maandag 30 mei 2011

Meidenweekend

Voor mezelf koken, als ik in mijn uppie thuis ben, dat vind ik nou he-le-maal niks! Mijn geliefde echtgenote is de hort op. Meidenweekend. Met (bijna) alle familiemeiden een lang weekend lang meiden-lol-maken  in een meiden-hotelletje in Drenthe, Brabant of Limburg. Nu zitten ze toevallig een keer in België, in de badplaats Knokke. 
Zij meidenweekend. Ik meidenweekend. Gisteren een heel plezierige avond en een iets te lange nacht gehad met Angela, een heel leuke meid en vandaag komt Zelda bij me eten. Zelda is meer een lekkere meid.  Zeg haar dat je voor haar gaat koken en ze zit al met een uitgevouwen servetje op haar bloesje en met mes en vork in de aanslag. Voor de rest is ze vrij normaal, hoor.   
Goed, Zelda zit dus startklaar . Tafel gedekt. We moeten nog beginnen, het toetje staat al, enigszins terzijde, op de eettafel: kersen in een fraaie glazen schaal.  Een euro vijfenzeventig per bakje van een pond, zijn de kersen op de markt. Niet zo duur. Als ze te vreten zijn tenminste. Ze zien er niet slecht uit. Het lijkt alleen wel of ze uit twee verschillende plukken komen. Iets meer dan de helft  is knalrood en iets minder dan de andere helft is zwaar donker rood. Het water loopt me werkelijk uit de mond als ik naar die kersenpaartjes in de schaal kijk.

Als hoofdgerecht heb ik gekozen:  zalm met prei en rijst. Ik zal mild zijn in mijn oordeel: niet zo heel erg  lekker. Zelda daarentegen is vernietigend. Ze spuugt de eerste de beste hap gelijk weer terug in haar bord :
‘Gatverdamme,  Jezus, Jee, het lijkt wel vissoep en als ik iets erg vind…….’
 Ze heeft gewoon gelijk : het is een soort zalm-prei soep geworden met wat rijst. Een veel te nat prutje dus. Ik heb er zilvervliesrijst bij gebruikt. Zelma weet precies wat ik fout deed:
‘Je had hier basmatirijst bij moeten nemen, eikeltjee. Tsssj, dat  je dat niet eens weet, man!’

Ja, dat zei Angela vannacht ook tegen me, terwijl ze zich van onderen stond te wassen.
 ’Die basmatirijstkorrel, Jee, heeft een vrij groot  vochtabsorberend vermogen. Die korrel  wordt ook gebruikt tegen natte plekken na inregenen en kleine  lekkages in huis. Fijngemalen wordt die rijst gebruikt bij de vervaardiging van inlegkruisjes. Moet ik voor jou een nat washandje meenemen, Jee?’ roept Angela in een moeite door uit de badkamer.
‘Nee, laat maar even, Angel, ik masseer eerst nog even die stijve spier in mijn nek, meisje,’zeg ik.

De smaakcombinatie  zalm – prei,  is trouwens verrassend lekker. Vandaar dat ik het prutje, in een grote zeef laat uitlekken. Tegen de tijd dat ik naar bed ga, na de herhaling van DWDD meestal, is het uitlekken wel klaar. Dan zet ik dat  uitgelekte prutje in de vriezer. Dat eet ik te zijner tijd nog wel eens op, als tussendoortje of voorafje. Tsja, en dat uitleksel, toch nog een hele mok vol zalm – preisap, drink ik op voor het slapen gaan. Ik móét nu eenmaal toch iets hartigs te eten of te drinken nemen. Een soort slaapmutsje. Ja, ik ben en blijf nu eenmaal een rare jongen. Niks aan te doen.

Zelda kan haast niet wachten om met het toetje te beginnen: de kersen. Altijd lekker, zeker na een mislukte hoofdschotel.  Ze liggen er zo smakelijk bij die kersen, in de fraaie glazen schaal. Helaas blijken ook deze kersen al niet te vreten. De knalrode zijn onrijp, smakeloos en waterig. Het merendeel van de donkerrode kersen zijn overrijp, beurs en enigszins gegist; ook onsmakelijk dus.
‘Zullen we die dan maar……eh……toedeledokie?’ vraagt Zelda.
'hmmmm……mieter ze maar in de compostbak.'

Zelda heeft wel een grote mond maar ze is haar boosheid altijd zo weer vergeten. Nu zit ze al weer te smullen van een paar heerlijke, door mijzelf gebakken, boterhammetjes  belegd met kersenjam, waar je je vingers bij aflikt.
 Het lijkt wel of het betere,  het echt lekkere fruit tegenwoordig linea recta naar de jamfabrikanten gaat,  in plaats van via de groenteboer naar mij. In de schappen van de supers zie ik iets liggen, wat door moet gaan voor fruit; fruit zonder een greintje energie. Onrijp of overrijp, uitgedroogd of beurs, beschimmeld of gistend. 
Werkelijk ik overdrijf niet als ik zeg dat ik me mijn laatste lekkere peer niet kan herinneren; sterker nog: zelfs niet eens mijn laatste rijpe sappige pruim!
Zelda roept dat ze er vandoor gaat en dat ik het maar moet bekijken met die afwas die er staat:
'Voor dat waardeloze vreten van je, ga ik niet staan afdrogen de groeten.'



 

zondag 29 mei 2011

Kleurrijk (2)


Vóór de fietsenmaker, maakt een man, grijze baard, rode schoenen,  zwarte muts en een lange donkerblauwe regenjas, zijn fiets vast aan een parkeerbeugel. Als ik langs hem loop, knikt hij beleefd in mijn richting en zegt:

‘Goedemiddag dames.’

??????
De schade bij de fietsenmaker valt mee. Twintig euro voor een nieuwe binnenband, een paar nieuwe spaken en een paar druppeltjes rijwielolie voor de ketting.  

Ik kan het niet nalaten om nog even bij het stadhuis te gaan kijken.
Niet iedereen is meegegaan naar de trouwzaal. Als ik  me goed herinner biedt die zaal ook geen plaats aan zo veel mensen. De eerste bruiloftgangers komen trouwens nu al weer naar buiten. Dat is niet eens zo raar want we zijn inmiddels wel een half uurtje verder.

Naast de ingang van stadhuis zie ik die zonderlinge man van zoëven ongestoord de trap oplopen….. zijn lange regen jas heeft hij niet meer aan……het regent ook niet.  
Blanke man, grijze baard: opvallend hier tussen die overwegend donkere mensen hier. Ook qua kleding is hij duidelijk een dissonant. De kleding van deze man is in vele opzichten paradoxaal te noemen. Van boven: wit overhemd, stropdas, colbert en een hoofddoekje. Van onderen: rode Nikes, geitenwollen sokken en een veel te kleurrijke slobberbroek, iets te kort voor een lange, iets te lang voor een korte broek.  Onder het hoofddoekje pluizen warrig  grijze haren. Met zijn baard zou hij model kunnen staan voor kapitein Iglo.

Het zojuist getrouwde paar treedt breed lachend kinderen tegemoet, die op het bordes  rijstkorrels en confetti op het stel laten neerdalen. De musici spelen ’Daar komt de bruid’ en het publiek ‘tatatatatataaaat’ dit lied uit volle borst mee. 

De baardman bukt zich voor zijn schoudertas en rommelt daar wat ik. Met in zijn hand een donker voorwerp uit zijn tas,  staat hij in twee grote stappen, voor het kersverse echtpaar. Van dichtbij nu vuurt Baardmans grote rode verfklodders af op het geshockeerde stelletje; uit een paintballwapen! Vervolgens pleegt hij met het laatste beetje rode verf een zelfbesmeuringsactie.  Surveillerende politieagenten en door het bruidpaar ingehuurde veiligheidsfunctionarissen, arresteren hem en voeren hem af naar het nabijgelegen politiebureau.
Op de pc van Baardmans valt weinig te ontdekken. Veel onnozele schrijfsels en veel paintball - exercities. Allemaal op zijn zolder. Druk in de weer is hij dan met ‘paintballen’. Onder het slaken van oerwoudkreten beschiet hij posters van sterren, doorgaans zwarte sterren, als Opprah Winfrey, Aretha Franklin, Eddy Murphy en Denzel Washington. De enige uitzondering daarop is vader Abraham, die hij de laatste drie weken regelmatig onder onder ‘vuur’ heeft genomen op zijn zolder.
Mensen schrik aanjagen is  duidelijk zijn Baardmans obsessie.
Tegen de man en vrouw, die vandaag trouwden, verklaarde Baardmans geen enkele rancune te koesteren. Het stel is  gewoon op de verkeerde tijd op de verkeerde plaats. In de Antilliaanse gemeenschap, heerst, geheel begrijpelijk, grote verontwaardiging over deze actie; de gemeenschap ziet in deze actie:
‘het zoveelste bewijs van de verregaande minachting jegens een voormalige groep landgenoten, die  tot op de dag van vandaag in onbeveiligde toestand heen en weer geslingerd blijft worden tussen hoop en vrees. En ook: onophoudelijk; nu nog steeds, schandalig genoeg!!’ Aldus een bericht in het dagblad ‘het Antilliaantje’.
Door die krant te lezen weet ik nu ook waarom  er zoveel bekijks was bij die huwelijksvoltrekking in het Rotterdamse Stadhuisl?
Het zijn inderdaad twee grote Antilliaanse tv-persoonlijkheden die trouwden: Sidney Salditch en Amanda Virtensin.  In Nederland  zijn ze nauwelijks bekend. In de Antillen vormen ze het  razend-populaire  presentatie-duo van de Antilliaanse variant van ‘Opsporing Verzocht’. Vandaar ook dat ze zo vaak in Nederland zijn.

Hoe vergaat het Baardmans? De man moest er wel, en terecht,  voor boeten. Hij staat na de schadeloosstelling van dat stel dat destijds trouwde flink in het rood.  Naast het levenslange paintball-verbod, kreeg hij nog een werkstraf opgelegd: twee weken graffitti verwijderen bij Pro Rail. Daarna krijgt hij meteen ‘levenslang’ sociaal asiel in een Frans klooster van de Benedictijnen  in Rochefort du Gard in Zuid-Frankrijk.  

zaterdag 28 mei 2011

Kleurrijk (1)

Op en rondom de trap van de entré van het  Rotterdamse stadhuis krioelt het van de feestelijk geklede mensen; als ik me niet vergis Antilianen.  Een drietal blanke musici maakt muziek op het bordes van het stadhuis; ze spelen trompet, saxofoon en trombone. De muzikanten zijn allen gekleed in grijze kostuums; hun colbertjes glinsteren in de zon. Alle drie hebben ze een gedistingeerd sikje.

Van de aanwezigen loopt de helft met een fototoestel.Klaar om af te drukken. De gebeurtenis waarvoor iedereen hier is, nadert met rasse schreden. Op het fietspad staat een aantal Oldtimers (Fords en Spykers). Ik zie die drukte wel als ik langsloop maar vind het niet bijzonder genoeg om er bij stil te blijven staan.

Ik moet geld hebben. Dus ik loop linea recta naar het Stadhuisplein. Daar is een muur met wat geldautomaten. Ik moet namelijk mijn fietsreparatie betalen. Geen idee wat het gaat kosten maar ik neem in ieder geval zeventig euro op.

Dan hoor ik opeens opgewonden geluiden opstijgen van de overkant ter hoogte van het stadhuis. Een gigantische witte Mercedes, die zeker plaats biedt aan twaalf personen, rijdt het trottoir op voor het stadhuis. Er wordt door de omstanders enthousiast gejuicht en geapplaudisseerd. De musici blazen, zo lijkt het, met iets meer elan op hun toeters. 
Een kleine corpulente neger van rond de vijftig  stapt uit die voormalige witte pooierwagen. Wederom hard applaus, vrolijke muziek. Meneer kijkt rond, steekt zijn armen in de lucht en zwaait naar de aanwezigen. Alsof hij een soort kampioen is in het een of ander, die door een uitzinnige menigte toegejuicht wordt. Dan komt de caramelkleurige bruid uit de aso-giga-benzine-slurper. Ze is zeker twee koppen groter dan de bruidegom, uitermate volumineus en beslist niet alleen omdat ze hoogzwanger is. Haar lange, mouwloze, kaki kleurige bruidsjurk is in de auto flink opgekropen.  Het eerste wat haar dus te doen staat na dat ze is uitgestapt is de jurk naar beneden sjorren. Ondertussen lijken de omstanders zo mogelijk nòg opgewondener voor háár dan voor hèm. Ook de musici doen nu er nog een schepje bovenop.
‘Oh when the saints, go marching in,’  toeteren ze vrolijk maar toch professioneel. 
Zoals een zangeres na een succesvol optreden buigt ze naar het publiek; alle kanten op. Ze zwaait met haar bovenarmen in de lucht. Haar slappe vleespartijen  aan de bovenarmen doen zonder tegen te sputteren mee. De belangstellenden verdringen elkaar voor een goed plaatsje om het allermooiste plaatje te kunnen schieten van dit blijkbaar zo populaire paar, het stralende middelpunt van de drukte hier op het bordes van het stadhuis.

Terwijl  de drukte zich langzaam verplaats naar de trouwzaal in het stadhuis,  ga ik  mijn gerepareerde fietsje ophalen.  Vóór de fietsenmaker, maakt een man, grijze baard, rode schoenen,  zwarte muts en een lange donkerblauwe regenjas, zijn fiets vast aan een parkeerbeugel. Als ik langs hem loop, knikt hij beleefd in mijn richting en zegt:

‘Goedemiddag dames,’…….

De schade bij de fietsenmaker valt mee. Twintig euro voor een nieuwe binnenband, een paar nieuwe spaken en een paar druppeltjes rijwielolie voor de ketting.  


morgen Kleurrijk (deel 2)

vrijdag 27 mei 2011

Proefpakken

Voordat ik straks zes tot acht weken ga fietsen naar en in Frankrijk, met als hoofddoel weer het theaterfestival van Avignon, is het zinvol enkele elementen de revue te laten passeren die van belang zijn tijdens een dergelijke reis zoals:
'Hoe is het met het weer, de fiets, de nachten, de poen en de gezondheid.'

Met het weer zit meestal wel goed in Frankrijk.  Dit keer wil ik in juni al per fiets vanuit Rotterdam vertrekken en in die maand wil het, in Nederland althans,  nog wel eens koud en nat zijn. De kans dat al mijn bagage zeiknat is,  voordat ik in het mooi weer deel van  de reis arriveer is zeker niet gering.

Vers in mijn geheugen staan nog twee junivakanties gegrift. Ten eerste het weekje theaterfestival Oerol 2010 op Terschelling. Bijna alle voorstellingen zijn in de buitenlucht. Met name bij de avondvoorstellingen moest ik verschillende lagen kleding aan om het het uit te houden. De toeschouwers kropen bibberend van de kou zo dicht mogelijk tegen elkaar aan om de koude zeewind te weerstaan. Terug in de slaapplaats, een gammele caravan, lukte hem me pas na het wegklokken van enkele jonge borrels, tijdens een irritant vrolijk merelconcert, de slaap te vatten.

Een eerdere tegenvallende vakantie, qua weer dan, was de enthousiast in juni geplande ‘fietstocht door heel Nederland’.  Vier vrienden, rond de dertig:  Sander, Peter, Aad en ik dus vatten al in februari van het jaar 1980, het plan op voor dit op papier heel aantrekkelijke avontuur. In tentjes. Koken doen we uitsluitend: water voor thee, koffie en scheren.
Als ik nog terugdenk aan die trip wordt mijn neus spontaan paars en krijg ik dooie vinger van de kou. Gepland was drie weken. De eerste zeven dagen: veel wind en regen; die wind voornamelijk tegen. De laatste dagen waren er zelfs geen droge kleren meer. De tijd die we in de kroeg doorbrachten was lang genoeg om kachel te worden maar te kort om op te drogen. Op de achtste dag paken we uiteindelijk in Nijmegen de trein terug naar Rotterdam. Vanuit de trein konden we toen opeens genieten van de helder blauwe hemel. Alle vier zijn we in de weken daarna nog flink verkouden geweest. Aad kreeg  zelfs een longontsteking…maar dat nam hij luchtig op:
‘Wat je krijgt hoef je niet te kopen,’ zei hij.  

Mijn fietsje kocht ik twee jaar terug. Via mijn werk nog met zo’n driejarig fietsplan. Leek een prima fiets. Leek maar  dat was niet zo.  Twee jaar later is er toch  veel mis mee. Bijna elke week springt er wel een spaak kapot. De bagagedrager is afgebroken. De remmen zijn kwetsbaar en er zit inmiddels een nieuwe as in. De grote vraag is nu dus: durf ik het aan om op deze inmiddels krakkemikkige fiets naar Frankrijk te gaan? Denk het eigenlijk van niet. Beter is denk ik, proberen er een goede prijs voor te krijgen. Meer dan 150 euro vang ik er nooit voor. Repareren kan natuurlijk ook. Laat ik maar eerst eens een offerte vragen aan de fietsenmaker. Maar eerst een offerte vragen misschien is dan een nieuwe fiets wel voordeliger.

Proefpakken, moet dan ook nog gebeuren. Hooguit vijftien kilo bagage,  evenwichtig verdeeld over de fiets. Vijftien kilo, waar in begrepen mijn tentje, mijn belangrijkste slaapplaats. Daarnaast overnacht ik af en toe in een gîte, een soort jeugdherberg op zijn Frans en wanneer ik eenmaal in Avignon ben,  slaap ik bij mijn vrienden daar.  

Door de capriolen van de PGGM - maffia heb ik als vervroegd - pensionado wel wat minder centjes te besteden dezer dagen dan ik gedacht had. Speculeergeile en op eigen gewin (bonussen!!) beluste  pensioenfondsmedewerkers hebben grote delen mijn geld en dat van vele anderen verkwanseld. Ik zeg al, het is krapper maar desalniettemin nog wel voldoende; zelfs  om van op vakantie gaan. Deze maand heb ik ook nog  vakantiegeld gehad. Als ik daar wat van gebruik dan is het voor het kopen van een nieuwe fiets of om die oude laten  repareren. 

Mijn eigen fysieke gestel baart me op het moment ook zorgen. Ik heb veel kleine pijntjes op links: knie, hand, elleboog en schouder.  Dat moet echt, beter want als dat rond de twintigste juni nog zo is dan ga ik op vakantie in Rotterdam en omgeving. 

Een plan trekken op de seksuele kant van de reis, dat is, als je zes weken of misschien meer van huis gaat, een van de moeilijkste zaken Ook dit jaar zal het me wederom niet meevallen om weerstand te bieden aan al het vrouwelijk schoon onderweg.  Voor een beetje vent als ik,  die toch ook zo af en toe nog eens  flink op de pedalen zal moeten trappen, is het pure noodzaak me te beperken tot hooguit drie nummertjes per week. Hard en meedogenloos afzien wordt het op die onthoudingsdagen. Tsja, Ik zal er wat voor over moeten hebben!

dinsdag 24 mei 2011

Popcorn

Met Anushka, een van de weinige vriendinnen, die ik zo op mijn 60e nog over heb, ga ik naar de bios. Carola, mijn geliefde echtgenote  gaat niet mee. Ze heeft te veel kiespijn. Dat is zeker zo. Ik heb haar vandaag niet zien snoepen. Ze at met een van pijn vertrokken gezicht het avondeten en dat was al vòòrdat ik haar vroeg om samen eens gezellig naar de bioscoop te gaan. Afgezien van die nare kiespijn, weet ik dat, Carola het sowieso gemakkelijker en comfortabeler vindt om films te bekijken vanuit haar eigen luie stoel voor de tv. Maar zo fideel is ze ook wel weer: ze vindt het geen probleem als ik met een ander op stap ga.
Anushka dus. Het was nog maar even afwachten. Want ik had, film, tijd en plaats al bepaald. Dinsdagavond : ‘Never let me go’ om half tien in Cinerama.  Normaal gesproken houdt Anushka daar niet van. Logisch, ze maakt, net als ik trouwens,  dat soort keuzes liever samen. Dit keer maakt ze er geen punt van. Ze zegt:
‘Ik heb wel zin om vanavond met jou naar de film te gaan, Jee; maakt niet uit naar welke film, waar en wanneer.’ Nou, dat klinkt me als muziek in de oren.
Anushka woont vijf minuten fietsen bij mij vandaan en naar Cinerama fiets ik een kwartiertje. Wij zijn er bijtijds. De kassier bij Cinerama ontdekt dat ik op mijn RotterdamPas nog een gratis filmbezoek tegoed  heb; dus dat is een koopje vanavond. Hoef ik alleen maar voor Anushka te betalen. Maar dat wil ze nooit. Ze betaalt altijd alles zelf want,  zo zegt ze:
‘Ik hou niet van het gevoel iemand, maakt niet uit wie,  iets verschuldigd te zijn.’ Dus betaalt ze die negen euro entrée zelf. In de bar bestel ik zo’n  grote beugelfles Grolsch bier. Zij neemt een rood wijntje met, tot mijn afgrijzen, een super doos met popcorn. Hier in Cinerama worden dus ook al die walgelijke giga dozen met kraak- , frommel- en ritsel-ellende verkocht.
Ik dacht dat zoiets alleen in die ellende-tenten van Pathé  te koop zou zijn. 
Werkelijk: al zou ik na elk filmbezoek aan Pathé honderd euro kado krijgen;  ik zal er nooit naar binnen gaan Met uitzondering van de IFFR-weken dan en heus niet alléén om de popcorn. Maar dit even terzijde.
Ik zeg tegen Anushka, dat ik hoop dat ze niet van plan is om dit onder de film te gaan zitten opvreten. Ik haat dat!  O, wat heb ik een bloedhekel aan lui, die in de bios om me heen zitten en hinderlijk gaan zitten doen. Zoals het becommentariëren van gebeurtenissen en vertellen wat er gaat komen. Maar ook giechelen, ruikbaar en hoorbaar boeren en scheten laten, snurken, tegen mijn stoel zitten beuken, openscheuren van repen chocola, uitpakken van zuurtjes, toffees en andere kleine rotsnoepjes, afgrijselijk krakende zakjes potato-chips en dan nu dus ook in Cinerama: de popcorneritis.
Anushka gaat gewoon haar popcornbak onder de film zitten leeg vreten. Mijn weerstand verandert haar plan absoluut niet. Dit filmbezoek verloopt dus helaas minder  aangenaam dan ik had gewild. Ik zit nekkramp en zij op de achterste rij. Als ik héél goed luister, hoor ik haar vooraan helemaal kraken met die rotzooi!    
Ik heb Anushka niet lang meer gehoord vanavond. Gezien heb ik haar helemaal niet meer. Zeker alleen naar huis gefietst. Volgende keer beter dan maar.


En die film dan?
Gaat over een boek van Kazuo Ishiguro (ook schrijver van: The Remains of the Day).
De regisseur is Mark Romanek.
Hoofdrolspelers: Carey Mulligan, Andrew Garfield, Keira Knightley.

Het verhaal:
De vrienden Kathy, Tommy en Ruth zitten op een schijnbaar leuke Engelse kostschool waar ze het duistere en vreselijke geheim over hun toekomst ontdekken. Wanneer ze van school gaan, worden ze geconfronteerd met liefde, jaloezie en verraad, maar ook met hun onvermijdelijk lot……….de voltooiing.

Was het wat
Weinig boeiend, niet zo spannend, voortkabbelend  verhaal. Mooi, goed verfilmd.
De film toont hoe de maatjes Kathy, Tommy en Ruth, hun harde werkelijkheid onvoorwaardelijk aanvaarden. Ook, geconfronteerd  met hun lot, hoe wreed ook, blijven ze zonder strijd, zonder verzet. Glimlachend, apathisch de ‘voltooiing’ tegemoet.  
  

Kap

Als ik het voor de eerste keer opmeet staat mijn dennenboom  eenendertig centimeter ‘uit het lood’.  Een boom die keurig rechtop staat, zo wijs ben ik nu, staat nul centimeter, dus helemaal niet  ‘uit het lood’. Een paar weken terug, eind april,  zie ik, dat één van de grotere bomen op mijn volkstuin  een ietsje helt. Ruim vijfentwintig jaar geleden plantte ik die boom daar. Het was mijn kerstboom ‘met kluit’ van het jaar 1985.   Hij is twaalf meter hoog nu ….en  vormt een bedreiging voor het huisje van onze buren. Als de boom met grote snelheid  omvalt, is buurmans huisje aan gruzelementen.

Het lijkt me dus goed dit te melden bij de afdeling ‘bomen kappen’  van de volkstuin. Deze afdeling heet ‘Gerrit’ en deze Gerrit komt al heel snel kijken. Hij vindt het allemaal nogal meevallen. In ieder geval zodanig, dat hij nog niet direct in actie gaat komen.
Gerrit duidt me uit wat ik de komende tijd ‘effe mot doen’:
‘Je mot gewoon effe bijhouwe, Jee,  hoefeel die boom uit het lood gaat.’
‘Dat wil ik wel doen, beste Gerrit,’ zeg ik, ‘maar dan moet je wel zeggen, wat ik moet doen.’  
-           Knoop op ongeveer twee meter hoogte een lang stuk touw om de aan de boom.
            (gater nieself annangen jongen, ik wetoe je ben…altijferrassingen jij…....hihi)    
-           Het stuk touw moet bijna tot op de grond komen.
-           Onder aan het touw een zware schroef of iets dergelijk vastmaken.
-           Leg op de grond een duimstok (ofzo) met de ‘0’ (nul) tegen de bast van de boom.
-           Kijk op de duimstok waar de schroef stil hangt; zoveel cm staat de boom dan ‘uit  het    lood’.
-           Schrijf die waarneming en de datum van de waarneming op.
-           Herhaal de waarnemingen en het opschrijven daarvan dagelijks.

‘Assie nou innun week twee centimeters meer gathelle, motje meffe belle.’ aldus Gerrit.

Als ik begin te meten op 30 april, staat de boom dus eenendertig centimeter uit het lood. Op 8 mei is het bijna 32 cm; op 15 mei 33 cm; op 19 mei (na een krachtige wind) 35 cm; op 21 mei 37 cm.  Het gaat dus snel. Ik waarschuw Gerrit want deze week is die boom toch mooi drie centimeter gaan hellen. 
 We spreken of om maandag de 23e mei, de boom de kappen.
‘Aaigulluk,’’ zegt Gerrit, ‘aaigulluk mogen we deze boom helemaal niekappen zonder fegunning. Maa foddatte  kapfegunning durris,  lig jouwe kesboom innut huissie fajje buren.

Gerrit heeft de leiding. De man met de zaag. Samen zoeken we een plek uit waar we de grote boom het beste kunnen laten neerkomen:  niet op de hibiscussen, niet op de druif, niet op die prachtige, heerlijk ruikende rozen…maar waar in godsnaam dan wel. De berk mag de klap opvangen en het kiezelstenenplateautje daaronder. Gerrit zegt dattie eerst de bovenste zes meter gaat afzagen en dan de onderste vijf. De alleronderste meter laat hij staan, om een plantje op te zetten of aan op te hangen. (Aardig van hem, toch?) Hij maakt een touw vast op pakweg negen meter hoogte en als hij op zes meter hoogte gaat zagen, moet ik heel hard aan dat touw trekken zodat de stam mijn kant (de kant van de berk) uitkomt.  Het gaat allemaal goed en volgens plan. Dus in feite te saai om iets over te schrijven. Gerrit is niet met boomzaag van de ladder gekukeld en ….nou ja dat is dan misschien toch wel een heel klein beetje sensationeel: ik kreeg bijna de piek van mijn ouwe kerstboom nog op mijn kop. Ja, die had ik er destijds op laten zitten, die piek. Ja, dat bedenk je toch niet,  die piek, was met de boom meegegroeid….....dat was me in die vijfentwintig jaar een gevaarte geworden...........dat wil je niet weten.........het scheelde maar weinig, bijna boven op mijn kop. Razendsnel moest ik opzij springen……plette ik bij die sprong ook nog bijna een klein lief glimmend kikkertje, dat net even van alle schrik zat bij te komen. Zal je net zien: dan komt alles ineens weer tegelijk. 

Voor het merelechtpaar is deze kap onvergetelijk. In één klap hun heimelijk en met zoveel zorg opgebouwde  nestje vermorzeld! Te pletter gevallen op de kiezelsteentjes: de vier bijna uitgebroede eitjes. Zeker nog één kwartier na de kap,  vliegt het merelpaar, ontregeld, verdwaasd en droefgeestig  boven onze tuin. Daarna verdwijnt het stel uit mijn zicht………….…..waarheen???
Slachtoffer nummer twee mijn tuintje. In de maanden mei en juni altijd zo vrolijk en kleurrijk. Ik loop, voor zover mogelijk, op de paadjes in mijn tuin. Gerrit daarentegen knalt overal met zijn grote werkschuiten (mèt stalen neuzen!) doorheen.  Zeker vijf grote boeketten aan bloemen heeft hij in die twee uurtjes dat we bezig zijn bij elkaar lopen verzieken. Gerrit zijn taak zit er op. Zaag, ladder, touw, overall, werkschoenen en snoeren verdwijnen in zijn werkkoffer.  Mijn 100 euro biljet stopt hij in zijn knip. Zijn verdiende loon!

De glorieuze winnaar van dit kapgebeuren is eigenlijk óók weer de tuin. Want nu valt mij pas op dat deze gevelde boom zo veel licht wegnam uit de tuin. De laatste tien jaren heb ik hier geen parasol nodig gehad! Vanmiddag, eet ik op het terrasje mijn boterham en voel de zon genadeloos op mijn kale schedel branden. Voor mij en mijn schedel is dat jammer, zeker. Ik zal dus eindelijk een parasol moeten kopen.
Maar voor de tuin….voor de tuin is dit zo'n geweldige zegen: zó veel meer zon! Zo aandoenlijk: ik zie grassprietjes, madeliefjes en boterbloemetjes  elkaar spontaan, van pure vreugde,  om de hals vliegen. Een witte roos smeert zich in met factor 10 en Suzanne Met De Mooie Oogjes doet voor het eerst sinds jaren haar zonnebrilletje weer eens op.     

zaterdag 21 mei 2011

Zielig

‘Daar zal je mij niet over horen zeiken,’ zegt Haan, ‘want daar heb ik bewust voor gekozen.’

‘Zielig toch wel,’ zei, Grat, de zoon van een buurman van een eindje verderop in de straat, die hier zo af en toe wel eens een bakkie komt doen (die zoon dan, hè). Eigenlijk was ik dat wel met hem eens maar wat maakt nou het verschil tussen wel of niet zielig zijn? Wanneer wordt een persoon nou zielig? Zielig is altijd een etiketje dat anderen op iemand drukken. Zelden zal iemand van serieus zichelf zeggen:
’Ik ben zielig.’
De zielige mens is doorgaans geïsoleerd geraakt, onbegrepen. Een man vaak (ja, mannen vaak!). Zijn gedrag is soms wat extravagant vanuit de behoefte aan aandacht; zijn toon bitter en cynisch.

Laat mij dan eens een uitzondering zijn!!
‘Tijdens de feestdagen voelde ik me knetter-zielig!’ Ik heb me vrijwel constant geïsoleerd gevoeld.  Nou ja, voorruit, met Grat heb ik eventjes contact gehad. We spraken even over de kleur (rose) van het behang in zijn slaapkamertje. Had ik nooit van die eigenwijze flikker verwacht, zo’n kleurtje! Wel leuk, toch, zo’n joch. Hij komt er toch maar mooi mee voor de dag.
Echtgenote Sien vermijdt me voordurend. Het enige dat ze tegen me zegt is:
‘Nog koffie, Henk?’
‘Iets er bij, Henk?’
‘We gaan zo aan tafel, Henk, moet je nog naar de wc?’ en meer van dergelijke huiskamerruis. Verder is aan het janken  als ze er geen repen melkchocolade meer te vreten zijn.

Wijkagent Dolf, die ik hier met zijn vriendin Katja  heb uitgenodigd, is inmiddels zo zat als een Maleier. Hij heeft bijna in zijn eentje een hele krat bier op. Hij is nu aan zijn drieëntwintigste pilsje bezig! Katja, die geloof ik prostituee is van beroep, althans zo ziet ze er meestal uit, zit steeds maar op Dolf te letten.  Steeds zegt ze hem met zijn hoeveelste biertje hij bezig is en hoe snel hij dat flesje alweer leeg heeft. Dolf moet zo onderhand door het lint gaan! Daar kan je op wachten. Zijn reacties naar Katja worden steeds iets agressiever en dat kan ik me ook  zo goed voorstellen. Ook mij komt die Katja mijlenver mijn strot uit met haar gezeik. Ze brengt het ook zo hautain. Alsof ze het allemaal zo goed weet. Dat is wat zo vreselijk irriteert. We konden er op wachten en hier is het dan: Katja staat op  en als een volleerde vrouwelijke spreekstalmeester zegt ze:
‘Ratatataaaaaaaaaaaa, dames en heren, even uw aandacht voor deze meneer hier, Dolf heet hij. Deze meneer hier heeft zojuist pilsje nummer 24 leeggegoten in zijn dorstige keeltje. Dit hele kratje maakte hij leeg in 48 minuten rond! Een gemiddeld tijd derhalve van twee minuten per pijpje. Nogmaals Dolf, bravo! Een nieuw familierecord! Zal  ik je broer Bram even bellen of doe je het liever zelf………………?’
‘En nou hou je muil, kut!’ Slaande ruzie tussen Katja en Dolf….en Brutus, onze tekkel, gelijk te keer gaan!!  Dolf pakt een bakje met huzarensalade en zet het omgekeerd (als een hoedje) op Katja’s hoofd. Door het losgekomen vocht van de huzarensalade loopt haar mascara door en prikken haar ogen zo, dat het lijkt alsof ze er van moet huilen. (Maar dat is beslist niet zo!). Katja trekt het overhemd van Dolf naar achteren en in de ruimte tussen zijn nek en zijn overhemd kiepert  Katja de toastjes met eiersalade, selleriesalade en tonijn. En dat allemaal in mijn huiskamer.
Ik bedoel maar: wanneer ben je nou zielig? In je uppie met een sliertje vlees in  je soep of met z’n vijven ego-trippend in zo’n woonkamer als die van mij; met huzarensalade en toastjes.
Schichtig schrokt Brutus de toastje van de vloer; vooral die met tonijn en ei.

Haan helpt


Haan komt me helpen met de riolering. Hij is  een heel oude kennis (63). Een jaar of 40 geleden waren wij collega’s.  Haan kwam daar later in dienst dan ik en ging weer wat eerder met ontslag. Was niks voor hem dat werk daar.  Het was ook teringwerk. Meiden en knullen, 14, 15 en 16 jaar, die een pleurishekel hadden aan school, één  dag per week op een ultravaag schooltje aan het tekenen, beeldhouwen, toneel spelen en discussiëren te krijgen.  Bijna ondoenlijk. Mij lukte het in ieder geval van geen kanten. Voor de andere collega’s was het wel zo prettig dat ze van mij persoonlijk en van mijn groepen geen last hadden. Voor mijn groepen nam ik een paar pakken bastognekoeken, thermoskannen koffie, een kratje cola mee en dan liep dat verder vanzelf wel. Zeker de gemengde groepen en de meidengroepen. Bij de jongens kon het wel eens een rotzooitje worden: ruitje aan diggelen of een gordijnrail uit het plafond. Ach, wat stelt dat nou helemaal voor? Bovendien kon dat meestal gedekt worden door een WA-verzekering van een van mijn leerlingen. Ik leed in stilte. Dat wel.

Van Haan en zijn leerlingen werden mijn collega’s ho-ren-dol. Die zwierven door het hele gebouw en maar rottigheid uithalen: nu eens een stinkbommetje in een lokaal, dan weer ergens een rotje en Haan…… Haan ging vanuit zijn eigen onzekerheid veel staan lullen tegen iedereen die hij tegenkwam, al was het de loodgieter. Eigenlijk moest hij les geven maar hij bleef lullen. Ook zijn collega’s hield hij van hun werk af. Sommigen krijgen een kunstkop van Haan of misschien wel een punthoofd daar wil ik van af wezen. Heel apart is wel dat Haan het zelf niet in de peiling had dat hij zo vermoeiend was.  Haan is in feite een ADHD-klantje en medicatie daartegen is nog lang niet bekend in 1971. Hem is toen door de directie met klem verzocht naar een andere baan uit te kijken, dat heeft hij toen gedaan. Dat wel. maar hij ging toch weer precies hetzelfde doen...... ergens anders in de stad. Dat ging vanzelf ook weer zeer snel fout. toen is hij maar gaan leren voor vakman in de bouw. Hij dacht dat hij technisch was. Is gaan leren voor loodgieter en als zodanig kon ik Haan 2001 prima gebruiken, om me te helpen met het opknappen van mijn zomerhuisje in de Auvergne in Zuid-Frankrijk. Haan legt het riool en de waterleiding aan, belooft hij.  Leuk om te doen ook, vindt hij.

We hebben alle benodigde spullen al ingekocht; acht november zouden we beginnen. Maar het was toen erg koud daar . Drie graden onder nul en het sneeuwde. Dus beter maar van niet. We houden contact en gaan weer aan de slag als het boven nul is. Eind februari 2002 is het al als we eindelijk pas iets kunnen gaan doen.

Haan, belde. Hij heeft geen leuke feestdagen gehad. Haan woont alleen. Hij is een alleenstaande homo, 63 jaar oud. Hij had alleen gezeten met de kerst. Een bakje uiensoep met een sliertje vlees; dat was zijn feestmenu.
‘Daar zal je mij niet over horen zeiken,’ zegt Haan, ‘want daar heb ik zelf bewust voor gekozen.’

vrijdag 20 mei 2011

Trots op mezelf


Vandaag ben ik trots op mezelf. Het overkomt me maar heel zelden dat ik zo'n heerlijk gevoel door me heen voel stromen. Misschien heeft het wel te maken met wat ik aan het eind van de middag ga doen met mijn vriend Richard.  Wat ik nu door me heen voel gaan daar horen uitspraken bij als:
‘Jee, man,  je bent geweldig, ik ben zo supertrots op je;  je mag er he-le-maal zijn!’
Het is het gevoel dat me bevangt wanneer ik er zojuist in geslaagd ben een IKEA-wandmeubel  correct in elkaar te zetten; van Rotterdam naar Marseille ben gefietst en weer terug; met mijn zus de eerste prijs win in mijn allereerste bridgetoernooi (voor beginners); een geslaagd debut maak als acteur of de playbackshow op mijn werk win met de vertolking van ‘Mexico’ van de Zangeres Zonder Naam. Maar dat ik dat heel aparte gevoel nou uitgerekend hier en nu moet krijgen: om half elf in ’s ochtends in de Rotterdamse Koopgoot. Hoezo? Geen idee.

Kwam net Beth tegen, een oud collega. Ze kwam uit de Hema. Had nieuw ondergoed voor haar bijna 98-jarige moeder gekocht. D’r moeder zit nog maar pas drie maanden in een verzorgingshuis, ze is herstellende van een heupbreuk. Daarvoor woonde ze nog probleemloos zelfstandig.  Het is typisch Beth: altijd wat leuks te melden. Luisteren kan ze ook goed, hoor. Bovendien is het niet altijd ‘ja en amen’ bij haar. Ze is niet bang om met wie dan ook, over wat dan ook in discussie te gaan.  
Maar door Beth kwam dat aparte gevoel ook zeker niet, want toen voelde ik me al en uurtje of zo uitermate tof.

Ik wil hier nog even een van Beth’s schitterende verhalen vertellen. Het gaat over de zelfmoord van één van haar exen: Gabi. De nacht na de crematie van buurvrouw Gresham zakken buurman Janno Gresham, een goed draaiende begrafinisondernemer  en Gabi flink door en worden smoorverliefd op elkaar. Beth kan dit tot op zeker hoogte wel aanvaarden maar liever niet in haar huis, waar ook de kinderen bij zijn. Dus trekt Gabi in bij Janno, die daar heel blij mee is.
Beth woont drie jaar na de scheiding nog in het hetzelfde huis met haar twee kinderen uit het huwelijk met Gabi. Drie jaar na die scheiding ontvangen Beth en Janno een brief van Gabi.

 Lieve, Janno en Beth,

Ik kan het niet het niet  langer meer weerstaan:
 het geniepige getreiter en gesar
van bewoners van dit dorp,
mijn collega’s en leerlingen van mijn school.
Ik heb deze ochtend in een warm bad
mijn polsslagaders doorgesneden.
Als jullie dit lezen ben ik nu al zes uren heen.
Voor mij is dit de beste oplossing.
Ik realiseer me dat dit een klap is voor jullie.
 Dat vind ik heel erg en dat spijt me ook
 maar ik mòèst dit doen.
 Ik heb nu genoeg geleden.
 This is the limit.
Love for ever to you,
and also to the kids:  Freddy and  Kate.

 Jullie Gabi.  

Een schitterend verhaal,toch?! Maar of dit verhaal me nu extra euforisch maakt? Ik betwijfel het.  Dansen wil ik, hier midden op de openbare weg, het klinkt gek, ik geef het onmiddellijk toe. Ik voel me gelukzalig……toch heb ik geen druppel alcohol tot me genomen……………..dat gevoel van opwinding, dat voel ik helemaal kloppen in mijn eikel....….hoe dat toch mogelijk is, hè ......en nog wel hier midden in de Koopgoot? En dan ben ik ook nog eens helemaal alleen! Maar dat maakt geen ene flikker uit. Ik ben gewoon verliefd op het léven en daar heb ik helemaal niemand voor nodig.

Ik moet ook nog even naar de Hema: nieuwe onderbroeken kopen. Net zoals Beth. Maar ik moet ze voor mezelf hebben. Ik weet precies wat voor soort onderbroeken ik wil. Strakke, met van die korte nauwsluitende pijpjes. Heerlijk zijn die. Ik koop drie broekjes voor vijftien euro; zulk duur ondergoed heb ik nog nóóit  gekocht.

Samen met Richard ga ik aan  het eind van de middag naar het bordeel in de Patricia Paaystraat. Mooi bordeel! Het stinkt hier alleen flink naar patat. Heeft hiervoor zeker een patatzaak in gezeten.  Eerlijk gezegd houd ik daar helemaal niet van, om te gaan liggen neuken in die ouwbakken vetlucht. Nou ja, laat maar zitten ook. De dames zijn gelukkig leuk.  Raar eigenlijk…….met zo'n nieuwe Hema-slip aan mijn kont voel ik me een stuk zelfverzekerder. Alleen jammer dat ik hem al weer zo snel uit moet trekken.
In het bordeel komt een leuke slanke jongedame naar me toe. Ze is vijfentwintig jaar, zo te zien. Lang blond haar, slank. Of ze met mee mag naar boven.  Petruska heet ze, zegt ze. Ze vraagt vijftig euro voor een uurtje. Zo lang heb ik toch nooit nodig; hooguit een kwartiertje. Eigenlijk zou ik liever een vrouw met een iets groter formaat  billen en borsten hebben, dan Petrushka maar zij is ook wel wat voor mij; een brutaaltje. Dat mag ik wel; uit haar mooie grote donkere ogen een ondeugende blik!  Okee, vanmiddag ga ik met haar naar boven.

Ik ben altijd lief en vriendelijke ook voor de hoeren, hier. Ja, waarom eigenlijk niet? Het is een soort basishouding van mij: vriendelijkheid tegen ieder mens dat het ook goed voor heeft met mij. Ik ben gewoon een lieve vriendelijke man. Zeker vandaag! 

donderdag 19 mei 2011

Dierenambulance

De kater schrikt van mij en ik schrik van de kater. Ik sta bijna op een van zijn pootjes,  tijdens ‘een rondje tuin’ waarin ik geniet van de prachtige bloemen: margrieten, rozen, jasmijn, maagdenpalm, kamperfoelie en tegelijk rigoureus onkruiden als zevenblad en heermoes verdelg.
Die kater, tsja, die zit een metertje voor de vijver in mijn tuin. Hij kijkt me angstig aan, blaast heel hard; wil dan opstaan maar zakt meteen weer door zijn pootjes. Nu heb ik de gewoonte tegen katten aan te praten, een soort catwhisperer ben ik, kan je wel zeggen:
‘Hé, wat is dàt nou joh…..ga je nu gelijk al  tegen me blazen? Je hoeft toch niet bang te zijn voor mij??'....en terwijl ik zo tegen hem aanpraat, draait hij zich om. Dit keer blijft hij, zij het zwabberig, wèl op zijn pootjes staan en tot mijn verbazing loopt hij regelrecht de vijver in. Een kater in het water?! Zou hij het water dan niet gezien hebben? Hij zwemt zowaar naar de overkant! Toch zeker twee meter. Daar krabbelt hij weer op de kant, steeds weer door zijn linkerkantje zakkend. Tussen twee grote hortensia’s gaat hij echt heel zielig zitten……… wachten……..op de dood?

Uitgerekend vandaag heb ik mijn mobiel niet bij me. Daar staat het nummer van de dierenambulance. Drie weken geleden fietste ik ’s nachts samen met vriendin Tanja naar huis. We kwamen uit ‘de Schuimkraag’, onze stamkroeg. Toen zagen we, ter hoogte van restaurant ‘de Spekpannekoek’ op de Meent, drie pinguins nogal heftig met elkaar op de vuist gaan. Tot bloedens toe zelfs!  Ze konden op den duur geen van drieën meer op hun pootjes staan.  Tanja meteen de dierenambulance bellen natuurlijk. Binnen twintig minuten waren ze er. Ik sla het alarmnummer van dierenambulance ook meteen op in mijn mobiel. Kan best nog wel eens van pas komen, denk ik. Maar dan heb ik dus uitgerekend vandaag mijn mobiel niet bij me.

Een van mijn medetuinders kent iedereen op ons volkstuincomplex als het poezenvrouwtje: Trees, een dame van 85 jaar, die zich al jaren bekommert om alle hier rondzwervende katten. Ze geeft ze eten, aandacht en warmte, als ze dat nodig hebben.  Vooral ‘s winters is haar werk kattenlevensreddend. Ik loop snel naar haar tuin; ze is er gelukkig nog en zo oud als ze is, ze heeft een mobieltje met daarin het alarmnummer van de dierenambulance, dat we gelijk bellen.
‘We zijn zo bij U, meneer, binnen een half uur.’

Uit mijn beschrijving kan Trees direct opmaken om welke kat het gaat.
‘O ja, dat is Tijgetje. Hij is zeker vier jaar, met tussenpozen, bij mij geweest. Ik mis hem hier nu al drie maanden. Hij is heel lief maar erg bang. Altijd geweest.’ Trees loopt, opvallend kwiek voor haar leeftijd, met me mee naar mijn tuin waar Tijgetje dus nog steeds tussen de hortensia’s zit. Op het moment dat hij ons voelt aankomen wil hij opstaan en wegwezen maar dat lukt hem niet meer. Trees ziet het gelijk:
‘Dit is einde verhaal voor Tijgetje. Hij krijgt straks een spuitje.’ …en Trees kan het weten.

Uit de gearriveerde dierenambulance stappen twee vrolijke vrouwelijke vrijwilligers. Ze lijken zo te zijn weggelopen uit een ‘Ballet Voor Dikke Dames’. Met hun blozende, geblitzte koppies schommelen ze het volkstuincomplex op. Hun groen-rode reflectiekleding doet pijn aan de ogen.
‘Heeft een van u het besie nog zien lopen? vraagt een van de  dierenambulancedames, die met een kooi loopt.
‘Hij zakte steeds door zijn zijkantje,' zeg ik.
 ‘Deze kater heeft een beroerte gehad. De dokter zal hem zo wel laten inslapen en dan wordt hij gecremeerd,’  zegt de ambulance vrijwilliger. Had Trees heel goed gezien.

Nu zie ik pas dat één van die ambulancedames ook bij die drie pinquins was.  Toen was nog niet zo blond. Uit nieuwsgierigheid vraag ik haar hoe dat nou is afgelopen.
‘Dat wil je niet weten, zo triest,’ zegt ze. ‘We hadden die heethoofden, om ze wat te laten afkoelen, in een koelcel  gestopt met een gemiddelde temperatuur van 2 graden Celcius. Na een verblijf van één nacht in die cel bleken ze alle drie door onderkoeling te zijn overleden. Het bleken Marokkaanse pinquins te zijn. Ik wist niet eens dat ze in Marokko pinquins hàdden! Onder de  5 graden Celsius overleven die beesten niet leven!'
Dat muisje zal nog wel een staartje krijgen voor de dierenambulance.

woensdag 18 mei 2011

Levenloos

Alex zag geen andere uitweg meer. Moet in blinde paniek gehandeld hebben. Zijn vrouw Trees is in aantocht. Ze belt hem net:
‘Hallo schat, je dochter en ik zijn uitgewinkeld, hoor. We komen er aan. ’
Op zijn bed ligt de wonderschone Debbie, zijn vriendinnetje voor vandaag, vijftien jaar jong; je zou haar zomaar twintig geven. Ze kreunt nog lichtjes van genot, haar lichaam schokt onregelmatig nog wat na van de lekkere seks die ze deze middag had met hem. Alex Stalknecht, een voormalig topsporter, loopt ook nog wat te shaken.  Hij heeft zichzelf verrast op zijn oude dag.
‘Come on,  Debbie, aan alle leuke dingen komt een eind, aankleden en wegwezen nu, mijn vrouw en mijn dochter staan over een paar minuten voor de deur. Ik wil absoluut niet dat zij je hier zien.’
‘Hoezo niet, Alex je kan er toch ook voor kiezen om met mij verder gaan?’
‘Kom nou toch Debbie, ik ben twintig jaar met haar getrouwd. we hebben samen een bijna volwassen dochter. Bovendien, Debbie, ik houd ook heel erg veel van haar. Ze is een goede, zorgzame echtgenote. Kom ga nu, alsjeblieft.’
‘Wij kunnen samen toch ook wel een kindje maken Alex, ook al ben ik dan nog maar net vijftien?  Zullen we dat doen? Nu? Alex?’
‘Debbie, dat zou best wel kunnen maar ik wil het niet! Je moet gaan. Nu!’  Op zo’n moment als dit is ze het prototype van een teleurgestelde pruilende tiener.

‘Wij hebben hier samen een verrukkelijke middag gehad, Debbie,  maar Trees is en blijft  de vrouw van wie ik  zielsveel houd.  Ik wil haar niet krenken. Het doet haar pijn als ze weet dat ik heb gevreeën met een andere vrouw, een meisje nog, jonger dan Kim, onze dochter.’
‘Waarom stuur je, verdomme Trees niet weg?!’ Debbie klinkt nu heel fel.
‘Dat leg ik je verdomme net uit!’
Alex  pakt haar kleding bij elkaar en legt die op haar buik.
‘Ga je nu snel aankleden alseblieft, Debbie. Ze is er al zo wat.’
Nog maakt ze geen aanstalten. Alex pakt haar dan op onder één arm en zet haar buiten de deur met haar bundeltje kleren.

Trees en Kim lopen de lift uit. Moeder en dochter…….maar voor het zelfde geld: zussen. Trees ziet er nog zo leuk uit:  jeugdig, slank, lang stijl lichtblond haar en helemaal in het zwart gekleed. Bijna identiek aan Kim, die is alleen iets langer en heeft donkerblond haar.
‘Wat is hier aan de hand,’ vraagt een verbaasde Trees aan Debbie, die naakt voor de voordeur van haar en Alex staat.
‘Ik zal eerlijk zijn,' zegt Debbie, terwijl ze haar slipje aantrekt, 'Alex en ik hebben net lekker gevreeën en nu moet ik zomaar ineens van hem ophoepelen, omdat zijn vrouw eraan komt.’
‘Die vrouw ben ik,’ zegt Trees hees en geeft Debbie, terwijl ze dat zegt een klap voor d'r kop. Kim spuugt Debbie in het gezicht en zegt:
’Hoer!’
‘Hoer?? Ik heb er geen rooie cent voor gehad hoor! Dat hoef ik niet te hebben ook,’ zegt Debbie,  ‘we hebben er alle twee geweldig van genoten. Ik mag wel zeggen dat u boft met een man, die het zo lekker kan en……… hij kan niet alleen lekker vrijen, hij is gewoon ook een heel lieve man. Nogmaals mevrouw u heeft geluk met hem: gefeliciteerd. Hij zei mij daarstraks ook nog, dat hij heel erg veel van u houdt en dat het tussen mij en hem nooit wat zal worden.’
Kim staat zich rot te ergeren over Debbies gebazel.  Kim wil helemaal niet weten dat haar vader zo lekker kan neuken en zo’n schat is voor andere vrouwen.
‘Hou je bek nou maar, bitch,’ zegt Kim, ‘kleed je aan en rot op. Ik wil je hier nooit meer zien.’
‘Kom Kim,’ zegt Trees, ‘we gaan naar binnen.’

‘Alex, Alex! Poesepoesepoes. Waar ben je? Kom nou maar onder het bed vandaan, schijthuis. Ik weet precies wat er is gebeurd. Woedend ben ik op je maar ik ga je niet helemaal dood maken. Een heel klein beetje maar. Omdat je zulke lieve dingen over mij gezegd hebt tegen die hoer, zal ik je sparen,’ zegt Trees,  ‘kom maar gewoon te voorschijn, jongen. Kom, doe niet zo flauw……..kom op, waar je ook zit, kom gerust te voorschijn.’

Vanaf Trees d’r mobiel weerklinkt ‘het Wilhelmus’.
‘Ja.’  
‘Politie? Ja, wat is er?’
‘Alex? Ernstig?’
‘Van het balkon? Nee, dat is onmogelijk, dat overleeft hij niet. Wij zitten hier op de vijftiende!!’
‘Oh ja?……………Ja?……………..nee, hè?’
‘Jezus Christus!’
Trees en Kim lopen langzaam in de richting van het balkon. De balkondeur wijd open. De wind laat het gordijn wild wapperen. Regen striemt de kamer in. Het is er nat en glad. Opgewonden stemgeluiden klinken opvallend helder vanaf de begane grond naar de vijftiende. Daar beneden zien ze iemand liggen op zijn rug, armen en benen gespreid. In een oranje EK-88 shirt. Daarin  kon je hem uittekenen. Alex. Levenloos.




maandag 16 mei 2011

Geen woorden maar daden

‘En, ben je nou blij, Jee?’vraagt buurman Rinus.  
‘Blij ... blij is toch wat meer dan wat ik nu voel ... nou, vooruit Rinus: ik ben een béétje blij.’
Amateurtoneelspeler ben ik dezer dagen. Bij een theatergroep in Rotterdam Noord.

Tot nu toe is ons toneelstuk vier keer gespeeld en volgens het publiek is het vier keer: grote klasse. De enige wanklanken die mij bereiken komen van mijn geliefde zonen. Zelf ben ik trouwens ook niet zo tevreden, hoor. Van mijn zonen verwacht ik wel wat kritiek. Voor hen is dit toneelstuk, met een rolletje voor paps, een verplicht nummer.  
Zij moeten al vanaf hun achtste jaar niets meer van theater hebben. Overvoerd vrees ik door papa 'theaterfreak'. Ze vinden het vertoonde overigens niet over de hele linie ‘kut met peren’: ‘soms is het wel leuk ... die liedjes.....’ Ik krijg verder van mijn jongste zoon de feedback, dat ik voortaan hèle zinnen duidelijk moet uitspreken en niet alleen maar de eerste twee woorden daarvan. Prima toch, zulke opbouwende kritiek! Daar kan ik in de laatste voorstellingen mijn voordeel mee doen.

‘Geweldig’,’hartstikke goed’,  ‘puik’, ‘prima’ ‘fantastisch’, om ons heen zingen na afloop van onze act vele lovende woorden. Mooi om te horen die enthousiaste reacties van het publiek. Om me heen, trotse, lachende, huilende, juichende, elkaar omhelzende medespelers. Ook dat is mooi. Natuurlijk neem ik ook de loftuitingen in ontvangst en natuurlijk tuit ik ook lof terug. Lof, die dan wel wat groter is dan ik het voel. Niet dat ik het niet mooi of niet goed vind ... dat is het niet ... ik vind de reactie echt wel mooi ... alleen een beet je tè, een beetje tè overdreven.

Eigenlijk besef ik nu pas goed, dat ik het héle creatieve proces zo positief ervaren heb. Over de weg naar de voorstelling toe, ben ik minstens zo enthousiast als over stuk zelf. Ik genoot van de repetities, improvisaties en allerlei oefeningen op de maandagavonden. Ook thuis, achter de pc of in de boekenkast, op zoek naar materiaal voor de voorstelling doe ik graag. Het schrijven van scènes. Ook leuk! Al moet soms wel weer 75% geschrapt worden van de veel te lange lappen tekst, die ik lever. Geen probleem vind ik. Heel leerzaam! Ik weet nu, dat niet de woorden het moeten doen maar de verbeelding!

‘Geen woorden maar daden.’ Heet het stuk. Tuurlijk gaat het over Feyenoord: de eerste Nederlandse winnaar van de Europacup in 1971 in Milaan. Feyenoord,  de club van Rotterdam Zuid grootgemaakt door jongens van Het Oude Noorden zoals Coentje Moulijn en de onlangs overleden Wimpie Jansen.

Ik speel in dat stuk een 59-jarige Feyenoord hooligan, zo eentje van de harde kern, met een stadionverbod aan z’n kont. Iemand die, zo oud als hij is,  absoluut niet komt voor het ‘foebele’ maar voor de sensatie bùìten het veld. Echt heel mooi om te doen in het wordingsproces: het  vorm geven aan die ouwe hooligan, zoeken naar passende muziek (‘Hand in Hand de kameraden’ en ’Walk On’) kleding (het rood-witte shirt, de sjaal, een lange zwarte trainingsbroek en zwarte handschoenen) en speciale hooligan-attributen (grote stenen, vuurwerk en aanstekers.)

 ‘En, Jee, ben je nou een beetje blij, jongen?’ vraagt Rinus:
'Je weet nu dus, Rinus, dat voor mij deelnemen belangrijker is dat winnen. En dan bedoel ik dus deelnemen aan het héle proces, vanaf de eerste brainstormsessies tot en met de evaluatie dat vind ik leuk. Dus het antwoord op je vraag, Rinus is:
Ja, ik ben een beetje blij. Nèt zo blij, als toen ik en halfjaar terug met dit stuk begon.'

Zeg het maar (7) Zes pas

Elke avond vertellen Carola en ik, in bed, voor het slapen gaan, iets aan elkaar, dat we elkaar nooit eerder hebben durven zeggen. Vanavond ben ik aan de beurt.

Deze ervaring spookt nog zo vaak door mijn hoofd. Ik wou dat die er eigenlijk nooit geweest was maar de ervaring kwam gewoon of ik die nu wilde of niet. Een onderwerp waar ik ook niet zo makkelijk over praat of schrijf. Ik ben er absoluut niet trots op Carola.
‘Ja, dat snap ik Jee, als dat wel zo was dan had je me er vast wel eerder over verteld.’
Nou, kom op, voor de draad er mee; hou op met dat gedraai!.’

Het zal nu ongeveer 35 jaar geleden zijn. De dochter van onze beneden buren, Nicolette is dan zes. Ze vindt het leuk om kleuterjuf te spelen met onze zoon Kareltje als leerling. Gelijk uit school loopt ze eerst door naar ons, op de derde verdieping, belt en roept:
 ‘Hallo, Jee, ik ga eerst even tegen mama beneden zeggen dat ik er ben, hoor’
Ja, ze mag Jee tegen me zeggen, want zo heet ik toevallig ook. We zitten in de jaren tachtig (vorige eeuw); alles mag, alles kan. Anti-autoritair, weet-je-wel. Mijn kinderen mogen me ook bij mijn voornaam noemen. Hun vriendjes ook. Alles liever dan ‘Ome Jee’ of ‘Vader van Kareltje’.
Met Ruud en Bea, de ouders van Nicolette,  kunnen we het goed vinden. Ze zijn de enige onderburen die nooit wat te ouwehoeren hebben gehad over ons als bovenburen. Ondanks dat onze kinderen, nummer twee diende zich destijds aan,  behoorlijk luidruchtig konden knikkeren, bouwen enz. Nooit gezeik over gehad met hun. Dat is echt een zegen dat je je kinderen, binnen redelijke grenzen natuurlijk, onbekommerd kan laten spelen.
‘Onze kinderen zijn ook klein geweest,’ zei Bea dan altijd en ‘wij hadden van die zeikers als buren: dan stommelen ze met een zwabber tegen het plafond, eerst zachtjes dan steeds iets harder.’

‘Zeg Jee, kan je niet een klein beetje sneller to the point komen? Om zes uur straks gaat wel mijn wekker dus…..’

Ik laat altijd de buitendeur even op een kier staan, nadat Nicolette aangebeld heeft. Ze is altijd binnen de minuut weer bij ons terug. Kareltje is duidelijk blij met haar: hij staat al klaar met zijn favoriete spel: het knikkerspel.
‘Wat zullen we vandaag eens gaan doen Kareltje……o, ik zie het al?’ Kareltje bouwt dan samen met Nicolette eerst een soort knikkerachtbaan en gooit dan boven in die achtbaan een knikker, die dan over die achtbaan naar beneden roetsjt. Het is simpel maar het is plezier. Ook voor de onpartijdige toeschouwer, die ik ben.
Ik heb ondertussen wat te drinken ingeschonken. Kleine Karel en Nicolette nemen meestal appelsap. Ik sinasappelsap. We eten er altijd een chocoladekoek bij.

Het spijt me, Jee, maar ik val bijna in slaap. Misschien kan je hier morgen verder over vertellen, want ik houd het niet meer.’
‘Rustig, Carola, want nu kom ik to the point.
‘Nicolette komt bij op schoot zitten. Doet ze eigenlijk al vanaf dag een dat ze bij ons over de vloer komt. Niks mis mee. Tot nu toe dan. Ze is vandaag onrustig. Ze zit druk te praten, lachen, wippen gebaren. Op mijn schoot. Het lijkt  haast wel of ik een erectie ga krijgen. Wat is dit nu? Ik maan Nicolette wat tot rust. Dat heeft weinig effect.  Van haar onophoudelijke beweeglijkheid krijg ik onwillekeurig een enorme stijve. Voel me daar niet bepaald lekker mee. Ik pak Nicolette op, sta zelf op en zet haar op de stoel terug. In de badkamer kijk ik naar mijn kop in de spiegel.
‘Een meisje van zes, Jee! Come on, man!!!!????’ Ben je nu al net zoals je opa? (*) Ik houd mijn hoofd onder de koude kraan.  Voel me een beetje duizelig.
Als ik terug kom in de keuken zit Kareltjes gezicht half onder chocola. Nicolette is al met een washandje in de weer.  Van kleuterjuf naar moedertje.

‘Dus je beschouwt me nu niet gelijk als een vieze gore pedo, Carola?’
‘Nee, dat dacht ik niet Jee! Kijk, dat je een dikke krijgt van het gehups en gebups over je pik, vind ik eigenlijk wel verklaarbaar. Wat je vervolgens doet is eigenlijk heel adequaat: weggaan en afkoelen.

'Had ik het je maar eerder verteld, Carole. Ik ben wel blij dat je hier zo cool tegenaan kijkt. Zelf maakte ik me er zorgen over omdat ik dacht ‘zo te zijn’ als opa. Over hem vertelde ik je al eens dat deze man de grenzen van zijn kleinkinderen overschreed.’

‘Uiteindelijk, Jee, ben ik blij dat ik mezelf nog even gedwongen heb om wakker te blijven. '




(*) blog d.d. 17-8-2009  Vader
      blog d.d.15-4-2011  Liefde met, liefde zonder lust