donderdag 7 januari 2010

Leo

De eerste keer dat hij me echt opvalt, duw ik een handkar, rijkelijk gevuld met een verrotte dakgoot, gescheurde kunststof regenafvoerpijpen en een aanrechtblad uit het jaar nul, richting de vuilcontainer van het volkstuincomplex. Net twee weken huur ik daar een tuin van vierhonderd vierkante meter met daarop een wrakkig tuinhuisje.
Hij heet Leo. Dat staat luid en duidelijk op zijn rug, nou ja, op die oranje overall die hij aan heeft: in grote witte letters. Hij staat de wip van het speeltuintje te verven. Het voorheen donkergroene wipje knapt geweldig op met het veel frisser ogende geel en rood. Hij moet uit zijn linkerooghoek hebben gezien dat ik er aankom. Hij schildert rustig door en schreeuwt zó hard en knerpend, dat andere tuinders bijna van schrik scheppen, harken en snoeischaren uit hun handen laten vallen:
‘’Hé, van der Stoep, dat zooitje in die kar kan je echt niet in onze container gooien hoor. Breng dat maar met je eigen auto naar de Gemeentelijke Reinigingsdienst.’
Ik heb een mp3-speler op mijn hoofd; Bob Dylan zingt ‘Apple Suckling Tree’. Ik versta uitstekend wat Leo zegt maar doe net of ik hem niet hoor. Dump het vuil gewoon en hoor hem er verder niet over. Bovendien: mijn naam is niet ‘van der Stoep’ maar ‘Karelse’ en ik heb geen eens auto. Dus. Wat een lul, wat een grote muil, denk ik. Zo’n grote mond opzetten tegen iemand als ik, die nog hier maar net lid is en helemaal van niks weet.
Maar… het tegendeel blijkt waar te zijn: Leo is een fijne man. Dat weet ik nù. Enkele maanden later.
Zo behulpzaam. Hij staat altijd voor me klaar:
bij het omzagen en in mootjes zagen van een dode perenboom;
bij het plakken van de lekke band van de handkar;
bij het vervoer van meubels, bedden, gereedschap en benodigdheden als aarde en zand van huis of winkel naar het tuincomplex.
Leo is een oude rot op het tuincomplex. Samen met zijn vrouw Tonia zit hij hier al drieëntwintig jaar op tuin vier. De laatste twee jaren komt hij meestal alleen Zijn vrouw, groot en zwaarlijvig, komt nog maar zelden op de tuin. Ze is slecht ter been en mijdt derhalve de slecht begaanbare paden op het complex.
Het onderhoud van de paden overigens is hier een taak voor de Gemeente, de verhuurder van de grond. Goed nieuws voor Tonia, want binnen twee maanden moet de gemeente de paden weer prima begaanbaar hebben gemaakt. Het bestuur heeft daar de gemeente min of meer toe geprest. De huurbetaling aan de gemeente is twee jaren opgeschort. Het geld is op een bankrekening vastgezet, dat wel, maar niet overgemaakt naar de gemeente. Succes. Na vijftien jaar nu eindelijk onderhoud van de paden. De gemeente krijgt haar geld als de paden weer als nieuw zijn.
Leo is de minst begaafde technicus in de gouden onderhoudsploeg van de tuin. Elke vrijdag komt die bijeen om allerlei klussen te klaren. Drie nijvere zeventig-plussers. Ze draaien hun hand nergens voor om. Ze plakken banden, slopen en bouwen tuinhuisjes, verven hekken, bouwen beveiligingen en zagen bomen om; en allemaal voor niks. Ze zijn allen gepensioneerd. En vinden dit zo klaarblijkelijk een welbestede vrijdag.
Leo is een man van oneliners. Hij maakt opmerkingen over de zwaarte van het tuinieren: ‘’dat we dit voor ons plezier doen….” Zo’n opmerking moet dan door de ander bevestigend worden beantwoorden met: “ja, we zijn eigenlijk net gek!!’ of zoiets.
Positieve opmerkingen dienen net nog iets positiever beantwoord te worden: zijn:
“lekker, he”, als het lekker weer is wordt dan gevolgd door:’geweldig’ of ‘heerlijk’.
Als hij langskom en ik zit even (iets lezen of drinken) volgt er ‘zo schiet je niet erg op, jongen” Volgens de ongeschreven volkstuinregel moet dan volgen ’Ja zeg, mag ik misschien heel even mijn kopje koffie drinken?” Waarop:’Neen, dat doe je thuis maar”volgt en Leo lachend zijn weg vervolgt.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten