zaterdag 15 januari 2011

Vrij reizen

Het boek boeit me vandaag niet zo; meditatieve stukjes van Osho, ook wel Bahgwan Shree Rajneesh genoemd. Het is eigenlijk ook wat te rumoerig in deze trein om de diepere betekenis van zijn woorden tot me door te kunnen laten dringen. Naast me, gescheiden door het tussenpad, zit een luidruchtig kwartet, vast familie van elkaar. De oudsten, tegen de zestig, naar mijn schatting  en tegelijk de meest luidruchtigen van het stel hebben er de grootste lol in om de jongste de stuipen op het lijf te jagen.  Naast hem zit een veertiger, die in feite niets anders doet dan af en toe een langgerekt gegiechel ten gehore te brengen, ten teken dat hij de grappigheid van zijn oudere broer en zus waardeert. We rijden Dordrecht uit.

Naar buiten kijken kan op zich wel maar het zicht is bijzonder beperkt met dit pleurisweer: diagonaal trekken  regensporen over de nog bemodderde ruit. Ik pak een banaantje uit mijn tas. Ik heb er drie bij me. Drie kinderbanaantjes. Een volwassenenbanaan vind ik al gauw iets te veel van het goede om in een keer naar binnen te drukken. Het voelt bij mij dan net alsof de volwassenenbanaan eerst nog een flinke tijd in mijn slokdarm op zijn beurt moet wachten voordat ie mijn maag in mag. Een kinderbanaan daarentegen glipt moeiteloos overal doorheen en is bovendien nog eens heel goed binnen te houden ook!

In Rotterdam komt er een sprietig, roodharig meisje naast me zitten. Volop sproeten in haar gezicht. In haar smalle grote, iets flapperende oren, witte oordopjes van haar mp3-speler. Lange dunne witte benen. Geel-groen bloemetjesjurkje met korte mouwen. Lange, dunne, witte armen. Ik schat dat ze 14 is.  Ze komt me bekend voor. Alleen geen idee waarvan.

Die veertiger, die schuin tegenover me,  zit zich weer te bescheuren van het lachen. Geen idee waarom……hoewel…..die mongool, die naast hem zit, ja het is een echte mongool van Down,  zit met een bangelijk gezicht ‘neen’ te schudden.
‘Ja, hoor,’ giert die grote vent weer van het lachen en met duivels plezier jaagt hij zijn verstandelijk gehandicapte broer de stuipen op het lijf:
‘Jij blijft daar lekker ècht een tijdje logeren Timo en dan komen Harco en Jola je over een paar weekjes weer ophalen.’ De angst slaat uit de kleine soepoogjes van de gehandicapte jongen:
‘Nee, nee, mannie.’ murmelt hij onverstaanbaar. Dan maakt hij in de richting van zijn grote broer  met zijn opgestoken dikke korte wijsvingertje de ‘dat mag niet’- beweging.
De simpele knul kalmeert nu zichtbaar'Hij geniet van het kinderbanaantje, dat ik hem net gaf. 
Ik neem er ook nog een. Het is tevens mijn laatste. Mij doet zo’n banaantje ook goed; lekker licht verteerbaar en naar ik me heb laten vertellen, goed tegen de diarree. Maar daar heb ik gelukkig vandaag geen last van.

Vandaag reis ik goedkoop: een hele dag vrij reizen voor één euro; een voordeeltje voor zestig plussers met een voordeeluren abonnement.  Ik ga voor dat eurootje naar het stripmuseum in Groningen en natuurlijk ook weer terug naar Dordt.

Het tienermeisje zit aanvankelijk een beetje naar buiten te kijken. Als ze beseft dat daar weinig te zien is pakt ze een strip: Kuifje op de Maan. Aan de vouwen en de kreukels op de kaft te zien is dat boek minstens honderd keer gelezen. Ik heb die strip zelf ook ooit eens gehad. Tien, elf jaar was ik, toen ik het van mijn opa voor mijn verjaardag kreeg. Ik kan het niet laten om even met het meisje te praten over het boekje. Het koste even wat moeite om haar uit haar strip-mp3 sfeer te halen.
‘Ik heb dit boekie nog niet zo vaak gelezen.’ zegt ze. ‘Ik heb hem nog maar net, mijn vader zag hem bij Slegte liggen; hij vindt Kuifje wel grappige strips......Ik ook wel....maar…..dus……’’.
‘Mag ik de strip even beethouden?' vraag ik haar.
‘Tuurlijk,’ zegt ze.’hiero.’
‘Achtenveertig jaar geleden,’ zeg ik haar, ‘kreeg ik Raket naar de Maan, zoals ik al zei, voor mijn verjaardag van mijn opa. Ik heb het wel dertig keer gelezen. Toen ik twintig werd heb ik een stapel strips weggegeven aan een jongere neef. En nu…..heb ik precies het zelfde stripje weer in handen. Dit is het boekje dat ik ooit eens van mijn opa kreeg, Moet je zien op de binnenkant van de kaft, dat heb ik destijds geschreven: mijn naam en de datum van mijn elfde verjaardag: ‘Jee van Wijk, 30 juni 1962. Van Opa gehad. Nou, als dat geen toeval is?!

Geen opmerkingen:

Een reactie posten