dinsdag 19 januari 2010

Wind

Het flatgebouw zwiept enigszins. In het appartement schommelen de schilderijen en kletteren hier en daar tegen de wanden. De lampen gelijken bewegende wierookvaten. Ik zit achter de pc en rijdt steeds kleine stukjes achter mijn bureau hen en weer. Boven de rivier, waar op andere dagen honderden meeuwen zijn maar ook eenden, zwanen, waterhoenders, aalscholvers en nog wel andere vogels die ik niet bij naam ken; vandaag geen vogel te bekennen. De lucht is zwart- grijs met een fikse scheut onheilspellendheid. Ik zou het niet vreemd vinden als ik straks zeeziek wordt in mijn eigen appartement.
Snelle golven niet zo hoog, wel razendsnel, witte schuimkoppen op de rivier. Ga toch nog even een foto maken. Hoop dat het fototoestel niet uit mijn handen waait.
Hoe zou het met de vissen zijn? Zouden zij het fijn vinden dat het water zo snel stroomt; zouden ze het merken?
Toch fietsen naar mijn werk. Eigenwijs. Het KNMI ontraadt een ieder er op uit te gaan. Vannacht met slaappil geslapen. Dat ellendige boekhoudwerk. Gepieker over een kas tekort. Vanmiddag vind ik misschien waar de fout zit.
Het is een sensatie: fietsen met windkracht elf in de rug op. Zonder te trappen ga ik dertig kilometer per uur; ongekend! Gevaarlijk ook want bijna schept een passerende scooter me als ik door een windvlaag een zwiep naar links maak. De scooter krijgt natuurlijk tegelijk met mij dezelfde windstoot. Achtendertig kilometer per uur haal ik als ik trap. Bij de tunnel kan fietsen even niet meer. De wind belet me doortocht en duwt me omver.

Werken op de donderdag is ongebruikelijk voor mij. Deze middag is er en gesprek over de verandering in mijn werk. Met de auto of het openbaar vervoer kan ik ook gaan, natuurlijk maar ik kies voor de fiets; spannend. Dan beweegt er tenminste nog wat aan me. Onophoudelijk geeft het KNMI vandaag via alle mogelijk media weerwaarschuwingen. Als je niet echt weg moet, blijf dan binnen. En ik ga voor de kick fietsen. Tien kilometer heen en terug voor een lullig vergaderingetje.
Op mijn mp3-tje hoor ik het nieuws: vier fietsers dood. Een krijgt een boom op zijn kop. Vader en zoontje van twee worden geplet onder een vrachtwagen. Een jonge vrouw krijgt een losgerukt dakraam over zich heen; ze overlijdt aan de gevolgen van de verwondingen aangericht door het losgerukte dakraam dat over haar heen valt.
Heen gaat wel. Vooral de tien kilometer terug is een hels karwei. De turbulentie in de buurt van enkele grote gebouwen dwingt me te gaan lopen. Verder geen probleem tot de dijk langs de rivier, op vijfhonderd meter van mijn appartement. Het fietspad langs de dijk ligt anderhalf a twee meter boven de rijweg, met vrij uitzicht op de rivier. De wind heeft daar kilometers vrij spel en kan de hoogste snelheden ontwikkelen. Het is daar dat ik op de heenweg zonder trappen dertig kilometer per uur haal. De wind pakt me duidelijk terug. Een halve kilometer lopen nu. Er zit echt niets anders op.
Het is alleen bij extreme weersomstandigheden als deze, dat fietsers iets van hun gevoel laten zien aan elkaar. Ik trek nu het gezicht waarmee ik wil zeggen: ’dit is toch echt niet te doen, hè’ waarop de mij tegemoet komende fietser antwoordt met een ‘het moet verdorie niet gekker worden”-gezicht.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten