donderdag 31 maart 2011

Zeg het maar (1) Twee in één week

Een prachtig boekje van ene Jhumpa Lahiri (een Indiase, woonachtig in de States) ben ik aan het lezen. Het zijn korte verhalen; de titel van het boekje is: ‘Een tijdelijk ongemak’. In één van de verhalen spreekt een stel dat al geruime tijd samenwoont (én een doodgeboren kindje heeft) met elkaar af om elke avond iets tegen elkaar te zeggen, wat  ze nog nooit eerder tegen elkaar hebben durven zeggen. Ze doen dat in het donker, zodat ze elkaar niet in de ogen hoeven te kijken. Dat gaat de eerste avonden  vrij vlak; met vrij onbenullige onthullingen.

De man: ‘Ik heb toen en toen gespiekt tijdens een tentamen’.
De vrouw: ‘Ik heb nu altijd wel gezegd, dat je mijn eerste en enige ’vlam’ was maar vòòr jou was er tòch nòg een.’
De man: ‘Toen je uit het ziekenhuis kwam, zei ik je, dat ik de keuken had opgeknapt. Dat loog ik. Ik huurde er een aannemer voor in.
 De vrouw: ‘Ik moest niet overwerken toen ik destijds afbelde voor dat etentje met jou en je moeder maar ik ben met een vriendin een glas wijn gaan drinken, daar had ik meer zin in.’
De vijfde avond leidt er zelfs toe, dat het stel voor het eerst sinds lange tijd weer eens een de liefde met elkaar bedrijft.
De zesde avond wil de vrouw, dat het licht aanblijft: ze wil haar vriend aankijken bij wat ze gaat zeggen. Ze deelt hem mee, dat ze een appartement gevonden heeft elders in de stad en dat ze daar morgen intrekt. Ze moet een tijdje alleen zijn.
Dan op de zevende avond,  zegt hij, ook bij het volle licht, iets, wat hij haar niet eerder heeft durven zeggen, namelijk  dat het doodgeboren kindje  een jongen was. Een ontboezeming, zo zwaar, zo diep tragisch als deze is vrijwel onmogelijk  voor hun beiden. Ze zijn ontroostbaar.

Dat spel lijkt mij voor elk stel wel goed, uitdagend prikkelend, spannend maar  tegelijk ook gevaarlijk. Hoeveel ruimte krijgt de eerlijkheid en ìs dat dan ook eerlijkheid of misschien doelbewust chocqueren?

Als ik het spel speel met Carola, wat zeg ik dan tegen haar, tegen de vrouw die ruim veertig jaar mijn mijn geliefde echtgenote is?
Jee:                 ‘In week dat ik jòù leer kennen, Carola, ontmoet ik ook Hetty op een feestje.  Hetty en ik zijn gelijk waanzinnig geil op elkaar. Een week lang hebben we van ’s morgens vroeg tot ’s avonds laat geweldige ‘hete’ sex. Ik kreeg er op den duur gewoon schreeuwende hoofdpijn van. Snappie? Zo heet dus! Na die zinderende week is Hetty voor mij compleet in rook op gegaan. Nooit meer gezien, echt niet!
Carola:                        ’ Kijk Jee, ik denk, dat het voor òns beiden, schreeuwend veel beter zou zijn geweest als jij toen voor Hetty gekozen zou hebben.  Ziedaar het koppel Hetty en Jee, zinderend en waanzinnig geil . Dat zou toch wat geweest zijn, Jee!?

Tsja....wat zal ik morgen eens gaan zeggen?

woensdag 30 maart 2011

Glazenwasser

De meeste Rotterdammers wonen in een huis. Veelal een huis met ramen.  Die ramen zullen zo af en toe eens lekker gezeemd  moeten worden. Bewoners van eengezinswoningen, van  huizen met een groot balkon of bewoners van een galerijflat kunnen meestal de ramen zelf wel zemen. Het merendeel van de ramen in het Rotterdamse kunnen niet door de bewoner zelf worden gezeemd. Deze mensen hebben dus de keuze of we nemen een glazenwasser of we doen er niets aan. In dat laatste geval doet de natuur het werk: een paar hoosbuien en de ramen zijn weer redelijk toonbaar. In het eerste geval zou de bewoner op de gedachte kunnen komen:
‘Kom, ik ga eens op zoek naar een glazenwasser….’ en dat is nu net een onjuiste gedachte.
Want de Rotterdammer heeft hierin niets te kiezen. Reeds ver voor de oorlog is al het zeemwerk in Rotterdam 'eerlijk' door de glazenwassers zelf  onder de glazenwassers verdeeld.  Elke ondernemer in die branche, heeft een vergunning voor onbepaalde tijd om een bepaalde buurt te zemen. Aan ons buurtje is toegewezen Ladderszat B.V. Aan de ene kant kan je zeggen: ’Nou dat is makkelijk, dan hoef ik tenminste niet op zoek naar zo iemand.’
Maar wat nu, als de glazenwasser duur is of geen goed werk aflevert……dan moet je toch van zo’n zemer af kunnen? Dat is nu net de moeilijkheid. De glazenwasser is monopolist in Rotterdam en laat zich ab-so-luut niet opzij zetten. Het navolgende getuigt daarvan.

Na een kleine renovatie in mijn wooncomplex, wil de huisbaas eenmalig de kosten van het zemen van de nu wel erg vuile ramen op zich nemen. Het bedrijf met de beste offerte: Druiper B.V. uit Den Helder, mag de klus doen.
Dat Helderse bedrijfje heeft nog maar net  vier ramen gezeemd  of de buurtglazenwasser de heer Ladderszat  himself  trekt de stekker uit Druipers hoogwerker.
‘Koppie koffie, glazenwasser? Kom naar beneden. Opdrinken die koffie en oprotten. Je zit aan mijn brood, Druipert, dit is mijn wijk, uitslovert, met dat lullige hoogwerkertje van je.’
‘Krijg nou gauw de vliegende tering, man.  Ik maak je he-le-maal af. Stop die stekker nu meteen terug. Wacht , ik kom naar beneden!’ dreigt Druiper.
Ondertussen zijn drie stevig uit de kluiten gewassen zonen Ladderszat uit de imposante witte Mercedes gestapt.  Omstanders zien, dat een puistige jongenman, waarschijnlijk stagiair bij Druiper B.V., razendsnel de Volkswagen Bestel van Druiper instapt. Het is duidelijk wie hier qua fysiek geweld zal moeten afdruipen.
Zo gaat het er nu aan toe in de Rotterdamse glazenwasserswereld.
‘Woningbouwvereniging ‘De Huizelaar’ heeft me deze klus gegund. Wij hadden de beste offerte………………waarom hebben jullie dan nie……...’
‘Opgerot,’ zegt Ladderszat, ‘geen gelul over offertes. Dit hier is gewoon mijn buurt: de buurt van Koos Ladderszat! Ik en alléén ik zeemt hier, ja!!
Druiper pakt zijn mobile om de woningbouwvereniging te bellen.
Ladderszat pakt de mobile brutaal van Druiper af:
‘Bent ik duidelijk geweest of niet, Druiper? Haalt nu meteen die achterlijke hoogwerkert daar weg voor míjn ramen! Wat je verder met die Huizelaar afspreekt zal mijn een rotzorg wezen,’ zegt Koos en hij geeft Druiper zijn mobile terug.

Zo is ons, buurtbewoners, door bedrijf Ladderszat, een gratis zeembeurt door de neus geboord. Nu kunnen we natuurlijk als bewoners proberen van deze glazenwasser af te komen. We kunnen bijvoorbeeld een buurtvergadering houden met  agendapunt één  ‘de glazenwasser’. Maar…… eh, ja,  ik moet nu echt even héél ingetogen zijn. Sssssssst,  voorzichtigheid is geboden  met de glazenwasserij……………. het is een 'crimineel zooitje’, zo wordt gefluisterd Pas maar op!
Wie zal het zeggen? Waar rook is, is vuur, toch? Ik heb wel het vieze vermoeden, dat als op een buurtvergadering  ‘de glazenwasser’ geagendeerd is, de zaal akelig leeg zal blijven.  Maar we gaan hier toch zeker niet in het geniep over vergaderen, hè?

dinsdag 29 maart 2011

De flat

De flat (1)
Zij heeft  geen haast die ochtend. De wekker loopt af maar ze draait zich nog even om. Kwart over acht schrikt ze wakker. Over een kwartier moet ze op school zijn. Vader, moeder, broertje en zusje zijn de deur al uit. Geen tijd meer om te douchen. Eten, vlug aankleden en wegwezen dan haalt ze het net.
Schoon ondergoed ligt al klaar. Naast de zak met Mini Marsen. Ze trakteert. Twaalf is ze vandaag geworden. Die broek van gisteren kan ze niet meer aan. Chocolademelkvlekken. Voor het bloesje dat ze gisteren aan had, heeft ze geen bijpassende broek. Een ander bloesje dan ook maar. Snel neemt ze een paar slokken drinkontbijt. Pakt een banaan en twee mandarijnen van de fruitschaal.
Schriften, boeken, agenda de tas in. De Marsjes mee.  Jas aan. Wegwezen. O, make up tasje nog!
In de lift van de 11e naar de begane grond schrokt ze de banaan en de mandarijnen weg. De schillen gooit ze in de hoek van de lift. Rent het flatgebouw uit. Het is drie minuten voor half negen. Ze redt het net die ochtend.


De flat (2)
Hij heeft geen zin om op te staan als zijn vrouw om negen uur die ochtend de deur uit gaat. Hij draait zich nog eens om. Nog even een beetje wegdommelen Hij is niet zo lekker. Is al weer een paar maanden thuis. Stukje bij beetje verliest hij de structuur van zijn dag.
Als hij zijn bed uit komt is het half elf.
‘Veel te laat, eigenlijk,’denkt hij.
Pissen.
Boterhammetje, koffie maken.
Krantje halen.
Hij woont op de 15e etage. Moet vijf minuten wachten op de lift. In de hoek van de lift: banaan- en mandarijnenschillen.
‘Weer zo’n aso die de lift als vuilnisbak gebruikt,’ denkt hij.
De trage lift bereikt na drie minuten de begane grond. Naar de brievenbus om de krant te pakken. Ook die zooi reclameblaadjes. Zijn vrouw wil niet zo’n sticker op de brievenbus. Zij vindt reclameblaadjes leuk.
Hij kan de krantenkoppen nu niet lezen. Zijn lenzen heeft hij nog niet in. Terug naar de lift. Die staat er nog en de schillen liggen er ook nog. Hij pakt met reclameblaadjes de schillen op en frommelt het tot een prop.
‘Niet te geloven.’ mompelt hij.
Weer in zijn flatje, gooit hij de prop in zijn vuilnisbak. Doet zijn lenzen in. Nestelt zich met zijn krantje in zijn favoriete stoel, neemt een hap van zijn boterhammetje, een slokje koffie en leest de kop in de krant van vandaag:
‘Burgers moeten elkaar aanspreken op ongewenst gedrag.’
 'Wie van de honderd liftgebruikers spreek ik in Godsnaam aan voor dat fruitafval?'

In de loop van de avond wordt hij er door zijn vrouw op aangesproken, dat hij het nieuwe reclameblaadje van het Kruidvat nu al in een prop in de vuilnisbak heeft gegooid. Of hij dat maar nooit meer wil doen!

De flat (3)
Zij komt moe thuis. Een zware dag, veel vergaderingen; veel gezeur. Even de post pakken. Onder de serie van zeventig brievenbussen ligt een stapel achteloos gedumpt reclamemateriaal. Iemand, een van de buren, heeft zijn interessante post uit de brievenbus gehaald. De berg reclameblaadjes heeft de aso vervolgens uit zijn of haar handen laten vallen. Jezus wat een aso’s hier.
Is het nou zo moeilijk om dat in een container te gooien? Desnoods in je eigen vuilnisbak? Ze pakt de stapel op. Er zitten opengescheurde aanmaningen, sociale dienstbrieven tussen. Ze weet nu wie de dader is. Die gaat ze daar op aanspreken. Ze neemt de stapel mee om die boven in haar eigen papierbak te stoppen.

Stomme Polen


Tijdens een wandeling door het Oude Noorden repeteer ik de tekst voor de rol die ik in een toneelstuk ga spelen. Het stuk heeft de vage titel: ‘Luchtwortels’ en het gaat over ‘vrijheid en meningsuiting’. Wij, de spelers, hebben hebben het stuk zelf gemaakt. In mei spelen we voor publiek.


Het leren van de tekst gaat bij mij in stilte. Natuurlijk begin ik met lezen. Dan bij stukjes en beetjes (scènes) uit mijn hoofd leren. Dat doe ik terwijl ik in huis of op de tuin loop te ijsberen. 
Tijdens wandelingen of fietstochten smeed ik die scènes aaneen tot een geheel. Het toneelstuk bestaat uit vijf scènes en na tien fiets- of wandeltochten ken ik de hele tekst wel uit mijn hoofd. Daarna is het dagelijks bijhouden tot en met de laatste dag van de voorstelling.  

De vraag die bij de lezer zal opkomen is:
‘Waarom schrijf je dit nu allemaal in dit blog, Jee? Heb je  misschien het idee dat er lezers zijn die dit echt interessant vinden?’ 
Echt super interessant is dit natuurlijk allemaal niet maar dat is ook een beetje ‘des blogs’. Nu eens is een blog interessant, dan weer eens wat minder.  Bovendien: niemand is verplicht om een letter van dit blog te lezen, toch?.

Wanneer ik tijdens een wandeling of fietstocht mijn tekst 'in mezelf' repeteer, komt het wel eens voor, dat er ineens een stuk tekst hardop uit mijn hoofd vliegt.
Ergisteren nog fietste ik langs de Rotte. Mooi gebied, groen, rustig. Rijd langs een bejaard stel dat ontspannen langs het riviertje zit te recreeëren. Paps schenkt uit de thermoskan een lekker bakkie koffie in voor mams.
Uitgerekend op de plek waar die oudjes zitten, knal ik mijn tekst er uit.
‘ Nee!!! Trut dat je er bent! Niet alléén Joden!’
Uit mijn linker ooghoek zie ik dan nog net de tuinstoel van paps omver kieperen. De thermosfles, die hij van schrik loslaat, verdwijnt met een fraaie curve in de Rotte. 

Vanmorgen nog: schaterend van het lachen loop ik, met mijn handen diep in mijn zak, over de Noordsingel, langs een groep basisschoolleerlingen en ik roep luid over straat:
‘Hahaha. Jajajaja. Fout. Hartstikke Fout. Hahaha!!’ 
De kinderen zien er de lol wel van in; ze stoten elkaar lachend aan, zo van:
‘Die is gek.’
‘Doorlopen, jongens,’  zegt de onderwijzer tegen ‘zijn’  kinderen, ‘en sta die meneer niet zo stom aan te gapen! Kom, doorlopen!’

Op sommige teksten zijn de reacties wat heftiger. Kan ik me goed voorstellen!
Woedend zijn die Polen; de een zit op de bestuurdersplaats van de al wat oudere Mercedes: zijn maat zit op de achter bank. Allebei de portieren staan open. Ze zitten dwars op hun stoel. Benen bungelend buitenboord. Ze roken een behoorlijk lange sigaret met filter.
Mij ontglipt dan het bevel:
‘Aussteigen schmutzige Schweinhunde! Und schnell, ja!!’
Ik heb het nog niet gezegd of het is me duidelijk: deze Polen spreken erg goed Duits, zij zijn boos en heel sterk.
‘Ja, entschuldigung, meine Herrn,’ zeg ik, ‘aber Ich übne nur ein text für ein Schauspiel, wissen Sie…….’ toen draaide de grootste van de twee Polen mijn arm nog net iets steviger om. Uiteindelijk geloofden ze mijn verhaal wel; dat ze het niet persoonlijk moesten opvatten. Alles bij elkaar kostten die stomme Polen me wel mooi een uur van mijn tijd  èn een krat bier.

maandag 28 maart 2011

My Face Tomorrow


Eindelijk is  het dan zover. Na weken van voor mij ongeduldig wachten; slecht slapen; iets te veel eten en vooral veel te veel drinken (citroen thee), presenteert  de band Face Tomorrow op zaterdag 26 maart 2011 in het Rotterdamse rock-café Rotown zijn nieuwe cd getiteld: Face Tomorrow.  

Ik hoor nu het openingsnummer ‘All the way’. Fraai. Goed gezongen. Goede zanger met een authentieke podiumact. Die drummer is ook niks mis mee.

In mijn enthousiasme slaag ik erin om een stel kennissen nieuwsgierig te maken. Ze willen het ook gaan meemaken de 26e maart. Eind februari hoor ik,  één maand voor het concert: het is uitverkocht.  Ik weet absoluut zeker dat ik nog veel meer mensen naar die release-party had kunnen krijgen maar nu het volle bak is stop ik maar met werven. Voor alle zekerheid kijk ik nog even via de internet-side van Rotown maar daar staat  ook onverbiddelijk:
Face Tomorrow:         zaterdag 26 maart 2011       21.30 uur        UITVERKOCHT

‘Enlighten me’……..mooi intro…. dit is voor mij de onbetwiste topper van deze cd. Muziek doet  me sterk  denken aan  een van mijn favoriete bands:  Fisher- Z .

Niet dat er straks duizenden in Rotown zullen zijn, dat nou ook weer niet. Met vijfhonderd is die zaak gewoon meer dan vol. En dat is al geweldig! Zeker na een voor deze band wat rustigere periode is dit zo een prima come back. Leuk voor Face Tomorrow maar niet voor mij. Nu moet ik die lui, die ik heb warm gemaakt voor dat optreden weer gaan afzeggen. Sterker: ik ben zelf nog niet eens zeker van een toegangskaartje.

Hé, luister ik echt nog steeds naar de cd ‘Face Tomorrow’? Vrijwel alles klinkt hard en meedogenloos en dan deze fijngevoelige ‘singersongwritersong’.
Dit  is  zó mooi! Kippenvel! ‘Snakes en ladders’. …… juweetjel.

Pas een week voor de release party weet ik het zeker. Ik ben er ook bij die 26e maart. Er is zelfs nog een kaartje voor mijn geliefde echtgenote. Dat de kaarten tien euro kosten maakt me niks uit. Ik zou het driedubbele betalen.

Een niet te versmaden instrumentaal nummer ‘Dead end’. Rustpunt te midden van de overige stevige pop van Face Tomorrow. De gitaristen even alle aandacht. 

Het concert die avond is echt he-le-maal te gek. Wat een energie gooien die gasten de bomvolle zaal in! Met de energie die ik nu in me lijf heb, hoef ik een paar dagen geen eten; misschien af en toe wat drinken. Om me heen staan fans: ze kennen sommige songteksten uit hun hoofd en 'brullen' ze mee! Er wordt geschreeuwd en gesprongen. Gebalde vuisten worden de lucht in gestoken.
Ben er een gewoon beetje hypomaan van! Hoog tijd voor de pillen. Koop snel nog de cd, die de heren van Face Tomorrow signeren.  Uit die cd knettert de energie weliswaar een stuk minder dan uit de live-act maar hij is wel duizendmaal fraaier ‘qua musique‘.  Op de cd  beluister ik de verfijnde, geraffineerde nuances in percussie en gitaarwerk, die in Rotown verloren gingen.

De cover is leuk, origineel. Weet nu ook wie wie is in de band, want  tijdens het optreden zijn ze niet voorgesteld. Misschien is dat ook niet gebruikelijk bij een release-party. De meeste aanwezigen kennen de bandleden natuurlijk al lang.
Grappig ook de songtitels in kingsize letters op de cover . Minder is dat deze songtitels niet op de cd zelf staan: bij het afspelen zie ik alleen dat ik luister naar nummer een of nummer acht; de titel van die song wordt dus niet getoond.

Maar.......en........wat een grandioze release-party. De ambiance was spannend, wervelend en opwindend. Heel Rotown ging uit zijn dak bij deze Face Tomorrow-tsunami met uitsluitend winnaars!   




zaterdag 26 maart 2011

Werkbeurt

Alle leden moeten elk 20 uur per jaar werken voor tuinvereniging ‘De Stijve Hark’. In feite komt dat neer op één zaterdag per maand een werkbeurt van drie uurtjes.  Vandaag is de eerste werkbeurt van het tuinseizoen 2011-1012.
Dit is mijn elfde jaar als ‘stijve hark’-lid. Tot en met vorig jaar werkte ik in de winkel. Eens in de drie weken van één tot drie uur. Nou ja werken…. druk is het er zelden. Het eerste kwartiertje worden er veel butagasflessen verkocht en verder heeft de winkelier wat werk aan de verkoop van tuin- en  potaarde. Voor de rest is het die twee uurtjes uitzitten en wat lezen.  In de onderste la links van het winkelbureau ligt al die jaren al kek dezelfde stapel pornoboekjes. Dus van verveling hoeft daar absoluut geen sprake te zijn.

Vorig jaar was mijn laatste winkeljaar. Werken van een tot drie uur betekende domweg dat je geen klote meer hebt aan je zaterdag. En aangezien die werkbeurten van tien tot één zijn, dan zou ik na enen tenminste nog wat anders dan 'tuin' kunnen plannen.
Dit  jaar wordt het dus één keer per maand klussen op het tuincomplex. Mijn eerste klus is  het ontstoppen van de regenwaterafvoer van diverse verenigingsgebouwtjes op het complex: het toilethok, de kantine, het grote gereedschapshok, de werkplaats, de winkel en nog zo’n stel. Die moet ik zien te klaren met ex-loodgieter Everett. Een Crooswijker met een Engelse voornaam (hij heeft een Engelse moeder) en een puur Nederlandse achternaam: Everett van Duyn. Zijn meest opvallende uiterlijke kenmerken: tamelijk klein, een groot (ja, een  werkelijk héél groot) kaal hoofd, ravenzwarte baard, een gigantisch overgewicht 170 kilo op een lengte van 1.70. en een buik waar een drieling zich in een subtropisch zwemparadijs zou wanen. Hij rookt zware Van Nelle en draagt  smoezelige kleding. 

Achteraf heb ik het nog niet zo slecht met hem getroffen als maatje. Hij weet alles van het vak als loodgieter in de vut.  Hij is echter ook wereldkampioen ‘de kantjes er van af lopen’. Jammer, zowel voor mij als de vereniging. Hij heeft niet alleen geen zín in de werkbeurt; hij is er ook absoluut niet toe in staat met zijn logge lijf. Na vier stappen is hij buiten adem en na één keer bukken verrekt hij van de pijn aan zijn rug.
‘Ik zit te veel,’ zegt hij. ‘ Ik kom ‘s morgens mijn bed uit en daarna zit ik eigenlijk maar te zitten de hele dag.’

De regenwaterafvoer van de toilet- annex doucheruimte  is verstopt. Everett zet de ladder tegen de dakgoot aan en zegt tegen mij, dat ik de ladder tegen moet houden. Ik hoop dat hij zelf zijn evenwicht weet te houden op die ladder, want dat laddertje kan ik nog wel hebben. maar als hij plettert overleef ik het niet. Hijzelf hoogstwaarschijnlijk ook niet.
Van bovenaf de ladder vraagt hij mij een schroevendraaier te gaan halen. Daarmee prikt hij wat gebladerte weg in de regenafvoerpijp, zodat het water weer door kan lopen. Everett zak traag de ladder af. Ik zie als hij de ladder afdaalt op zijn spijkerbroek, ter hoogte van zijn bilspleet c.q. anus, een opgedroogde plek van een stevige natte scheet. Hij heeft waarschijnlijk niemand die even kijkt hoe hij er uit ziet voor hij de deur uit gaat.
Als Everett beneden is vraagt hij of ik alle blaadjes even van het dak wil vegen. Hetgeen betekent dat ik een bezem moet halen, de ladder bestijgen en het dak schoon vegen. Twintig minuten werk hebben we er aan gehad. Voor een werkbeurt staat drie uren. Everett was na die twintig minuten al compleet uitgeteld. Hij vindt dat we al weer genoeg gedaan voor vandaag. Volgende keer weer een ander gebouwtje.
‘Als je te hard werkt, stoppen ze je hier steeds voller met werk,’ is het standpunt van Everett.

Het is dan nog geen elf uur in de ochtend, als we op Everett zijn terrasje zitten. Hij vraagt me of ik trek heb in een pilsje.
‘Nou en of!’ zeg ik, ‘laat ik ook eens een pilsje nemen in de vroege ochtenduren.’ Normaal drink ik altijd alleen ‘s avonds na tienen twee of drie  pilsjes. Tegen één uur, de eindtijd van deze werkbeurt, hebben Everett en ik er samen tien blikjes Jupiler bier doorheen gejaagd. Bijzonder ervaring ‘ochtend drinken’. Ik ga tuinieren daarna toch allemaal wat meer relativeren: molshopen, mieren, onkruid, luizen, groene aanslag, hoog gras en een veel te hoge heg het  interesseert me dan allemaal he-le-maal geen reet meer, gek hè maar eigenlijk ook wel grappig! Ga ik vast meer doen. Misschien is het een idee om, over de hele dag verdeeld,  te beginnen bij het wakker worden, een heel kratje weg drinken.

vrijdag 25 maart 2011

Onder curatele?

Wederom heeft Ton zijn hele hebben en houden vergokt. De klootzak. Eén vriendin, drie huurhuizen, vier auto’s en twee banen heeft meneer al eens eerder verspeeld aan de one-armed-bandit. Op de dag dat zijn huisbaas zijn huis ontruimt, eind december, is hij met zijn zwager vrolijk naar België getogen om vuurwerk te kopen. Op dat moment weet niemand uit zijn omgeving hoe Ton er voor staat. Hij is een meester in het doen alsof alles onder controle is. Altijd vrolijk; altijd geintjes maken en ondertussen in de diepste ellende zitten.  Altijd gaat het goed met hem, want, zegt hij: ‘Met slechte mensen gaat het altijd goed.’
' ik ben nu al weer dik een jaar aan het gokken' zegt Ton  'en eigenlijk ben ik  al lang blut maar als ik mijn maandloon krijg kan ik weer even ‘spelen’ en soms heb ik dan een beetje geluk….en kan ik het weer wat langer uitzingen. Het aan elkaar knopen van de touwtjes lukt de laatste weken niet meer. Mijn huur betaal ik al zeven maanden niet meer. Mijn gas en licht is al acht maanden terug afgesloten. Ik bekijk de laatste weken mijn post ook niet meer. Allemaal schuldeisers en betalen kan ik toch niet. Logisch dat eind december mijn huisbaas mijn huis ontruimt als  ik maandenlang geen huur betaal en op aanmaningen nooit reageer.’
Sinds de ontruiming van zijn huis is Ton zijn paspoort kwijt. Zit in een van de weggehaalde kasten. De deurwaarder zegt Ton dat hij in de loods, waar al zijn spullen staan opgeslagen, mag gaan zoeken naar zijn paspoort. Kost hem wel 600 euro. Kan hij, me dunkt,  beter een nieuwe pas kopen.

Ik ben er niet echt trots maar dit keer ben ik hard naar Ton. Ik neem hem niet in huis. Twee keer eerder speelde hij zich blut, niet zo rigoureus als nu, dat niet, maar toen heb ik hem weer helpen opkrabbelen. Nu niet, nu moet hij maar eens goed voelen wat de consequenties zijn van zijn geklootzak. Ik denk dat ik hem zo beter help. Kopje koffie, prakkie mee eten, avondje tv kijken okee; kom gerust Ton maar daarna: ga weer. Dat vindt  Ton zelf ook. Hij verdient ook niet beter vindt hij zelf.
Hij slaapt, als enige gokverslaafde, tussen alcoholisten en junks  bij de crisisopvang van de verslavingskliniek. Hij maakt daar mee dat de stuff met een (letterlijk ) lijntje  vanuit de bossages rond het gebouwtje naar binnen wordt gehengeld.  Hij mag daar niet langer dan een week blijven. Hij zegt me dat hij gestoord wordt van die alcoholisten en junks.
 ‘Goed zo,’ denk ik.
Bij ‘Loof de Heer’ mag hij ook komen slapen. Ton heeft het daar ook al slecht naar zijn zin. Bezoekers komen daar volgens Ton niet om te slapen maar om ruzie te maken met elkaar en spulletjes van elkaar te jatten. Er zijn daar volgens Ton wel kluisjes maar voor alle kluisjes is er maar  één sleuteltje. Twee nachten brengt hij daar door. Twee slapeloze nachten.  
Bas, een vriend van Ton, een alcoholist, biedt hem onderdak maar eigenlijk zoekt Bas een zuipmaatje en daar wil Ton zich niet voor lenen. Bij zijn zus kan Ton alleen terecht als hij echt helemaal niks anders kan vinden. Zij wil namelijk niet dat hij op straat slaapt.

Bij alle reguliere hulpinstanties loopt Ton simpelweg stuk, omdat hij geen paspoort heeft. Hij wordt gewoon niet in behandeling genomen. Wat dat betreft strijk ik dan maar over mijn hart en leen ik hem geld om een pas te laten maken of liever gezegd:  ik ga met hem mee en betaal de kosten.  Want ik zie hem er gerust voor aan, dat hij die honderd euro die ik hem dan zou meegeven, vlug, vlug, vlug nog even zou vergokken.
Met dat paspoort heeft Ton na ruim zes weken een hulpverlener en kan hij de hulp gaan zoeken die hij wil. Bij de Stichting ’de Pijl’ in Gouda denkt hij de hulp te kunnen krijgen die hij wil. Onderdak, therapie en bezigheid. Hij kan er 31 maart komen. Ze zijn erg streng daar.
Hij mag onder andere niet roken; helemaal niet, binnen niet en  buiten niet. Zal niet meevallen: hij rookt nu nog twee pakjes shag per week. Als ze merken dat je toch rookt is het: wegwezen. Zo hard is het met álle regeltjes; als die overtreden worden is het einde verblijf; einde behandeling.
De eerste drie weken mag hij  helemaal geen contact  met de buitenwacht. Misschien dat het ze lukken gaat daar bij ‘de Pijl’. Ton zegt zelf dat hij nooit meer wil gokken. Maar dàt heb ik hem al zó vaak horen zeggen.  Hij heeft deze keer zèlfs ook gezegd dat hij onder curatele geplaatst wil worden. Want zoals nù wil hij nooit meer door het leven banjeren. Vol goede voornemens zegt hij:
‘Dan moet ik maar proberen te leven van 100 euro per maand. Van wat ik dan van mijn loon overhoud, betaal ik dan mijn vaste lasten en mijn schuldeisers.’ Zó heb ik hem nog nooit horen praten. Dus wie weet.



*) Ook over Ton: blog ‘nummer dertien’ d.d. 06-09-2009  

donderdag 24 maart 2011

Schoenshoppen

Schoenen kopen doe ik altijd met Lara. Dat scheelt een hoop getob. Een week van te voren bel ik Lara. Dat het weer zo ver is. Leuke meid, Lara, niet mooi. Hoeft ook niet. Ze is  scheel  (links) en haar linkerbeen is iets te kort.  Belangrijk: ze is aardig en behulpzaam. Probeer als oude man maar eens iemand te vinden, die schoenen met je wil gaan kopen. Zij doet dat nu twintig jaar: al zeker veertig paar schoenen. Lara en ik ontmoetten elkaar als tieners in  de Pipo de Clownkerk, we deden daar de beginnerscursus ‘sapperdeflap in de bijbel'. Lara is nog steeds zwaar christelijk maar gek genoeg ook nog leuk.
‘Je schoenen vallen zeker weer spontaan van je voeten, Jee?’ vraagt Lara dan meestal gelijk, want eigenlijk bel ik haar alleen voor mijn schoenen. Een à twee keer per jaar.  
‘Ja,Lara, ik zie mijn tenen al weer door mijn schoenen heen.’  

Schoenen kopen betekent bij ons: op een willekeurige doordeweekse middag, afwisselend in een stel schoenenwinkels en kroegjes in de Rotterdamse binnenstad rondhangen.
‘Kan ik u misschien helpen, mevrouw, meneer, zegt de verkoper van de Schoenendwerg.’
‘Nee, we kijken liever eerst wat rond. We geven wel een seintje als we een keuze hebben gemaakt!’’
Gemeen!! Want we willen  he-le-maal niks kopen. We willen alleen maar een beetje rotzooi trappen: tientallen schoenen uit dozen halen, passen, opzij zetten en dan een berg troep daar  achterlaten:
‘Sorry,’ zeg ik dan tegen de schoenendwerg, ‘we hebben helaas nog geen keus kunnen maken maar heeft u misschien een potje zwarte schoensmeer voor me?’
‘Jeetje mina Jee, je had trouwens wel even een paar schone sokken mogen aantrekken, vandaag. Wat een graflucht!’

Zowel Lara als ik lusten wel een drankje. Ik sla op zo’n middag wel een paar pilsjes achterover en Lara drinkt zeker een fles rode Bordeaux weg. Dat is voor ons een van de charmes van ‘ons schoenen kopen’.
Lara probeert me over te halen rode laarzen te kopen. Ze herinnert zich dat we eens zo’n leuk paar rode laarzen kochten.
‘Wat stonden die je goed,’ zegt ze, ‘bordeauxrode laarzen. Met een hoge, brede hak. Als je daar dan een strak spijkerbroekje  bij aan had, Jee,  en ik zag je zo bezig, kon ik het echt niet helpen: dan liep ik gewoon te soppen. Dat durf ik nú wel te zeggen.’  
Ik wist werkelijk niet wat ik hoorde, uit Lara’s mond nog wel!
‘’Want, weet je,' zegt Lara, 'door die hoge hakken kwam die fiere bobbel van je in  dat strakke broekje zó prachtig uit. Ook je kontje trouwens. Maar ja, Jee die tijd is geweest.’ 
‘Hoe bedoel je, Lara?’
‘Nou ja,  Jee,  je  zal zelf ook moeten weten dat je geen  jonge meid meer bent. Je bent zestig en dat ziet er echt anders uit dan dertig!’
‘Wat bedoel je dan, Lara?’
‘Nou, om maar eens wat te noemen: hoe je ook je best doet met laarsjes of strakke broeken, dat kontje en die fiere bobbel zien we echt nooit meer terug, Jee. Dan heb ik het nog niet eens over je bijna kale, grijze gerimpelde koppie.’
‘Ja, okee, zo kan die wel weer even, Lara.’
‘Je vraagt er zelf om, Jee.’
Aaiaaiaaiaai, dat komt wel even aan, zeg.   
‘Jij bent toch ook onderhand wel een jaar of vijfenvijftig, Lara?’ Ik moet haar toch een klein beetje terugpakken.
‘Nee, pestkop! Ik ben pas vierenveertig en dat weet je best. Als je trouwens die schoentjes liever alleen gaat scoren, moet je zo doorgaan.’
Lara is nou echt iemand voor wie geldt, dat ze er in de loop van de tijd noch knapper noch lelijker op zal worden. Ook zal ze waarschijnlijk altijd even aardig zal blijven.

Bristol is zoals gewoonlijk ons eindstation. Daar kopen we, zonder dat we lastig gevallen worden door opdringerige en betweterige verkopers, een paar prachtige zwarte laarzen. Met 40% kassakorting (20 euro) en met een hakje, niet zo gek hoog maar toch een klein beetje hoger dan anders. 
Omdat mijn oude schoenen zowat uit elkaar vallen, doe ik meteen de nieuwe laarzen aan. We drinken nog wat in een kroeg vlak bij Bristol.  Nancy Sinatra komt in de kroeg uit de speakers met haar oude hit:
        'these boots are made for walking'  
        and that just what 'll do, 
        one of these days these boot are gonna walk all over you.'
Over wie zou Nancy nu heen willen lopen met haar laarzen? Het zal wel een vervelend mensje zijn. Voor mij zouden dat vervelende mannetjes als Wilders  of  Sörensen zijn

Nog even wat eten bij Kentucky Fried Chicken en gaan daarna naar een film bij Pathé: ‘Like father, like son’ met mannen, die zich als vrouwen vermommen. Lachen, hoor!

woensdag 23 maart 2011

Zwaanshals

Familie, vrienden en kennissen vinden het maar niks, dat ik, in 1970 van plan ben om in het Oude Noorden te gaan wonen. Die wijk staat  bekend als wijk waar nogal wat boeren, a socialen en arbeiders wonen. Het kan er nogal eens ruig aan toe gaan.
Mijn vriendin Carola en ik hadden in die wijk een huisje ‘onder de huurwaarde’ op het oog. Als we het eens zouden worden over de overname (1500 gulden)  met de  daar toen woonachtige huurders, zouden we Zwaanshals 220a, 2 hoog vòòr kunnen huren;  voor 13 gulden per week. De huisbaas heeft echter nog één voorwaarde: Carola en ik moeten zo spoedig mogelijk trouwen! Huisbaas Arie duldt geen hokkers in zijn pand.
 Carola en ik zijn zo volgzaam om aan die voorwaarde te voldoen. Binnen het halfjaar trouwen we. Niet dat we er rouwig om zijn: we zijn dolgelukkig met elkaar maar we hebben het dan nog nooit eerder over trouwen gehad.

‘Oude Noorden is toch he-le-maal geen wijk voor  intellectuele, artistieke types zoals jullie,’ klinkt het in onze omgeving. Zelf beschouwen we ons allerminst als artistiekelingen.  Hoewel onze ‘outlook’ wel wat anders is dan die van de gemiddelde Oude Noordeling. Wij kleden ons meer als hippy’s maar in ons hart voelen we ons één met de wijkbewoners.
We kennen de wijk nog wel niet goed maar we weten niet beter dan dat het Oude Noorden een arbeiderswijk is. Duidelijk wat minder sjiek dan het poenerige Hillegersberg, de wijk waar mijn vrouw vandaan komt. Ik zelf kom van IJsselmonde, waar van alles door elkaar woont. Vooral voor Carola is het hele een overgang maar zij voelt zich van meet af aan meer thuis in het Oude Noorden dan in haar ‘oude rijke pikkenbuurt’.

Het Zwaanshals is dan nog een florerende winkelstraat. Binnen 100 meter van onze voordeur zitten drie slagerijen, drie bakkerswinkels, twee groenteboeren, vijf kroegen, een politiebureau, een boekenwinkeltje, een autospuiter (mijn huisbaas), een dansschool en een sigarenmagazijn.

Gerard en Theo, zestigers, de mannen, van de sigarenwinkel, vormen een even onafscheidelijk als onvergetelijk duo. Gerard is de eigenaar van de zaak, Theo zijn trouwe,  minder pientere hulp. Gerard is rijk, slim en  zwaar lichamelijk  gehandicapt. Hij heeft benen noch armen; wel een hoofd; kijkt pienter uit zijn oogjes. Op zijn hoofd draagt hij een geruite pet en uit zijn mond steekt altijd een al dan niet brandende sigaar. Theo zijn taak is het om zo af en toe de as van Gerards sigaar in de asbak of op straat te pinken en als de sigaar op is, deze bijtijds uit de mond van zijn baas te halen.  
Gerard zit in een rolstoel. Vanaf zijn schouders tot op de voetensteun, bedekt een deken zijn lijf.  Op de plek waar normaal gesproken Gerards schoot zou zitten, staat nu de winkelkassa. Bij elke verkoop zegt Gerard met zijn blikken, onnatuurlijke stemgeluid het bedrag dat Theo met de klant moet afrekenen. Hij rekent ook uit voor Theo hoeveel wisselgeld hij mag pakken uit de kas om aan de klant terug te geven.   
Door zijn jarenlange trouwe hulp aan Gerard en met name door het toch zeker al 35 jaar lang duwen van die rolstoel is Theo enigszins vervormd. Zijn bovenlichaam vormt met zijn onderlichaam zowel mèt als zonder rolstoel, een hoek van  negentig graden.
Beide heren zijn nog tragisch aan hun eind gekomen. Gerard  door een brute roofoverval. Op vijftig meter van de sigarenwinkel winkel en nog geen honderd meter van hun huis wordt hij gewurgd met het koord waarmee de kassa om zijn nek zit. Die arme Theo kan helemaal niks uitrichten. 
Zonder Gerard is voor hem het leven zinloos. Hij komt nog geen half jaartje later in het naburige Verzorgingshuis ‘Stoppenein’ om het leven. Over de precieze omstandigheden van zijn overlijden is nooit iets naar buiten gebracht. 


dinsdag 22 maart 2011

PAS OVER DRIE WEKEN.

Het toekomstperspectief van Karin en Jef  is van de ene op de andere dag behoorlijk veranderd. Karin gaat met haar man Jef naar het ziekenhuis, eigenlijk gewoon voor een controlebezoekje maar omdat ze de laatste tijd wat last heeft van wat pijnlijke plekjes op haar linkerborst meldt ze het maar. De rechterborst is rond en gezond. De  arts voelt al meteen, dat de pijntjes waarmee Karin binnenkwam, geen kwaad kunnen.
Op foto’s van de linkerborst zijn echter andere  vlekjes te zien, die best wel eens kwaadaardig zouden kunnen. Ze neemt wat stukjes huid af voor de kweek. Over een paar dagen , na het weekend, mogen Karin en Jef terug komen voor de uitslag.

Het blijkt dat het voor Karin goed mis is: borstkanker op links met uitzaaiingen naar de lymfeklieren.  Dreun! Allerlei zaken passeren dan de revue. In eerste instantie termen van de arts: borstbesparende operatie, chemokuur, bestralen enz.  Karin  en Jef, moeten zich daar maar eens goed in verdiepen. Ze krijgen daartoe ook een pakketje folders mee. Kiezen voor een bepaalde behandeling kunnen ze nu nog niet want in het ziekenhuis weten ze ook nog niet precies wat het beste is  voor Karin.  

Jef heeft meteen al zo zijn bedenkingen:
‘Waarom moet dat godverdomme allemaal zo lang duren? Drie weken. Drie weken waarin het ‘kwaad’ zich onbelemmerd kan uitzaaien. Zou Maxima als ze hetzelfde had ook zo lang moeten wachten op de werkelijke behandeling? Karin, Jef maar ook de artsen hebben nog geen flauw idee van wat de beste aanpak is.  Jef kan nu wel roepen, dat ze gegarandeerd eerder aan de beurt zouden komen ‘als ze maar geld op tafel zouden leggen’  maar zo’n kreet kan hij absoluut niet hard maken.  

Wat Karin en Jef wel gelijk doen, is bij mensen langsgaan, die zoiets al eens hebben meegemaakt; kort of lang geleden. Elke situatie is natuurlijk weer anders maar het is goed om kennis te nemen van de ervaringen van hen die er goed uit zijn gekomen.
Karin heeft contact gezocht met een vriendin van haar koor. Kort geleden is zij voor hetzelfde behandeld en ze functioneert nu weer prima: ze zingt nu ook al weer uit volle borst mee! 
Een  inmiddels hoogbejaarde tante van Karin is ruim vijftien jaar geleden behandeld aan de borstkanker links met uitzaaiingen naar de lymfeklieren. Ruim vijftien jaar geleden! De dame is nu achtentachtig en nog bijzonder monter.   Doemscenario’s zijn dus niet bij voorbaat noodzakelijk!

Nogal wat zaken zullen anders dan anders gaan. Karin heeft een baan. Ze is nooit de kleinzerigste geweest; eerder gaat ze door haar grenzen heen, dan dat ze zich snel ziek meldt. Straks kàn ze niet anders dan zich ziek melden. Hoelang? Een, twee, drie maanden? Een half jaar? En…..hoe 
gaat ze terugkomen? Slechter dan nu ? Hoeft  natuurlijk niét persé…. 
Karin en Jef hebben eind vorig jaar al een  tien-daagse fietsvakantie in Frankrijk gepland: ’Fietsen langs de Loire’ voor straks, eind april. Moet die vakantie geannuleerd worden?
Jef heeft geen rijbewijs en Karin, zijn vaste chauffeur, is een flinke tijd uitgeschakeld.
Kunnen ze dan nog wel naar hun zomerhuisje in Chaam (NB) waar ze normaal gesproken van maart tot en met september overzomeren. Karin zal zeker voor controles en (na)behandelingen  regelmatig in het ziekenhuis moeten zijn. 
Hoe dat allemaal zal gaan???
Jef slaat zijn armen om Karin heen en zegt, met omfloerste ogen: ‘Het is vreselijk klote, Karin, het moet blijkbaar zo zijn maar mijn gevoel zegt me, dat wij hier samen stèrker uit gaan komen.’ 

Ratelende fietser

De hele komende week wordt het mooi en droog weer; tamelijk windstil. Is er beter fietsweer? Ik besluit, na de weerman te hebben aangehoord, om op maandag 21 maart de wielerklassieker Rotterdam – Hoek van Holland - Rotterdam  te gaan rijden. In mijn eentje, zoals gewoonlijk. Dat doe ik het liefst eigenlijk…..geen  gezeik als ‘rij es beetje door hé’ of ‘kan het niet wat rustiger’. En dan is daar plots een mail in mijn boxje  van ex-collega Petra.
‘Mag ik met je mee?, vraagt ze, ‘als je van de week nog gaat fietsen?’  
‘Nee, hè,’ denk ik, dus mail  ik haar: ‘Ja, leuk! 
Geef haar mijn plan voor de maandag door. Die maandag zitten we om tien over tien op de fiets. Ik ben natuurlijk, zoals altijd, een paar  minuten te laat maar Petra vindt dat geen enkele probleem.

We fietsen over de Westzeedijk, via de Schiedamse wijk ‘de Gorzen’ naar Vlaardingen en  daar zo snel mogelijk naar het prachtige fietspad langs de Nieuwe Waterweg: één rechte weg naar Hoek van Holland.
Nog geen maand geleden gaf ik in het Rotterdamse deel van deze fietstocht de Argentijnse Juliëta (*) een lesje Rotterdams voor beginners. Nu mag ik Petra, die nog maar kort in Rotterdam woont, het een en ander vertellen over onze mooi stad. Bij Juliëta was de grote handicap, dat ik het in Engels moest doen. Haar moedertaal Spaans spreek ik he-le-maal niet. Dáár heb ik bij Petra dus geen last van. Een geslaagd  Rotterdamse woordgrapje gaat over het (oude) belastingkantoor, dat gevestigd is in de Puntegaalstraat. Julietta zou er niets van begrijpen als ik zou zeggen dat de Rotterdammers dat het belastingkantoor in de Pluk-je-kaal-straat staat. Petra schiet in de lach. De poging zoiets te vertalen in het Engels, resulteert ongetwijfeld in een aardig cabaretnummer.

Petra wordt, net als Juliëta destijds, helemaal lyrisch als ze, en dan nog wel van een flinke afstand, Rotterdams toeristische attractie nummer, één Delfshaven ziet liggen. Het haventje, met oude schepen, de kades met oude, keurig gerestaureerde gevels.
‘Ja, zegt Petra, ik heb gehoord dat er zo veel leuke winkeltjes zijn in Delfshaven.’
Ik zeg haar dat er nauwelijks geen leuke winkeltjes zijn: wel leuke vreettentjes, de historische Pilgrimfatherskerk met het fraai klinkende carillon, het museumpje genaamd ‘Dubbelde Palmboom en niet te vergeten de de 18e eeuwse gerestaureerde molen ‘de Klapwiek.’  
Bij die molen heb ik zelf nog enige tijd als vrijwilliger gewerkt. Erg leuk werk. Ik haal er nog steeds het kilootje volkorenmeel voor het zuurdesembroodje dat ik wekelijks bak.
‘Waarom werk je er dan niet meer?’ vraagt Petra.
‘De molenaar halveert plotsklaps, zonder dat hij het er ooit met me over heeft gehad,  de vrijwilligersvergoeding. Die was altijd een kilootje meel per week. Hij zegt dat hij mensen zat kan krijgen voor dat werk. Voor een pondje, een half pondje of nòg minder meel. Zelfs zijn er die geld mee willen nemen om vrijwilliger te mogen zijn in de molen. En eigenlijk alleen maar omdat die zo mooi is! Tsja……..'Die mooie molen.'
Ach ja, als de zaken er zo voor staan, dan stop ik er maar mee. Gaat hij toch lekker met die lui in zee. Voor mij hoeft het niet meer. 
Het meel is daar echter van puike kwaliteit en niet zo duur; dus kom ik  nog altijd in de molen voor de ingredieënten van mijn broodjes.

Met dit weer is fietsen volop genieten, toch? Over vrijwel alle leuke plaatsen waar we langs fietsen in het Rotterdamse weet ik Petra wel wat te vertellen.
‘Want o,o,o,o,o wat weet ik toch vreselijk veel!!’
Over  de moeilijke wijk Schiemond, waar ik bijna tien jaar naast woonde. Over de prachtige monumenten Diepenveen (1929) en het HAKA-gebouw (1914),  Petra vindt het schitterend. Over de wijk Spangen en mijn lagere school: de Sint Nicolaasschool. Over mijn favoriete voetbalclub Sparta en  Schiedam, de stad waar ik geboren ben,  de Schiedamse scheepswerf Gusto en de mooie Liduinakerk  in Schiedam, genoemd naar Liduina die haar heup…’
‘Sorry hoor Jee,’ onderbreekt Petra mijn verhaal abrupt, ja, eh, sorry dat ik je onderbreek Jee, ik word nu toch wel een heel klein beetje moe van je onophoudelijke geratel.  Ik wil graag veel zien van en horen over Rotterdam maar niet allemaal in een half uurtje. Begrijp je wat ik bedoel, Jee?'
‘Nou en of ik dat begrijp, Petra!’  Vanaf Vlaardingen hebben we een stilte-fietstocht.  Over het mooie fietspad langs de Nieuwe Waterweg richting Hoek van Holland.  Na aankomst in Hoek van Holland luisteren we nog even naar het ruisen van de Noordzee, het krijsen van de meeuwen en een laag overvliegende traumaheli, die hier nu helemaal niks te zoeken heeft.   
Deze eerste lentedag kan, nu, om half twee in de middag, niet meer stuk. Het wordt zelfs nog leuker voor mij als Petra zegt dat ze met de trein terug gaat. 
Dan kan ik lekker in mijn eigen tempo, met een lekker windje mee, terug naar huis racen. Petra mailt me om kwart voor vier dat ze al thuis is. Kijk, dat soort dingen wil ik eigenlijk helemaal niet weten, hè, temeer daar ik nog ruim een uur te gaan heb. Grrrrrr.




(*) zie blog van 24-1-2011: Julliëta en de tickets.
    en  zie blog van 16-2-2011: Muts af!

zondag 20 maart 2011

De gescheurde acantus.

Ik ben druk in de weer op mijn volkstuin. Verdorde blaadjes en takjes van vorig jaar aan  het opruimen. Verwijder nu ook maar gelijk de al weer snel opkomende onkruid-ellendelingen, zoals heermoes en zevenblad. Ook voor de als een razende woekerende wilde aardbeiplant ben ik onvermurwbaar.
Daar komt buurvrouw Imelda aangefietst. Ze is laat. Bij vieren al.
‘Hallooooo Jeeeeeee, ooooooh, gottegottegot, kijk die Jeetje toch weer eens uitdagend met zijn kontje omhoog staan. Hahaha..grapje. 

Ik zeg haar dat ik mijn Acantus (een plant) in tweeën heb gescheurd. Een helft heb ik in haar tuin gezet. Op een schaduwplekje. De andere helft van die acantus heb ik weer gauw terug geplant  in mijn tuin.
‘O, nou da's lief van je, Jee, die gaat zo gelijk de grond in,’ zegt ze.
Ik wil weer eens wat gaan, doen maar Imelda is overduidelijk nog niet uitgesproken.

‘Lekker weer hè, Jee, zo in de zon, vind je ook niet? Lijkt toch net een beetje zomer.  Het is gewoon warm, kan je haast wel zeggen. Van dat kleine stukje fietsen, van huis naar hier, hooguit een kwartiertje, toch, meer niet,  ben ik me toch bezweet. Het kan ook de overgang wel zijn, want voor die tijd had ik nooit ergens last van. Tenminste niet in deze tijd van het jaar. Misschien ben ik wel wat te warm gekleed,’ ratelt ze onverdroten door, ’maar  ik kan kwalijk vandaag in een zomerjurkje gaan lopen. Het is ook zo’n rare overgang.Vandaag is het zalig weer en eergisteren was het  mistig, koel,druilerig, regenachtig en dan zit ik, echt waar, met een winterjas op de fiets,  handschoenen aan en muts op. Belachelijk eigenlijk toch? Het is zo verraderlijk dit weertype in deze tijd van het jaar. Ik zie de blauwe lucht, de zon. Voel de warmte achter glas. Dan denkt ik bij me eigen: Imelda, meissie,  vandaag is het echt rokjesdag. Kom ik buiten is het me toch koud! Om dan weer naar binnen te gaan en een warme maillot of spijkerbroek aan te trekken, dat is ook weer zo'n gedoe. Maar eigenlijk zou ik dat moeten doen want nu, gegarandeerd: over een paar dagen loopt ik met een gigantische blaasontsteking rond. Ik weet soms echt niet meer wat ik aan moet trekken. Het is zulk raar wisselend weer de laatste dagen.'
‘Nou, ‘zeg ik, ‘dat kan je wel zeggen, ja. Kom, ik ga maar weer eens wat doe……’  verder kom ik niet want Imelda heeft nog het een en ander op haar lever.

‘Nee,’ vervolgt Imelda,’ ik zou vandaag wel eerder op de tuin zijn geweest maar ik kom net uit het ziekenhuis, want mijn moeder heeft vanmorgen vroeg haar heup gebroken. Ja, ze wilde op d’r rollatortje steunen met één hand en toen gleed dat ding weg en zij knalde op haar keukenvloertje. Ze is inmiddels geopereerd. Verdoofd met een ruggenprik. Ze hebben een metalen pin in haar heupbeen gezet. Ze is al 98, die moeder van mij.  Weet je wat ze tegen me zei toen ik haar keukentje binnenkwam, waar ze gewond op de vloer lag:
‘ik wil toch echt 100 jaar worden, meissie.’

