dinsdag 10 mei 2011

Reiger

Op zich is het niks bijzonders, een vogel in de tuin. Mussen, merels, spreeuwen bij de vleet. Eksters, Vlaamse gaaien en kraaien zijn ook geen uitzondering. Roodborstjes, blinde vinken koolmeesjes en meesjes zie je maar zelden. En slechts één keer zag ik een reiger een sappig goudvisje verschalken uit de vijver van mijn benedenburen.
Opeens klinkt nu, heel erg dichtbij, een rauwe kreet:
‘Grrèngk’ pijnigt mijn oren. Een heel bijzondere kreet ook. Ik kijk naar buiten over ons binnenterrein; niks te zien. Kijk vanaf mijn balkonnetje op de tuin van de benedenburen. Daar staat hij. De schreeuwerd. Een reiger. Op zo’n meter of twee van de goudvissenvijver. Eigenlijk staat hij niet. Hij zit op zijn kont. Ik heb het nu wel steeds ‘hij en hem’ maar misschien is het wel een ‘zij en haar’. Hoe is nu te zien of het een mannetje of een vrouwtje is? Niet dus! Van een afstand onmogelijk vast te stellen. Tuurlijk: de een legt eieren, de ander niet maar wie van de twee? Seksuele dimorfie heet dat; Wikipedia-wijsheid.  Daar zit hij dus op zijn kontje, die dimorfe, gillende vogel. Nog nooit heb ik een reiger op zijn  achterste zien zitten. Dat zal die niet doen om een goudvisje te verbergen voor buurman Harrie.
Ik vraag vanaf mij balkonnetje aan Harrie of hij een nieuw huisdier heeft . Hij zegt dat hij zelf nog maar net thuis is en tot zijn verbazing deze grote grijze vogel hier aantrof. In zo’n klein piemeltuintje als dat van de buurman is deze reiger een reus.  Drie keer zo groot als Harrie’s grootste tuinkabouter.
Opeens beweegt er wat aan de reiger. Hij slaat zijn vleugels uit. Zijn linkervleugel lijkt geknakt…... gebroken….?  Hij zit nu niet meer; is iets omhoog gekomen. Hij staat nu stevig op zijn  rechterpoot. Zijn linkerpoot houdt hij ingetrokken maar niet zoals we dat zo goed kennen van de ooievaar. Dat pootje hangt er een beetje slapjes bij, het lijkt te beven. Daar is hij vast ook gewond.
Harrie zegt dat hij net de dierenambulance gebeld heeft.
‘Binnen twee uur zijn we bij u meneer.’ Het is nu half vijf; voor half zeven dus.
Voor dit soort beesten kan je toch beter de Vogelklas bellen, zeg ik tegen Harrie. Dat had hij natuurlijk zelf ook al bedacht en gedaan; maar toen hij daarheen belde kreeg hij te horen dat ze daar na half vijf gesloten zijn en dat hij morgen weer kan bellen. Morgen vanaf negen uur zijn ze er weer. Raar. In geval van nood kan de dierenambulance gebeld worden. Dat doet Harrie dan maar.
Harrie vraagt me gekscherend of ik nog wat vis 'heb leggen'. Het enige wat ik heb is een blikkie tonijn in frisse groene groenten (voornamelijk frisse doperwten) maar volgens mij moet een reiger niks hebben van tonijn die samen met doperwten in een blik gelegen  heeft. Ja, ik heb ook nog wel wat haring in de diepvries liggen. Maar weet je wat het is ook al geef je hem een sappige goudvis uit je vijver, die reiger vreet het toch niet. Daar is hij te gespannen voor. Een beest eet sowieso alleen maar als ie relaxed is. Straks, als zijn vleugel en zijn poot gespalkt zijn en hij staat lekker veilig in een kooitje. Dan gaat hij wel weer lekker eten. 
Ik keek ná het avondeten maar nog vòòr de afwas, zo rond half zeven, even  over mijn balkonnetje op Harrie’s tuin. Hij staat er nog steeds. Op exact dezelfde plek. Toen ik na de afwas weer keek, om tien voor zeven, was ie weg. Of hij nu weggevlogen was of opgehaald door de dierenambulance, weet ik niet. Ik hoor het morgen wel van Harrie.    

Geen opmerkingen:

Een reactie posten