maandag 2 mei 2011

Gedenkplek

Wat doet die vrouw, een vrouw van zeker in de vijftig,  daar boven op de dijk van Delftse Schie? Het lijkt haast wel of ze staat te schoffelen. Als ik op m’n fietsje dichterbij kom zie ik dat dat klopt: ze schoffelt inderdaad. Ik zie haar bezig; ik verwonder me maar ik fiets in eerste instantie gewoon verder. Dan realiseer ik me: neen, dit is nìèt echt normaal. Ik ga terug. Wil weten wat daar loos is.
Om daar nu  gelijk dat talud op te klauteren en direct aan mevrouw te vragen wat ze daar aan het doen is, vind ik ook weer zo brutaal. Ik blijf staan aan de overkant van de autoweg/fietspad. Er staan daar twee, gedeeltelijk door vogels ondergepoepte bankjes, met name bestemd voor recreatiefietsers, wandelaars, die aan enige rust toe zijn.
Ik ga op een bankje zitten naast een heer die daar bij mijn eerste passage zoëven ook al zat.  We knikken elkaar gedag. Uit mijn fietstas graaf ik een appel en een krentenbol op. Die leg ik tussen ons in, pak m’n bidon en drink wat. Die andere bankzitter, zegt dat hij vanochtend gestart is  in Utrecht, zijn woonplaats. Meneer maakt dan wel heel wat kilometers vandaag. Volgens mij liegt hij dat hij barst. ik ken hem. Hij woont hier vlakbij in Schiedam. Als hij daar zonodig over moet liegen, dan moet hij dat zelf maar weten, de uitslover! Ja, toch!? Hoe dan ook: het is grandioos fietsweer. Drieëntwintig graden en nauwelijks wind.
Voordat ik op dit bankje hier ging zitten, zat er een Delftenaar die wist te vertellen dat drie weken terug een zoon (23) van die vrouw is doodgereden. De zoon maakte een trainingsrit op zijn racefiets. De chauffeur van de vrachtwagencombinatie verloor de macht over zijn stuur. Zo plat al een dubbeltje, dat hoofd, die fiets. Akelig moet het geweest zijn om te zien. De chauffeur reed  van schrik ook nog een stukje het gras op. Dat bandenspoor is nu nog héél duidelijk te zien. Dáár, waar nu die kinderen spelen. Godzijdank was er toen geen kind te bekennen. Het was ook erg slecht weer. Stortregen. Halfdonker. Die chauffeur zat er ook helemaal doorheen; maar wat wil je!
Trouwens, m'n appeltje, een Elstar smaakt me echt verrukkelijk! Een harde, wat heerlijk zuur-zoete appel! 

Ze heeft een stukje dijk van twee meter geannexeerd inclusief het talud.  De moeder had boven op de dijk wilgentakken geplant waar al voorzichtig groene uitlopertjes aan groeiden. In een viertal plantenbakken staan geraniums, klaar om over enkele weken te gaan bloeien.  Bloeiende hyacinten in potjes heeft ze ingegraven en verder heeft ze  op het talud met waxinelichtjes de eerste letter van de naam van haar zoon gevormd.  Een meter hoog een halve meter breed. De letter ‘B’ van Bob, want zo heette hij.
‘Kunt u het zich een beetje voorstellen, meneer’ vraagt de 'Utrechter' mij, ‘ik heb het natuurlijk ook maar uit de tweede hand.’
Er werden ook dagelijks door vrienden, bekenden en familie bloemen, bloemstukjes, kleurplaten en goed bedoelde tekeningen van kinderen neergelegd. Het was zowel triest als kleurrijk en troostrijk.
Het klokhuis van mijn appeltje, mik ik, precies goed,op Bob. Compost hè!
Terwijl ik nog wat na geniet van mijn fraaie worp, zie ik de 'Utrechter' wegfietsen.
'Tot ziens en bedankt, hè,' zegt hij. Hij neemt dan een hap van een krentenbol, mijn krentenbol,  en fietst in de richting van Schiedam. Ik heb godverdegodver de krentenbol niet eens aan die persoon gegeven. Ongelooflijk. Nou ja, Laat hem maar gelukkig zijn met die bol; ik heb nou geen zin om achter die knakker aan te gaan. Ik krijg hem nog wel eens die schmicht.


Een paar maanden later lees ik het tijdschrift  ‘Gedenkplek’ een artikel over Bob zijn moeder: ze was met schoffel en al het talud af- en de autoweg opgerold. Daar werd ze gegrepen door een automobilist die gehaast op weg was naar het crematorium. De officiële lezing is, dat de vrouw haar evenwicht verloor, onder de auto raakt en overlijdt aan haar verwondingen.
Op het bankje schuin tegenover het gedenkteken aan Bob ontmoette ik een echtpaar. Ik zag het stel  op een oude tandem aankomen. Voor hen was het klip en klaar dat de moeder ontroostbaar was na de dood  van Bob. Zij had haar lot in eigen hand genomen.
Van wie die mensen dit gehoord hadden, wist ik niet. Ik geloofde domweg wat ze me vertelden.
Het gedenkplekje van Bob staat er nu wat verlaten, verwaarloosd bij. Geen troost meer?  Geen nagedachtenis? Jazeker wel! Daar zijn de geraniums nog: diep rood, zacht roze en  spierwit; wat bloeien ze mooi voor Bob en zijn moeder!!





Geen opmerkingen:

Een reactie posten