bruine boterhammetje met pindakaas.
Genoeg gegeten, lever mijn sleutel in bij Pavarotti. Zwetend als een vette otter, zijn zwarte t-shirt is inmiddels doorweekt, jammert de veel te zware man, wanhopig, dat het vandaag wel 35 graden wordt en dan heeft ie ook nog zo’n pijn aan zijn rechterbeentje. Ik geloof dat ik nu medelijden moet hebben……maar daar ‘ken ik echnie an beginne’. Met een gewicht als hij zou ik gelijk door allebei me benen zijn gezakt. Dat zou dan een reisje Avignon-Holland per scootmobiel geworden zijn in plaats van op de fiets. ’Wees toch blij man, dat je die ene poot nog kan gebruiken,’ (denk ik…),’ stop met dat vele vreten, dan komt het allemaal wel weer goed.’
Als ik met mijn bagage het hotelletje uit loop zie ik nog net hoe Pavarotti een chocoladecroissant in zijn linker- en twee zacht gekookte eitjes in zijn rechterbroekzak laat glijden en voor hij verder gaat met afruimen van het ontbijttafeltje propt hij nog schichtig enkele plakken kaas en stukken boerenmetworst naar binnen. En maar jammeren.
Voor ik op de fiets stap, ontvang ik een sms-je. Dit bericht maakt me helemaal gelukkig. Sander, jongste zoon, al weer dertig inmiddels, geslaagd! Universiteit nog wel. Sander, Master of Science in Bussiness Administration. Wie had dat kunnen denken? Geweldig, jongen!
De eerste kilometers gaan drie keer zo hard als anders…….. Toch besluit ik te stoppen; ik heb te veel pijntjes, te weinig energie en als ik doorfiets kom ik zeker geld te kort. Bestel op Station Luxemburg-Stad een enkeltje Rotterdam (55 euro). Vertrek een uur ’s middags; aankomst in Rotterdam zes uur.
Het is daar benauwd in Rotterdam, de Noordsingel stinkt alsof er onweer op komst is; de Rotte, het riviertje voor mijn huis, is als vanouds: afgedankte matrassen, opgebruikte wasmiddelenflessen, oud hout en onnodig piepschuim. Meeuwen doen zich in mijn straatje tegoed aan het afval uit een vuilnisbakzak, die ze hebben opengereten.
Ik ben weer thuis!

donderdag 14 januari 2010

Harde wind

Het flatgebouw zwiept zorgwekkend. In mijn appartement op de zestiende verdieping schommelen de lampen en kletteren de schilderijen tegen de wanden.
De bloemenvaas wankelt gevaarlijk op de salontafel. Ik zit achter mijn pc ; het voelt alsof ik op een bootje zit. Af en toe een golf, nu eens licht dan opeens heftig, fel. Wie weet word ik nog zeeziek.
Boven de rivier, waar ik van mijn huis op uit kijk geen meeuwen, eenden, zwanen, waterhoentjes, aalscholvers, geen vogel te zien vandaag. Ze weten dat ze moeten oppassen. De lucht is zwart- grijs met een fikse scheut onheilspellendheid. Golven, niet zo hoog wel met veel schuim er op. Razendsnel stroomt het water oostwaarts.
De vogels zijn nergens te bekennen; hoe zou het met de vissen zijn? Zijn ze bang? Zouden zij het fijn vinden te zijn in dit snelstromende water ? Zouden ze er wat van merken?
Ga fietsen naar mijn werk. Eigenwijs. Het KNMI ontraadt een ieder er op uit te gaan. Het is een sensatie: fietsen met windkracht elf in de rug op de Westzeedijk. Zonder te trappen dertig kilometer per uur; ongekend! Gevaarlijk ook want bijna schept een achteropkomende scooter me als ik door een windvlaag een zwiep naar links maak. Achtendertig kilometer per uur haal ik als ik trap. Bij de tunnel kan fietsen even niet meer. De wind belet me de doortocht en duwt me zelfs omver.
Deze middag is er een gesprek over de verandering in mijn werk. Onophoudelijk geeft het KNMI vandaag via alle mogelijk media weerwaarschuwingen. Als je niet echt weg moet, blijf dan binnen. En ik ga voor de kick fietsen. Tien kilometer heen en terug voor een lullig vergaderingetje. Voor mij is het een positieve middag: geen enkel probleem met fietsen en ik krijg een leuker baantje na de reorganisatie.
Op mijn mp3-tje hoor ik andersoortig nieuws van het ANP: vier fietsers dood door storm. Een krijgt een boom op zijn kop. Vader en zoontje van twee worden geplet onder een vrachtwagen. Een jonge vrouw krijgt een losgerukt dakraam over zich heen; ze overlijdt aan de gevolgen.
De tien kilometer terug is een hels karwei. De turbulentie in de buurt van enkele grote gebouwen dwingt me te gaan lopen. Verder geen probleem tot de dijk langs de rivier; nog vijfhonderd meter tot aan mijn appartement. Het fietspad langs de dijk ligt anderhalf a twee meter boven de rijweg, met vrij uitzicht op de rivier. De wind heeft daar kilometers vrij spel en kan zeer hoge snelheden ontwikkelen. Het is dààr dat ik op de heenweg zonder te trappen dertig kilometer haal. De wind pakt me nu krachtig terug: een halve kilometer lopen nu. Er zit nu niets anders op dan genoegen te nemen met twee kilometer per uur.
Grappig is dat fietsers alleen bij extreme weersomstandigheden als deze, iets van hun gevoel laten zien aan elkaar. Ik trek nu het gezicht, waarmee ik wil zeggen: ’dit is toch echt niet te doen, hè’ waarop de mij met hoge snelheid tegemoet komende fietser antwoordt met een ‘laat maar lekker waaien”-gezicht.

zondag 10 januari 2010

Stank

Pa stinkt altijd als hij thuis komt. Naar oud zweet en zweetsokken.
‘Trek nou eens andere sokken aan, man!’ Ja, zo zegt mijn moeder dat. De hele woonkamer is dan al vergeven van de zweetsokkenstank. Met grote tegenzin trekt hij schone sokken aan, over zijn vieze voeten, dat dan wel.
Vooral stinkt mijn vader als hij uit zijn werk thuiskomt naar melk, daar werkt hij mee. Pa is vanaf 1958 een aantal jaren bijrijder op een melkvrachtwagen. Metalen kratten met kwartliterflesjes schoolmelk moeten afgeleverd worden op lagere scholen. Heel vroeg in de ochtend. Ook op mijn school, waar dan meestal nog niemand is. Eén keer zijn ze laat. Ik zit al in de klas. Komt mijn vader ineens de klas in zetten met een steekwagen met kratjes. Hij loopt in die vieze overall, die hij al wekenlang aan heeft en waar hij al die tijd al melk op morst. Thuis houdt hij die werkkleding ook aan, met als gevolg een woonkamer met een scherp zure lucht. Die komt nu ook het klaslokaal binnendrijven. Het lijkt net of ik de enige ben die de kadaverzure stank ruik. Mijn klasgenootjes blijven gewoon aan het werk.
In talloze klotebaantjes heeft Pa zich te pletter gewerkt maar een vetpot is het nooit geworden. Dat kan natuurlijk ook niet. Een ongeschoold arbeider als hij met een gezin van tien kinderen. Vaak is hij niet thuis. Overwerken. Het geld is al uitgegeven voordat het in de knip zit. Uitermate zuur.
Toch laat mijn vader me doorleren. Mooi. Pa doet in die tijd de vaat op een cruiseschip van de Holland Amerika Lijn, nog weer later is hij sjouwer van balen meel in de haven, inpakker van rollen beschuit bij Hooimeijer, schoonmaker van tramrails van de RET. Met die baantjes is niks mis; het betaalt alleen niet.
‘Wiens vader is er vandaag de dag nou nog arbeider?’, vraagt een docent op de hbs (anno 1964). ‘Nou, vooruit, steek je vinger eens op.‘
Ik steek geen vinger op. Laf. Pa is opeens boekhouder. Ik kots van mezelf; geef hem zo stank voor dank.

zaterdag 9 januari 2010

Uitgelachen

Als ik niet lekker in mijn vel zit, ervaar ik alom negativiteit, die gaat dan tussen mijn oren zitten klieren en maakt me nog meer depri.
Zoals bijvoorbeeld op sportschool Oya: op weg naar de Chest Press hoor ik schuin achter me een stel figuren luid schateren van het lachen achter. Aangetrokken door het lachen kijk ik om en zie ik een stel fitnesscoaches van mij weg kijken. Ik word dus duidelijk weer eens uitgelachen. Dat doet pijn, hoewel het volkomen logisch is dat ik uitgelachen wordt.
Ik ga richting chestpress
buiten adem,
enigszins waggelend,
met een rood bezweet hoofd,
waarvan de schedel, van boven kaal
en
aan de zijkanten en van achteren
slordig begroeid is
met tamelijk
lang, grijs, wijduitstaand, pluizig haar.
De gloednieuwe,
ogenpijnigende,
witte Ran sportschoenen
onder mijn superbleke,
zwaar behaarde,
iets te dunne benen,
blijken zelfs nog ontsierd te kunnen worden door een kort vaal sportbroekje.
Qua smaak en elegantie,
overtreffen schoenen en broekje nog
het foeilelijke Par-wielrenshirt
en
het even smakeloze rode katoenen jackje,
dat ook nog eens vloekt bij het rood van mijn shirtje.
Die fitnesscoach heeft een leuke grap gemaakt. Over mij natuurlijk. Hij is de enige, die nu niet mijn kant op kijkt. Hij zit tijdens de lachsalvo verstopt achter die anderen. In de voorgaande drie kwartier heeft hij een stevige buik-en rugspiertraining heeft gegeven.
’Tsjonge jonge, wat was het druk,’ zegt hij, hoor en ruikbaar schijnheilig.
Hij zal wel zoiets gezegd hebben: ’moet je die vrolijke krullenbol daar zien; dan weet je gelijk hoe ik die rug- en buikspiergroep net heb aangepakt. Die ouwe heeft nu een bijna dood ervaring.’
Misschien…..hoogstwaarschijnlijk was de opmerking een stuk harder.
Tsja, .........toch maar op naar de chestpress?
Tsjiesus nee...
Nou niet meer.
Tsjonge, jonge, zeg!

donderdag 7 januari 2010

Jaloers

Van jouw lijf, onaantastbaar voor mij,
geniet de mooie lieve jongen,
met zijn lange, wapperende haren.
Alweer een nieuwe ridder op het witte paard.
Kroel je met hem?
Druk je je warme, krachtige lijf
stevig tegen hem aan en laat je
zijn vingertoppen teder gaan over je buik?

Je zegt hem dat je vlindertjes voelt,
elke seconde meer en
je vraagt  hem
je nog wat steviger vast te houden en
dan kreun je!
Je gloeit; van buiten, van binnen.
Je leidt zijn zachte strelende hand
die je buik nog streelt
iets verderop
naar dat lekker warme badje.

Leo

De eerste keer dat hij me echt opvalt, duw ik een handkar, rijkelijk gevuld met een verrotte dakgoot, gescheurde kunststof regenafvoerpijpen en een aanrechtblad uit het jaar nul, richting de vuilcontainer van het volkstuincomplex. Net twee weken huur ik daar een tuin van vierhonderd vierkante meter met daarop een wrakkig tuinhuisje.
Hij heet Leo. Dat staat luid en duidelijk op zijn rug, nou ja, op die oranje overall die hij aan heeft: in grote witte letters. Hij staat de wip van het speeltuintje te verven. Het voorheen donkergroene wipje knapt geweldig op met het veel frisser ogende geel en rood. Hij moet uit zijn linkerooghoek hebben gezien dat ik er aankom. Hij schildert rustig door en schreeuwt zó hard en knerpend, dat andere tuinders bijna van schrik scheppen, harken en snoeischaren uit hun handen laten vallen:
‘’Hé, van der Stoep, dat zooitje in die kar kan je echt niet in onze container gooien hoor. Breng dat maar met je eigen auto naar de Gemeentelijke Reinigingsdienst.’
Ik heb een mp3-speler op mijn hoofd; Bob Dylan zingt ‘Apple Suckling Tree’. Ik versta uitstekend wat Leo zegt maar doe net of ik hem niet hoor. Dump het vuil gewoon en hoor hem er verder niet over. Bovendien: mijn naam is niet ‘van der Stoep’ maar ‘Karelse’ en ik heb geen eens auto. Dus. Wat een lul, wat een grote muil, denk ik. Zo’n grote mond opzetten tegen iemand als ik, die nog hier maar net lid is en helemaal van niks weet.
Maar… het tegendeel blijkt waar te zijn: Leo is een fijne man. Dat weet ik nù. Enkele maanden later.
Zo behulpzaam. Hij staat altijd voor me klaar:
bij het omzagen en in mootjes zagen van een dode perenboom;
bij het plakken van de lekke band van de handkar;
bij het vervoer van meubels, bedden, gereedschap en benodigdheden als aarde en zand van huis of winkel naar het tuincomplex.
Leo is een oude rot op het tuincomplex. Samen met zijn vrouw Tonia zit hij hier al drieëntwintig jaar op tuin vier. De laatste twee jaren komt hij meestal alleen Zijn vrouw, groot en zwaarlijvig, komt nog maar zelden op de tuin. Ze is slecht ter been en mijdt derhalve de slecht begaanbare paden op het complex.
Het onderhoud van de paden overigens is hier een taak voor de Gemeente, de verhuurder van de grond. Goed nieuws voor Tonia, want binnen twee maanden moet de gemeente de paden weer prima begaanbaar hebben gemaakt. Het bestuur heeft daar de gemeente min of meer toe geprest. De huurbetaling aan de gemeente is twee jaren opgeschort. Het geld is op een bankrekening vastgezet, dat wel, maar niet overgemaakt naar de gemeente. Succes. Na vijftien jaar nu eindelijk onderhoud van de paden. De gemeente krijgt haar geld als de paden weer als nieuw zijn.
Leo is de minst begaafde technicus in de gouden onderhoudsploeg van de tuin. Elke vrijdag komt die bijeen om allerlei klussen te klaren. Drie nijvere zeventig-plussers. Ze draaien hun hand nergens voor om. Ze plakken banden, slopen en bouwen tuinhuisjes, verven hekken, bouwen beveiligingen en zagen bomen om; en allemaal voor niks. Ze zijn allen gepensioneerd. En vinden dit zo klaarblijkelijk een welbestede vrijdag.
Leo is een man van oneliners. Hij maakt opmerkingen over de zwaarte van het tuinieren: ‘’dat we dit voor ons plezier doen….” Zo’n opmerking moet dan door de ander bevestigend worden beantwoorden met: “ja, we zijn eigenlijk net gek!!’ of zoiets.
Positieve opmerkingen dienen net nog iets positiever beantwoord te worden: zijn:
“lekker, he”, als het lekker weer is wordt dan gevolgd door:’geweldig’ of ‘heerlijk’.
Als hij langskom en ik zit even (iets lezen of drinken) volgt er ‘zo schiet je niet erg op, jongen” Volgens de ongeschreven volkstuinregel moet dan volgen ’Ja zeg, mag ik misschien heel even mijn kopje koffie drinken?” Waarop:’Neen, dat doe je thuis maar”volgt en Leo lachend zijn weg vervolgt.

maandag 4 januari 2010

Gescheiden inzamelen, recyclen en rampen

Een tweetal verwerkers van afvalproducten is al jaren uit het straatbeeld verdwenen: de schillenboer en de lorrenboer.
De schillenboer met paard en wagen, huis aan huis, oud brood en al het niet gekookte groente- en fruitafval op. Hij betaalt er niks voor. Je mag dus blij zijn dat hij het meeneemt. Later rijdt hij voor met een ijzeren hond, een pick-up, een driewielervrachtwagentje aangedreven door een bromfietsmotortje. Wat ik destijds aan de schillenboer meegaf, flikker ik nu in de compostbak op mijn volkstuin en als de hele reutemeteut daarin voldoende is gecomposteerd, verrijk ik met die compost de grond van mijn groententuintje. Heerlijke tomaten en aardbeien levert me dat bijvoorbeeld op.
De lorrenboer haalt lompen en metalen op; hij weegt aan een veer-unster of weeghaak, de oude kleren, dekens en ander lappenspul dat hij ophaalt en betaalt daarvoor een kiloprijs. Dat zelfde doet hij met metalen: ijzer, lood, tin, nikkel en koper. De lorrenboer doet zijn handel vanuit een gemotoriseerde bakfiets. Ook zijn er handelaren die met een handkar de stad door zeulen. Een van de kenmerken van deze beroepsgroep: volkomen onbetrouwbaar; als ze je kunnen beduvelen zullen ze het niet laten.
Awel….om toch nog maar weer eens even, van die hak op deze tak te springen: door vriendje, Jaap, wordt ik lid van de voetbalvereniging Aeolus. Aeolus, de God van de Wind. En niet zo maar een wind maar Dè Wind. En als Aeolus een wind laat, berg je dan maar. Die wind veroorzaakt een tsunami, jazeker een tsunami, een zeebeving, iets waar maar weinig twintigste eeuwse mensen vanaf wisten. Een wind die het in zich had om volkomen onverwachts honderdduizenden mensen te overrompelen en op brute wijze van het leven te beroven…… Halverwege de 20e eeuw levert het gescheiden inzamelen van aluminium melkflescapsules en ouwe kranten nog flink wat geld op voor de slachtoffers bij humanitaire ramp. Als Aeolus, zijn kindje tsunami er in 2004 op uit stuurt kunnen in de westerse wereld de inzamelingen weer starten echter: in de 21e eeuw is het enige dat geldt: baar geld, inzamelen van baar geld, veel baar geld. Daar is geen gescheiden inzamelen meer bij. Door middel van opzwepende televisiepraatjes van presentatoren en geraffineerde beelden uit de getroffen gebieden, wordt veel geld ingezameld voor de vele slachtoffers (tweehonderd twintigduizend) van de tsunami.……….de westerse mens is gul…………. heel gul……….. 200 miljoen euri wordt maar liefst opgehaald voor de slachtoffers van die zeebeving en voor de wederopbouw. Ze zullen die doden er niet mee terug krijgen, dat niet, maar het is toch fijn dat wij zo veel centjes hebben gegeven voor die arme stumpers; het is te hopen dat het ook werkelijk aan hen ten goede zal komen.
Helaas ook dan ook aan die kloterige beleidsbepalers daar, aan die corrupte teringlijders daar, die er geen cent voor over hebben, om de nodige voorzorgsmaatregelen te treffen tegen een dreigende zeebeving……………die zakkenvullers, die liever allerlei seks- en drankorgiën organiseren voor elkaar en voor hun vrienden, dan dat ze ten behoeve van de vaak armlastige bewoners een veilige zeewering realiseren.
Neen daar langs de kust wonen toch alleen maar werkloze stumpers die kunnen ze missen als kiespijn, die kòsten alleen maar geld. En nu blijkt dat die geweldige mensen uit de rijke eerste wereld ook nog bereid zijn om een deel van hun inkomen af te staan aan ons, nou, dat is toch fantastisch. Zo wordt ongetwijfeld door het corrupte zooitje gereageerd.
De voetbalvereniging Aeolus, Rooms katholiek bolwerk voor hockey en voetbal geleid door de onovertroffen Jezuïet Pater Overeem, docent Algebra op het Sint Franciscus College, ligt op een steenworp afstand van de vuilnisbelt aan de Gordelweg. Het stinkt daar, zoals voor antiklerikalen het katholicisme stinkt: naar rottend fruit, bedorven vleesresten en vogelschijt. Hebberig, eisend krijsende geluiden, klinken boven de massa´s afval. Meeuwen. Destijds ook al een bedreigde diersoort.
Toen had ik overigens nog niet zò de pest aan die vogel als nu. Als ik een lief eendenpaar een paar boterhammen voer, in de Rotte, bij mij voor de deur, duiken meteen 231 krijsende teringmeeuwen tegelijk op die paar stukjes brood; in minder dan een seconde is al het brood weg en de eendjes liggen knock-out tegen de kade, kutkutkutmeeuwen!
Op die vuilnisbelt ligt werkelijk van alles. Alles wat een mens kan hebben is ook alles wat mens ooit kan wegdoen. (Wijs, hé!) Daar is nog het lompen- en metaalwezen actief om te beoordelen of er nog wat recyclebaars bij ligt.

zaterdag 2 januari 2010

Vijfenzestig gulden schoon

Mijn vader heeft altijd keihard gewerkt en hij heeft altijd ontzettend weinig verdiend. Mijn moeder is gelukkig een bijdehante vrouw; hoe weinig geld er ook is, ze komt er mee uit. We leven in de jaren vijftig. ‘De buren hoeven niet te weten, dat we het niet breed hebben,’ zegt ze. Met de afdankertjes van de familie gaan mijn drie zussen en ik goed gekleed over straat. Ma komt nooit buiten. Pa is altijd weg; hij werkt op cruiseschepen.
‘Wat zie je bleek,’ zegt meester Camps en ‘je wordt zo mager, jongen.’
Hij schakelt de kerk in; wij zijn namelijk zogenaamd katholiek. De kapelaan stuurt een maatschappelijk werkster op ons af. Ze komt binnen en verstijft bij de aanblik van ons huur-tv-tje van minstens honderd jaar voor Christus.
Ze zegt: ‘Het is uiteraard’ (tsjiesus wat bekakt) ‘ondenkbaar mevrouw’ (ze praat tegen mijn moeder) ‘dat we u kunnen helpen, voordat u dat ding’ (trekt een vies gezicht en kijkt naar de tv) 'hebt weggedaan'. Natuurlijk is die trut er bij ons niet meer in gekomen. Rot op zeg!
We hebben dat kassie gewoon laten staan en op den duur kopen we ze steeds mooier, steeds groter en dan ook nog in steeds fraaiere kleuren, onder het motto: waarom hun wel en wij niet.
Als gewoonlijk met de Kerst op het menu: wit slap KingCorn-brood belegd met wat Zeeuws meisje en een klein kutbeetje kristalsuiker. Heerlijk. Dik worden we er niet van maar ziek zijn we nooit.
Vijfenzestig gulden schoon…..een interview van televisiecoryfee Mies Bouwman met een persoon, kostwinner van een gezin van zes personen. Schokkend! De man verdient potverdikkeme slechts vijfenzestig gulden per week.
De reactie van de kijker liegt er niet om:
'hoe is het mogelijk'……..
'hier in Nederland nog wel'
'ongelooflijk…….'
'pure armoede….
'een grof schandaal'
'overdreven'
'dit kan niet waar zien'
'zeker weer die socialisten' ……en dan is er ook nog wel een spoortje bewondering als het besef doordringt, dat dit gezin het redt met zo weinig.
Wekelijks stuurt mijn vader vanuit een postkantoor in New York, Melbourne, Marseille of waar ook ter wereld een cheque van maar liefst vijftig gulden schoon naar mijn moeder in Rotterdam; en elke week is er nog blij mee ook. Steeds komt ze er weer mee rond. Maar, allemachtig nog an toe, wat wat zouden we bij ons thuis rijk geweest zijn met die 15 piek er bij. Zonder gekheid: rijk.

vrijdag 1 januari 2010

Prettig uiteinde; goed begin!

Het is donker. Ik zet mijn fiets dubbel op slot tegen een boompje langs de Rotte. Hier in Rotterdam ‘kejje’ niet voorzichtig genoeg zijn. De fietsen worden hier soms onder je kont vandaan gejat. Deze oudejaarsavond zit ik bij Hennie. Er komen d’r nog een paar die ik ken. Hartelijk, luid en bijzonder schel, heet Hennie mij welkom. Nog geen seconde nadat ik op de bel druk: ‘Hallo Jees, leuk dat je er bent, kom boven,’ schalt ze. Drie hoog staat Hennie met in haar linkerhand een glas en in haar rechterhand een flesje wijn: ’Wat wil je drinken Jees, een wijntje zeker?’
’Neen, Hennie, doe mij maar eens een lekker kopje thee; heb je groene thee?’
‘Natuurlijk heb ik geen groene thee en als je zoiets wil, dan moet je dat maar van je eigen huis meenemen naar hier. Ik ga niet van die achterlijke groene thee kopen, als je dat maar weet; altijd wat bijzonders jij.’
‘Nou zeg, ‘t was maar een geintje hoor, geef me maar eens gauw zo’n heerlijk Saint-Emilionnetje van je.’
Ger, Thea en Sjon zijn al aan het oliebollen. Op de driezitter plof ik neer naast Ger. Net als ik tegen Thea iets zeg over haar weliswaar erg leuke maar zeer ’s zomerse truitje, buigt Ger opeens schuin voor me langs en terwijl hij met zijn hand op mijn knie steunt, werpt hij een blik op de vloer voor me:
‘Gatverdamme, Jees, kijk, dààr Jees, gatverdamme, stront, bovenop je schoen. Ik ga hier echt van over mijn nek,’ walgt Ger en in zijn opwinding sprietsen enkele stukjes oliebol uit zijn mond bovenop de stront.
Bij het op slot zetten van mijn fiets daarstraks, moet ik, ongemerkt, met de punt van mijn linkerschoen in een flinke hoop stront zijn geschoven. Ger kijkt over zijn schouder de woonkamer in en wijst mij, iets te luidruchtig en jolig nu naar mijn zin, op het spoor dat ik bij binnenkomst heb achtergelaten.
Terwijl de anderen gezellig ‘mens erger je nieten’ maak ik de boel schoon.
Als gevolg hiervan zien voor mij alle hapjes er deze avond alleen van een afstand lekker uit. Zodra ik ze in mijn hand neem en richting mond beweeg, ruik ik dat zure en voel ik het begin van kokhalzen. Alleen de vele wijntjes zijn vanavond goed binnen te houden, zo goed zelfs, dat ik er op weg naar huis gewoon weer intrap.