dinsdag 12 oktober 2010

Sita (4)

Wat zie ik tot mijn afgrijzen als ik binnenkom: die geniepige rooie kat zit uit mijn etensbak te vreten…….is ze helemaal belatafeld!…………dat soort dingen maakt me nou razend, weet je, …….ik jank, blaf en spurt naar mijn vreten……….……….schrok alles achtermekaar naar binnen en ik weet niet eens of het eten nu wel of niet lekker was. Allemaal door die rooie rotkat.

Slaap hier wel goed.....….op een comfortabele driezitter…..heerlijk voor mijn rug…..heeft nog wel een muffe kattenlucht…….maar dat zal niet zo lang meer duren. Helemaal niet meer gezien die rooie, sinds ze aan me vreten zzat......en dat is haar geraden ook, want ik weet niet of ik me kan beheersen als ik haar te pakken krijg.
Lig in de vroege ochtend nog wat te dommelen, als ik opeens een schuiverd krijg, van mijn nieuwe, lieve, aardige baasje nog wel. Vind me zelf terug op het hoogpolig tapijt. Die baas van me staat daar toch een portie opgewonden te wezen in zijn streepjespyjama….......wat ik er van snap is dat ik nooit meer op die bank mag gaan liggen pitten.
‘Allemaal haren…..krabt het leer kapot.....……sterke hondenstank…..’ dat is zo wat ik van hem opvang in zijn drukdoenerij. ‘Dat begint al weer lekker, de vriendelijkheid is al weer geweest, zo lijkt het.’ Hij kijkt heel streng en wijst naar het halletje waar mijn mand staat; daar moet ik liggen.....……in dat tochtige halletje, vlakbij de etensbakken van mij en die nare poes. Mijn baasje knalt de deur van de huiskamer dicht. De huiskamer is verboden gebied vanaf nu.
Ik doe zelf een tijdje net alsof ik lig te slapen in die mand, kan ik goed. Baasje gaat naar de wc, baasje gaat naar de douche….ik geef geen sjoege…..hij pakt mijn riem..........normaal spring, blaf, hijg ik en ren een vrolijk-hysterisch heen en weer, als ik uitgelaten ga worden………maar nu effe niet……..nu doe ik gewoon even cool.......kom nou.
‘Hé, Sita, kom op we gaan een eindje lopen.’ Hij slaat me, zachtjes, vriendschappelijk, met mijn riem op mijn rug. Die riem hoef ik pas beneden om, op straat.
Ik ren de vier trappen af, ik zou niet weten hoe ik anders beneden zou moeten komen en ik kan ook niet anders dan wachten tot baasje de deur open doet. Veel verkeer hier altijd. Eenmaal buiten zet ik het gelijk op een snuffelen en doe veel kleine plasjes. Als ik al zowat een halve kilometer weg ben, roept Jee me terug…….ik moet aan de riem…….de angsthaas. Voor mij hoeft hij niet bang te zijn, hoor, mij overkomt niks; ik heb een goede beschermengel.
Baasje moet er maar aan wennen, dat ik hou van doorstappen......….en als ik erg moet poepen of piesen of ik ruik een loops vrouwtje, dan ben ik toch niet te houden……zeker niet door Jee, niet bepaald het type krachtpatser.
‘Rustig, Sita!’, zegt baasje bij herhaling en hij trekt dan soms keihard aan de riem. Zou hij niet weten dat hij me telkens zowat wurgt, dat lieve nieuwe baasje van me. Ik geloof dat ik me lelijk vergist heb in die man. Maar okee, ik doe even rustig, houd me in…..totdat ik een heerlijk geurende loopse dame ruik, ze loopt aan de overkant en zie er niet te weinig lekker uit: glad, strak, slank, grote, dikke, natte lippen, helemaal mijn maat en type. Ik maak een ruk naar links en sprint naar de overkant. Op het zelfde moment hoor ik een rauwe kreet achter me…..mijn baasje ligt languit in het Zwaanshals. Fietsers en automobilisten kunnen hem ter nauwer nood ontwijken. Een fietser is zo vriendelijk om hem weer op de been te helpen. Daar staat hij dan met kapotte broek en bloedende knieën. Ik zie hem staan vanuit mijn positie aan de overkant waar ik veilig ben aangeland en inmiddels, met mijn riem nog om mijn nek, vrolijk een wip maak met een héél gretige loopse boxer.

(wordt vervolgd)

Geen opmerkingen:

Een reactie posten