zondag 19 september 2010

Buur Karel (3) de Brand

Het is kort voor Kerst 1974, het vriest licht, als we midden in de nacht wakker worden van geschreeuw. Vanaf drie hoog zien we op het trottoir iemand
paniekerig, driftig staan zwaaien en schreeuwen; ik doe het zolderraampje open; jezus wat is het koud!
‘ Brand op de eerste, kom naar buiten vlug! Brand op de eerste, kom naar buiten vlug!’ wordt er geroepen.
Mijn vrouw is al op weg naar onze woning op de tweede verdieping om de poes te redden. Ik vlieg mijn bed uit, bons een paar keer hard op de slaapkamerdeuren van de anderen en ren de trap af naar de eerste, naar Karels huis ……….… dat blijkt gevuld met een dikke grijze rookwolk, die slaat op mijn keel……………krijg nauwelijks nog adem……….instinctmatig gooi ik alle ramen open……………. Karel, inmiddels ook gewekt, is achter me aan de trap afgezakt……………..het eerste dat hij doet is de ramen weer dichtgooien:
‘Dat moet je nooit doen, Jee……….. met die openstaande ramen wordt de vuurzee alleen maar groter, meer zuurstof doet meer fikken,’ bromt hij tegen mij…….hij pakt een emmertje uit de keuken en gooit dat leeg over zijn fikkende televisie. De vlammen doven vrijwel meteen maar rookontwikkeling wordt nog verstikkender. Karel, gaat met zijn spierwitte lijf de straat op, de kou in….hij heeft alleen zijn uitgelubberde onderbroek aan. Voor het eerst krijgen enkele omwonenden de gigantische blote omvang van Karels bierbuik te zien.
Het is drie graden onder nul. In mijn pyjama en op blote voeten, ren ik als een gek naar de telefooncel op de hoek van de Zaagmolendrift en het Zwaanshals (150 meter rennen) om de brandweer te bellen. Als ik de hoorn neerleg hoor ik de sirene van de brandweerwagens al loeien. De kazerne is letterlijk bij ons om de hoek.
Jammer wel voor Karels onderbroeken, die zaten in het sopje dat Karel om het vuur te blussen over zijn tv mieterde. Karel zegt me, vrij emotieloos, zijn ogen weer hoog opgetrokken achter die oogleden, dat hij vanavond het kaarsje op de tv heeft laten branden toen hij naar bed ging. De brandweer is inmiddels bezig met nablussen. Alle zeven bewoners van het pand staan in hun nachtkleding te bibberen van de kou op het Zwaanshals; ze wachten op een seintje van de brandweer dat het ‘brand meester’ is. Dan kunnen ze weer naar binnen en misschien nog wat slapen. De twee poezen die uit voorzorg zijn meegenomen begrijpen er helemaal niets van en willen zo snel mogelijk hun huis in. Veel materiĆ«le schade kan er niet zijn. Alles stinkt alleen vreselijk naar de rook, dat wel.

Als die brand doorzet en wij horen de buurman niet schreeuwen, dan kunnen we het wel schudden. Aan die buurman, hebben we ons leven te danken. De man woont naast ons; hij zit die nacht voor het raam, hij kan niet slapen, kijkt zo maar ongericht het Zwaanshals op. Plotseling wordt zijn aandacht getrokken door vlammetjes, in de ruiten van de overburen. Vlammetjes die steeds wat groter worden. Als die buurman buiten gaat kijken ziet hij dat de vlammen in de ruiten van de overburen, een weerkaatsing zijn van het werkelijke brandje in de woning er tegenover……….de brandende televisie in de woning van Karel Boerkens. Wat een toeval……..de man aarzelt geen moment en is gaan schreeuwen en zwaaien en ….met succes.

(wordt vervolgd)

Geen opmerkingen:

Een reactie posten