In het begin van de vijftiger jaren ben ik de oudste zoon van een arm gezin. Andere gezinsleden zijn: mijn vader (19 jaar ouder dan ik), de man is zelden of nooit thuis, mijn moeder (20 jaar toen ze van mij beviel), een broer (363 dagen jonger dan ik) en Tonia een zus (wij schelen 2 jaar). Die broer, Tinus heet hij, heb ik als kind nooit gekend; hij is mijn broer maar hij is nooit echt een broertje voor me geweest, zo’n broertje waar je mee dolt, lol maakt, streken uithaalt, speelt, ruzie maakt, vecht, op stap gaat en die je af en toe eens om raad vraagt. Daar kan hij overigens niks aan doen.
Tinus heeft maar heel kort bij ons gewoond. Hij is zwaar geestelijk gehandicapt….. anderhalf jaar oud als hij wordt opgenomen in een door katholieke nonnetjes gedreven zwakzinnigengesticht in Schinnen (Noord-Limburg). Ik ben dus tweeëneenhalf jaar, op het moment dat Tinus bij ons weggehaald wordt. Geen enkele herinnering heb ik aan Tinus, als broertje…..….ik heb toch anderhalf jaar lang samen met hem in een verrot klein huis gewoond. Dat moet toch indruk gemaakt hebben…..een broertje, dat zo moeilijk is, dat hij niet meer thuis mag blijven wonen. Misschien heb ik het wel verdrongen. Ik heb gehoord dat hij erg sterk is. Hij duwt ma van haar trapje als ze ramen zeemt; ze breekt een been. Als de deftige dokter op huisbezoek komt weet Tinus diens hoed te bemachtigen en verscheurt het hoofddeksel zonder enige moeite en pletst de hoedrepen in het bord brinta op het tafeltje van de kinderstoel. Dokters reactie heb ik niet vernomen. Het is een grappige sketch, die zich net zo goed afgespeeld had kunnen hebben tussen een dokter met hoed en een normaal begaafd kind. Maar het is de serie gebeurtenissen die het vermoeden doet rijzen dat Tinus wel een heel bijzonder kind is.
We zitten te eten, broodmaaltijd, kopje thee erbij. Tinus kruipt rond in de woonkamer. Is niet te houden aan de eettafel in zijn kinderstoel; hij schudt zo met zijn lijf dat de kinderstoel steeds bijna omkiepert; ma is daar zo bang voor, dat ze hem maar op de grond zet. Maar het gevolg hiervan is zo mogelijk nog desastreuzer: Tinus gaat aan het tafelkleed hangen en trekt dat in één vloeiende beweging van tafel. De kokendhete thee over zijn lijfje. Lelijke brandwonden hoorde ik van ma. Ik schijn me ook gebrand te hebben aan de thee maar ik weet nergens meer van. Dit soort kloterige ongelukjes gebeurt gewoon te vaak nu Tinus wat mobieler is.
Tinus is bovennormaal krachtig voor zijn leeftijd en vernielt met het grootste gemak dingen die andere baby’s en peuters gewoon spontaan heel laten, zoals spuuglapjes, trappelzakjes, kussentjes, het kleed in de box, pieppoppetjes etc…
De maat was al geruime tijd overvol als de dokter tegen mijn moeder zegt dat Tinus niet thuis kan blijven wonen. Het wordt zoals al eerder genoemd Zuid Limburg want in Rotterdam of omgeving is in het begin van de vijftiger jaren geen Rooms-Katholieke instelling gevestigd waar geestelijk gehandicapte kinderen opgenomen kunnen worden. Vandaar dat hij in januari 1953 driehonderd kilometer verderop verhuist ……naar een klooster annex gesticht, waar in het wit geklede nonnen wonen en werken.
'Ze zijn wel lief voor hem, daar,' heb ik haar vaak horen zeggen.
Wat een hartverscheurend pijnlijke dagen, weken, maanden moeten dat geweest zijn voor mijn moeder; misschien, hoogstwaarschijnlijk is die pijn nóóit over gegaan…….je kind, je een na oudste zoon, anderhalf jaar oud, zo uit handen moeten geven………..
Hoe het precies gegaan is weet ik niet…..is Tinus toen opgehaald is door een soort ambulance of hij is weggebracht en door wie dan?
Zou er in die jaren in onze armoedzaaiersfamilie iemand met een auto geweest zijn? Dacht het niet.
Zijn ze dan misschien met de trein gegaan? Nee….. dat is haast onmogelijk. Met zo’n extreem druk kind in de trein……
Ma zal wel met Tinus mee zijn gegaan in een soort ‘blauwe wagen’, de ‘gekkenambulance’ …………en met de trein terug…..oh, nee, wacht, dan zal er nóg wel iemand mee zijn gegaan in die blauwe wagen………. haar vader dan, denk ik, opa, ja……Tinus, ma en opa, want ma zal wel heel verdrietig zijn, op de terugweg in de trein, als ze Tinus daar heeft achtergelaten …. kan ze een beetje bij opa uithuilen…….. ja zo zal het wel gegaan zijn, denk ik.
Vaak hoor ik mijn moeder zeggen:
'Ze zijn daar toch zó lief voor Tinus, die nonnentjes;ze zorgen goed voor hem; hij is daar in goede handen.' Ze zegt het met een glimlach en omfloerste ogen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten