woensdag 22 juni 2011

Drie maal laatste

Bridgen doe ik sinds ik met pensioen ben gegaan. Ik heb er al eens iets over geschreven. In november 2010  startte ik met cursussen. De eerste twee boekjes van de bridgegoeroe Berry Westra werden in die cursus  behandeld.

Het komt misschien wat vreemd over, een cursus voor een kaartspelletje maar voor dit spel is het echt nodig. Bridge is beslist geen lullig kaartspelletje. Het is een spel met honderden regels, die vrijwel niemand allemaal onthoudt. Alleen de allerbelangrijkste regels beklijven aanvankelijk en die spelers, die de meeste van de andere regels weten toe te passen, dat zijn de betere bridgers. Zover ben ik in ieder geval nog lang niet; maar daarover later meer.

Van de schriftelijk cursus 'Pesten' van de LOI, heb ik heel veel  profijt gehad; ook nu nog. Die cursus heeft me gelukkig veel duidelijkheid gegeven over de rol van de ‘acht’ in het spel ‘Pesten’. De één beweerde bij hoog en bij laag dat de speelrichting moest veranderen als er een ‘acht’ werd opgegooid. De ander daarentegen was ervan overtuigd, dat de speler, die aan de beurt was, nadat de acht was opgegooid, een beurtje zou moeten overslaan. Welnu, de LOI was daar klip en klaar over:  een opgegooide ‘acht’ betekent voor de volgende speler: een beurtje overslaan.  

Het enige spel, dat een heel klein beetje het niveau haalt van bridge, is klaverjassen. Het is eveneens een kaartspel dat gespeeld wordt met een maat. Bij bridgen heeft die maat een wat chiquere naam: ‘partner’. Die heb ik nog niet,  een vaste bridgepartner.
Om wat speelervaring op te doen, ga ik naar ‘zomerbridgen’, elke donderdagavond, de hele zomer door tot september.  Daar speel ik dan met Piet, een leuke vent van 28 jaar, die ik heb leren kennen op de cursus. Hij kan er net zo veel van als ik en dat is niet veel maar wel genoeg om daar wat op te steken. Aan een hoge klassering hoeven we nog niet te denken. We hebben drie keer meegedaan en we zijn 3 keer laatste geworden. Van de zestien! Logisch wel, heel logisch, wij komen pas kijken en we spelen tegen allemaal oude rotten, mensen die al jaren bridgen en soms ook nog met dezelfde partner ook.
In het bridgewereldje wordt het ten stelligste afgeraden om samen te gaan bridgen met je huwelijkspartner. Het is niet zo dat  gehuwde bridgestelletjes sneller uit elkaar gaan of zo nee het is eerder zo dat het in de bridgezaal en daarna ook thuis een gezeik van jewelste wordt, zo van:
‘Waarom paste je nou verdomme, man?! Je had zo veel punten in je handen. Weet je hoe ik dat noem, Henk? Dat noem ik: ‘Mijn bridgeavond verzieken,’ lul die je er bent!’

Nu stel ik me even voor dat ik die drie avonden niet met Piet maar met Carola, mijn geliefde echtgenote samen gebridged zou hebben, met de bekende afgang als gevolg. Het zou me niet verbazen als ik me dan op weg naar huis ook niet had kunnen beheersen, net zo min als zij trouwens.  Schreeuwend, scheldend en verwijtend, zouden wij de metro in en weer uit zijn gerold en eenmaal thuis gekomen, zou het natuurlijk alweer niet tot een lekker potje vrijen komen.

Piet en ik daarentegen,  zeggen, na onze schamele bridgeprestaties tegen elkaar, dat we hier elke avond weer veel leren en dat het niet  gaat om het winnen. Jajajajajajajajaj, Piet….  daaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaag  Piet  …………………..……..NEEEEEEEEEEEEEEEEEEEEEEEEE  Piet!!!! Ik wil ook wel eens 6e, 7e of 8e  worden en ook wel eens een keertje 1e!! Drie keer laatste. Dat frustreert me vreselijk. 

Ik ben vandaag met de metro gekomen, dus ga ik ook maar met de metro naar huis. Op het perron staat een automaat. Een snoepautomaat. Met Mars en Bounty. Wat ik normaal nooooooooooooooooit doe: ik haal een Mars uit de automaat; vreet hem schrokkerig weg. En hup ik pak nog een Mars. Kijk in het rond, beetje angstig dat iemand me zo bezig ziet. Gretig schrokkend. Ik bijt venijnig hard op de binnenkant van mijn onderlip, tot bloedens toe. Neen, dat is he-le-maal niet leuk.  Van mijn laatste eurootje koop ik een Bountietje. Ik was helemaal uit mijn evenwicht, uit nijd over die ondermaatse bridgeprestaties. Twee Marsen en een Bounty verder en het evenwicht is weer terug.  Ongehoord snel! Normaliter heb  ik na zo’n afgang toch minsten drie zaadlozingen nodig, voor ik  weer in evenwicht ben.




dinsdag 21 juni 2011

Laptopje

 Door het begin van de vakantiereis wat uit te stellen kan ik  nog misschien nog wat voor mijn laptopje regelen. Ik wil dit jaar namelijk niet laptopless weg. Ik heb dat ding nu anderhalf jaar. Prima dingetje. Uitstekend voor Word en Excell maar ik heb er nog geen vierkante millimeter mee kunnen internetten. Ik kocht van Vodafone een USB-stick met behulp waarvan je zou moeten kunnen in Nederland. Bij de KPN noemen ze zo’n USB-stick een dongel. Het lijkt me leuk om zittend in een duinpannetje op Terschelling, lekker zonnetje,  te skypen of te mailen naar Carola, mijn geliefde echtgenote, die, geheel vrijwillig en ook nog eens van harte,  thuis op poes en planten past:
‘Nou, Carola,'  zou ik dan skypen of mailen, 'je ziet het zeker wel, hè schat? Prachtig hier toch? Ik mis je schat; volgende keer moet je echt mee gaan, hoor! Tot over drie weken.’ 

Meteen bij aanschaf van de die USB-stick maakte ik noodgedwongen vijfentwintig euro internet-tegoed over naar Vodafone, want ik wist wel zeker dat ze me bij  bij Vodafone nooit zouden laten internetten op mijn laptop zonder zo’n bedrag vooraf. Na gedurende een week 77 keer de gebruikershandleiding te hebben bestudeerd; acht keer de software op de laptop te hebben geïnstalleerd en die er weer even zoveel keer te hebben afgehaald, kan ik godverdomme nog steeds niet internetten op mijn laptopje. Dan zal ik nu moeten gaan bellen met zo’n guitige, vlotte, frisse en altijd lachende Vodafone-knul of meid; we kennen ze allemaal wel uit de advertenties.
De eerste vlotte boy geeft me het non-advies om alles wat ik al gedaan heb nog eens over te doen en als dat nog niet helpt om via mijn home-pc op de Vodafone-site te kijken, want daar worden ook vragen beantwoord over internet met laptop en USB-stick. 
Tot mijn verbazing zie ik op die site dat door Vodaphone aangegeven wordt dat die USB-stick niet ondersteund wordt door Windows 7 en en dat is nu toevallig het systeem waaronder mijn laptopje draait. Nou dat weten we dan. Hebben ze me bij Vodofone een stick verkocht, die niet werkt en heb ik ze beltegoed betaald, dat ik niet kan gebruiken. 
Mijn geld dan nu maar gaan terug vragen. Telefoontjes worden na lang wachten afgebroken. Op mails wordt niet gereageerd door dat laffe Vodafone. Ik kan dus fluiten naar die 25 euro internet-tegoed en die 40 euro van die waardeloze klote stick
 Ik kan helaas niet eens mijn rechtsbijstandsverzekering op ze loslaten. Die club komt voor geschillen lager dan 100 euro niet in actie.
Vorige week de 15e juli, zeg maar, heb ik nog eens een poging gewaagd bij een belwinkel bij mij in de buurt. Ik had de problemen die ik hiervoor schetste nog maar nauwelijks aan de verkoper uiteengezet of hij beweert dat hij snel voor elkaar kan spelen wat ik wil.
‘Mij lukt alles,’ bluft hij, ‘gaat u maar even zitten.’ Meneer gaat enthousiast aan de slag. Kijkt soms verbaasd op. Zet geregeld grote ogen op van ongeloof en  zegt dan opeens :
’Hèèèè, hoe kan dat nou weer?’. Zijn hoofd wordt steeds iets roder. Zijn overhemmetje steeds iets natter , vooral onder zijn oksels. Ook van zijn Chinese blufpokerkoppie druipt het zweet terwijl hier de airco toch op vijf staat! Ik schrijf mijn telefoonnummers op en zeg dat hij me kan bellen als hij klaar is en ga weg. Ik heb nog wel wat anders te doen.
Gisteren de 20e  had ie nog niet gebeld. Ben ik maar naar die zaak gegaan. Mijn vermoeden is juist: het lukt hem niet. Hij liegt dat hij er geen tijd voor gehad heeft.
‘Geef me nog een paar uurtjes, dan heb ik het voor elkaar.’
‘Nee, ‘zeg ik, ‘je hebt nu tijd genoeg gehad. Geef mijn laptop maar terug.’
Zoals het er nu voorstaat kan ik nog niet rechtstreeks mailen met de laptop vanaf mijn vakantieplek naar Nederland. Op zich is dat natuurlijk geen ramp. Want dat heb ik nooit gedaan. Ik schreef mijn stukjes altijd  in cybershops en mailde ze van daaruit de wereld in.Deze vakantie schrijf ik op mijn laptop. Zet de schrijfsels op mijn eigen usb-stick (van de HEMA) en laat ze dan in de cybershop los. 


Vanaf zaterdag. Misschien met iets minder regelmaat. Wel gewoon op deze site: www.jeejeepee.blogspot.com  

maandag 20 juni 2011

Geen weer

Afgelopen zondag sta ik vroeg op. Treinkaartjes kopen voor mijn vakantie. Om half zeven moet ik eerst over luid snurkende reizigers heen springen. Die hebben hun aansluiting waarschijnlijk gemist. Maar ik……ik heb om kwart voor zeven al mijn enkele reis naar Luxemburg en een treinkaartje voor mijn fiets. Woensdag 22 juni om 6.55 uur gaat mijn trein en om 13.45 uur die zelfde dag ben ik in Luxemburg. Ik heb er voor gekozen om de eerste 350 kilometers mijn fietstocht naar Zuid Frankrijk  (van in totaal 1300 kilometer) te treinen. Ten zuiden van Luxemburg is de kans op lekker fiets- en kampeerweer groter dan ten noorden van die stad.

‘Wanneer vertrek je nou eigenlijk, Jee? ’ vraagt mijn geliefde echtgenote Carola naar de bekende weg, want ik heb het inmiddels wel zesendertig keer gezegd.  Dit is haar bekende aanloopje om mij iets belangrijks te gaan vertellen; althans wat zij belangrijk vindt.

Dit even ter zijde: alléén fietsen vind ik heerlijk maar als Carola het ook leuk zou vinden om te fietsen dan fietst ze natuurlijk met me mee. Geen enkel probleem. Maar ze vindt er niks aan. Zeker niet zulke lange einden en dan ook nog in de zinderende hitte. Nee, zij zoekt liever de koelte op: Frankrijk in september of Spanje in januari. Dan stapt ze met vrienden en vriendinnen in een vliegtuig, trein.

’Woensdagochtend om vijf voor zeven,’ zeg ik kortaf.
Ze zegt dat ze even op de weerradar gekeken heeft. Woensdag teringweer in Luxemburg. Zware regenbuien, donder, bliksem, windstoten. Had ze allemaal gezien op die weerradar.
‘Pech,’ zeg ik, ‘ ik heb nou toch al een kaartje voor woensdag, niks aan te doen dus.’
Omdat Carola de neiging heeft de dingen wat zwaarder voor stellen dan ze werkelijk zijn, ga  ik voor de zekerheid zelf ook maar even op die website te kijken.
Overdreven was het niet. Ze vraagt me waarom ik  Godsnaam op zondag een kaartje koop voor woensdag. Dat komt omdat ik een pesthekel heb aan het bordje uitverkocht; dat is me met goeie concerten en voetbalwedstrijden al te vaak overkomen. Tsja, en heel kinderachtig hoor, ik doe het ook omdat wanneer ik het kaartje eenmaal in mijn portemonnee heb zitten, voor mijn gevoel de vakantie al een beetje is begonnen.

Misschien willen ze me wel matsen bij de NS en zetten ze mijn kaartjes om van woensdag 22 naar zaterdag 25 juni want dan is het volgens de heilige weerradar in Luxemburg weer lekker fiets- en kampeerweer.
‘Nee hebbie en ja kejje krijge’. Dus ik weer naar het Centraal Station. Zowaar: ik ben gelijk aan de buurt. Met een mistroostig hoofd zegt de man dat het helaas niet mogelijk is om de datum van de kaartjes om te zetten. Met een brede grijns voegt hij er aan toe dat ik  helemaal zelf mag bepalen wanneer ik naar Luxemburg wil reizen. Als ik de reis maar maak tussen 22 juni en 22 september 2011. Die kaartjes zijn drie maanden geldig. Daar had die NS loketknakker, die mij op de vroege zondagochtend de kaartjes verkocht he-le-maal niks over gezegd.
Maar……wat ben ik blij! Het was echt een pak van mijn hart. Ik zag me dat echt niet doen: fietsen en in de zeikregen een tentje opzetten, afbreken en met die natte zooi verder fietsen.  Nu wordt het dus zaterdag de 25e . Vijf voor zeven ’s ochtends.

Aan de ene kant jammer dit uitstel want ik had me helemaal op de 22e ingesteld. Al die puike Ortlieb  fietstassen zijn al gepakt. Aan de andere kant: op vrijdag de 24e  juni  is het  jaarlijkse populair klassieke concert op een ponton op de Rotte bij het Noordplein.  Is toch zo heel mooi; echt genieten. Althans bij geen kutweer. 

zondag 19 juni 2011

Onverwacht bezoek

Geheel onverwacht komen vanochtend mijn broer Jef en zijn vrouw Karin op bezoek. Meestal weten we dat al drie à vier weken van te voren als ze op bezoek komen. Zo werkt het bij hun en zo werkt het nu eenmaal bij ons. Nu zijn ze toevallig in de buurt, dus denken ze: ‘kom laten we eens bij Jee en Ca langs gaan’. Jammer voor hun is Ca er nu even niet. Ze is naar de markt, zoals gewoonlijk op de zaterdagochtend. Ik ben bezig met het voorbereiden van mijn vakantie. Aanstaande woensdag ga ik fietsen richting Zuid-Frankrijk.

Karin ziet er goed uit. Rond en gezond, zoals ze er eigenlijk al haar hele leven uitziet en dat is geweldig, omdat enkele weken geleden bij haar borstkanker geconstateerd is en zowel links als rechts,  borstbesparend, kankergezwellen zijn verwijderd. Bovendien is een chemokuur nodig en moet er bestraald worden. Karins kilootjes hebben er vooralsnog niet onder geleden. Ik moet er niet aan denken dat er opeens een scharminkelig Karintje bij me zou binnen stappen. Ze lijkt me eerder een beetje zwaarder geworden. Maar wat me nog het meest verbaast is dat haar haar zo leuk zit. Daar moeten Karin en Jef behoorlijk om lachen. Karins haar zit inderdaad geweldig, net even iet anders, iets speelser, punkiger dan anders. Het is een leuk kortgeknipt blond koppie. Maar...... het is wel een pruik! Karin is namelijk door die hard ingrijpende behandelingen al haar haren kwijtgraakt.  Zo komt het ook dat ze nu bij mij in de buurt zijn: de pruikenshop is hier om de hoek.
Ze oogt wat kwetsbaarder dan normaal, Karin, wat verlegener. Niet vreemd als je zo’n klap te verwerken krijgt.  De behandeling mag dan van haar voorlopig een kale vrouw hebben gemaakt. Zoals  het zich nu laat aan zien slaat die goed aan:  de groei  van kankercellen in haar lijf lijkt tot staan te zijn gebracht.

’Ander onderwerp’, schijnt Karin te denken want ze wil opeens van me weten wanneer mijn opa, de vader van mijn vader overleden is.  Karin is bezig met een stamboom te maken van onze  familie. Ik weet die overlijdensdatum niet precies. Wat ik wel weet is dat ik veertien jaar was en dat het in de herfst was. Oktober of november 1964. Stamboommakers hebben natuurlijk niks aan een dergelijk gegeven. Gokken is er niet bij. Dat zou wat moois wezen.

Ik weet het niet helemaal zeker maar ik flap er tegen Karin en Jef uit dat opa en oma zichzelf drie jaar na elkaar van het leven hebben beroofd. Althans en dat benadruk ik nog maar eens: ik heb het vermoeden. 
Vrij kort na de dood van opa zit de hele familie treurend bijeen in opa's benauwde, sombere  tweekamerwoninkje in de toch al zo mistroostige Pompstraat in Charlois. Nog nooit van mijn leven, heb ik zo’n  sterke gaslucht geroken, als in het uurtje rouwen in dat naargeestige huis. Nog nooit. Als  ik er wat over zeg, over die stank, zachtjes, bijna fluisterend in mijn moeders oor, krijg ik voor het eerst van mijn leven een klap voor me kop van haar. Ik snap er echt niks van ik zeg alleen maar wat ik ruik. Daarom denk ik ook dat de dood van opa met die gaslucht te maken heeft. Waarom moet mijn moeder me anders een jens geven.

Mijn oma verdenk ik er dus ook van. Drie jaar lang is ze diep verdrietig om de dood van opa en dan ineens is ze dood. Op haar gezicht gevallen. Van het steile trappetje, dat leidt van haar benedenwoning naar de tuin. Een tuin waar alleen wat groen zit tussen de stoeptegels. Hartaanval, zegt de huisarts. De dokter zegt, misschien uit piëteit voor de familie, niks  over het extreem hoge alcoholpercentage in haar bloed. De familie weet wel beter! In haar verdriet om opa, raakt ze verslaafd aan alcohol. Ze drinkt zichzelf dood; ze zoekt een snellere weg naar opa toe.  Een hartaanval? Kan best. Het laatste zetje. De talloze citroentjes met suiker hebben dan het zwaarste sloopwerk al gedaan.

Karin wil nog even helemaal niet 'uitstappen'. Zij  gaat de dood met kracht te lijf en lijkt voorlopig te gaan winnen. Haar eigen echte blonde koppie zal ze ook wel snel genoeg weer terug hebben en voorlopig is ze zoooo mooi met dat pruikie op d’r kop! Het doet me deugt dat ik ze, na die hectische maanden,  weer zo lekker relaxed naast elkaar zie zitten, mijn broertje Jef en mijn schoonzusje Karin. Te vroeg juichen doen we natuurlijk niet maar het ziet er heel gezond uit zo.

donderdag 16 juni 2011

Verhuisd


Na bijna zestig jaar Zuid-Limburg keert hij terug in Rotterdam. Mijn broer Martin. In het Limburgse wordt hij Tinus genoemd maar aan die naam kan ik niet wennen.  Als we het bij mij thuis over die 'gek in Limburg' hebben, gaat het over Martin. Maar let op: als mijn zonen het echter hebben over ‘die ouwe gek’, dan hebben ze het over mij!

Ik heb het al eens in eerdere blogs over Martin gehad. Dus misschien krijgen sommige trouwe lezers nog eens dezelfde informatie, in iets andere bewoordingen te verwerken. Jammer maar helaas.
Martin is 363 dagen jonger dan ik. Al snel blijkt dat hij niet goed snik is en onmogelijk thuis kan blijven wonen. Omdat mijn moeder ‘fijn-katholiek’ is,  wil ze hem niet in een van die middeleeuws ogende gemeentelijke gekkenhuizen stoppen in de buurt van Rotterdam. Daarom duurt het misschien nog tot Martin anderhalf is eer er een goede opvang gevonden wordt voor hem. Met behulp van een aardige kapelaan belandt hij in Zuid-Limburg, bij de Witte Nonnnetjes.
Zuid Limburg, met de glooiende heuvels, vlaaien in alle smaken, passiespelen, kerken, kloosters en kruisbeelden aan de wand. De provincie met het hoogste percentage katholieken per vierkante meter (op het Vaticaan na). Zuid Limburg de streek met de meeste gekkenhuizen. Natuurlijk komt ook Geert Wilders er vandaan. Geert Wilders, Limburgs onvolprezen trots, ons geblitzte kuifje, ons vriendelijke moslimvriendje.

Anderhalf  is Martin als hij uit huis geplaatst wordt. Tweeëneneenhalf ben ik dan. Toch  heb ik die jongen nooit bewust als broer meegemaakt.  Ik blijf dat zo ongelooflijk vinden maar het is niet anders! Anderhalf jaar, van mijn eerste tot mijn tweeëneenhalfde jaar,  woon, leef ik samen met hem, in een miezerig klein huisje nog wel  en ik heb er absoluut geen enkele herinnering aan. Het is dat mijn moeder zo af en toe eens wat over hem roept als:
‘Vandaag is Martientje jarig.’
Voor zijn verjaardig krijgt hij altijd kralen en een draad om een nieuwe ketting te rijgen.
Voor Sinterklaas stuurt ze hem kleurboeken en –potloden. Elk jaar tot haar dood doet ze dat. Ander of wat moeilijker speelgoed is toch niet aan hem besteed. Hij kan er niks mee. Hij is namelijk in zijn ontwikkeling blijven steken op de leeftijd van anderhalf jaar.
Als Martin ziek is, lichamelijk dan, praat ze een beetje vlug en angstig over hem. Meestal praat ze met de dameskapper (een eng uitslovertje , met een fel rood ringbaardje......) of de aardige kapelaan (een slijmjurk eerste klas). Martin vreet of zuipt nogal eens wat, waar hij goed ziek van kan worden of dood van kan gaan: schoensmeer, meubelwas, soda, blokken afwasmiddel of bleekwater. Die nonnen laten klaarblijkelijk nogal eens wat rondslingeren want om de haverlap moet  zijn maag worden leeggepompt. 
Hij kan zich tot bloedens toe bijten als hij verdrietig of boos is en als hij gespannen is,  kan hij zich verwonden door hard met zijn hoofd tegen een muur of  iets anders hards, een lantaarnpaal of zo, aan te bonken. Headbanging noemen psychiaters dat. Tegenwoordig doen jongelui, die ze allemaal keurig op een rijtje hebben dat ook, head banging, keihard muziekje er bij en bangen maar! Prima toch?!

Door zeven vrouwen wordt Martin in zijn nieuwe huis onthaald
Ma heeft Martin altijd ver van ons, zijn broers en zussen, weggehouden. Ze beschouwt hem als háár probleem, niet het onze, met als gevolg dat we Martin niet tot nauwelijks kennen als ze sterft. Vlak voor haar dood vraagt ze aan mij om contact met Martin te houden. Dat heb ik gedaan. Ik wil hem wat dichterbij Rotterdam hebben. Volgens de artsen is dat geen probleem. Hij went wel. Als de instelling maar geschikt is voor hem.  Sinds vandaag woont hij In Goedereede. Hij heeft een mooie kamer in een mooie woning in een mooie omgeving; geen heuvels maar wel veel water. Vanmiddag arriveert hij, onthaald door enthousiaste bewoners en verzorgers van de nieuwe woning. Zelf lijkt Martin al wat op zijn gemak. Hij is net begonnen met het rijgen van een nieuwe ketting. Ook mijn oudste zus, Tonia  en ik, zijn er bij om hem welkom te heten.  Prima om elkaar, op onze oude dag, eindelijk eens wat meer te gaan zien. 

woensdag 15 juni 2011

Dansen

 Alleen het horen van het woord ‘dansen’ al gaf de ogen van mijn moeder een vrolijke glans. Als ze op radio de muziek van de chachacha, de rumba, de quickstep of een Weense wals hoorde kon ze haar werk niet meer normaal doen. Ze liet dan het strijkijzer in stijl dansen over de gekreukelde overhemden. Bij het stofzuigen, zette ze de radio knetterhard en dansend maakte ze schoon. Rock and roll zoog drie keer schoner, drie keer sneller dan een deftig walsje, volgens mam.  
Als kleine jongen had ik er wel lol in mijn moeder zo te zien genieten van muziek en dans.
Op elke familiefeestje in een zaaltje stond zij als eerste op de dansvloer. Vaak ook nog als laatste. Eigenlijk was ze nóóit zo’n haantje de voorste maar op dansfeestjes wel.
 Mijn vader was bijna nooit op feestjes, omdat hij weg was voor zijn werk.  Trouwens die enkele keer dat hij er wel was, dronk hij voornamelijk bier en at hij olienoten. Een kwartier minstens kauwde hij op een  handje pinda’s. Dansen deed hij niet, kon hij ook niet.
mam zwierde en zwaaide zo’n hele avond over de dansvloer. Ze genoot er van de heren voor het uitzoeken te hebben. Soms mocht ik ook even met haar dansen. We hielden dan elkaars handen vast, keken elkaar lachend aan en dansten wat in het rond. Dàt vond ik echt hartstikke leuk. Toen en op die manier, zo met mam, vond ik dansen nog leuk.

Dertien was ik toen ik bij mijn eerste schoolfeestje, voornamelijk met mijn vrienden zat te giebelen en te geinen. We ergerden ons aan de stoffige dixielandband ‘Dixy Dick’, die zich als vaste schoolband, nog niet had laten verdringen door de bij ons, jongere scholieren, veel populairdere popbands.
Met vijftien mocht je ook op dansen.  Dansschool ‘Maria en Joseph’ had het privilege leerlingen te werven bij ons op school. Een katholieke dansschool natuurlijk op onze katholieke scholengemeenschap. We konden een proefles krijgen. Proefles…..het leek wel een crematieplechtigheid…….met oudbakken Vera Lynn muziek….  en die dansleraar met z’n hypocriete dunne snorretje…….. niet praten………….. niet lachen……...niet zo wiebelen………en links en recht en spreid en sluit…….was dit dansles? Volgens mij zei de badmeester dat ook allemaal. Nee, deze proefles smaakte duidelijk niet naar meer. Die lachende zeiksnor liet me met een ‘dame’ , Femke van klas 3b,  dansen. Binnen de minuut struikelde ik over mijn benen. Helemaal per ongeluk, echt! Kwam door mijn stroeve basketbals. Femke bovenop me. Als ogen konden doden!

Haar zonen moesten dansen leren, dat hoort bij de opvoeding vond mam altijd.  Jammer, want ze heeft er domweg de poen niet voor om de dansschool te betalen. Het boekje met de tarieven van de dansschool gaf ik aan haar.  De kaft van het boekje vond ze nog leuk om te bestuderen: ‘Oh, leuk hè, Jee, die dansende koppeltjes op die glimmende dansvloer?’’ maar toen ze die lestarieven zag trok ze wit weg….ik  heb haar nooit meer over dansles gehoord.
Ze heeft zelf nog wel gepoogd, mij thuis, iets eenvoudigs als de foxtrot te leren. Dat was al te hoog gegrepen voor mij. Zo’n simpele foxtrot deed mij al om de haverklap aarzelen en haperen. Funest voor het dansen, toch? Neen, ik had duidelijk niet het talent van mijn moeder.  

Het pasjes-dansen is nooit aan me besteed geweest sterker: het werd zelfs een fobie! Volksdansen op een zomerkamp. Iedereen had lol en kon leuk meestappen, -huppelen, -springen, -draaien en  –klappen. Maar ik niet.  Ik wordt, al struikelend, vooruit, opzij, achteruit gesleept en als ik er dan bij het handenklappen tussenuit wil piepen, wordt ik hardhandig de kring weer in gesleurd.

Rock-and-roll-les. Samen met Carola, mijn geliefde echtgenote. De enige, die als een HenkHark stil staat op een enthousiast deinende dansvloer ben ik.  Carool kan het wel, dus is deze cursus gelukkig geen weggegooid geld. Ze doet het zelfs heel goed en ze heeft er ook lol in want ze lacht, swingt en zingt ‘Rock-around-the-clock’ ook nog mee.

Mijn meest recente traumatische choreografie ervaring was die op de  ‘gezellige seizoenafsluiting’ van de theaterclub. Dè verrassing van de dag: ’introductieles salsa’ ….tralalalalalala. Ik kreeg dat te horen na het, dat wel,  bijzonder smakelijke eten. Mijn lichaam verstijfde vrijwel onmiddellijk. De spijsvertering stokt. Al het nog onverteerde voedsel wordt er uit gegooid. Salsa lukte zoals te verwachten van geen kanten; hoe ik het ook probeerde. Extra nare bijkomstigheid is dat ik na een dergelijke dansavond nooit slaap. Ik stap in bed lig de hele nacht te malen. Verwijt mezelf tot de andere ochtend, dat ik een tè zacht gekookt eitje ben, omdat ik dat niet eens kan! Een paar lullige pasjes leren, godverdomme!  Alle andere theaterclubleden hadden overigens geen enkele moeite met de salsa. Het frisse lesgevende duo kan dan ook met opgeheven hoofd het leslokaal verlaten.

In de afgelopen veertig jaar is het me slechts bij twee 'dansen' gelukt om de bijbehorende passen op beginnerniveau een beetje op te pikken. Dat was bij aerobic en bij Afrikaanse dans. Waarom die wel? Supersimpel waarschijnlijk.

Maar mijn allerbeste dansprestaties lever ik zonder die voorgeschreven pasjes. Dus als ik gewoon los kan gaan, vrij kan bewegen dus,  op goede muziek: Pink Floyd, Stones, Who, Zappa, Zeppelin, Deep Purple, Face Tomorrow en nog wel een paar zulke toffe bands. Na een avondje vrij dansen slaap ik als een os. Stap in bed en prijs mezelf de hemel in om mijn vrije dansstijl en zink vrijwel onmiddellijk in een diepe slaap.

maandag 13 juni 2011

Ruimen (2)

Vrijwel dezelfde betrouwbare (USA-)bronnen weten in die tijd, onomstotelijk aan te tonen dat een dertiental pinguïns geprepareerd zijn om belangrijke informatie op te vangen en naar tussenpersonen in de genoemde buitenlanden door te seinen.
 Zonder een moment van aarzeling is toen de operatie ‘PinEx’ gestart  met als doel het ruimen van alle driehondervierendertig in Nederlandse dierentuinen levende pinguïns. Gezien de snelheid waarmee moest worden gehandeld is het nooit een optie geweest uit te zoeken welke dertien beestjes effectief de spionageactiviteiten uitvoerden. Pinguïnverzorgers, die van de ene op de andere dag geconfronteerd werden met lege pinguïnverblijven en zij laten zich, verbouwereerd als ze natuurlijk zijn, wel al te simpel om de tuin leiden.

In 1935 dan, wordt Drunen opgeschrikt. Spelende kinderen, 10, 11 jaar,  vinden nabij de Drunense Duinen een dode, al gedeeltelijk vergane  pinguïn. Deze vondst doet daar nogal wat stof (en zand) opwaaien. Met behulp van soldaten uit de nabij gelegen kazernes worden binnen veertien dagen maar liefst driehonderddrieëndertig pinguïns opgegraven.

Schrijnend was de constatering dat na onderzoek bleek dat alle pinguïnslachtoffers van de operatie ‘PinEx’  zijn afgemaakt volgens de makkelijke methode: ’Zand er over.’  Pas onlangs kwam het schokkende nieuws dat drieentwintig pinguïns, merendeels de wat jongere exemplaren, kort voor hun einde nog anaal zijn verkracht. DNA-onderzoek, dat nu nog loopt, kan wellicht aanwijzingen opleveren die leiden naar de mogelijke dader(s).

Vrijwilliger Bas van het buurtcentrum komt met een goed ‘rode draad’- idee. We schaffen een groot pinguïnpak en laten Toon indat pak pak, de hele dag zwaaiend, zwierend, springend en handjes gevend in de buurt rond struinen en met iedereen, die het maar wil op de foto gaan.  

Het idee van Bas kwam duidelijk niet lekker aan bij Toon. Zijn gezicht werd lijkbleek. Hij was immers ten tijde van het pinguïnincident in de dertiger jaren actief BVD’er. Toon haalde een paar keer diep adem en ging glimlachend met het Bas’ idee akkoord. Het pak werd geregeld en op de dag van Supertof  staat Toon om elf uur ‘s ochtends paraat als pinguïn.  Om de twee uur moet hij zich even melden in het buurthuis,  úit dat warme pak, afkoelen en goed drinken.

De Oosterhupse jeugd reageert uitzinnig op de pinguïn. Eerst wordt van enige afstand hard gelachen , geschreeuwd en gefloten; later wordt er ook gespuwd en geduwd. Uiterlijk straalt de pinguïn een tevreden lach uit. Moeilijk voor te stellen dat Toon zich net zo happy voelt daar binnen.
Bonkjes en bonken  klei worden uit de tuintjes gepakt en naar de pinguïn gegooid en als de stemming nog wat verder stijgt worden steentjes en steeds grotere stenen gevonden.  De oudere jongelui gaan ook meedoen. Ook zij die op karateles of  kung fu zitten, tonen hun kunnen door flink te  trappen tegen de pinguïn. Op het laatst duwt een groepje van zo’n tien jongelui hem in de richting van de Grote Plas. Opgewonden knapen uit de buurt stappen, met een paar flinke stukken hout in de hand op de kwetsbare pinguïn af en knuppelen meedogenloos op hem in. Onvergetelijk is de aanblik van al de verhitte koppies van die knapen tijdens dat afrossen. Als de pinguïn genoeg is afgerost wordt hij onder gejuich de Grote Plas ingeflikkerd. De agressievelingen nemen dan snel de benen.

Als Toon zich niet binnen de afgesproken twee uur meldt voor de opfrisbeurt, treedt alarmfase één in werking. In eerste instantie wordt gezocht bij de plas omdat hij daar voor het laatst gezien was. Snel ziet iemand de pinguïn al dobberen in het midden van de plas. Zijn snavel fier omhoog. Enkele kraaien,  zeker meer dan tien, stappen opgewonden rond op zijn buik. Autoritair gekras begeleidt hun driftig pikken in de buik van de pinguïn. Toon verkeert blijkbaar al in prille staat van ontbinding gezien het gedrag van de kraaien; ze zijn al begonnen de tweeënnegentig jarige te ruimen. 
Voor het pinguïnpak kan gevoeglijk grof afval worden gebeld. De baldadige jeugd zit even vast op de politiepost. Zal wel uitdraaien op een alternatief strafje. Het feest, tsja, dat wordt natuurlijk voortijdig afgeblazen. Zonder rode draad is 'Supertof' niet tof meer..
Bij het ontruimen van het huis van Toon treffen erfgenamen een in uitstekende staat verkerende  opgezette pinguïn aan. Naar verluid het beest in Toon’s tweepersoonsbed, gekleed in de babydoll van de vele exen van Toon. Op Marktplaats zetten ze hem te koop. Geen kooplust. Veel boosheid is hun deel.

zondag 12 juni 2011

Ruimen (1)

De professionals van het buurtcentrum in Wallenoge, zijn er uit. Het programma van het jaarlijks terugkerend buurtfeest ‘Super Tof’ is rond. Van het koekhappen tot playbacken en van schminken tot gekke bekken trekken. Er komt een goochelaar, een zanger met muziek op een band en een mevrouw met een hondendressuurshow. Het enige waar ze niet zo gauw uit gekomen zijn is de rode draad. Een grappige act, die alles wat er die dag te doen is op en rond het buurtcentrum met elkaar verbindt, aaneenrijgt. Voorwaarde is dat de act  grappig is en toch leuk; leuk maar niet duur; niet duur maar toch indrukwekkend; indrukwekkend en dus bezopen; bezopen maar nuchter. Simpel nietwaar?!
‘Slaap daar maar eens een nachtje over.’ Zegt Toon tegen zijn teamleden. Hij is de  directeur annex teamleider van dat buurtcentrum dat gevestigd is in de  voormalige Vogelaarwijk, Oosterhup-Zuid.

Met zijn nog ter nauwer nood APK goedgekeurde volkswagenbusje gaat Toon direct na afloop van de teamvergadering naar de Makro in het naburige Haarlem om zoals Toon dat zelf noemt: ’het een en ander aan zuipen en vreten’ in te slaan. Niet voor zichzelf natuurlijk; voor het aanstaande feest. Da’s flink sjouwen en hoewel hij niet meer de jongste is, deinst hij niet voor dergelijke klussen terug.
’Niemand van de jonkies uit mijn team zou nou eens helemaal uit zichzelf, aanbieden om me te komen helpen bij zo’n rotklus als deze, hè.’ Een dergelijke zwartgallige gedachte schiet soms wel eens door Toons hoofd maar verdwijnt ook weer even snel als hij gekomen is. Dat dan ook wel weer.
Nog maar twee jaartjes dan is hij vierennegentig, dan mag hij met pensioen. Minder verlaat pensioen. Bijna vijfentwintig procent minder en dertig jaar later  dan hij dacht. De crisis, hè!  De belangenorganisaties zijn akkoord gegaan met 100 als pensioenleeftijd en 35 procent van het laatst verdiende loon. Vanuit het niet onredelijke standpunt: ‘Wat kan, wat wil en wat moet je in Godsnaam nog op zo’n leeftijd? Nauwelijks niks tot niks meer toch zeker ?!’
Voor elk jaar dat je eerder uitstapt gaat er een procentje af. Dus reken maar uit waar Toon op uit komt, als hij er op zijn vierennegentigste mee stopt.                                                                                                                                                                      Vijfenzeventig arbeidsjaren heeft Toon er dan opzitten. Vijftig jaar heeft hij gewerkt bij de Binnenlandse Veiligheid Dienst (BVD) en de laatste vijfentwintig jaar van zijn arbeidzame leven zit hij bij Wallenoge Centraal.
Toon, toch al een man van weinig woorden, wil over zijn dienstverband bij de BVD helemaal niets kwijt. Hij is er überhaupt al zeer ontstemd over dat iets van zijn arbeidsverleden uitgelekt is. Hij heeft al laten uitzoeken waar het lek zat. Bij hemzelf dus! Zijn vrouw wist het. Vrij normaal toch, dat je weet waar je man werkt maar ja,  via haar gaat het naar de schoonmoeder van hun zoon en die vertelt het aan haar kapster  en zij heeft het er weer over gehad met haar man, die de ramen zeemt van het buurthuis en die glazenwasser, tenslotte,  krijgt daar een kop koffie van de werkster en zei toen tegen haar:
’Ik wist niet dat ze zulke rottige pensioentjes hadden bij de BVD dat zo’n ouwe lul als Toon,  zeventig toch al,  hier nog zo moet gaan lopen stressen in zo’n kutbuurt als Oosterhup-Zuid.’
Zo is het dus allemaal op straat komen te liggen.
Dat Toon niets wilde horen, niets wilde zeggen over zijn tijd bij de BVD zal ongetwijfeld te maken hebben met een dieptrieste gebeurtenis, die moet hebben plaats gevonden in het najaar van 1933. Betrouwbare (Amerikaanse) bronnen meldden aan de BVD dat forse hoeveelheden informatie uit Nederland weglekte naar met name Duitsland en Italië. Ook naar Japan was bedoeling maar dat lek kon snel worden gedicht.
  
Vrijwel dezelfde betrouwbare (USA-)bronnen weten in die tijd, onomstotelijk aan te tonen dat een dertiental in Nederlandse dierentuinen levende  pinguïns geprepareerd zijn om belangrijke informatie op te vangen en naar tussenpersonen in de genoemde buitenlanden door te seinen.
 Zonder een moment van aarzeling is toen de operatie ‘PinEx’ gestart  met als doel het ruimen van alle driehondervierendertig in Nederlandse dierentuinen levende pinguïns. Gezien de snelheid waarmee moest worden gehandeld is het nooit een optie geweest uit te zoeken welke dertien beestjes effectief de spionageactiviteiten uitvoerden. Pinguïnverzorgers, die van de ene op de andere dag geconfronteerd werden met lege pinguïnverblijven, laten zich, verbouwereerd als ze vanzelfsprekend zijn,  wel wat al te simpel met een kluitje in het riet sturen. 

morgen deel 2

vrijdag 10 juni 2011

Rozengeur

In eerste instantie schaamde ik me kapot voor mijn vrienden over mijn vrijpartij met Dinie. Hun schimpscheuten hoorde ik in gedachten al,  terwijl ik toch onbeschoft lekker met dat wijf had staan vrijen. Onbeschoft lekker? Nou ja, zo onbeschoft lekker als je rechtopstaand vrijen kan dan.  Face to face, nog in de kleren, slijpend en een beetje tongen; niet bepaald om van klaar te komen. Zelfs niet voor een patente knaap van vijftien. Wat deden we nu helemaal? Tongen! Okee, dat is een beetje intiem en voor mij als  vijftienjarige ook de limit…. net als trouwens voor Dinie; zij was nog geen eens veertien. Ze wilde eigenlijk liever gelijk door naar huis maar omdat ik het ‘zo lief’ vroeg bleef ze nog even bij me.

Dan de dag er na. Ik was nauwelijks wakker of twijfels bekropen me. 
Dinie was spontaan; een tikkeltje naïef en had gevoel voor humor.  
Ze was heel klein en veel te dik.
Maar vooral: heel tof!
Tieten had ze niet. Althans geen duidelijk zichtbare.
Een achterste? Nou en of! Een achterste van de buitencategorie. Nu al, nog geen eens geen veertien! Feestbillen en feestoren ….ook  king size!
Maar moet iedereen dan voldoen aan hoge schoonheidseisen? Dinie is niet mooi maar wel  supertof!

Wij vreeën dus staand; met de kleren aan. Precies op het moment dat ik haar op die hoek ‘zo lief’ vroeg nog even bij me te blijven, gaf ze zich aan me over. Toen al. Dat voelde ik. Bij mij kwam dat wat later, die overgave ...... zij straalde al gelijk zoiets uit van: alleen de dood zal ons scheiden.
Ze rook toch altijd zo lekker.  Dinie wàs de geur van de grote donkerrode roos. Heerlijk zoet en zacht. De geur die mijn schaamte voor haar voor altijd zou verdrijven.

Zo kort na die vrijpartij, zag ik mijn vrienden liever even niet. Ik wist wel wat ze zouden gaan zeggen. Dat was niet veel goeds. Ik moest het lijdzaam ondergaan. Als vriend Arie gisteren met Dinie had gevoosd, zou ik vandaag ook mijn partij meezingen in dit ‘vriendenkoor’.
René: ‘Jezus, Jee, was jij dat  nou echt gisteren met Dinie-mini?’
 Arie:  ‘Je bent toch niet blind man?’
Peter: ‘Had je een boodschappentassie over je kop getrokken, jongen?’
Cees:  ‘Kan je nou niks echt beters krijgen?’  
Ger:    ‘Toch niet meer dan één avondje hè, Jee?’
Jan:    ‘Hebbie die reet gezien van die dikke pad gezien, man? Het lijkt wel een zak aardappelen.’
Henk: ‘Weet je Jee, ik word bekant misselijk als ik Dinie zie’.
Tom:  ‘Dat stekeltjeshaar staat haar prima, Jee.  Jammer dat haar grote flappers dan zo opvallen.’

Mijn vriendjes zijn denk ik een beetje jaloers èn ze hebben gelijk, want Dinie is geen schoonheidskoningin. Zeker niet. Ze is wèl een toffe meid. Gisteravond was mooi met haar. Nee, niet alleen het vrijen. Natuurlijk was dat lekker maar ook het dansen was leuk; de gesprekjes; de gein over van alles. De ontspanning, ja, dat vooral. We waren reuze-relaxed bij elkaar.  Het klikte……en………. die geur, wat rook ze toch lekker, die zalig zoete onvergetelijke rozengeur.

Een paar mooie  jaren hadden we samen Dinie en ik. Ze is nu al weer een tijdje dood. Tweeënveertig jaar geleden. 10 juni 1969. Hersentumor. Ze was godverdomme net achttien! 

woensdag 8 juni 2011

Openbaar vervoer plat

Het openbaar vervoer ligt morgen plat in heel Rotterdam. Tram, bus, metro zullen niet rijden. Het gaat niet om een paar centen meer loon of een paar uur per week minder werken voor de buschauffeur of de tramconductrice. Neer, het gaat om de toekomst van een gedegen openbaar vervoer voor de reiziger. De overheid is al enige tijd in de weer met het openbaar aanbesteden van de openbaar vervoerbedrijven. Het Rotterdamse openbaar vervoersbedrijf, de  RET, zou zo maar in handen kunnen komen van een Duits, Frans of Belgisch bedrijf. Maar ook is het mogelijk dat die RET bijvoorbeeld samen gaat met de HTM, het Haagse trambedrijf.
In Amsterdam is gisteren de hele dag gestaakt, vandaag volgt Den Haag en morgen 9 juni ligt het openbaar vervoer in Rotterdam plat. De actie gaat tegen die voorgenomen openbare aanbestedingen en de kabinetsbezuinigingen van maar liefst 165 miljoen euro op het openbaar vervoer in de grote steden. De aangekondigde bezuinigingen leiden er volgens de bonden toe dat zeker 1500 banen zullen verdwijnen, waarvan 1000 bij de Rotterdamse RET.

Verkoop en fusie van openbaarvervoerbedrijven en die miljoenen aan bezuinigingen gaat niet alléén banen kosten.  Ook het aantal bus- , tram- en metroritten zal drastisch worden teruggedraaid. Het aantal ritten van de nachtbus wordt verminderd. Op Investeringen in veiligheid zal gekort moeten worden 
Door het goede Nederlandse openbaar vervoernet  lieten steeds meer mensen de auto staan en stapten in tram, trein of bus. Milieuoverwegingen speelden daarbij zeker een rol zowel aan de kant van de overheid als van de kant van de reiziger. Milieu is nu blijkbaar niet meer zo’n item. Het openbaar vervoer kan dus weer een stuk onaantrekkelijker. 
 De kosten voor de reiziger gaan omhoog, de wachttijden worden langer en er zullen meer kilometers gewandeld moeten worden van huis naar de bus en weer terug omdat het openbaar vervoer, zeker in de minder drukbevolkte delen van de stad, de buitenwijken en naburige gemeenten zal worden afgeknepen.
Dit allemaal als de miljoenenbezuinigingen er door worden gedrukt door Minister Melanie Schultz van Haegen - Maas Geesteranus.

Een verplaatst schaamtegevoel krijg ik van reizigers die actievoerders beschimpen. Reizigers, die zich door de actie gedupeerd wanen, terwijl het  actiedoel zeker ook de reizigers dient namelijk: een goed openbaar vervoer. Waar het hier aan mankeert is gezamenlijkheidsbesef......solidariteit.

 Een grote volksopstand zal hier nooit worden ontketend; daar zijn we immers met zijn allen in Holland te gematigd voor. Onderhandelaars zijn we, overleggers.  Los van elkaar voeren we  allerlei actietjes tegen allerlei onrechtvaardigheden. Wat gemist wordt is een soort gezamenlijkheidsbesef. Ook bij andere acties ontbreekt dat helaas.  Als al die acties nou eens gebundeld zouden kunnen worden en van het Binnenhof het Nederlandse Tahrirplein zouden kunnen maken, dan zou het kabinet wellicht op andere gedachten gebracht kunnen worden. Misschien daagt  dan bij het kabinet het besef heel erg alleen te staan en wie weet koppelt die regeringsploeg daaraan het ‘inpakken en wegwezen’- besef.

Neill Diamond treedt donderdagavond 9 juni op in Rotterdam dus op de actiedag.
Misschien kan hij door de actieleiding verleid worden met enkele van zijn strijdbare nummers de actie te steunen.




Solidariteitslied van cabaretgroep
Don Quishocking:

Willen wij het ooit bereiken
Dan moet het met iedereen

Wie zijn makkers in de steek laat
Laat alleen zichzelf alleen

Voorwaarts en niet vergeten
Wat maakt ons zo sterk in de strijd

Bij honger en bij eten
Voorwaarts en niet vergeten

De solidariteit














dinsdag 7 juni 2011

Utrecht (3)

Toch loop ik, nu ik hier in Utrecht ben, nog graag die Obrechtstraat eens even helemaal uit, zo tot aan dat smoezelige badhuis achter in de straat. Treurig eigenlijk wel: in dat peperdure kutkamertje dat ik huurde, zat alleen een naar pies stinkend fonteintje met koud stromend water. De douche van mijn huurbaas mocht ik niet eens gebruiken. 
Dat badhuis had enkele fijne, grote ligbaden. Op de badbodem: een krokant laagje van zeep- ,vuil-, snot- en spermaresten. Het badputje toont, in een lichtelijk ingedikt slijmerig-shampoo papje een uitgebreid palet aan haarkleuren. Daar zette ik meestal maar snel de zwarte badstop op, voordat mijn kokhalzen  over zou gaan in kotsen. Voor de rest: een heerlijk lang, breed bad! Met mijn 1.86m kon ik er lekker languit in liggen.

Ik hóéfde niet persé naar dat badhuis toe, want  bij mijn ouders in Rotterdam was ook nog wel een douche. Maar daar was weer geen ligbad!  Na zo’n zalig warm ligbad, in combinatie met een lekkere ruk, was het weer prima uit te houden in het Utrechtse.

Aanvankelijk leerde ik dus voor veearts,  God mag weten waarom. Op vijf minuten lopen van mijn kamer, bevond  zich het terrein van de faculteit ‘diergeneeskunde’. Nu ik toch in de buurt ben  wil ik Gerard dat schitterende gerestaureerde  faculteitsterrein wel eens laten zien: met die fraaie woningen van beheerders, andere  universiteitsmedewerkers en studenten; de bibliotheek, collegezalen, behandelzalen en last but not least de ‘Paardenkathedraal’. Alle grote en kleine gebouwen zijn in hun oude luister hersteld. Ook de lantaarnpalen, speels en toch functioneel, wat werd daar aan het begin van de twintigste eeuw toch veel zorg aan besteed! En dit alles hier staat in een majestueuze parkachtige omgeving.Schitterend….en Gerard? Hij vindt het wel mooi maar hij is gauw uitgekeken. Beetje weinig geduld, beetje oppervlakkig. Maakt toch niet uit?! Hij heeft een paar fotootjes gemaakt en nou gaat ie lekker een beetje zitten frutselen met z'n iPhone.  Voor hem kan die theatervoorstelling niet snel genoeg beginnen.
Gerard en ik komen vandaag eigenlijk speciaal naar die Paardenkathedraal (zie foto). Het gebouw is een voormalige manege van de Rijksveeartsenijschool, de latere faculteit Diergeneeskunde van de Universiteit. De Utrechters vonden dat gebouw lijken op een kathedraal. Vandaar die naam. Tegenwoordig is het een theater. Gerard en ik dachten dat daar een leuk stuk gespeeld zou worden door de groep De Utrechtse Spelen: ‘Viva la naturisteracion’. Dat viel ons helaas een beetje tegen.
Heel grof gezegd ging het stuk over:
Terug naar puurheid, de pure naaktheid. Helpt het naturisme (naaktlopen) de mens misschien tegen de huidige angstwekkende  vervreemding?’
In de voorstelling die wij  bijwoonden was het de bedoeling dat zowel spelers als publiek uit de kleren gingen ‘voor een betere mensheid’. Vreemde ervaring, deze vrijwel onontkoombare ruikbaarheid van om je heen zittend publiek.
Ik kan me niet herinneren dat ik Gerard zichzelf eerder zó in de weg heb zien zitten. Bloot was, voor zo ver ik me kan herinneren,  nooit een probleem voor hem, maar dat naakt, hier in de Paardenkathedraal, brengt hem kennelijk in verlegenheid. Eigenlijk was het wel zo fideel geweest als ik hem van te voren gezegd had, wat hem te wachten stond. Nu voelde hij zich door de druk van de omgeving natuurlijk,  min of meer gedwongen om ook uit de kleren te gaan.
Maar goed, het toneelstuk was nou niet echt ‘je dat’ maar ons bezoek aan dat mooie, supergroene stukje Utrecht, rondom de Paardenkathedraal,  was op zich eigenlijk al het hoogtepunt. We drinken samen nog een biertje op het Janskerkhof en dan breekt Godzijdank het allermooiste moment van deze dag aan: het vertrek van de trein van Utrecht Centraal naar Rotterdam.

NB:
Op de programmakaart van ‘Viva la naturisteracion’  het toneelstuk dat we zagen in de Paardenkathedraal staat een mooi tekstje van de cultuur-historicus
Johan Huizinga:

‘De mens speelt als kind tot vermaak en verpozing, beneden het niveau van het ernstige leven. Hij kan ook spelen boven dat niveau, spelen van schoonheid en heiligheid.’ 

maandag 6 juni 2011

Utrecht (2)


We hadden het er zo wel eens over maar Gerard wist zich duidelijk geen houding te geven tegenover die nurkse Peter, Mia's kleine manneke.  Peter was duidelijk 'not amused' met wat er leek te spelen tussen zijn vrouw Mia en mijn vriend Gerard, die bij  dat stel een kamer huurde. 
Gerard heeft alleen terloops wat tegen mij gezegd over die norse blik van Peter. Over zijn band met Mia heeft hij tot op de dag van vandaag gezwegen.  Ik heb er verder ook he-le-maal niet naar gevraagd. Dat is  Gerard zijn zaak.  Op een gegeven moment stond hij bij mij voor de deur. Of tie een paar nachtjes bij mij kon blijven pitten tot hij een nieuwe kamer gevonden had. Met bebloede handen en een hoofdwond strompelde hij bij me binnen. Hij was van zijn kamer gezet. Gerard zou te veel zuipen en ’s nachts voor te veel onrust zorgen in huis. Vooral die zoon had er veel last van. Ik vroeg niet door. Die paar nachten kon die bij me intrekken. Gerard stond voor mij ook altijd klaar.
We woonden toen even samen. Gelukkig was dat maar van héél korte duur. Een erg leuke vent, hoor, die Gerard,  daar niet van maar absoluut niet iemand om mee samen te wonen. Hij heeft zwaar astma, rookt als een schoorsteen (ook wiet) en is een vreselijke zuipschuit. Daar word je op den duur compleet gestoord van als je met zo iemand een kamertje moet delen.  


Over sex liet Gerard zich niet uit. Zelfs zijn beste vrienden hadden daar niks mee nodig. Gerard hóéfde mij ook helemaal niks te zeggen over zijn seksleven. Voor mij was hij  gewoon een open boek. Het was zo duidelijk wat er gebeurde op de avond dat Gerard weg moest uit zijn studentenkamertje bij Peter en Mia. Toen Peter die nacht onverwacht  thuiskwam van zijn werk  hoorde hij uitermate opgewekte en opwindende geluiden door zijn huisje zingen. Vervolgens zag hij tot zijn afgrijzen zijn vrouw Mia,  in zijn eigen echtelijke bedje, vrolijk  en uitbundig liggen ketsen met kostganger Gerard. Tsja,  dan kan Gerard wel bijna drieëneenhalve meter lang wezen, tegen zo’n felle afgetrainde pitbull als Peter, legt hij het, zeker weten, altijd af.  Hoe precies weet ik niet, maar ik weet bijna wel zeker dat Mia hem heel subtiel in haar bedje heeft gelokt, dat   sappige dondersteentje: zo geil als ze klein is! Hij zal het nooit toegeven, die lange darm en van mij hoeft dat ook helemaal niet.

Die Utrecht periode was voor mij qua seks, daar zal ik eerlijk over zijn, zwaar kloten. Kijk, Ik had er toen der tijd geen trek in om te betalen voor seks. Als er vrouwen zouden zijn die mij voor sex zouden willen betalen, dan bijzonder graag natuurlijk. Maar welke vrouw wil nou zoiets?! Ik blijf eerlijk, potjandosie, wat ben ik toch eerlijk vandaag:
In die hele Utrecht-tijd heb ik twee (!!) vriendinnetjes versleten, de ene zat in Utrecht, Chantal, die andere in Rotterdam, Truus. Geheel toevallig waren die twee vrouwen op en top ‘gezellie-babes’. Ze willen alleen maar met me babbelen,  markten,  spelletjes doen, shoppen, femina’s en keukenhof bezoeken. Volop samen leuke dingetjes doen dus  maar vrijen ho maar! Ze beschouwden mij geloof ik allebei als hun beste vriendinnetje.  Ach ja, er zullen vast wel ergere dingen zijn, toch?

In Utrecht woonde ik in de Witte Vrouwenbuurt. Om precies te zijn in de Obrechtstraat. Op een minuscule zolderkamer van twee bij drie waarvoor ik net zo veel moest betalen als mijn ouders voor hun hele vijfkamer-eengezinswoning.
 Nu ik hier toch ben, loop ik nog graag die Obrechtstraat nog even helemaal uit. Tot aan dat smoezelige badhuisje achter in de straat. Treurig eigenlijk wel: in dat peperdure kutkamertje dat ik huurde, zat alleen een naar pies stinkend fonteintje met koud stromend water. De douche van mijn huurbaas mocht ik niet eens gebruiken. 
Dat badhuis had enkele fijne grote ligbaden. Op de badbodem een krokant laagje van zeep- ,vuil- slijm, snot- en spermaresten. Het doucheputje toont een uitgebreid palet aan haarkleuren: daar zette ik meestal maar snel de zwarte badstop op voordat mijn kokhalzen daadwerkelijk overging in kotsen. Voor de rest: een heerlijk lang, breed bad! Met mijn 1.86m kon ik er lekker languitgestrekt in liggen.

wordt vervolgd: morgen: Utrecht (3)

zondag 5 juni 2011

Utrecht (1)

Met Gerard, een vriend van me, ben ik een dagje uit geweest, in Utrecht.  Eens in de zoveel jaar móéten we even samen een dagje naar Utrecht. We combineren dat meestal met een bezoek aan een beurs, een voetbalwedstrijd of aan een theatervoorstelling. Dit jaar hadden we een theatervoorstelling uitgekozen: 'Viva la naturisteracion!' in het theater: 'de Paardenkathedraal'. Gerard en ik doen zoiets, pakweg eens in de vijf jaar. Dan hebben we weer voor vijf jaar genoeg gezien van Utrecht.

Gerard en ik kenden elkaar van de hbs. Eindexamenjaar 1967. We studeerden allebei in Utrecht en als Rotterdammers waren we het er toen over eens: Utrecht is een klote stad. Met name in de weekenden. Wat een doodgraversfeertje hing daar dan. Dáár kon je dat spreekwoordelijke kanon echt afschieten.
Door de weeks ging het nog wel. Dan gaven al die studenten een vleugje fleur, frisheid en frivoliteit aan deze stad. Met volle teugen genoten we daarvan. Maar de weekenden......nee, daarom bleven Gerard en ik ook nooit mèèr dan twee weekenden per jaar in Utrecht. In het eerste weekend speelde FC Utrecht tegen Sparta en in het tweede weekend tegen Feyenoord. Ik ben zelf een Spartaan in hart en nieren. Naar Feijenoord hoefde voor mij niet zo. Maar ach: Feyenoord supporter Gerard bleef ook altijd in Utrecht om naar  Sparta te kijken. Dus keek ik ook samen met hem naar Feyenoord. 
Tsja. Feijenoord was trouwens begin van de zeventiger jaren echt goed. Ze wonnen zelfs in die tijd nog de Europa Cup 1. Met de Kromme, Coentje Moulijn, Ove Kindvall en niet te vergeten de legendarische trainer Ernst Happel.

‘Ga je studeren in Utrecht, Jee??? Leuk joh!’ Zo hoorde ik mensen in mijn omgeving enthousiast roepen. Leuk joh! Oude Gracht, man! Soo, Oude Gracht! Goh, te gek, man!  Tientallen terrasjes langs dat oude stinkende grachtwater. Iedereen klokt daar zo snel èn zo veel mogelijk naar binnen, om maar zo snel mogelijk verlost te zijn van de brakke geur die daar hangt.

Gerard deed een leuke opleiding in Utrecht: ‘Wanda Reumer’ een schooltje op het Janskerkhof. Wanda Reumer was directrice van de academie voor expressie. Die school leidt  op tot docent dramatische vorming. Dat werk heeft Gerard tot zijn vijftigste gedaan maar nu doet hij er bijna niks meer mee; geen vraag meer naar ook. Hij heeft een simpel baantje in de bieb. Boeken op hun plaatsen  terug zetten. Theatergek is hij en blijft hij; dat wel. Ik hoor wel van hem of er interessante theaterdingen staan te gebeuren; dat kan ik echt wel aan hem overlaten.  

Gerard en ik huurden, op verschillende plaatsen in de stad, een klein kloterig kutkamertje. Gerard woonde heel dicht langs het spoor. Tegenwoordig mogen er op een dergelijke plek geen huizen meer gebouwd worden. Gerard woonde in bij een gezin. Pa en ma halverwege de dertig, zoontje van 8 .
Gerard had de grootste slaapkamer, dat was misschien de reden dat de heer des huizes hem altijd zo boos zat aan te begluren. Gerard dacht dat deze kamer voorheen zijn hobbykamertje was. Te zien aan de verkleuring op het zeil, had hij hier zijn zijn spoorbaantje gebouwd en zijn treintjes hun rondjes laten rijden. 
Mia, de kamerverhuurster, was eigenlijk altijd  lief, leuk, vrolijk, aanhalig en uitbundig met Gerard in de weer. Uitdagend is misschien een beter woord, verliefd misschien nog beter.  Voor mij was het zonneklaar dat Gerard helemaal weg was van deze hupse, wulpse hospita maar om de een of andere reden hield hij zich in. 
Ze was vijftien jaar ouder dan hij; mooi, intelligent en doortastende. Hij sprak altijd vol lof  over haar met glunderende ogen.  Alleen: ze was heel erg klein, zo tussen de 1.65 m en 1.70m en ik wist dat Gerard, zelf 1.93m,  niet zo gecharmeerd was van vrouwtjes beneden de 1.73 m.  Maar ja....niets zo veranderlijk als een mens, dacht ik zo.
We hadden het er wel eens zo over maar Gerard wist zich duidelijk geen houding te geven tegenover, die nurkse Peter, Mia's eveneens zo kleine manneke.  Peter was duidelijk 'not amused' met wat er leek te spelen tussen deze huurder en diens hospita. 


wordt vervolgd

vrijdag 3 juni 2011

Dieren (2)

Ooit wilde ik dierenarts worden (zie blog ‘Dieren (1)).  Waarom precies weet ik nog steeds niet. Misschien kwam het wel door mijn moeder.  Nare verhalen vertelde zij over dieren. Nooit ontspannen achterover leunend in een gemakkelijk stoel. Nee, ze vertelde mij haar nare verhalen alleen als ze bezig was met piepers jassen, worteltjes schrappen, boontjes doppen en dergelijke.

Kater
Zo had mijn oma, mijn moeders moeder, ‘open benen’. Open en vochtige wonden aan beide benen. Mam vertelde me dat Kater oma ooit verwondde. Kater was knettergek! Oma’s benen als krabpaal gebruiken! Machteloos was oma, met haar rheuma, tegen Kater. Alleen wanneer er niemand in de buurt was om oma te helpen, dan pakt hij haar! Aan de ene kant wel slim van Kater aan de andere kant oliedom.  Want Kater ging hier te ver! Dat besefte hij niet. Op den duur had mijn moeder het helemaal gehad met Kater. Bij oma’s groenteboer haalde ze een jutezak en telkens als ze over de onbewaakte spoorwegovergang liep nam een paar kiezelstenen mee. Die deed ze  in die jutezak bij oma in de kelder. Tenslotte stopte ze er een paar dooie vissen in om Kater die zak in te lokken. Toen Kater zat te smikkelen bond ze de zak vlug dicht en flikkerde hem zo vlug mogelijk in het kanaal bij oma om de hoek.
Van dat gekrab was oma af. Heel fijn voor dat oude mensje dat al genoeg te stellen had met haar reuma. Toch zouden die oma's open wonden nooit genezen. Ze bleven open en vooral ook nat, tot aan haar laatste snik. Pas drie dagen ná haar overlijden werden haar wonden wonderbaarlijk droog en rustig. Een groot deel van de familie was daar bij.  Heel mooi om te zien.

Hond
Mam kwam eens ’s avonds laat thuis van een avondje strijken bij haar moeder, oma dus. Toen ze bijna thuis was, nog zo’n 100 meter te lopen, zag ze Hond pal voor onze huisdeur liggen. Hond was de grote zwarte bouvier van de ‘rotte olienoot’, een door mijn moeder gehate buurvrouw. Mams angst voor honden deed haar nog een blokje om gaan, alle kans dat dan Hond straks opgehoepeld is, dacht zij. Na haar eerste blokje om lag Hond er nog steeds en bij haar derde blokje om reed er stapvoets een politiewagen langs. De agenten hielpen haar maar wat graag. Mijn moeder was een bijzonder mooie, goedlachse vrouw:
‘Stapt u maar in hoor, mevrouwtje.’ Hond lag er nog steeds maar Hond, dat was zo van dichtbij wel duidelijk te zien,  was Hond niet maar Ton. De oudste broer van mijn vader. Ton dacht zeker dat hij zo laat op de avond met zijn stomdronken kop mijn moeder nog zou kunnen verleiden. Daar hield ze juist he-le-maal niet van, zeker niet met zuiplappen. De politieagenten pakten Ton op, zetten hem in de auto en namen hem mee naar het bureau.
Tot slot van dit verhaal, vertelde mijn moeder nog, dat ze alle twee de politieagenten een dikke zoen heeft gegeven. Op hun wangen. Dat was een verzinsel. Dat zei ze alleen maar, omdat ze dacht, dat ik zoiets wel leuk zou vinden om te horen. Nee, voor zo’n soort dankbetuiging was mam een veel te preutse vrouw.

Goudhamster
Dierenarts ben ik dus nooit geworden. Ik ben uiteindelijk puttenzuiger geworden bij  de gemeente Hoogpompen in Drente.  Veertig jaar heb ik daar lopen zuigen.
Wat mensen allemaal niet in zo’n put wegduwen, ook  in zo’n dorpje van drie maal niks, dat wil je niet weten, echt niet. Zo haalde ik bijvoorbeeld Goudhamster, zo’n lief klein beestje, meer dood als levend uit het riool. Met mond op  mond beademing heb ik Goudhamster Godzijdank nog even kunnen redden. Hij beet me als dank venijnig op mijn bovenlip……bloeden……bloeden!!  Impulsief reageerde ik op zijn beet met een grove vloek en in mijn boosheid smeet ik Goudhamster hard op het trottoir. Zoiets verwacht je toch niet van zo’n lief klein beestje…….het bloed liep nu ook al uit zijn mondje…..toen heb ik Goudhamster maar weer de put in geschoven......zo met mijn schoen.

Pinguïn
 Ja, dan Pinguïn. Daar was echt niks meer aan te doen. Pinguïn  was met zo veel geweld de put in getrapt.  Tot halverwege de put. Dieper kregen ze Pinguïn niet. Met zijn koppie naar beneden! Dat is echt niet het werk van één mens geweest, dat bestaat niet! We hebben er met vijf man, drie uur werk aan gehad om Pinguïn er stukje bij beetje uit te krijgen. Helemaal pijnlijk was het voor ons om te zien dat de onverlaten Pinguïns witte buikje ontsierd hadden met de tekst: ‘Hup Holland Hup’ in oranje letters. Hier moeten wel zieke geesten aan het werk zijn geweest .
   
Sinds een aantal jaren ben ik met vervroegd pensioen. Misschien heb ik wel te veel meegemaakt om werkeloos te blijven toezien, ook bij misstanden, bedoel ik. Hoe dan ook en waar het vandaan komt daar komt het vandaan: het beestenspul oefent nu toch weer die aantrekkingskracht op me uit. Dus volg ik sinds twee weken een schriftelijke cursus assistent-medewerk(st)er dierenambulance-C. Eén avondje per week rij ik  ook al op proef mee op de ambulance. Pittig hoor, heel emotioneel ook soms.

donderdag 2 juni 2011

Dieren (1)

Een blauwe maandag studeerde ik in Utrecht.  Ik wilde dierenarts worden. Zes jaren van studie aan de Utrechtse universiteit. Waarom ik destijds precies dierenarts wilde worden begrijp ik nu nog steeds niet. Nee, want thuis hadden we bijvoorbeeld nóóit dieren en ik kan me niet herinneren, dat ik mijn moeder aan haar hoofd gezeurd heb om een huisdier. Dieren op tv zoals het Olifantje Jumbo, Bor de Wolf, Ed het Sprekende Paard en zelfs Isadora Paradijsvogel konden me niet erg boeien. Het werden nooit echt dieren van vlees en bloed voor mij. Van mijn vader en mijn moeder hoefde ik niet zo nodig dierenarts te worden. Als het aan hen lag ging ik gelijk werken in de beschuitfabriek, vol-continu. Geld konden ze altijd gebruiken met dat grote gezin van ze. We waren met zijn tienen en ze wisten heus wel dat ik zo’n lul was om al mijn verdiende geld dan in hun bodemoze put te gooien.

Mijn vader heb ik nooit samen met een beest gezien….zonder beest heb ik hem trouwens ook vrijwel nooit gezien. Mijn moeder had he-le-maal niks met dieren. Zij was een lieve, knappe en over het algemeen zeer opgewekte vrouw maar van dieren moest ze niks hebben.
Het zal dan wel door die beroepskeuzetest gekomen zijn:
‘…..gezien zijn vriendelijke, behulpzame, geduldige houding en zijn bovenmatig ontwikkeld vermogen tot opnemen van en in praktijk brengen van kennis……….het duidelijk kunnen overbrengen van informatie………..; verder heeft hij de gave indien nodig resoluut te kunnen ingrijpen………….derhalve zien wij goede ontplooingskansen voor Jee in het beroep van dierenarts.’

Resoluut  ingrijpen? Nou en of! Op het bureau van de beroepskeuzeadviseur sloeg ik destijds een dikke hinderlijke vlieg morsdood. Spetters op zijn hagelwitte overhemd....

Kikker
Op een zeer zonnige zomerdag kom ik met Kikker thuis. Kikker zat op mijn rechterhand. Mijn linkerhand was het dakje zodat hij lekker beschermd kon zitten. Kikker zat amechtig te hijgen. Later begreep ik dat kikkers altijd hard hijgen, daar kunnen ze gewoon niks aan doen.
‘Breng dat beest maar weer gelijk terug naar de sloot waar je hem gevonden hebt, Jee. Ik wil geen kikkers in huis, dat weet je toch!’ Hoe moest ik dat nou weten? Niemand hier had ooit een kikker mee naar huis genomen.
‘Mag die dan even op het balkon, mam, ik wil hem morgen in de klas laten zien.’
Kikker mocht op het balkon, tot morgenochtend, in een pindakaaspot. Er zit nog een klein beetje pindakaas in de pot. Ik hoopte dat Kikker, net als ik, pindakaas heerlijk zou vinden, dat weet ik nog wel, dat ik dat toen hoopte voor Kikker.
Misschien lag het aan de warmte of aan de te vast dichtgedraaide deksel van de pindakaaspot of aan allebei maar Kikker lag plat op zijn buikje in een plasje vocht. Zo wilde ik hem niet in de klas laten zien, dus spoelde ik hem door de wc. Kikker had niks op van de pindekaas zo te zien. 



Nare verhalen vertelde mijn moeder over dieren. Nooit ontspannen achterover leunend in een gemakkelijk stoel. Nee, ze vertelde mij haar nare verhalen alleen als ze bezig was met piepers jassen, worteltjes schrappen, boontjes doppen en dergelijke. 


morgen:  Dieren (2)