zaterdag 14 mei 2011

Armoedzaaiers (2)


Kinderen van rijke ouders kunnen daar op zich natuurlijk he-le-maal niks aan doen. Zeker de nog heel erg jonge kinderen niet. Ze hóéven niet zo nodig een gouden driewielertje, een jurkje ontworpen door een trendy couturier of een barbiepop met sieraden van smaragd.
Als de rijkepikkenzonen  (*) echter ouder worden groeit het merendeel van ze uit tot poenerige ettertjes. Op mijn middelbare school in de jaren 1962 – 1968, haatte ik ze, de kakkers, de stropdassers. Hun bekakte gelul. Naar school: hupsa:  in de nieuwste en duurste mode. Zestien jaar? Hupsa, een glimmende Puch (een Tomos is al vaak te min). De ergste rijkepikkenzonen komen zelfs op hun 18e al met een eigen autootje naar school. Eén pik  vond het nodig om met een Porsche te komen. Ik kon hem wel villen.

Beetje jaloers, zeker?

Alle iets jongere mms en hbs wijven, of ze nu wel of niet bekakt waren, liepen zich zonder uitzondering op te geilen aan die poenige, statusgevoelige heren. Ook het bekakte gelul lag lekker destijds.

Ach gossie en  jij mocht en kon niet meedoen?

Het gelul was niet alleen bekakt. Ook gelikt. In welgestelde milieus  is  ’het woord’ belangrijk. Vaders verdienen in dat milieu hun geld met woorden: praten, redeneren, argumenteren, discussiëren. Gelul en poenerigheid zijn aan de macht in het voortgezet onderwijs van die  jaren.

En dat had  jij allemaal natuurlijk niet mee van huis uit, hè?

Wij hadden thuis niks. Geen geld. Niet de gave van het woord. We hadden nauwelijks wat te vreten. Ik kòn niet eens iemand flink voor zijn bek slaan, als ik dat al zou willen. Spierballen had ik niet. Hoe zou ik aan spierballen moeten komen om zo’n galkakker voor zijn muil te slaan. Want dat is wat ze in feite verdienden. Zeker die Leo. Die moest mij steeds hebben. Metzo’n vals denigrerend  lachje bekeek hij me steeds. Als Leo mij met zijn tering Puch eens een keer de weg afsnijdt, pleur ik met fiets en al om. Als ik daar dan op de grond lig, onder mijn fiets, kijkt Leo nog even smalend lachend om. Steekt zijn duim omhoog.

Onuitstaanbaar, hoor, die Leo!

Eens in de week moet ik, voor bij ons thuis, een grote boodschappentas met allerlei levensmiddelen als  blikgroenten, aardappelen, brood, broodbeleg, koffie, thee,allerlei  koek en snoep kom halen. Soms zit Leo daar, bij zijn oma, als ik die boodschappentas kom halen. Hij zit dan een beetje te  gniffelen. De ene keer vraagt hij op pesterige toon wat over de inhoud van de boodschappentas.
‘Zo, krijgen jullie dat echt in een week allemaal op?’, of iets als :
‘Kunnen jullie zout ook al niet zelf betalen?’
Leo schudt zijn hoofd en lijkt te denken:
’Ze moeten bij hem thuis of erg dom of erg lui zijn als ze zo arm zijn.' Leo verdient een flinke aframmeling; het zou voor hem heel leerzaam zijn als hij en ik eens een weekje van huis zouden wisselen.

Zodat Leo van nabij kan zien hoe dom jullie zijn?
  
Leo hòèft nooit zijn handje op te houden, godverdomme.
Op het schoolplein laat hij de motor van zijn Puch loeien en onderwijl vertelt hij aan zijn medekakkers over mijn armoedzaaierschap. O, wat haat ik Leo!

Kom, kom, die Leo plaagt gewoon maar een beetje. Daar moet je tegen kunnen hoor.

Zij kunnen alles doen, wat ze willen. Zo maar. Het geld ligt thuis voor het op scheppen. Waarom hun wel en ons niet?
Ik ben er een voorstander van dat goederen, die door poenpooiers, wereldwijd  alleen maar gebruikt worden om anderen de ogen uit te steken, ik bedoel hier zogenaamde afgunstbevorderende goederen vernietigd worden. Ik bereid (om te beginnen) een landelijke aktie voor onder de naam OSO: Onnodig Scheve Ogen. Gestreefd wordt naar de instelling van de COSO, de Commissie Onnodig Scheve Ogen..

Beetje vreemd idee wel……hoe kòm je d’r op?!

Ten einde vast te kunnen stellen of een product wel of geen afgunstbevorderende werking heeft, dient elke consument voorafgaand aan de koop, de navolgende vragen van de Commissie Onnodige Scheve Ogen (de COSO) te beantwoorden:
‘Is dit product werkelijk nodig voor u?
Zo ja, waarvoor dan?
Waarom deze prijsklasse?
Hoe financiert u de aankoop?
Waarom geen goedkoper alternatief; en zo ja waarom niet?’

Als de COSO van oordeel is dat het door de betreffende consument gewenste product vrij is van afgunstbevorderende werking en in voldoende mate bevorderend is voor de sociale cohesie, dan kan de consument met het COSO-certificaat tot aankoop overgaan.
Producten, die in potentie de afgunst in sterke mate kunnen bevorderen zijn: zonnebrillen, (sport)schoenen, jassen en ook wel andere kleding,  ipods, huisdieren, laptops, fietsen, scooters, auto’s, keukens en huizen. Ook medische ingrepen als een facelift, een borstverkleining of -vergroting zullen gaan vallen onder de Coso.

Het bezit van een product waarvan de afgunstbevorderende werking officieel is vastgesteld door de COSO wordt strafbaar.  Over de sancties wordt nog gebrainstormd. De verwachting is dat consumenten weinig keuze meer zal hebben en dus zal gaan kiezen voor sociale cohesie bevorderende  producten.

We wonen toch niet in China, zeg!



(*)rijkepikkenzonen:

Over rijkepikkendochters heb ik weinig negatiefs te melden.
 Ik kende er in die roerige jaren eigenlijk maar  één.
Met haar ben ik nu  ruim veertig jaar getrouwd.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten