vrijdag 11 maart 2011

Tsjanumi

Mijn opa en oma van vaderskant, verhuisden tussen 1920 en 1930 naar Nederlands Indië. Opa was militair bij de KNIL, een soort dependance van het Nederlandse leger in Nederlands Indië. Mijn opa en oma leefden daar bijna twintig jaar lang en gelukkig. In die periode worden hun vijf kinderen geboren; twee meisjes en drie jongens Mijn vader is de jongste van het stel. Hij is 9 jaar als de tweede wereldoorlog ook Nederlands Indië bereikt.

Vanaf 1940  terroriseerden Duitsland, Italië en Japan met hun machtswellust en vernietigingsdrang grote delen van Europa en Azië. Japan verovert Nederlands Indië. Het eerste wat de  Jappen doen, is de Nederlanders in concentratiekampen opsluiten. Gezinnen werden uit elkaar gerukt. Jonge kinderen tot 10 jaar mogen bij moeder blijven in het vrouwenkamp. Jongen mannen mogen met vader mee naar het mannenkamp.

In het Jappenkamp wordt mijn oma door drie Jappen opgehaald. Ze moet met hen meekomen. Oma wil niet, stribbelt tegen. Ander vrouwen bemoeien zich er mee, zonder succes. Zij worden eenvoudig tegen de grond gewerkt. Mijn oma gilt en probeert los te komen. Dan rent mijn vader, de dan 10 jarige Huub,  achter die Jappen aan en schopt en stompt ze zo hart als hij kan. De Jappen lachen en duwen hem eenvoudig van zich af.  Ze trekken oma mee het officiersverblijf in. Hij hoort zijn moeder hard angstig gillen en de Jappen schreeuwen en lachen……….echt, daar zijn ze hard in die Jappen, keihard.  
Dan wordt het stil. Eerst komt oma naar buiten wankelen; ze is woedend en ze huilt….heel hard…..dan komen die Jappen naar buiten. Ze zoeken Huub; nemen in de houdgreep. Een Jap  heeft een stevig touw. De ene kant van het touw binden ze om zijn rechterpols en het andere eind om een boomtak. Zo laten ze hem een dag bungelen. 
Tsja……., daar zijn ze toch wel heel hard in die Jappen.
Tot aan zijn dood heeft Huub, mijn vader, daar last van gehad. Honderden malen raakte die ‘arm uit de kom’ bij de minste of geringste belasting. In feite heeft hij die arm, zijn ‘goeie rechterarm’ nauwelijks meer kunnen gebruiken na zijn tiende jaar.  Tsja………..ach.

De Jappen bedenken een dodelijk projekt voor de mannen: de Birma Spoorlijn. In de kokendhete zon, een vele kilometers lange spoorlijn aanleggen.  Vele honderden werkers aan die spoorlijn graven daar letterlijk hun eigen graf: ze sterven door uitdroging, uitputting, ondervoeding.
Vele Birma-werkers  sterven door lichtvaardig afgeschoten Japanse kogels. Cor, een broer van mijn vader vindt zo zijn eind. Ik heb hem nooit gekend. Ik ben van 1946; heb een paar fotootjes van hem  gezien en toch……………. ‘Ome Cor’ ………klinkt zo vertrouwd …………. ……..er is ook zó veel over hem gepraat in de familie.
Ome Cor, zo horen we via via ………….moet tijdens het werk ineens hoognodig poepen…………….... zonder te vragen rent hij weg …………….…..…en………… het is gelijk afgelopen met Cor…………….een kogel is genoeg……....tsja daar is de Jap hard in!

Zoals alle machthebbers houden ook de Jappen niet van mensen, die tegen hun gezag in opstand komen. Moedige mannen die protesteren tegen de onmenselijkheid van het Jappen-regiem. De straf die de Jappen geven  aan deze moedige kerels, moet anderen definitief afschrikken. De opstandige wordt vastgebonden op jonge bamboespruiten. In het warme en vochtige klimaat in Nederlands Indië groeien deze jonge bamboespruiten razendsnel. Binnen enkele dagen, doorboren de bamboespruiten het lichaam van de dappere kerel. Erg lang zal hij dan niet meer te leven hebben. Afgrijselijke  afschrikwekkende straffen bedenken dat kunnen ze wel.
Tsja…….daar is de Jap gewoon loeihard in!

Dit is nog maar een fractie van wat bij opkomt vandaag; net op een dag dat de Jap zelf zo hard getroffen is door de tsjanumi…..……tsja, daar is de natuur heel hard in......... in onrechtvaardig zijn, Jap! De natuur kan niet anders.
M'n vader zou zeggen:
'God straft toch blijkbaar niet altijd onmiddellijk!'

1 opmerking: