zaterdag 18 september 2010

Buur Karel (2) de Fluimen

Het komt een paar keer per jaar voor dat Karel blut is, wat betekent dat hij geen bier meer kan kopen, hetgeen een regelrechte ramp voor hem is. Zwaar hijgend loopt hij dan de trap op, klopt bij me aan, stopt zijn ogen zo hoog mogelijk achter de oogleden en vraagt met een diepe basstem:
‘Hebbie een joet voor me te leen, Jee? Krijgie zaterdag weer vamme terug.’
Ik geef hem het geld; hij betaalt me altijd keurig terug.
Voor een joet heeft hij twee kratjes bier. Hij zet zijn kratjes op het overloopje. Zo is voor ons als buren, zijn zuipgedrag goed te volgen. Karel giet de flesjes pils in hoog tempo achter in de keel…..elke dag ligt het tempo weer wat hoger. Zes, acht, tien halve liters …….op één dag……ik zou niet meer op mijn poten kunnen staan. Aan Karel merk je niet dat hij dronken is………komt waarschijnlijk omdat hij veel zit en nooit zo veel zegt………… zwalken als een dronkenlap heb ik hem nooit zien doen en……..op dronkenmanspraat heb ik hem ook nooit kunnen betrappen. Hij leeft in een roes….die roes heet dronkenschap….in die roes kan hij het leven aan……….daarbuiten meestal niet.

Op de knalgele trap van ons huis zie ik met enige regelmaat kloddertjes verschijnen, het lijken wel slijmerige spuugjes. Zeker weet ik het niet. Ik ruim het een keer op, met de mop en een emmer sop. Elke dag komen er weer van die nieuwe klodders bij. Ik ga er van uit dat vrouwen zoiets als dit niet doen. Van mezelf weet ik dat ik zoiets nóóit zal doen. Dus vraag ik het alle drie de mannen op de trap. Jan en Rob voelen zich alleen al zwaar beledigd omdat ik ze dat vraag! Karel reageert niet zo heftig. Hij kijkt me een beetje lodderig aan en zegt:
‘Ik zou het echt niet weten, Jee. Zou kunnen.’
’s Avonds tegen twaalf uur, we liggen al op bed, komt Karel naar boven hijgen. Zijn slaapkamer is op de derde verdieping naast de onze. Onze bedden staan in feite pal naast elkaar, alleen van elkaar gescheiden door een flinterdun hardboardwandje. Karels scheten zijn hoorbaar en soms ruikbaar op ons slaapkamertje.......maar dit terzijde
Halverwege de trap krijgt Karel een hoestbui, hij blijft er zowat in, hij hoest slijm op en flatsjt het eruit op de trap en splasjt nog wat op de trap. Ik ga dan mijn bed uit en ik zeg:
‘Karel, je spuugt op de trap, dat moet je niet doen, man, dat vind ik zo hartstikke goor…….neem dan verdomme een zakdoek mee en spuug je fluim daar in.’
Geen reactie.………binnensmonds gemompel………Karel kijkt wazig en loopt de trap verder op, naar zijn slaapkamer. Alsof hij stoned is. Hij moet zijn slijm misschien gewoon gelijk kwijt..............bedenk ik me……………ik weet het niet……………misschien werkt hij het wel onbewust naar buiten. Het is wel goor.

Kort voor Kerst 1974, het vriest licht, als we midden in de nacht wakker worden van geschreeuw. Vanuit onze slaapkamer, drie hoog, zie ik op het trottoir iemand
paniekerig, driftig staan zwaaien en schreeuwen; ik doe het zolderraampje open; jezus, wat is het koud!
‘ Brand op de eerste, kom naar buiten vlug! Brand op de eerste, kom naar buiten vlug!’

WORDT VERVOLGD

Geen opmerkingen:

Een reactie posten