Beter was het misschien geweest als ik mijn mond gehouden had maar ik flapte er uit dat een heupbreuk bij oude mensen vaak het begin is van een tamelijk snel aftakelingsproces. Ik heb het verschillende malen van zeer nabij meegemaakt.
‘Ja, dat hebben we ook gehoord, Mijn broer en ik maar daar gaan we voorlopig nog niet in mee. Ma gaat gewoon lekker op naar de honderd!'

‘Staat je trouwens leuk , Jee, dat baardje. Een witte baard, robuuste kop heb je zo, zeg. Waaròm laat je  je baard eigenlijk staan? Om Sinterklaas te spelen of zo? Als dat echt zo is dan spreek ik je tegen 5 december nog wel,.….haha, nee hoor, grapje!‘
Als ik haar wil antwoorden, waarom ik nu werkelijk mijn baard laat staan is ze al weer doorgefietst naar haar eigen tuintje:
‘Nou, daaaaaaaag hoor, Jeetje,  ik ga d’r weer van tussen! Ga nu die acantus van je in de grond zetten voordat hij flauwvalt. Dat zou toch jammer wezen!’
‘Sterkte met je moeder,’ roep ik Imelda nog achterna.
‘Komt goed, komt goed, doeoeoeoei!’

Wortel en tomaat (2) ofwel: Met pijn in het hart.

Niet meer dan vijf maanden duurt het. Zelden deed ik met zo veel plezier mijn werk  dan als vrijwillig medewerker bij LantarenVenster (LV). Het is geweldig werken in een omgeving met bijzondere en aardige  collegae, betere films,  films, waar ook net die leukere bioscoopbezoeker op af komt.
Maar goed, het is dus over. Het is niet anders. Er komt wel weer wat anders voorbij. De vraag naar vrijwilligerswerk is immers gigantisch.
Hoe het zover is gekomen? Ik heb er rond 7 maart 2011 wat boze mails en een  blog (‘Wortel en Tomaat)’over geschreven. Lees die nog maar eens. Daar staat alles zo’n beetje wel in. In het kort komt het op het volgende neer: de directeur LV,  Klijn Meerburg,  pakt de vrijwilliger van de ene op de andere dag, op lompe wijze, enkele lucratieve vergoedingen af zonder enige uitleg of verdere communicatie.
Klijn Meerburg, directeur LV , weet dan meteen al dat hij, aangeschoten wild zijnde, niets anders kan doen om zijn gezicht te redden, dan mij de zak geven.  Zowel mijn blog als mijn mails beoordeelt hij als ‘beneden alle peil’. Op 19 maart 2011 zal hij me dat pas gaan zeggen. Op een vrijwilligersbijeenkomst. Maar hoe gaat hij het mij vertellen?  Altijd moeilijk, zo’n slechtnieuwsboodschap, toch?
Blijkens door ‘Liki Weaks Satellite’ gemaakte spraakopnames van onrustig in hun slaap brabbelende kleine mannetjes, heeft Klijn er een paar  droom-oefensessies of oefen-droomsessies aan gewijd:
‘Meneer, ik wil de vrijwiligersovereenkomst met u beëindigen………tralalalalalala ’
‘Nee, dat zal wat steviger moeten!’
‘Meneer, ik wil niet, dat ik en als ik en u niet,  terwijl ik, ik!!!! Iiiiiik, bekende Nederlander nota bene, toch?! Wie kent mij niet in bioscoopnederland? Godverdomme! 
Meneer, gaat u hier alstublieft weg!…... ??blbfghrtyjhknvf??……. uw mails, uw blog ‘beneden alle peil’ …….sklote…….verdomme, u lijkt mij wel. 
Hahahahahah hoe laag mijn peil ook is , van mij hebben ze dat maar te slikken en te pikken, hahahahahahah........ ???bhgfdtwrfdhs??……enz. enz (onverstaanbaar gebrabbel)’
(Uit piëteitsoverwegingen wordt in dit verband niet al het gebrabbel van die kleine baas  weergegeven.)

Een nachtje later:
‘Meneer, u heeft hier niets  meer te zoeken als vrijwilliger; er uit!’
‘Nee, dat heeft wat te weinig cachet.….en…..
”Wegwezen, meneer”…….neen,  dat klinkt niet.’
                                              
De nacht daarop:
 ‘Ga weg, joh, lul! Je hebt me al zo vreselijk te kakken gezet. Met je mailtjes en je blog! Alle betaalde medewerkers en vrijwilligers hebben gniffelend jouw vuiligheid gelezen. Ik, Klijn Meerburg, directeur LV, pik dit echt niet! Fuck you.

Nog weer een nachtje later:           
 ‘Meneer, luister! Ik, Klijn Meerburg, ben hier de baas. Ik bepaal onder welke voorwaarden vrijwilligers werken. U hebt inmiddels duidelijk laten blijken, dat u mijn gezag niet accepteert.  Besluiten, voer ìk door, op het moment dat ìk het nodig acht. Communicatie over  (te nemen) besluiten: kost mij te veel tijd! Motivering van besluiten: flauwekul! Geen tijd voor; geen zin an. Ik gebruik mijn tijd liever voor het uitzoeken van  films voor mijn bioscoop.
Vervolgens laat hij een  bijzonder naargeestig, welhaast sadistisch lachje horen; een typisch ‘machtswellustig-kleine-mannetjes-lachje’ zou ik haast zeggen.

Vandaag 19 maart 2009 laat Klijn voor het eerst na bijna  3 weken van zich horen. Nu pas horen de vrijwilligers waarom hij de gunstige regelingen voor vrijwilligers introk: ze zouden te duur zijn.  Verder zuigt Klijn uit zijn duimpje, dat ze belasting-technisch niet zouden kunnen. De  max-vrijwilligersvergoeding is 1500 euro per jaar (125 euro per maand). Ik kostte LV, die eerste vijf maanden, mèt alle toen nog bestaande dure regelingen, absoluut minder dan 50 euro per maand. Het argument ‘’belastingtechnisch’ is m.b.t. vrijwilligers ‘gelul’.
Van enige compensatie voor wat hij van de vrijwilliger afpakt wil Klijn niet horen. Nu reeds,  binnen  drie maanden,  ontpopt Klijn zich als een klein dictatortje. Vooral die kleine dictatortjes zijn erg. Erg en eng. De wortel is al opgevreten! De tomaat volgt na 1 juli 2011. Hoelang kan er nog van de komkommer genoten worden? Hoelang van de  bosjes radijs?  Onder een respect- en (dus) peilloos regiem wil ik niet als vrijwilliger werken. 

Daarmee is mijn besluit op die 19e maart genomen. Met pijn in mijn hart. Ik vond het zo fijn om hier te werken, al die lieve mensen, bezoekers, collegae, mooie films ook……….en af en toe een lekker concert……..Ik stop er mee. Ik haal mijn ‘vrijwillig medewerker LV’-pas uit mijn knip. Om die na afloop van de vergadering te overhandigen aan Klijn of aan de vrijwilligerscoördinator.

Dan doet Klijn mij heel kies, 'en  public' zijn keurig uit het hoofd geleerde finale zwaktebod:
Ik stel geen prijs meer op u als vrijwillig medewerker van LantarenVenster.
Impulsief gooi ik mijn LV-pasje naar zijn kop. Klijn schrikt er van. Duikt weg. Bang voor enige beschadiging? Ik zou bijna zeggen ‘zoals de waard is vertrouwd hij zijn gasten’.
Wees niet bevreesd, Klijn, ìk ben nìèt wraakzuchtig. 


    

vrijdag 18 maart 2011

Straatmeubilair

Tijdens het spitten in de gezamenlijke tuin bij onze woning, word ik opgeschrikt door het geluid van een auto-ongeluk. Net alsof er twee auto’s op elkaar knallen. Lijkt net…..het is niet zo. Een automobilist geeft even flink gas om weg te rijden uit zijn parkeervak; vergeet de halve betonnen bol op het stukje trottoir tussen zijn parkeervak en het volgende parkeervak; schuift met het nodige lawaai over die halve bol. De voorwielen draaien beide loeihard maar volkomen hulpeloos rond,  twintig centimeter boven de stoep. Die  halve bol, een stuk straatmeubilair,  is  waarschijnlijk bedoeld om haaks parkeren tussen twee vakken te voorkomen. De platen van onderen gaan er echt aan als de automobilist hier even niet goed oplet. Deze auto heeft voorwielaandrijving en nu beide voorwielen van de grond zijn, kan de automobilist gas geven wat hij wil maar het karretje komt niet vooruit.
Ik ken de chauffeur wel, niet echt goed. Hij werkt hier als projectleider van de opknapbeurt aan ons wooncomplex. Toch al weer een paar maanden.
‘Ik heb hier nou al zeker honderd keer geparkeerd en altijd is het goed gegaan; ook het wegrijden.’’ zegt hij.

Het leuke van onze buurt is dat in een mum van tijd allerlei hulptroepen komen aanzetten.
Mijn benedenbuurman Bob en ik, bieden aan om de wagen van de halve bol af te tillen en naar achteren te rijden. Dat is helaas moeilijker dan we dachten. Buur Bob begint gelijk tegen me te foeteren over de idiotie van die betonnen bollen:
‘In totaal liggen er dertig van die objecten hier in de straat. Als je die dingen weghaalt, hebben we vijftien parkeerplekken meer.’
‘Ja, dank je de koekoek Bob’, zeg ik, ‘ik zit echt niet te wachten op nog meer auto’s in deze straat. Van mij mogen die halve bollen ook weg, als er maar leuke boompjes voor in de plaats komen.’
Waarop Bob, de man met twee auto’s voor de deur, nog wat napruttelt en maar op zoek gaat naar stenen, waarop de voorbanden misschien grip kunnen krijgen. Dan komt daar de surveillancewagen van de wijkpolitie aanrijden.

Een van de wijkagenten, zegt me met een hogelijk verbaasd gezicht, dat hij al zes jaar in deze wijk surveilleert en dit de eerste keer is dat er hier iets loos is. Dat is dan ook wel gelijk flink raak!
Ik vertel de agent, dat er hier echt wel het een en ander gebeurt. Blijkbaar altijd buiten zijn dienst. Drie maanden geleden treiterde een groepje kutjochies de eigenaar van de woonboot hier aan de kade. Ze liepen over het dak van de boot, gooiden steentjes tegen de ruiten en de pas geverfde houten wanden. De eigenaar, een grote appelronde man, had ze al een paar keer gewaarschuwd. Ze gingen natuurlijk gewoon door. Naarmate de Bolle zich bozer maakte, zakte zijn kingsize jeans steeds iets verder over zijn bilnaad, tot grote hilariteit van de klootzakkies. Hij oogt machteloos en uitermate onzeker. Hoe bozer de bolle eigenaar werd hoe groter de  lol!   Achter de pleurisapies zie ik hem staan. De man met de grote glimmende kale knar, geheel in het leer. Met een  vleesmes in de aanslag. Naar het laatste knulletje dat een steen gooit richting woonboot, haalt hij uit met zijn mes. Een flinke jaap in de arm van het ventje. Die gassies stuiven alle kanten op, behalve de waterkant. 
De zaak loopt nog steeds. Er komt nog zó vaak politie bij die Bolle.  Die kale hebben ze trouwens nooit kunnen pakken.......hij zal nou onderhand best weer flink wat haar kunnen hebben toch? Misschien zelfs wel een baard?!
Destijds is de Bolle, naar eigen zeggen, tevergeefs een uur bezig geweest met 1-1-2 te bellen. Tsja, je kan als politie ook niet altijd overal boven opzitten, natuurlijk. 
De wijkagent kan dat beamen. Hij hoort dit verhaal voor het eerst.

O ja, er staat ook nog een auto boven op die halve bol: de voorbanden hebben grip nodig om te kunnen rijden. Dus 't voorkantje even opkrikken; met de krik van bovenbuurman Hans. Een paar stenen er onder de banden. Hellinkje maken. Kar naar achter duwen. Hans, Bob, de twee agenten, de projectleider en ik en o,la,la, toch nog bijna vergeten: Mohammed, de excuus-Marokkaan in deze blog, woont in  het begin van de straat bij de brug, blote benen onder een lange witte jurk, zwart jasje, zwart petje, sandalen, een vlassig, doorzichtig zwart baardje duwt ook enthousiast mee.
Project geslaagd. Helpers voldaan. De projectleider rijdt nu voorzichtig weg, toetert vrolijk drie keer en groet ons, nog dankbaar lachend.

donderdag 17 maart 2011

Ongerief

Alle leed op de wereld stelt natuurlijk he-le-maal niks voor in vergelijking met het leed, dat de natuur alles wat groeit en bloeit in Japan en omstreken aandeed. Uit eigen ervaring weet ik echter ook en wie weet dat eigenlijk niet, dat er geen groter leed is dan eigen leed.
Borrelen,  knorren, boeren en  scheten laten. Dat is waar mijn lichaam sinds donderdagochtend, pakweg tien uur, constant mee bezig is. Natuurlijk wil je dat niet weten! Dus gewoon niet verder lezen zou ik zeggen. Want het wordt nog veel goorder!
Wat zou er met mijn lijf aan de hand kunnen zijn?
Normaal gesproken is borrelen, knorren, boeren en scheten laten niet iets waar ik me zo ongerust over maak. Nu wel dus, omdat ik, naast die genoemde verschijnselen,  twee ‘aparte’ momenten ervaar op die donderdag.

Het eerste zo rond het middaguur, na het douchen: ik voel me gelijk na het dichtdraaien van de douchekranen duizelig. (Neen, ik heb geen slokje shampoo genomen en ik heb me ook niet al te staan aftrekken!)  Van  een beetje gezonde duizeligheid  heb ik wel eens meer last maar nu is het zodanig, dat ik, zo voel ik het letterlijk, regelrecht naar mijn bed gestuurd wordt door mijn automatische piloot.
Als ik vijf minuten op mijn bed lig, rolt er een duizelingwekkende en misselijkmakende golf (ik noem het een tsuna-mietje) vanaf mijn schedel naar mijn voeten. Ter hoogte van mijn buikstreek voel ik even een lichte kramp. Als ik na een kwartier de misselijkheid en duizeligheid niet meer voel, ga ik mijn bed uit, voel ogenblikkelijk een knallende koppijn en bij de tweede stap die ik zet,  verlies ik bijna mijn evenwicht. Dan is het nog maar pas een uur in de middag, die donderdag.
Bij het tweede aparte moment speelt wederom die automatische piloot een rol. Het is negen uur in de avond. Nog steeds knallende koppijn. Of ik nu wil of niet: ik word letterlijk naar bed gestuurd. Normaal ga ik  ’s nachts tegen tweeën naar bed.  Ik val nu, om 9 uur dus, als een blok in slaap. Om één uur in de nacht van donderdag op vrijdag ben ik weer klaarwakker. Zo wakker, dat ik nu deze blog schrijf; het is exact vrijdag 18 maart 02.28 uur, met koppijn, geborrel, geknor enzovoorts dat nog wel. Nieuw is het gevoel dat mijn maag bezig is mijn voedsel langzaamaan  de verkeerde kant op te pompen. Ik heb nog niet echt kotsneigingen. Wel het gevoel alsof ik ‘het zuur’ ga krijgen.      
Al dit ongerief kwelt me vanaf donderdagochtend na tienen. Dus alles dat ik die dag voor tienen gegeten, gedronken, geroken of ingeademd heb, zou een rol kunnen spelen.
Carola, mijn geliefde echtgenote, heeft nergens last van, dus de gezamenlijke maaltijden  kan ik gevoeglijk uitsluiten als mogelijk oorzaak.

Twee mogelijke veroorzakers van mijn huidige ongesteldheid heb ik in beeld.
De eerste mogelijke veroorzaker is een appel. Een Elstar. Gekocht bij Albert Heyn. In een anderhalve kilo verpakking. Het eerste appeltje, dat ik daarvan eet, op woensdagavond, heeft een enigszins beschimmeld smaakje. Desalniettemin (stom, stom, stom) eet ik dat appeltje, zoals ik altijd doe, in haar geheel op. Van een appel gooi ik uitsluitend het steeltje weg!
De tweede mogelijke veroorzaker van mijn ongerief, is niet zo gemakkelijk te traceren. Op verzoek van mijn lieve buurvrouw Lianne, spit ik woensdag een deel van onze gezamenlijke tuin om. Op een deel van dat om te spitten stuk grond ligt over circa twee vierkante meter een blauwe smurrie-laag. Die ligt er al zeker twee maanden. Het zou verf kunnen zijn; een blik dat daar leeg gegoten is. Het kan ook een flinke hoeveelheid afgeschuurde verf zijn. Ik vraag me wel af welke idioot zoiets überhaupt tussen de hortensia’s plettert. Het zou natuurlijk ook nog iets kunnen zijn wat ik helemaal niet ken. Een van de wat simpelere buren dacht: smurfenbloed.
Hoe dan ook: ik doe, met werkhandschoenen, de taaie, kleverige, blauwe troep in plastic zakken. Het spul doet pijn aan mijn ogen en scheidt een scherpe geur (ammoniak?) af. Twee plastic boodschappentasjes schep ik vol met die troep. Bewijzen kan ik het niet maar volgens mij ben ik dáár ziek van geweest (vergiftigd?).

 ’Geweest’, ja, want nu, om 03.23 op vrijdagnacht  18 maart voel ik me weer een stuk beter. Onder het schrijven van dit stukje, (en dat wil je vast allemaal niet weten) moest ik een paar flinke scheten laten. De laatste was een natte. Ik als een speer naar de wc: het spóót er uit! Toilet schoonmaken. Mijn kont schoonmaken. Afdrogen. Schone pyjamabroek aan. Bekleding van de bureaustoel schoonmaken. Nòg een keer rennen naar de plee….nu gelukkig wel op tijd. Gelukkig is niet alles er van boven uit is gekomen. Dat kotsen sloopt me. Kost me zo waanzinnig veel energie. Ik ben er echt blij mee dat alles er van onderen uitgekomen is. Mijn koppijn is  zo goed als weg. Net als de misselijkheid en duizeligheid. Mijn evenwicht is ook weer in orde, merkte ik bij het naar de wc rennen.
Ga nu nog even proberen een paar uurtjes te slapen.